Jurisprudentie in Nederland

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie in Nederland
Datum 21-03-2009
Aflevering 4
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem, 17-06-2008, 104.003.391
Citeertitel«JIN» 2009/156
SamenvattingKennelijk onredelijk ontslag. Opzegtermijn. Kantonrechtersformule.
Samenvatting (Bron)Het hof is van oordeel dat het, gezien de gemotiveerde stellingen van [appellant], op de weg van [geïntimeerde] had gelegen gemotiveerd verweer te voeren. Dat heeft zij nagelaten. Bovendien heeft [appellant] tijdens het pleidooi onweersproken gesteld dat het omzetverlies door de verbreking van de relatie met voornoemde importeur in de jaren daarna nagenoeg is gecompenseerd, hetgeen ook volgt uit de stellingen van [geïntimeerde] op pagina 11 van de conclusie van repliek. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] [appellant] (meermalen uitdrukkelijk) heeft aangesproken op het verlies aan omzet en wat van [appellant] in dat kader werd verwacht. Bovendien heeft [appellant] gesteld dat onder zijn leiding [geïntimeerde], zoals opgedragen, 5% winst voor belastingen heeft behaald, hetgeen door [geïntimeerde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist. Het hof is daarom van oordeel dat [geïntimeerde] de grond genoemd in 4.5 onder 1 niet (zonder meer) aan het ontslag ten grondslag had mogen leggen.
AnnotatorW.A. Zondag
Pagina189-193
UitspraakECLI:NL:GHARN:2008:BH2152
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem, 05-08-2008, 104.002.869
Citeertitel«JIN» 2009/157
SamenvattingIncorporatiebeding. Cao. Uitleg.
Samenvatting (Bron)Vast staat dat partijen voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst mondeling arbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen, waarbij - zoals [appellant] in eerste aanleg bij de kantonrechter heeft verklaard en waarop hij in hoger beroep niet is teruggekomen - niet is gesproken over een van toepassing zijnde CAO. Wel is, zoals ook blijkt uit de handgeschreven aantekeningen van dat gesprek (productie 9 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg), toen gesproken over het reglement van WCGO, dat volgens de stellingen van WCGO was opgesteld en gold voor haar werknemers die gezien hun functie-inhoud niet onder de werking van de CAO vielen, zoals [appellant]. In die aantekeningen wordt verwezen naar dat reglement. Achter het woordje “regellement” staat: “ja W.C.G.O.”. Uit die aantekeningen kan voorts worden afgeleid dat tussen [bedrijf] en [appellant] arbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen die afweken van hetgeen was vastgesteld in de CAO voor de GrafiMedia. Zo zijn zij overeengekomen - dat wordt door [appellant] niet betwist - dat hij f. 8.500,00 per maand zou verdienen, waarmee zijn inkomen lag boven het aanvangssalaris van salarisgroep K (€ 2.656,03) in de desbetreffende CAO. Ook week het aantal overeengekomen vakantiedagen - 25 - af van het bij CAO vastgestelde vakantiedagen. Voorts is blijkens de aantekeningen van het arbeidsvoorwaardengesprek gesproken over pensioen en v.u.t.. Achter beide woorden staat geschreven; “nee”, zodat het ervoor moet worden gehouden dat geen vut- en geen pensioenregeling is overeengekomen. Als het de bedoeling van partijen was geweest om de CAO op de arbeidsovereenkomst van toepassing te laten zijn, lag het niet in de reden dat zij uitdrukkelijk over vut en pensioen hadden gesproken, daar de CAO in dergelijke regelingen voorziet. Op grond van deze omstandigheden mocht [appellant], ondanks de vermelding van de CAO in de arbeidsovereenkomst, niet verwachten dat de bepalingen van de CAO deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat [appellant] dit wel mocht verwachten - en dat WCGO dat zo moest begrijpen - zijn niet gesteld of gebleken.
AnnotatorW.A. Zondag
Pagina193-196
UitspraakECLI:NL:GHARN:2008:BH1311
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelRechtbank Utrecht, 31-12-2008, 232011/ HA ZA 07-1113
Citeertitel«JIN» 2009/158
SamenvattingMisbruik van faillissement. Ontslagvergoeding.
Samenvatting (Bron)Vordering van werknemers tot toelaten op de lijst van erkende crediteuren in het faillissement van Kalmire wegens onrechtmatige daad.
