Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem, 17-06-2008, 104.003.391 |
Citeertitel | «JIN» 2009/156 |
Samenvatting | Kennelijk onredelijk ontslag. Opzegtermijn. Kantonrechtersformule. |
Samenvatting (Bron) | Het hof is van oordeel dat het, gezien de gemotiveerde stellingen van [appellant], op de weg van [geïntimeerde] had gelegen gemotiveerd verweer te voeren. Dat heeft zij nagelaten. Bovendien heeft [appellant] tijdens het pleidooi onweersproken gesteld dat het omzetverlies door de verbreking van de relatie met voornoemde importeur in de jaren daarna nagenoeg is gecompenseerd, hetgeen ook volgt uit de stellingen van [geïntimeerde] op pagina 11 van de conclusie van repliek. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] [appellant] (meermalen uitdrukkelijk) heeft aangesproken op het verlies aan omzet en wat van [appellant] in dat kader werd verwacht. Bovendien heeft [appellant] gesteld dat onder zijn leiding [geïntimeerde], zoals opgedragen, 5% winst voor belastingen heeft behaald, hetgeen door [geïntimeerde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist. Het hof is daarom van oordeel dat [geïntimeerde] de grond genoemd in 4.5 onder 1 niet (zonder meer) aan het ontslag ten grondslag had mogen leggen. |
Annotator | W.A. Zondag |
Pagina | 189-193 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARN:2008:BH2152 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem, 05-08-2008, 104.002.869 |
Citeertitel | «JIN» 2009/157 |
Samenvatting | Incorporatiebeding. Cao. Uitleg. |
Samenvatting (Bron) | Vast staat dat partijen voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst mondeling arbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen, waarbij - zoals [appellant] in eerste aanleg bij de kantonrechter heeft verklaard en waarop hij in hoger beroep niet is teruggekomen - niet is gesproken over een van toepassing zijnde CAO. Wel is, zoals ook blijkt uit de handgeschreven aantekeningen van dat gesprek (productie 9 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg), toen gesproken over het reglement van WCGO, dat volgens de stellingen van WCGO was opgesteld en gold voor haar werknemers die gezien hun functie-inhoud niet onder de werking van de CAO vielen, zoals [appellant]. In die aantekeningen wordt verwezen naar dat reglement. Achter het woordje “regellement” staat: “ja W.C.G.O.”. Uit die aantekeningen kan voorts worden afgeleid dat tussen [bedrijf] en [appellant] arbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen die afweken van hetgeen was vastgesteld in de CAO voor de GrafiMedia. Zo zijn zij overeengekomen - dat wordt door [appellant] niet betwist - dat hij f. 8.500,00 per maand zou verdienen, waarmee zijn inkomen lag boven het aanvangssalaris van salarisgroep K (€ 2.656,03) in de desbetreffende CAO. Ook week het aantal overeengekomen vakantiedagen - 25 - af van het bij CAO vastgestelde vakantiedagen. Voorts is blijkens de aantekeningen van het arbeidsvoorwaardengesprek gesproken over pensioen en v.u.t.. Achter beide woorden staat geschreven; “nee”, zodat het ervoor moet worden gehouden dat geen vut- en geen pensioenregeling is overeengekomen. Als het de bedoeling van partijen was geweest om de CAO op de arbeidsovereenkomst van toepassing te laten zijn, lag het niet in de reden dat zij uitdrukkelijk over vut en pensioen hadden gesproken, daar de CAO in dergelijke regelingen voorziet. Op grond van deze omstandigheden mocht [appellant], ondanks de vermelding van de CAO in de arbeidsovereenkomst, niet verwachten dat de bepalingen van de CAO deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat [appellant] dit wel mocht verwachten - en dat WCGO dat zo moest begrijpen - zijn niet gesteld of gebleken. |
Annotator | W.A. Zondag |
Pagina | 193-196 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARN:2008:BH1311 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Utrecht, 31-12-2008, 232011/ HA ZA 07-1113 |
Citeertitel | «JIN» 2009/158 |
Samenvatting | Misbruik van faillissement. Ontslagvergoeding. |
Samenvatting (Bron) | Vordering van werknemers tot toelaten op de lijst van erkende crediteuren in het faillissement van Kalmire wegens onrechtmatige daad. |
Annotator | G.W. van der Voet |
Pagina | 196-203 |
Uitspraak | ECLI:NL:RBUTR:2008:BG8908 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 25-11-2008, 14414/03 |
Citeertitel | «JIN» 2009/159 |
Samenvatting | Inbreuk 'family life'. EVRM. Voogdij kinderen.
