Samenvatting | De van echt scheidende DGA en diens ex-partner hebben te maken met de afstortingsjurisprudentie, zoals door de Hoge Raad in 2007 principieel geformuleerd. De introductie van de afstortingsverplichting heeft ook allerlei daarmee samenhangende vragen expliciet gemaakt, zoals de gevolgen van de “echte waardering van de pensioenverplichtingen” voor de waardering van de BV aandelen in het kader van de verdeling of verrekening daarvan. Verder kennen de pensioenvraagstukken gevolgen voor de alimentatie alsmede wat er redelijkerwijs aan de onderneming aan middelen kan worden onttrokken. In deze bijdrage komt de jurisprudentie aan bod van het afgelopen jaar (2014-heden), waarbij vanzelfsprekend een selectie is gemaakt van de meest in het oog springende casuïstiek. Verder is ook interessante jurisprudentie opgenomen inzake enkele andere “toekomstvoorzieningen”, zoals betreffende de lijfrenteverzekering en een levenslooptegoed. De behandelde uitspraken zijn voorzien van een FJR-vindplaats (bijv. FJR 2015/30.3), waardoor online de uitspraak ook beschikbaar komt. |