AnnotatorG.W. van der Voet
Pagina196-203
UitspraakECLI:NL:RBUTR:2008:BG8908
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 25-11-2008, 14414/03
Citeertitel«JIN» 2009/159
SamenvattingInbreuk 'family life'. EVRM. Voogdij kinderen.

(Jucius en Juciuviene / Litouwen)
Samenvatting (Bron)Violation of Art. 8;Remainder inadmissible;Non-pecuniary damage - award
AnnotatorY. Bijsterbosch , E. Loeb
Pagina204-209
UitspraakECLI:CE:ECHR:2008:1125JUD001441403
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelHoge Raad, 14-11-2008, R07/136HR
Citeertitel«JIN» 2009/160
SamenvattingWijziging partner- en kinderalimentatie. Nihilstelling en schuldsaneringsregeling.
Samenvatting (Bron)Familierecht. Wijziging van partner- en kinderalimentatie, nihilstelling in verband met toepassing van schuldsaneringsregeling; draagkracht van onderhoudsplichtige saniet; invloed van het op voet van art. 295 lid 2 F. door rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag.
AnnotatorS. van der Linden
Pagina209-214
UitspraakECLI:NL:HR:2008:BD7589
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelHoge Raad, 19-12-2008, 08/00240
Citeertitel«JIN» 2009/161
SamenvattingVerlengingsverzoek alimentatie. Redelijkheid en billijkheid. Vaststellen nieuwe termijn.
Samenvatting (Bron)Familierecht. Geschil tussen voormalige echtelieden over limitering partneralimentatie (WLA); redelijkheid en billijkheid; door de rechter vast te stellen nieuwe termijn als bedoeld in art. 1:157 lid 5 BW, stelplicht- en bewijslastverdeling; draagkracht alimentatieplichtige, verband huwelijk en behoefte alimentatiegerechtigde; motiveringseisen.
AnnotatorM.A. Weenink
Pagina214-222
UitspraakECLI:NL:HR:2008:BF3928
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Arnhem, 23-09-2008, 104.001.546
Citeertitel«JIN» 2009/162
SamenvattingVertegenwoordiging. Onbevoegde vertegenwoordiger. Volmacht. Bekrachtiging.
Samenvatting (Bron)Multiclima heeft erkend dat zij ten aanzien van de transportverzekering de premienota over 2002 heeft betaald (akte van Multiclima van 5 juni 2007, onder 12, 14 en 19). Verder staat vast dat Multiclima de transportpolis van 3 mei 2002 (producties 8 bij inl. dagvaarding) heeft ontvangen (tussenarrest, rov. 4.37). Op de laatste pagina wordt aangegeven wat de voorschotpremie over 2002 bedraagt. Het hof leidt uit het voorgaande af – mede omdat het om een voorschotpremie over 2002 gaat – dat voornoemde betaling door Multiclima voor het einde van 2002 heeft plaatsgevonden. Verder staat vast dat dat [persoon B] – die niet bevoegd was om Multiclima te vertegenwoordigen – aan Meeus/HDI te kennen heeft gegeven dat Multiclima de transportpolis wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.14). Dezelfde [persoon B] heeft in 2002 ook aan Meeus/HDI te kennen gegeven dat Multiclima een AVB-verzekering wilde afsluiten (tussenarrest, rov. 4.8). Zoals hiervoor is overwogen heeft [persoon A] op 20 februari 2003 laatstgenoemde onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigd. Uit het voorgaande blijkt dat Multiclima in 2002 de transportpolis, waarin de hoogte van de voorschotpremie staat, heeft ontvangen en dit voorschot in 2002 ook heeft betaald. Verder mag [persoon A] redelijkerwijs geacht worden – ondanks het andersluidende betoog van Multiclima (akte van 5 juni 2007 van Multiclima, onder 19, p. 6, slotzin) – in februari 2003 op de hoogte te zijn van betalingen die vanuit Multiclima in 2002 hebben plaatsgevonden en dus ook met de premiebetaling voor de transportverzekering. Bovendien heeft [persoon A] de door [persoon B] onbevoegd afgesloten AVB-verzekering bekrachtigd, terwijl [persoon A] daarbij op geen enkele wijze aan Meeus/HDI heeft laten weten niet akkoord te gaan met de eveneens door [persoon B] in 2002 afgesloten transportpolis en de daarvoor betaalde voorschotpremie. Het hof is van oordeel dat Meeus onder deze omstandigheden de gedragingen van [persoon A] redelijkerwijs als een (stilzwijgende) bekrachtiging van de afgesloten transportpolis mocht opvatten.