(Jucius en Juciuviene / Litouwen) |
Samenvatting (Bron) | Violation of Art. 8;Remainder inadmissible;Non-pecuniary damage - award |
Annotator | Y. Bijsterbosch , E. Loeb |
Pagina | 204-209 |
Uitspraak | ECLI:CE:ECHR:2008:1125JUD001441403 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 14-11-2008, R07/136HR |
Citeertitel | «JIN» 2009/160 |
Samenvatting | Wijziging partner- en kinderalimentatie. Nihilstelling en schuldsaneringsregeling. |
Samenvatting (Bron) | Familierecht. Wijziging van partner- en kinderalimentatie, nihilstelling in verband met toepassing van schuldsaneringsregeling; draagkracht van onderhoudsplichtige saniet; invloed van het op voet van art. 295 lid 2 F. door rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag. |
Annotator | S. van der Linden |
Pagina | 209-214 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2008:BD7589 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 19-12-2008, 08/00240 |
Citeertitel | «JIN» 2009/161 |
Samenvatting | Verlengingsverzoek alimentatie. Redelijkheid en billijkheid. Vaststellen nieuwe termijn. |
Samenvatting (Bron) | Familierecht. Geschil tussen voormalige echtelieden over limitering partneralimentatie (WLA); redelijkheid en billijkheid; door de rechter vast te stellen nieuwe termijn als bedoeld in art. 1:157 lid 5 BW, stelplicht- en bewijslastverdeling; draagkracht alimentatieplichtige, verband huwelijk en behoefte alimentatiegerechtigde; motiveringseisen. |
Annotator | M.A. Weenink |
Pagina | 214-222 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2008:BF3928 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem, 23-09-2008, 104.001.546 |
Citeertitel | «JIN» 2009/162 |
Samenvatting | Vertegenwoordiging. Onbevoegde vertegenwoordiger. Volmacht. Bekrachtiging. |
Samenvatting (Bron) | Multiclima heeft erkend dat zij ten aanzien van de transportverzekering de premienota over 2002 heeft betaald (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 12, 14 en 19). Verder staat vast dat Multiclima de transportpolis van 3 mei 2002 (producties 8 bij inl. dagvaarding) heeft ontvangen (tussenarrest, rov. 4.37). Op de laatste pagina wordt aangegeven wat de voorschotpremie over 2002 bedraagt. Het hof leidt uit het voorgaande af – mede omdat het om een voorschotpremie over 2002 gaat – dat voornoemde betaling door Multiclima voor het einde van 2002 heeft plaatsgevonden. Verder staat vast dat dat [persoon B] – die niet bevoegd was om Multiclima te vertegenwoordigen – aan Meeus/HDI te kennen heeft gegeven dat Multiclima de transportpolis wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.14). Dezelfde [persoon B] heeft in 2002 ook aan Meeus/HDI te kennen gegeven dat Multiclima een AVB-verzekering wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.8). Zoals hiervoor is overwogen heeft [persoon A] op 20 februari 2003 laatstgenoemde onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigd. Uit het voorgaande blijkt dat Multiclima in 2002 de transportpolis, waarin de hoogte van de voorschotpremie staat, heeft ontvangen en dit voorschot in 2002 ook heeft betaald. Verder mag [persoon A] redelijkerwijs geacht worden – ondanks het andersluidende betoog van Multiclima (akte van 5 juni 2007 van Multiclima, onder 19, p. 6, slotzin) – in februari 2003 op de hoogte te zijn van betalingen die vanuit Multiclima in 2002 hebben plaatsgevonden en dus ook met de premiebetaling voor de transportverzekering. Bovendien heeft [persoon A] de door [persoon B] onbevoegd afgesloten AVB-verzekering bekrachtigd, terwijl [persoon A] daarbij op geen enkele wijze aan Meeus/HDI heeft laten weten niet akkoord te gaan met de eveneens door [persoon B] in 2002 afgesloten transportpolis en de daarvoor betaalde voorschotpremie. Het hof is van oordeel dat Meeus onder deze omstandigheden de gedragingen van [persoon A] redelijkerwijs als een (stilzwijgende) bekrachtiging van de afgesloten transportpolis mocht opvatten. |
Annotator | E.E.G. Gepken-Jager |
Pagina | 223-226 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARN:2008:BG2119 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-05-2008, HD 103.001.824 |
Citeertitel | «JIN» 2009/163 |
Samenvatting | Concernrecht. Toerekening van kennis. |
Samenvatting (Bron) | Het hof overweegt dat het enkele feit dat DLL en de Rabobank deel uitmaken van hetzelfde concern niet meebrengt dat wetenschap van de Rabobank mag worden toegerekend aan DLL. Het gaat hier immers om verschillende rechtspersonen. Ook de rechtbank is kennelijk impliciet hiervan uitgegaan. |
