Samenvatting | In een recente uitspraak van de Hoge Raad over het Nederlandse rookverbod in kleine cafés (ECLI:NL:HR:2014:2928) is een van de juridische
vragen of art. 8 lid 2 WHO
Framework Convention on Tobacco Control rechtstreeks
werking bezit. In dit redactionele commentaar bespreekt Jans de duidelijke stellingname van de Hoge Raad in dit arrest.
De Hoge Raad harmoniseert om te beginnen de toetssteen uit de
Grondwet, met die uit het EU-recht. En voorkomt dat bij
het beoordelen van de inroepbaarheid van internationaal recht en EU-recht verschillende maatstaven worden gehanteerd. Bovendien geeft de Hoge Raad de kern weer van waarin een rechtstreeks werkende
bepaling zich onderscheidt van een niet-rechtstreeks
werkende bepaling: het gehanteerde criterium is namelijk of de norm in staat is om, gelét op de
context waarin zij wordt ingeroepen, als objectief recht
te functioneren? Een norm is met andere woorden alleen dán rechtstreeks toepasbaar - en heeft alleen dán directe werking - wanneer de rechter er iets mee kan teneinde een vóórliggend geschil te beslechten. Of een bepaling `rechtstreekse werking´ wordt daarmee dus een dynamische en relatieve eigenschap, in plaats van een statische en absolute. |