AnnotatorE.E.G. Gepken-Jager
Pagina223-226
UitspraakECLI:NL:GHARN:2008:BG2119
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-05-2008, HD 103.001.824
Citeertitel«JIN» 2009/163
SamenvattingConcernrecht. Toerekening van kennis.
Samenvatting (Bron)Het hof overweegt dat het enkele feit dat DLL en de Rabobank deel uitmaken van hetzelfde concern niet meebrengt dat wetenschap van de Rabobank mag worden toegerekend aan DLL. Het gaat hier immers om verschillende rechtspersonen. Ook de rechtbank is kennelijk impliciet hiervan uitgegaan.
AnnotatorE.H.M.G. Rademakers
Pagina226-230
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2008:BF0353
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelRechtbank Rotterdam, 01-10-2008, 266304 / HA ZA 06-2123
Citeertitel«JIN» 2009/164
SamenvattingWaardering aandelen. Koop-verkoop aandelen. Conformiteit.
Samenvatting (Bron)Bedrijfsovername; koop-verkoop aandelen; non-conformiteit. Wijze van verrekening in het geval de vennootschap niet 'debt and cashfree' is en niet beschikt over het overeengekomen eigen vermogen ten tijde van de levering van de aandelen;
AnnotatorJ.S. Hament
Pagina231-236
UitspraakECLI:NL:RBROT:2008:BG9823
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelGerechtshof Amsterdam, 30-09-2008, 200.009.003/01
Citeertitel«JIN» 2009/165
SamenvattingHuur van standplaats. Gebouwde of ongebouwde onroerende zaak.
Samenvatting (Bron)Huur van standplaats aan parkeerplaats heeft geen betrekking op gebouwde onroerende zaak. Terras met kiezels en tegels, op hoogovenslak, en voorzien van elektriciteitsaansluiting, ontbeert enig relevant bouwsel, ondanks tijdelijk geplaatste snackunit. Geen huurbescherming.
AnnotatorD. Nobel
Pagina237-239
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2008:BG8026
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-12-2008, HD 200.015.952/01
Citeertitel«JIN» 2009/166
SamenvattingOntruiming huurwoning. Schorsing uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
Samenvatting (Bron)Uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in eerste aanleg. Het bestaan van artikel 351 Rv (schorsing tenuitvoerlegging door appelrechter) staat er niet aan in de weg dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging kan schorsen (art. 438 Rv).
AnnotatorO.P.M. Fruytier
Pagina239-242
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2008:BG9853
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelRechtbank Arnhem, 14-01-2009, 178003
Citeertitel«JIN» 2009/167
SamenvattingConservatoir beslag. Hoofdzaak ex art. 700 lid 3 Rv?
Samenvatting (Bron)De kern van het geschil is de vraag of gedaagdebij haar dagvaarding van 16 oktober 2008 een eis in de hoofdzaak overeenkomstig het bepaalde in artikel 700 lid 3 Rv heeft ingesteld. Artikel 700 lid 3 Rv eist dat binnen een door de rechter, in het kader van een voorwaarde voor het verlof voor het beslag, te stellen termijn na de beslaglegging een eis in de hoofdzaak wordt ingesteld. Wordt deze termijn overschreden, dan vervalt het beslag. Hiermee is het spoedeisend belang gegeven, immers in het geval het beslag zou zijn vervallen, is de inschrijving van dat beslag in het kadaster niet langer juist en dient deze ongedaan gemaakt te worden.
AnnotatorM.A.J.G. Janssen
Pagina243-248
UitspraakECLI:NL:RBARN:2009:BH0208
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 13-01-2009, 07/11157
Citeertitel«JIN» 2009/168
SamenvattingVervolg zaak Joos. Geweld in vereniging. Persoonlijk aandeel. Overbodig verwijt.
Samenvatting (Bron)Vervolg op de zaak “Anja Joos”. Vooropgesteld moet worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf van art. 141.1 Sr – ook in het licht van art. 261 Sv – genoegzaam is omschreven in het 1e deel van de tll. Het 2e deel van de tll, aanvangend met “waarbij hij, verdachte”, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als behelzende een omschrijving van het persoonlijk aandeel van verdachte in het gepleegde geweld, hetgeen evenwel voor een veroordeling t.z.v. art. 141.1 Sr niet nodig is. Dat neemt niet weg dat nu het OM heeft gekozen voor de tll van dit overbodige verwijt (“lachen en schreeuwen en schelden en joelen”) en het Hof dit verwijt bewezen heeft geacht, de bewezenverklaring ook in dat opzicht moet kunnen volgen uit de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan wel worden afgeleid dat door verdachte openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen A.I. Joos, maar niet dat het verdachte zelf is geweest die daarbij “door het lachen en schreeuwen en schelden en joelen” de gewelddadige handelingen heeft ondersteund. In zoverrre is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
AnnotatorJ. Silvis
Pagina249-251
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BF3292
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 20-01-2009, 07/10644
Citeertitel«JIN» 2009/169
SamenvattingWaardering persoonlijkheidsrapportage. Afwijken van adviezen. Domein feitenrechter. Marginale toetsing.