Annotator | E.H.M.G. Rademakers |
Pagina | 226-230 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHSHE:2008:BF0353 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Rotterdam, 01-10-2008, 266304 / HA ZA 06-2123 |
Citeertitel | «JIN» 2009/164 |
Samenvatting | Waardering aandelen. Koop-verkoop aandelen. Conformiteit. |
Samenvatting (Bron) | Bedrijfsovername; koop-verkoop aandelen; non-conformiteit. Wijze van verrekening in het geval de vennootschap niet 'debt and cashfree' is en niet beschikt over het overeengekomen eigen vermogen ten tijde van de levering van de aandelen; |
Annotator | J.S. Hament |
Pagina | 231-236 |
Uitspraak | ECLI:NL:RBROT:2008:BG9823 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Amsterdam, 30-09-2008, 200.009.003/01 |
Citeertitel | «JIN» 2009/165 |
Samenvatting | Huur van standplaats. Gebouwde of ongebouwde onroerende zaak. |
Samenvatting (Bron) | Huur van standplaats aan parkeerplaats heeft geen betrekking op gebouwde onroerende zaak. Terras met kiezels en tegels, op hoogovenslak, en voorzien van elektriciteitsaansluiting, ontbeert enig relevant bouwsel, ondanks tijdelijk geplaatste snackunit. Geen huurbescherming. |
Annotator | D. Nobel |
Pagina | 237-239 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8026 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-12-2008, HD 200.015.952/01 |
Citeertitel | «JIN» 2009/166 |
Samenvatting | Ontruiming huurwoning. Schorsing uitvoerbaar bij voorraad verklaring. |
Samenvatting (Bron) | Uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in eerste aanleg. Het bestaan van artikel 351 Rv (schorsing tenuitvoerlegging door appelrechter) staat er niet aan in de weg dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging kan schorsen (art. 438 Rv). |
Annotator | O.P.M. Fruytier |
Pagina | 239-242 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHSHE:2008:BG9853 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Rechtbank Arnhem, 14-01-2009, 178003 |
Citeertitel | «JIN» 2009/167 |
Samenvatting | Conservatoir beslag. Hoofdzaak ex art. 700 lid 3 Rv? |
Samenvatting (Bron) | De kern van het geschil is de vraag of gedaagdebij haar dagvaarding van 16 oktober 2008 een eis in de hoofdzaak overeenkomstig het bepaalde in artikel 700 lid 3 Rv heeft ingesteld. Artikel 700 lid 3 Rv eist dat binnen een door de rechter, in het kader van een voorwaarde voor het verlof voor het beslag, te stellen termijn na de beslaglegging een eis in de hoofdzaak wordt ingesteld. Wordt deze termijn overschreden, dan vervalt het beslag. Hiermee is het spoedeisend belang gegeven, immers in het geval het beslag zou zijn vervallen, is de inschrijving van dat beslag in het kadaster niet langer juist en dient deze ongedaan gemaakt te worden. |
Annotator | M.A.J.G. Janssen |
Pagina | 243-248 |
Uitspraak | ECLI:NL:RBARN:2009:BH0208 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 13-01-2009, 07/11157 |
Citeertitel | «JIN» 2009/168 |
Samenvatting | Vervolg zaak Joos. Geweld in vereniging. Persoonlijk aandeel. Overbodig verwijt. |
Samenvatting (Bron) | Vervolg op de zaak “Anja Joos”. Vooropgesteld moet worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf van art. 141.1 Sr – ook in het licht van art. 261 Sv – genoegzaam is omschreven in het 1e deel van de tll. Het 2e deel van de tll, aanvangend met “waarbij hij, verdachte”, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als behelzende een omschrijving van het persoonlijk aandeel van verdachte in het gepleegde geweld, hetgeen evenwel voor een veroordeling t.z.v. art. 141.1 Sr niet nodig is. Dat neemt niet weg dat nu het OM heeft gekozen voor de tll van dit overbodige verwijt (“lachen en schreeuwen en schelden en joelen”) en het Hof dit verwijt bewezen heeft geacht, de bewezenverklaring ook in dat opzicht moet kunnen volgen uit de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan wel worden afgeleid dat door verdachte openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen A.I. Joos, maar niet dat het verdachte zelf is geweest die daarbij “door het lachen en schreeuwen en schelden en joelen” de gewelddadige handelingen heeft ondersteund. In zoverrre is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. |
Annotator | J. Silvis |