Samenvatting (Bron)OM-cassatie. Oplegging tbs. De rechter in feitelijke aanleg is bij zijn beslissing over de vraag of de tbs-maatregel moet worden opgelegd, niet gebonden aan de in art. 37.2 Sr bedoelde rapporten en adviezen die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht omdat de waardering van die rapporten en adviezen aan hem is voorbehouden (vgl. o.m. HR LJN AW4414). Het is voorts aan diezelfde rechter om te beoordelen of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van tbs eist. Die beoordeling is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat zij in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. Het Hof heeft uiteengezet dat en waarom het tot een andere inschatting is gekomen van het recidivegevaar dan de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Waar het Hof gewaagt van het ontbreken van "acuut gevaar voor herhaling", heeft het tot uitdrukking gebracht dat dat gevaar niet van dien aard is dat de i.h.k.v. de zaak i.c. te beantwoorden vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, bevestigend moet worden beantwoord. De klachten dat het Hof de rapportage van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum onjuist heeft geïnterpreteerd, waar het het te duchten gevaar voor herhaling betreft, falen omdat ’s Hofs oordeel omtrent het recidivegevaar ook in het licht van de desbetreffende rapportage niet onbegrijpelijk is. Het Hof heeft dat gevaar anders gewaardeerd dan die deskundigen. Een dergelijke waardering is voorbehouden aan de feitenrechter en onttrekt zich aan toetsing in cassatie. De klacht dat het Hof, waar het spreekt over het ontbreken van een "acuut gevaar" voor herhaling, een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en heeft miskend dat het bij zijn oordeel ook het gevaar voor herhaling "op korte dan wel lange termijn" diende te betrekken, berust op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak, zodat het evenmin tot cassatie kan leiden. Conclusie AG: anders.
AnnotatorJ. Silvis
Pagina251-256
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BG1645
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 20-01-2009, 07/12947
Citeertitel«JIN» 2009/170
SamenvattingMaatregel tbs. Andersluidend deskundigenadvies. EVRM-proof.
Samenvatting (Bron)Art. 5.1.e EVRM en oplegging tbs zonder advies strekkende daartoe van een deskundige. De opvatting dat een last tot tbs met dwangverpleging slechts kan worden gegeven indien (medische) deskundingen/specialisten adviseren dat een opname in een tbs-inrichting moet plaatsvinden, vindt geen steun in het recht. De beslissing tot tbs berust bij de rechter, die daartoe mede o.g.v. de ernst van het door verdachte gepleegde s.f. en de omstandigheden waaronder dit is begaan kan besluiten indien naar zijn oordeel aan de in art. 37a en 37 b Sr gestelde voorwaarden is voldaan. Geen rechtsregel vereist dat de maatregel eerst kan worden opgelegd indien en vzv. die deskundigen opname in een tbs-inrichting met dwangverpleging adviseren. Het middel miskent dat de vrijheidsbeneming a.g.v. de rechterlijke beslissing tot oplegging van tbs niet slechts valt binnen de werkingssfeer van art. 5.1.e EVRM maar tevens binnen die van art. 5.1.a EVRM (vgl. EHRM 11 mei 2004, LJN AS5239).
AnnotatorJ. Silvis
Pagina256-261
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BF3162
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State, 24-12-2008, 200802629/1
Citeertitel«JIN» 2009/171
SamenvattingOnrechtmatig besluit. Zelfstandig schadebesluit. Relativiteit. Causaliteit. Redelijke termijn. Ambtshalve aanvullen rechtsgronden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ameland (hierna: het college) het bezwaar van [appellant sub 2] tegen het besluit van 29 oktober 1997 tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding opnieuw ongegrond verklaard.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
Pagina262-268
UitspraakECLI:NL:RVS:2008:BG8294
Artikel aanvragenVia Praktizijn