Pagina | 249-251 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2009:BF3292 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 20-01-2009, 07/10644 |
Citeertitel | «JIN» 2009/169 |
Samenvatting | Waardering persoonlijkheidsrapportage. Afwijken van adviezen. Domein feitenrechter. Marginale toetsing. |
Samenvatting (Bron) | OM-cassatie. Oplegging tbs. De rechter in feitelijke aanleg is bij zijn beslissing over de vraag of de tbs-maatregel moet worden opgelegd, niet gebonden aan de in art. 37.2 Sr bedoelde rapporten en adviezen die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht omdat de waardering van die rapporten en adviezen aan hem is voorbehouden (vgl. o.m. HR LJN AW4414). Het is voorts aan diezelfde rechter om te beoordelen of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van tbs eist. Die beoordeling is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat zij in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. Het Hof heeft uiteengezet dat en waarom het tot een andere inschatting is gekomen van het recidivegevaar dan de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Waar het Hof gewaagt van het ontbreken van "acuut gevaar voor herhaling", heeft het tot uitdrukking gebracht dat dat gevaar niet van dien aard is dat de i.h.k.v. de zaak i.c. te beantwoorden vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, bevestigend moet worden beantwoord. De klachten dat het Hof de rapportage van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum onjuist heeft geïnterpreteerd, waar het het te duchten gevaar voor herhaling betreft, falen omdat ’s Hofs oordeel omtrent het recidivegevaar ook in het licht van de desbetreffende rapportage niet onbegrijpelijk is. Het Hof heeft dat gevaar anders gewaardeerd dan die deskundigen. Een dergelijke waardering is voorbehouden aan de feitenrechter en onttrekt zich aan toetsing in cassatie. De klacht dat het Hof, waar het spreekt over het ontbreken van een "acuut gevaar" voor herhaling, een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en heeft miskend dat het bij zijn oordeel ook het gevaar voor herhaling "op korte dan wel lange termijn" diende te betrekken, berust op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak, zodat het evenmin tot cassatie kan leiden. Conclusie AG: anders. |
Annotator | J. Silvis |
Pagina | 251-256 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2009:BG1645 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 20-01-2009, 07/12947 |
Citeertitel | «JIN» 2009/170 |
Samenvatting | Maatregel tbs. Andersluidend deskundigenadvies. EVRM-proof. |
Samenvatting (Bron) | Art. 5.1.e EVRM en oplegging tbs zonder advies strekkende daartoe van een deskundige. De opvatting dat een last tot tbs met dwangverpleging slechts kan worden gegeven indien (medische) deskundingen/specialisten adviseren dat een opname in een tbs-inrichting moet plaatsvinden, vindt geen steun in het recht. De beslissing tot tbs berust bij de rechter, die daartoe mede o.g.v. de ernst van het door verdachte gepleegde s.f. en de omstandigheden waaronder dit is begaan kan besluiten indien naar zijn oordeel aan de in art. 37a en 37 b Sr gestelde voorwaarden is voldaan. Geen rechtsregel vereist dat de maatregel eerst kan worden opgelegd indien en vzv. die deskundigen opname in een tbs-inrichting met dwangverpleging adviseren. Het middel miskent dat de vrijheidsbeneming a.g.v. de rechterlijke beslissing tot oplegging van tbs niet slechts valt binnen de werkingssfeer van art. 5.1.e EVRM maar tevens binnen die van art. 5.1.a EVRM (vgl. EHRM 11 mei 2004, LJN AS5239). |
Annotator | J. Silvis |
Pagina | 256-261 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2009:BF3162 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Raad van State, 24-12-2008, 200802629/1 |
Citeertitel | «JIN» 2009/171 |
Samenvatting | Onrechtmatig besluit. Zelfstandig schadebesluit. Relativiteit. Causaliteit. Redelijke termijn. Ambtshalve aanvullen rechtsgronden. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ameland (hierna: het college) het bezwaar van [appellant sub 2] tegen het besluit van 29 oktober 1997 tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding opnieuw ongegrond verklaard. |
Annotator | C.L.G.F.H. Albers |
Pagina | 262-268 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2008:BG8294 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |