Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 07-08-2009
Aflevering 27
RubriekVooraf
TitelVerbeeld recht
CiteertitelNJB 2009, 1325
SamenvattingIn schilderingen van het oordeel van Salomo of Willem de Goede wordt rechtvaardigheid verbeeld. Veel meesterwerken zijn geïnspireerd door de rechtsbedeling. Schilderijen als deze zijn meestal alleen te bezichtigen als musea en dan zelden geordend op hun betekenis voor het recht. Voor de actuele verbeelding van het recht heeft deze vorm van kunst maar beperkte betekenis. De meeste mensen zien verbeeldingen van het recht in de bioscoop of op de televisie. Recht blijkt zich goed te lenen voor het maken van drama's en spannende verhalen. Op de televisie en in de film zie je hoe ongelooflijk slim advocaten kunnen zijn.
Auteur(s)I.C. van der Vlies
Pagina1715-1715
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelDe stormloop op het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep
CiteertitelNJB 2009, 1326
SamenvattingIn het bestuursrecht wordt massaal geappelleerd tegen uitspraken van rechtbanken. Het merendeel van die hoger beroepen komt terecht bij de Centrale Raad van Beroep. Partijen voor wie de rechtbankprocedure niet heeft gebracht wat ze hoopten, weten die instantie bijzonder goed te vinden. Er is sprake van een ware stormloop. Wat is daar de reden van en hoe wordt die door de Centrale Raad verwerkt?
Auteur(s)B. Marseille
Pagina1716-1723
LinkVolledige tekst artikel (rug.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPraktijk
TitelPreventief fouilleren als praktijk. Van proefballon tot symbolische maatregel
CiteertitelNJB 2009, 1327
SamenvattingPreventief fouilleren lijkt een symbolische maatregel te zijn geworden die weliswaar instemming heeft van velen en waarachter de gemeente zich kan verschuilen ('We doen tenminste iets'), maar waarvan het succes niet is bewezen.
Auteur(s)R. Salet
Pagina1724-1728
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelGabriëlle Cevat en de niet-beantwoorde vraag van Trots op Nederland
CiteertitelNJB 2009, 1328
SamenvattingOp 9 juli 2008 laat hoofdagente Gabriëlle Cevat het leven door de kogels van een 'malloot', die ze had willen aanspreken op zijn onverantwoorde rijgedrag. De zaak wekt grote beroering, zowel direct na de fatale gebeurtenis als een jaar later als de rechtbank vonnis velt. In de slipstream van de strafzaak ontstaat nog een ander, politiek relletje. De familie heeft namelijk een advocaat in de arm genomen om hen als nabestaanden bij te staan in alles wat er bij een zaak als deze komt kijken: het gebruikmaken van spreekrecht, smartengeld vorderen enzovoort. De rechtsbijstand is in zo'n geval kosteloos.
Auteur(s)M. Westerveld
Pagina1729-1730
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekO & M
TitelJomanda's aan banden leggen vraagt om aanpassing wet
CiteertitelNJB 2009, 1329
SamenvattingDe Amsterdamse rechtbank heeft het medium Jomanda onlangs vrijgesproken. De strafzaak betrof haar betrokkenheid bij de zorg aan de in 2001 overleden Sylvia Millecam. Over de zorgverlening aan deze bekende comédienne en de daaropvolgende straf- en tuchtrechtelijke procedures tegen alternatief-werkende artsen is afgelopen jaren veel te doen geweest. Zo besloot het Openbaar Ministerie (OM) aanvankelijk de zaak tegen Jomanda en twee alternatief-werkende artsen te seponeren. Volgens het OM had Millecam namelijk bewust gekozen voor alternatieve behandeling en was dit haar eigen wil.
Auteur(s)A.C. Hendriks
Pagina1730-1732
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekO & M
TitelHet arrest Van Anraat, het gebruik van chemische wapens tegen de eigen burgerbevolking en 'generale preventie'
CiteertitelNJB 2009, 1330
SamenvattingOp 30 juni 2009 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep dat namens Frans van Anraat was ingesteld, verworpen. De uitspraak van het Hof 's-Gravenhage van 9 mei 2007 is daarmee (in principe) onaantastbaar geworden, met de aantekening dat de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf op eigen initiatief heeft verminderd van zeventien naar zestien jaar en zes maanden. De zaak Van Anraat raakt vele aspecten van internationaal (straf)recht. In deze korte reactie richt ik mij op een enkel aspect ervan, namelijk de volkenrechtelijke grondslag van het verbod van het gebruik van chemische wapens tegen de eigen burgerbevolking.
Auteur(s)G. den Dekker
Pagina1732-1734
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelGommers natuurrechtsleer: no new fable of the bees
CiteertitelNJB 2009, 1331
Samenvatting'De vraag naar de grondslagen van ons recht kan beantwoord worden door de biologie. Het recht vindt zijn grondslag in onze genen', schrijft Gommer in 'Normen als uitkomst van natuurlijke selectie' (NJB 2009, 1009, afl. 21, p. 1327-1331). Aan de basis van onze moraal staat niet 'de rationele argumentatie' maar biologisch verklaarbare 'principes en regels binnen een groep om free riders (profiteurs) en cheaters (valspelers (bedoeld zal zijn: valspelers, Hendrik Kaptein)) geen kans te geven.
Auteur(s)H. Kaptein
Pagina1734-1736
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelNaschrift
CiteertitelNJB 2009, 1332
SamenvattingIn mijn proefschrift heb ik de leer van de machtenscheiding op de helling gezet en nu moet de scheiding tussen descriptive en normatieve ethiek eraan geloven. Het wordt een geroutineerd rechtswetenschapper als Kaptein klaarblijkelijk teveel. Maar een ander, monistisch perspectief kan het denken over recht wel degelijk een stap voorwaarts helpen. Juristen als Kaptein (en Hart) staan een dualistische manier van denken voor. Zij zien de gedachten van de mens, en dus ook normatieve ethiek los, los van de biologische mens. Recht is rationeel, bijen handelen onbewust - volgens een vast patroon.
Auteur(s)H. Gommer
Pagina1736-1737
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 28-05-2009, 26713/05
CiteertitelNJB 2009, 1333
SamenvattingArt. 8 en 14 EVRM. Russisch staatsburger, werkzaam als advocaat-stagiaire in Athene, wordt niet toegelaten tot Griekse orde van advocaten omdat zij niet in het bezit is van de nationaliteit van een EU-lidstaat. Ongerechtvaardigde inmenging in privé-leven. Onderscheid tussen EU-burgers en onderdanen uit niet-EU-lidstaten ten aanzien van toegang tot beroepsgroep van advocaat is niet discriminerend.

(Bigaeva / Griekenland).
Samenvatting (Bron)Preliminary objection dismissed (ratione materiae);Preliminary objection joined to merits and dismissed (ratione personae);Violation of Art. 8;No violation of Art. 14+8;Non-pecuniary damage - award
Pagina1738-1738
UitspraakECLI:CE:ECHR:2009:0528JUD002671305
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 02-06-2009, 31675/04
CiteertitelNJB 2009, 1334
SamenvattingArt. 8 EVRM. Verdragsstaten hebben de verplichting om ervoor te zorgen dat patiënten geïnformeerd worden over de gevolgen van een medische ingreep. Het ontbreken van informatie in een publiek ziekenhuis kan leiden tot directe aansprakelijkheid van de verdragsstaat. Schending.

(Codarcea / Roemenië).
Samenvatting (Bron)Preliminary objection joined to merits and dismissed (victim);Violation of Art. 6;Violation of Art. 8;Pecuniary and non-pecuniary damage - award
Pagina1738-1739
UitspraakECLI:CE:ECHR:2009:0602JUD003167504
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHof van Justitie EG, 11-06-2009, C-429/07
CiteertitelNJB 2009, 1335
SamenvattingArt. 81, 82 EG en art. 15 lid 3 Vo. 1/2003 - Mededingingsbeleid - Schriftelijke opmerkingen Commissie - Aftrek van belastingen van geldboete.

(Inspecteur van de Belastingdienst / X).
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2009.#Inspecteur van de Belastingdienst tegen X BV.#Verzoek om een prejudiciele beslissing: Gerechtshof te Amsterdam - Nederland.#Mededingingsbeleid - Artikelen 81 EG en 82 EG - Artikel 15, lid 3, van verordening (EG) nr. 1/2003 - Door Commissie ingediende schriftelijke opmerkingen - Nationaal geschil over fiscale aftrekbaarheid van bij beschikking van Commissie opgelegde geldboete.#Zaak C-429/07.
Pagina1739-1740
UitspraakECLI:EU:C:2009:359
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHvJ EU 11-06-2009, C-155/08 en C-157/085
CiteertitelNJB 2009, 1336
SamenvattingVrij dienstenverkeer - Vrij kapitaalverkeer - Directe belastingen - Geen aangifte spaartegoeden in andere lidstaat - Navorderingstermijn - Verlening navorderingstermijn voor in andere lidstaat aangehouden tegoeden - Bankgeheim -
Uitwisseling gegevens.

(X en Passenheim / Staatssecretaris van Financien).
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2009.#X (C-155/08) en E. H. A. Passenheim-van Schoot (C-157/08) tegen Staatssecretaris van Financien.#Verzoeken om een prejudiciele beslissing: Hoge Raad der Nederlanden - Nederland.#Vrij verrichten van diensten - Vrij verkeer van kapitaal - Vermogensbelasting - Inkomstenbelasting - Spaartegoeden die in andere lidstaat dan woonstaat zijn belegd - Geen aangifte - Navorderingstermijn - Verlenging van navorderingstermijn voor buiten woonstaat aangehouden tegoeden - Richtlijn 77/799/EEG - Wederzijdse bijstand van bevoegde autoriteiten van lidstaten op gebied van directe en indirecte belastingen - Bankgeheim.#Gevoegde zaken C-155/08 en C-157/08.
Pagina1740-1742
UitspraakECLI:EU:C:2009:368
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 11-06-2009, C-521/07
CiteertitelNJB 2009, 1337
SamenvattingNiet-nakoming - EER - Art. 40 - Vrij verkeer van kapitaal - Discrimerende behandeling van dividenden uitbetaald door Nederlandse vennootschappen - Bronbelasting - In IJsland of Noorwegen gevestigde ontvangende vennootschappen.

(Commissie / Nederland).
Pagina1742-1743
LinkVolledige tekst uitspraak (EUR-Lex)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2009:0611JUD000052107
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, R07/068HR
CiteertitelNJB 2009, 1338
SamenvattingQwest I. Enquête. De ondernemingskamer beveelt een enquêteonderzoek naar de failliete vennootschap KPNQwest.
Samenvatting (Bron)Ondernemingsrecht. Toewijsbaarheid van enquêteverzoek betreffende een failliete rechtspersoon (QWEST); doeleinden enquêterecht, HR komt niet terug van zijn rechtspraak sinds HR 10 januari 1990, nr. 21, NJ 1990, 466 (Ogem); aard en strekking van enquêteregeling, uitwerking van HR 18 november 2005, nr. R05/042, NJ 2006, 173 (Unilever); praktische uitvoerbaarheid van te bevelen onderzoek niet voorwaarde voor verdere behandeling verzoek, beoordelingsvrijheid ondernemingskamer. Samenhang met nrs. R 08/03660 en R 09/00848.
Pagina1744-1745
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BD5516
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 08/03660
CiteertitelNJB 2009, 1339
SamenvattingQwest II. De ondernemingskamer beslist dat het bevolen enquêteonderzoek geen doorgang zal vinden, tenzij tijdig voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.
Samenvatting (Bron)Ondernemingsrecht. Enquêterecht (QWEST); niet-ontvankelijk cassatieberoep tegen brief van de secretaris ondernemingskamer; ondernemingskamer bevoegd onderzoek niet te laten doorgaan bij ontbreken financiële middelen; zekerheidstelling, maatstaf. Samenhang met nrs. R07/068 en R 09/00848.
Pagina1745-1745
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH6537
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 09/00848
CiteertitelNJB 2009, 1340
SamenvattingQwest III. Nadat verzoeker voldoende middelen ter beschikking heeft gesteld, benoemt de ondernemingskamer alsnog deskundigen.
Samenvatting (Bron)Ondernemingsrecht. Enquêterecht (QWEST); niet-ontvankelijk cassatieberoep tegen brief van de secretaris ondernemingskamer; samenhang met nrs. R07/068 en R 08/03660.
Pagina1745-1745
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI0216
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, C07/197HR
CiteertitelNJB 2009, 1341
Samenvatting(Bestuurders)aansprakelijkheid. Twee zakenpartners geven elk als 50%-aandeelhouder een garantie als aan de bank af ten behoeve van de financiering van de joint venture. Een van hen (X) kan niet aan de garantie voldoen. De joint venture gaat failliet. De zakenpartner die wel aan de garantie kan voldoen (Eurocommerce), vordert schadevergoeding van X en van een bestuurder van X.
Samenvatting (Bron)Vennootschapsrecht. Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder wegens bekendheid met niet-nakoming van (garantie)verplichtingen vennootschap uit kapitaalinstandhoudingsverklaring; wetenschap naar objectieve maatstaven; onrechtmatigheid, maatstaf; toelaatbaar feitelijk novum; schadevergoeding op basis van positief contractsbelang of negatief contractsbelang?
Pagina1745-1746
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI0468
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/10594
CiteertitelNJB 2009, 1342
SamenvattingMerkinbreuk. Algemeen bekend merk. Niet-soortgelijke waren. In 1984 heeft Pinocchio het merk JAGUAR bij het Benelux merkenbureau gedeponeerd voor schoenen. Het merk voor auto's was ook toen algemeen bekend. De Hoge raad stelt de prejudiciële vraag of algemeen bekende merken destijds beschermd waren tegen depots voor niet-soortgelijke waren.
Samenvatting (Bron)Merkenrecht. Nietigheid van inschrijving van merk wegens verwarring met algemeen bekend woord/beeldmerk (JAGUAR) in zin van art. 2.4, aanhef en onder e, BVIE (art. 4, aanhef en onder 5, oud BMW) en art. 6bis Unieverdrag?, maatstaf; eis van soortgelijkheid als bedoeld in art. 6bis; prejudiciële vragen aan Benelux-Gerechtshof over uitleg van art. 4, aanhef en onder 5, oud BMW voor de periode vóór inwerkingtreding van art. 16 lid 3 Trips-Verdrag.
Pagina1747-1747
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH8674
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/10953
CiteertitelNJB 2009, 1343
SamenvattingOvergang onderneming. Een werknemer stelt een loonvordering in, stellende dat zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege is overgegaan op de nieuwe werkgever. Het hof wijst de vordering af op grond van de overweging dat de werknemer uitdrukkelijk akkoord is gegaan met indiensttreding bij een derde.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Loondoorbetaling; overgang van onderneming in zin van art. 7:663 BW, toelaatbaarheid afstand dienstbetrekking met gelijktijdige indiensttreding in nieuwe onderneming; wijze van informatievoorziening in strijd met goed werkgeverschap ex art. 7:611 BW?
Pagina1747-1748
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH4043
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/11468
CiteertitelNJB 2009, 1344
SamenvattingAanbesteding. Bij een openbare, niet-Europese aanbesteding heeft de aanbesteder de opdracht aan een ander gegund.
Samenvatting (Bron)Aanbestedingsrecht. Kort geding, nationale aanbestedingsprocedure; uitleg van door gemeente gehanteerd gunningscriterium, verrekenprijzen in zin van Standaard RAW Bepalingen 2005; rechtsverwerking, beperkende werking van redelijkheid en billijkheid; cassatie, geen belang bij rechtsklacht over miskende reikwijdte niet-toepasselijk communautair recht (Richtlijn 89/665), strekking van HvJEG 12 februari 2004, zaak C230/02, Jurispr. 2004, p. I-1829 (Grossmann).
Pagina1748-1749
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI0467
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/11791
CiteertitelNJB 2009, 1345
SamenvattingPseudovertegenwoordiging. Een gegadigde doet aan de makelaar een bod op een pand. De makelaar deelt aan de gegadigde mee dat zijn opdrachtgever met het bod instemt.
Samenvatting (Bron)Overeenkomstenrecht. Totstandkoming overeenkomst tussen onderhandelende partijen, maatstaf; vertegenwoordigingsbevoegdheid, opdracht aan makelaar tot bemiddeling bij verkoop houdt in beginsel geen volmacht in tot sluiten van een koopovereenkomst; toepasselijkheid schadeplicht van art. 3:70 BW, stelplicht- en bewijslastverdeling.
Pagina1749-1750
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH9284
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/13479
CiteertitelNJB 2009, 1346
SamenvattingAntilliaanse zaak. Partneralimentatie. Ingangsdatum. Het hof heeft lagere alimentatie vastgesteld en die pas laten ingaan op het tijdstip van de beslissing in hoger beroep.
Samenvatting (Bron)Familierecht; Antilliaanse zaak. Wijziging van alimentatie met terugwerkende kracht, ingrijpende gevolgen, behoedzaamheid van (appel)rechter; terugbetaling na vernietiging in hoger beroep van alimentatiebeslissing; ingangsdatum.
Pagina1750-1751
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH2288
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 07/13656
CiteertitelNJB 2009, 1347
SamenvattingBiologische vader. De vrouw spreekt de man aan als onderhoudsplichtig jegens haar dochter. Uit DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader is. De man voert aan dat hij geen verwekker is (biologische vader door gemeenschap), maar spermadonor (biologische vader door kunstmatige inseminatie).
Samenvatting (Bron)Familierecht. Vaderschapsactie; verwekker van een kind als bedoeld in art. 1:394 BW; stelplicht- en bewijslastverdeling; tegenbewijs door biologische vader van door hem gesteld donorschap.
Pagina1751-1751
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH2250
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 08/00773
CiteertitelNJB 2009, 1348
SamenvattingBeslissing in tussenarrest. Het hof legt bij eindarrest de vordering anders uit dan bij tussenarrest.
Samenvatting (Bron)Overeenkomstenrecht. Buitengerechtelijke ontbinding na wanprestatie. Procesrecht; bindende eindbeslissing?, strekking van eisvermeerdering in hoger beroep, uitleg gedingstukken.
Pagina1751-1752
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI2042
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 08/01126
CiteertitelNJB 2009, 1349
SamenvattingVerboden rechtspersoon. Het Openbaar Ministerie heeft verzocht om verbodenverklaring en ontbinding van de rechtspersonen waarin de Hells Angels in Harlingen zijn georganiseerd.
Samenvatting (Bron)Rechtspersonenrecht. Afgewezen verzoek Openbaar Ministerie tot verbod en ontbinding van stichting en vereniging van Hells Angels Harlingen op voet van art. 2:20 lid 1 BW wegens strijd met de openbare orde; grondbeginsel van vrijheid van vereniging en vergadering (art. 8 Grw en art. 11 EVRM); terughoudende toepassing van art. 2:20 BW, maatstaf; werkzaamheid van rechtspersoon in zin van art. 2:20 lid 1; vereenzelviging, toerekening (criminele) handelingen derden aan rechtspersoon.
Pagina1752-1753
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI1124
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 08/02546
CiteertitelNJB 2009, 1350
SamenvattingDe man verzoekt beëindiging van zijn alimentatieverplichting jegens zijn ex-echtgenote op de grond dat deze met een andere man is gaan samenleven als waren zij gehuwd.
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Verzoekschriftprocedure; oproeping door griffier bij brief aan procureur; verschijning belanghebbende zonder verweerschrift. Familierecht; beëindiging van partneralimentatie op voet van art. 1:160 BW wegens samenleving vrouw met nieuwe partner. Hoger beroep, grenzen van de rechtsstrijd van partijen, devolutieve werking van het appel.
Pagina1753-1754
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH9287
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 07/12748
CiteertitelNJB 2009, 1351
SamenvattingDe tenlastelegging hield in dat de verdachte een pamflet/ poster met een foto van het detentiecentrum Schiphol openlijk heeft tentoongesteld (afgerond getoond voor een camera van een filmploeg van TV Gelderland) met daarop de tekst: Reisbureau Rita, Arrestatie-deportatie-crematie, Adequaat tot het bittere einde.
Vaststaat dat met Rita is bedoeld mevrouw Rita Verdonk, de toenmalige Minister van Vreemdelingenzaken en Integratiebeleid. De tenlastelegging is toegesneden op art. 261 lid 2 Sr, dat smaadschrift strafbaar stelt.
Samenvatting (Bron)Poster Reisbureau Rita. Ovar o.g.v. art. 10 EVRM. Het Hof heeft geoordeeld dat strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde feit als overtreding van art. 261.2 Sr in strijd komt met het in art. 10.1 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting en heeft art. 261.2 Sr daarom o.g.v. art. 94 Gw. buiten toepassing gelaten, het feit niet strafbaar geacht en verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Een beperking van het recht van vrije meningsuiting kan ex art. 10.2 EVRM gerechtvaardigd zijn vzv. die beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, d.w.z. dat voor die beperking een dringende maatschappelijke noodzaak (pressing social need) bestaat. Of hiervan sprake is dient te worden beoordeeld a.d.h.v. de omstandigheden van het geval. In een geval als i.c. komt het daarbij aan op aan de feitenrechter voorbehouden oordelen omtrent de inhoud, aard en strekking van het desbetreffende geschrift. De motiveringsklachten i.c. die zijn gericht tegen de door het Hof vastgestelde aard en strekking van de poster en het daarop gegronde oordeel dat i.c. niet van een pressing social need a.b.i. art. 10.2 EVRM kan worden gesproken, berusten allen op de stelling dat de in die poster vervatte woorden arrestatie-deportatie-crematie voor nagenoeg iedere lezer het beeld oproepen dat onder verantwoordelijkheid van Rita Verdonk als Minister van Vreemdelingenzaken vreemdelingen bewust worden gedeporteerd en vervolgens gecremeerd en dat de desbetreffende woorden in combinatie met het gebezigde woord reisbureau een sterke associatie oproepen met de arrestatie, deportatie en crematie van de joden in WOII. Het Hof heeft evenwel gemotiveerd uiteengezet dat en waarom het aan die bewoordingen een zo vergaande strekking niet heeft toegekend. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en leent zich niet voor verdere toetsing in cassatie.
Pagina1754-1754
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BG7750
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 07/11829
CiteertitelNJB 2009, 1352
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 180 uren wegens (1) poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen en (2) medeplegen van bedreiging met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen.
Samenvatting (Bron)Bewijs bedreiging met openlijk geweld. Van openlijk (geweld) in bedreigd met openlijk geweld a.b.i. in art. 285 Sr, is sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden openbaart zodat daardoor de openbare orde wordt aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat t.t.v. en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig is (vgl. HR NJ 1979, 618 m.b.t. art. 141 Sr). Nu de gebezigde bewijsmiddelen niet inhouden dat het geweld waarmee is gedreigd openlijk in voormelde zin zou worden uitgeoefend, is s Hofs oordeel dat X is bedreigd met openlijk geweld niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Pagina1755-1755
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI1009
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 07/10699
CiteertitelNJB 2009, 1353
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep wegens moord veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Het middel bevat de klacht dat het hof het verweer dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf in de onderhavige zaak een schending oplevert van art. 3 en 5 EVRM, ten onrechte, althans op onjuiste gronden heeft verworpen.
Samenvatting (Bron)Levenslange gevangenisstraf (gvs) en art. 3 en 5.4 EVRM. Is zolang de wet niet voorziet in een periodieke rechterlijke toetsing van de tenuitvoerlegging (tul) van levenslange gvs, het opleggen daarvan niet toegestaan wegens strijd met 1 of meer waarborgen van het EVRM? Aan de EHRM-jurisprudentie (o.a. EHRM Kafkaris vs. Cyprus, EHRC 2008, 52) valt niet te ontlenen dat een voorziening ter verkorting van de levenslange gvs dient te bestaan uit een wettelijk voorgeschreven periodieke herbeoordeling van de straf door een rechter. Volgens het EHRM is "for the purposes of article 3" voldoende dat de duur van de straf "de iure en de facto" te eniger tijd kan worden verkort. Dat neemt niet weg dat een periodieke toetsing wel geëigend kan zijn om de in art. 3 EVRM vervatte waarborg gestalte te geven. De beantwoording van de vraag of en zo ja, in welke vorm, een dergelijke wettelijke regeling is aangewezen, gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten. Wat betreft de in NL bestaande mogelijkheden "to take proceedings" a.b.i. art. 5.4 EVRM t.a.v. de (verdere) tul van een opgelegde levenslange gvs, en de daarmee verband houdende mogelijkheid tot verkorting van die straf, geldt ook thans nog hetgeen tot uitdrukking is gebracht in HR LJN ZD1464, NJ 1999, 435. Aan de veroordeelde kan, ook na oplegging van een levenslange gvs, gratie worden verleend, terwijl deze voorts het oordeel van de burgerlijke rechter kan inroepen omtrent de rechtmatigheid van de (verdere) tul van die straf. Niet zonder betekenis is echter dat de in voornoemd arrest van de HR vermelde regeling van de zogenoemde "volgprocedure langgestraften" (welke kon resulteren in ambtshalve gratie en omzetting van de levenslange gvs in een tijdelijke gvs waarna vervroegde invrijheidstelling mogelijk was) in 2000 is ingetrokken. Daarmee is een belangrijke mogelijkheid tot tussentijdse beoordeling van de tul van de levenslange gvs komen te vervallen. De mogelijkheid tot gratieverlening voor levenslang gestraften is niet tenietgedaan maar is thans in beginsel afhankelijk van het initiatief van de veroordeelde. De stelling dat in NL een opgelegde levenslange gvs nimmer wordt verkort, zodat de facto die mogelijkheid van verkorting niet bestaat, is een stelling van feitelijke aard die zich niet leent voor onderzoek door de HR. Die stelling is in feitelijke aanleg niet zodanig onderbouwd dat het Hof gehouden was daarop te reageren en de in de conclusie van de AG verstrekte informatie biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat een dergelijke verkorting thans in feite illusoir is. Indien evenwel zou komen vast te staan dat een levenslange gvs in feite nimmer wordt verkort, kan dat van betekenis zijn bij de beantwoording van de vraag of oplegging of verdere voortzetting van een levenslange gvs zich verdraagt met de uit art. 3 EVRM voortvloeiende eisen, zoals die door het EHRM in het arrest Kafaris vs. Cyprus nader zijn omlijnd.
Pagina1755-1756
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BF3741
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 08/04027
CiteertitelNJB 2009, 1354
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 200 uren wegens (1) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd (2) opzettelijk als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging (3) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, [...].
Samenvatting (Bron)Voeging stukken ATV-procedure in dossier. Vooropgesteld wordt dat de opvatting dat alle stukken die i.h.k.v. aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten en douanedelicten zijn opgemaakt, zoals neergelegd in de ATV-procedure, aan het strafdossier dienen te worden toegevoegd, in zijn algemeenheid niet juist is. Beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen onder omstandigheden meebrengen dat het OM n.a.v. een desbetreffend verweer gemotiveerd uiteenzet waarom het in een individueel geval i.p.v. de zaak fiscaalbestuursrechtelijk af te doen overgaat tot een strafrechtelijke vervolging (vgl. HR LJN AB9066). Daartoe kan het in voorkomende gevallen vereist zijn dat stukken uit de ATV-procedure aan de strafrechter worden overgelegd. Het Hof heeft geoordeeld dat het zich voldoende geïnformeerd achtte omdat de indicatoren die hebben geleid tot strafrechtelijk onderzoek m.b.t. verdachte zich in het dossier bevinden tezamen met een uitvoerige toelichting daarop. Zijn daarin besloten liggende oordeel dat het onder die omstandigheden niet vereist was om de stukken uit de ATV-procedure aan het dossier toe te voegen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting t.a.v. het vooropgestelde. Dat oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk in aanmerking genomen dat de verdediging t.t.z. in h.b.heeft volstaan met de stelling dat de in het TPO (Tripartite Overleg) opgemaakte nadeelberekening onjuist was, en niet nader heeft aangevoerd waarin die onjuistheid zou hebben bestaan.
Pagina1756-1757
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI1430
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 07/12140
CiteertitelNJB 2009, 1355
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf voorwaardelijk en een werkstraf van honderd uren weggens (1) opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en (2) diefstal. Het hof wees voorts de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €2500 toe en legde aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op voor ook €2500.
Samenvatting (Bron)Art. 36f Sr. Schadevergoedingsmaatregel en draagkracht. Ex art. 36f.2 Sr kan de rechter de maatregel oplegen indien en vzv. verdachte jegens het s.o. naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol. In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis (art. 36f.6 Sr). Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de s.v.-maatregel op te leggen (vgl. HR LJN AZ8788). Slechts in uitzonderlijke gevallen kan daarvan sprake zijn. Daarbij kan i.h.b. worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een s.v.-maatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis. De rechter behoeft daarom slechts dan i.h.b. de redenen op te geven waarom van een daaromtrent ingenomen standpunt wordt afgeweken indien dat standpunt voldoende onderbouwd dat uitzonderlijke karakter van het geval duidelijk maakt. s Hofs (kennelijke) oordeel dat het door en namens verdachte aangevoerde niet aan die eisen voldoet is onjuist, noch onbegrijpelijk.
Pagina1757-1757
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI1812
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 16-06-2009, 01858/07
CiteertitelNJB 2009, 1356
SamenvattingHet gerechtshof verklaarde bij arrest van 3 april 2007 het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in de vervolging. De toedracht van de zaak is, kort samengevat, als volgt:
De voortvluchtige verdachte in wiens huis bij een doorzoeking drugs, geld en een wapen waren aangetroffen, belde zijn advocaat voor een afspraak. Dat telefoongesprek waarbij dag en uur van het verdachtes bezoek aan de advocaat werden vastgesteld werd door de politie afgeluisterd. Voordat de verdachte het kantoor van de advocaat had betreden, werd hij door de politie gearresteerd.
Samenvatting (Bron)OM-cassatie. Afluisteren vertrouwelijke gesprekken tussen advocaat en verdachte. Het OM is niet-ontvankelijk verklaard wegens het gebruik van gegevens die vernietigd hadden moeten worden. 1. Bereik art. 126aa.2 Sv (vernietiging gegevens die vallen onder het verschoningsrecht). 2. Ontvankelijkheid OM, 359a Sv. Ad 1. HR herhaalt o.m. relevante overwegingen t.a.v. art. 126aa Sv uit HR LJN BA5632. Het Hof heeft het door verdachte met de advocaat gevoerde telefoongesprek wat betreft de gemaakte afspraak voor een bespreking, aangemerkt als een gesprek dat mededelingen bevat aan een verschoningsgerechtigde a.b.i. art. 218 Sv. Het Hof heeft geoordeeld dat de aldus verkregen wetenschap i.c.niet operationeel gebruikt had mogen worden en dat het van die mededelingen opgemaakte p.v. vernietigd had behoren te worden. Gelet op de aard en inhoud van de gegevens i.c. alsmede de overige omstandigheden van het geval, geeft dat oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. n-o-verklaring van het OM uit HR LJN AM2533. Gelet daarop is zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk dat de omstandigheid dat de politie ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de informatie omtrent de locatie van verdachte teneinde hem te kunnen aanhouden, dwingt tot de slotsom dat in de onderhavige zaak de belangen van de verdachte in het vooronderzoek zodanig grovelijk zijn veronachtzaamd dat de aanmerkelijke kans bestaat dat als het OM zou worden ontvankelijk verklaard in de vervolging aan verdachtes recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort wordt gedaan.
Pagina1757-1758
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH2678
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 07/10551
CiteertitelNJB 2009, 1357
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot zes maanden hechtenis wegens medeplegen van handelen in strijd met art. 2 onder A Opw.
De steller van het middel komt op tegen de verwerping van het ter zake van de subsidiair tenlastegelegde overtreding gedaan beroep op afwezigheid van alle schuld.
Samenvatting (Bron)Verwerping beroep op AVAS. Blijkens het verhandelde ttz van 15 mei 2007 heeft het Hof, kennelijk n.a.v. het aldaar gevoerde verweer dat o.m. inhield dat de cocaïne aan de buitenkant van de koffer was aangebracht en dus na het inchecken op die koffer zou kunnen zijn bevestigd, het noodzakelijk geacht dat het Hof de koffer waarop de cocaïne is aangetroffen zo compleet mogelijk met verpakkingsmateriaal ttz kan onderzoeken. Blijkens het pv van de ttz van 12 juli 2007 heeft een dergelijk onderzoek niet plaatsgevonden, omdat de koffer inmiddels was vernietigd. Gelet op e.e.a. had het Hof nader moeten motiveren waarom het niettemin tot het oordeel is gekomen dat verdachte de koffer vóór zijn vertrek niet voldoende zorgvuldig heeft onderzocht.
Pagina1758-1759
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH5187
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 01631/06 H
CiteertitelNJB 2009, 1358
SamenvattingAanvraag tot herziening van de veroordeling van de landelijk bij naam bekende Clas(ina) Maria Post. Het hof te 's-Gravenhage bevestigde op 25 mei 1987 onder aanvulling van de bewijsvoering het vonnis van de rechtbank aldaar waarbij de aanvraagster wegens (1) doodslag en (2) opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, als bedoeld in art. 225 lid 1 Sr, als ware het echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren.
Samenvatting (Bron)Herziening Ina P. Rapport CEAS. Als novum is aangevoerd dat het tijdstip van overlijden van het s.o., waarvan het Hof blijkens de bewijsvoering is uitgegaan (te weten: tussen 18.00 en 19.10 uur), niet juist kan zijn. De bewezenverklaring van de betrokkenheid van aanvraagster bij de bewezenverklaarde doodslag steunt in overwegende mate op haar, op 11-9-1986 t.o. de politie afgelegde, bekennende verklaring. De aan het Hof bekende stukken houden niet in dat og.v. de in een rapport van een verbalisant vermelde gegevens m.b.t. de lichaamstemperatuur van het s.o. (gemeten omstreeks 23.00 uur), een oordeel van een deskundige is gevraagd omtrent de vraag naar het tijdstip waarop de dood zou zijn ingetreden, terwijl de beantwoording van die vraag door een deskundige ook overigens geen voorwerp van onderzoek is geweest. De CEAS heeft onderzoek verricht naar de vraag of het mogelijke tijdstip van overlijden van het s.o. alsnog zou kunnen worden vastgesteld. I.h.k.v dat onderzoek heeft een forensisch patholoog-anatoom van het NFI verklaard dat, uitgaande van de gemeten lichaams- en omgevingstemperatuur, het tijdstip van overlijden niet rond of na 18.00 uur kan hebben gelegen maar vermoedelijk tussen 15.00 uur en 17.00 uur, of nog eerder. Mede o.g.v. die bevindingen, deelt de HR het oordeel van de conclusie van de A-G dat thans ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de dood van het s.o. op een aanmerkelijk eerder tijdstip is ingetreden dan door het Hof blijkens de bewijsvoering is aangenomen. Dat gegeven verdraagt zich, gelet op die bewijsvoering en de betekenis die daarin aan dat tijdstip toekomt, niet met de feitelijke toedracht waarvan het Hof is uitgegaan bij zijn oordeel dat het aanvraagster is geweest die het s.o. heeft gedood. Dat gegeven raakt daarmee ook aan 's Hofs oordeel omtrent de betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde bekennende verklaring van aanvraagster. Aldus rijst het ernstig vermoeden dat het Hof, indien het met dat gegeven bekend was geweest, aanvraagster zou hebben vrijgesproken van de haar tlg. doodslag (feit 1). Er is dus sprake van een novum.
Pagina1759-1760
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI1689
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 07/13062
CiteertitelNJB 2009, 1359
SamenvattingDe kantonrechter te Amsterdam veroordeelde de verdachte bij schriftelijk vonnis tot een voorwaardelijke geldboete van €50 wegens overtreding van art. 2.1. lid 1 APV van Amsterdam. De wnd. A-G komt, ambtshalve, tot bovenvermelde conclusie omdat indien de kantonrechter schriftelijk vonnis wijst, de griffier op grond van art. 398 Sv in verbinding met art. 326 Sv een proces-verbaal van de terechtzitting op moet maken, terwijl zo een procesverbaal zich niet bij de stukken bevindt die aan de Hoge Raad zijn toegezonden.
Samenvatting (Bron)Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis van de Kantonrechter (Ktr). De AG concludeert tot nietigheid van de bestreden uitspraak omdat geen pv is opgemaakt van tz. bij de Ktr. HR: het middel, dat klaagt over de verwerping van een in het vonnis van de Ktr weergegeven verweer, doch niet over het ontbreken van het pv van de tz., kan niet tot cassatie leiden. 81 RO.
Pagina1760-1760
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI9277
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 07/12655
CiteertitelNJB 2009, 1360
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf waarvan drie maanden voorwaardelijk wegens in het bezit zijn van een reisdocument waarvan zij weet dat het vals is, meermalen gepleegd.
Samenvatting (Bron)Blanco paspoorten reisdocumenten a.b.i. art. 231 Sr? Verdachte had Spaanse en Belgische blanco paspoorten in zijn bezit die niet gepersonaliseerd waren, d.w.z. feitelijk (nog) niet als zodanig gebruikt konden worden aangezien zij onder meer slechts waren voorzien van imitatie watermerken en waarbij echtheidskenmerken ontbraken. HR: Noch de tekst van de wet, noch de in de conslusie van de AG weergegeven wetsgeschiedenis, biedt steun aan de opvatting dat een blanco paspoort geen reisdocument kan zijn i.d.z.v. art. 231 Sr.
Pagina1760-1760
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI9274
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 07/13035
CiteertitelNJB 2009, 1361
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een geldboete van €110 wegens overtreding van art. 76 lid 1 van de Algemene Politieverordening voor de gemeente 's- Gravenhage.
Het middel bevat de klacht dat het hof de afwijzing van het verzoek tot het horen van M.J.C. van L als getuige niet heeft gemotiveerd.
Samenvatting (Bron)Afwijzing getuigenverzoek zonder enige motivering. Het Hof heeft de afwijzing van het verzoek tot het horen van een getuige niet gemotiveerd zodat niet kan worden vastgesteld of het Hof bij die afwijzing de juiste maatstaf heeft gehanteerd.
Pagina1760-1760
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI9202
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeken
TitelBoeken
CiteertitelNJB 2009, 1378
Pagina1771-1771
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTijdschriften
TitelTijsdschriften
CiteertitelNJB 2009, 1379-1393
Pagina1772-1784
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetgeving
TitelVervolgstukken
CiteertitelNJB 2009, 1396
Pagina1792-1795
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 23-06-2009, 07/11861
CiteertitelNJB 2009, 1362
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep bij verstek veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken wegens (1) niet-naleving van het bepaalde bij art. 70 van de Wet personenvervoer 2000 en tot een geldboete van € 410 wegens (2) eveneens niet-naleving van het bepaalde bij art. 70 van de Wet personenvervoer 2000 (per trein reizen zonder geldig vervoersbewijs).
Samenvatting (Bron)Rechtsgeldigheid inleidende dagvaarding. Ingevolge art. 588.1.b.sub 3 Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de GBA noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is onderzocht of de verdachte in NL is gedetineerd (vgl. HR LJN AD5163 r.o. 3.24 sub a). Nu het Hof niet blijk heeft gegeven onderzoek te hebben verricht of, en zo ja, waar de verdachte t.t.v. de betekening van de inleidende dagvaarding als afgestrafte was gedetineerd omdat in dat geval de penitentiaire inrichting waarin de verdachte verbleef, als diens bekende verblijfplaats moest worden aangemerkt, is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de inleidende dagvaarding rechtsgeldig is betekend, onbegrijpelijk.
Pagina1760-1761
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI2250
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 07/12633
CiteertitelNJB 2009, 1363
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf en terbeschikkingstelling van de regering, terwijl een vordering van de benadeelde partij (onder 3) werd toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel werd opgelegd.
Samenvatting (Bron)Unis testis nullus testis- regel. Ex art. 342.2 Sv kan het bewijs dat verdachte het tlg. feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat m.b.t. feit 3 de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaringen van de aangeefster, nu de bewijsmiddelen c, e en f aan die verklaringen onvoldoende steun geven, is de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Pagina1761-1761
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BG7746
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 07/12670
CiteertitelNJB 2009, 1364
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een werkstraf van zestig uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk wegens (1) schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats terwijl een ander daarbij zijn ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd en (2) en (3) telkens feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Samenvatting (Bron)Relatieve bevoegdheid. s Hofs oordeel dat de Rb te Utrecht o.g.v. art. 2.1 Sv bevoegd was van de tlg. feiten kennis te nemen nu de verdachte in Utrecht is aangehouden en verhoord, is onjuist, daar de in art. 2 Sv voorkomende clausule die binnen welker rechtsgebied de verdachte zich bevindt, waarop s Hofs oordeel kennelijk steunt, moet worden begrepen als waar de verdachte zich bevindt op het tijdstip waarop de vervolging tegen hem wordt aangevangen(vgl. HR LJN AC1992). Dat leidt evenwel niet tot cassatie aangezien s Hofs oordeel juist is. De HR heeft daarbij in aanmerking genomen (i) de omstandigheid dat de relatieve competentie moet worden beoordeeld op de grondslag van de t.l.l. zoals die in voorkomend geval met inachtneming van art. 322.4 Sv - luidt t.t.v. de behandeling van de zaak in 1e aanleg, en (ii) hetgeen de inleidende dagvaarding i.c. inhoudt omtrent de plaats
Pagina1761-1762
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI4030
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 09/00102
CiteertitelNJB 2009, 1365
SamenvattingDe rechtbank had bij uitspraak van 3 september 2008 de vordering van de officier van justitie strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van de door de Belgische rechter aan de veroordeelde opgelegde verbeurdverklaring afgewezen.
Pagina1762-1762
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 08/01484 A
CiteertitelNJB 2009, 1366
SamenvattingGeen toepassing van het concordantiebeginsel.
Samenvatting (Bron)Antilliaanse zaak. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Het cassatieberoep is gericht tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba a.b.i. art. 591 Sv Aruba, waarbij het Hof verlof heeft verleend tot tenuitvoerlegging (tul) van een vonnis van de United States District Court, Southern District of Florida, waarbij veroordeelde is veroordeeld tot o.m. een gevangenisstraf van 16 mnd. Ingevolge art. 10 jo. art. 11.1 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: de Cassatieregeling) staat voor 'de verdachte' beroep in cassatie open tegen 'vonnissen' in 'strafzaken'. Een uitspraak als i.c., waarbij het Hof verlof verleent tot tul van de buitenlandse rechterlijke beslissing, kan niet worden aangemerkt als een 'vonnis' in een 'strafzaak' i.d.z.v. de Cassatieregeling, zoals ook veroordeelde niet kan worden aangemerkt als 'verdachte' a.b.i. de Cassatieregeling. Enige andere bij Rijkswet gegeven bepaling op grond waarvan voor veroordeelde beroep in cassatie tegen een uitspraak a.b.i. art. 591 Sv Aruba open staat, ontbreekt (vgl. HR LJN AN7640).
Pagina1762-1762
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI5741
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 07/12145
CiteertitelNJB 2009, 1367
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een geldboete van € 220 wegens overtreding van art. 7 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 (verlaten van de plaats van het ongeval na een verkeersongeval).
Samenvatting (Bron)Behoorlijk de gelegenheid bieden tot vaststelling identiteit na een ongeval a.b.i. art. 7.2 WVW 1994. s Hofs oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte op de plaats van het ongeluk behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van het door hem bestuurde voertuig is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat verdachte na de aanrijding uit zijn auto is gestapt en heeft geprobeerd een gesprek aan te gaan met de andere betrokkene bij de aanrijding, dat laatstgenoemde niets zei, zijn hoofd wegdraaide en is teruggelopen naar zijn auto.
Pagina1762-1762
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI3923
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 00982/07
CiteertitelNJB 2009, 1368
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren wegens: als schipper de krachtens het eerste lid van art. 785 van het Wetboek van Koophandel op hem rustende verplichting tot hulpverlening opzettelijk niet nakomen.
Samenvatting (Bron)Aanvaring a.b.i. art. 785 Wetboek van Koophandel (WvK) jo. art. 414 Sr. Noch de tekst van art. 414 Sr i.v.m. art. 785 WvK, noch de wetsgeschiedenis biedt steun voor de opvatting dat voor een veroordeling t.z.v. art. 414 Sr is vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van een aanvaring.
Pagina1763-1763
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI3840
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 08/01332
CiteertitelNJB 2009, 1369
SamenvattingDe verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot 30 jaren gevangenisstraf en tot terbeschikkingstelling van de regering met verpleging wegens (1) moord (2) opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en (3) verkrachting, meermalen gepleegd.
Samenvatting (Bron)Campermoord. Bewezenverklaring voorbedachte raad. Zoals de HR in o.m. HR LJN AA6308 heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad i.c. uitgedrukt met de woorden na kalm beraad en rustig overleg voldoende dat komt vast te staan dat verdachte tijd had zich te beraden op het nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid had na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegegeven. Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden, en dat zijn besluit om het s.o. te overrijden, niet het gevolg is geweest van een opwelling en heeft, daarvan uitgaande, kunnen oordelen dat voor verdachte de tijd en gelegenheid hebben bestaan als hiervoor bedoeld. s Hofs oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad getuigt daarom niet van een onjuiste rechtsopvatting.
Pagina1763-1763
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BI4070
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 07/12270
CiteertitelNJB 2009, 1370
SamenvattingDe verdachte werd door de kantonrechter in de rechtbank te Utrecht wegens overtreding van art. 2.4.8 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort 2006 (bier drinken op straat) veroordeeld tot een geldboete van € 50.
Pagina1764-1764
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 08/02411 J
CiteertitelNJB 2009, 1371
SamenvattingDe verdachten werden in hoger beroep tot betrekkelijk lage straffen veroordeeld. De tegen die veroordelingen aangevoerde middelen werden door de Hoge Raad kort afgedaan.
Samenvatting (Bron)Rechtsbijstand m.b.t. het politieverhoor. EHRM 27-11-08, Salduz tegen Turkije. Het opstellen van een alg. regeling van de rechtsbijstand m.b.t. het politieverhoor gaat de rechtsvormende taak van de HR te buiten maar de EHRM-rechtspraak roept vragen op die de strafrechter in voorkomende gevallen dient te beantwoorden. De HR leidt uit de EHRM-rechtspraak af dat een door de politie aangehouden verdachte aan art. 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Uit die rechtspraak kan niet worden afgeleid dat de verdachte recht heeft op aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor. Een verdachte dient vóór de aanvang van het 1e verhoor worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Een aangehouden jeugdige verdachte heeft tevens recht op bijstand door een raadsman of vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor. Als een aangehouden verdachte niet, of niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden overleg te plegen met een advocaat levert dat in beginsel een vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv op. Gelet op HR LJN AM2533 dient te worden beoordeeld of aan dat rechtsverzuim enig gevolg moet worden verbonden waarbij rekening dient te worden gehouden met de in art. 359a.2 Sv genoemde factoren, zoals o.m. "de ernst van het verzuim". O.g.v. de EHRM-rechtspraak moet worden aangenomen dat in gevallen als i.c. een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden. Daarom zal na een daartoe strekkend verweer, dat vormverzuim dienen te leiden tot bewijsuitsluiting van verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Dat geldt ook voor een verweer m.b.t. bewijsmateriaal dat is verkregen als een rechtstreeks gevolg van een voor het bewijs onbruikbare verklaring als hiervoor bedoeld. Of van zo'n rechtstreeks gevolg kan worden gesproken, laat zich niet in alg. zin beantwoorden. I.c. klaagt het middel over schending van art. 41 Sv, art. 6 EVRM en art. 40 .2. sub b onder III van het Verdrag inz. de rechten van het kind, doordat aan de minderjarige verdachte niet tijdig een raadsman is toegevoegd als gevolg waarvan hij zonder bijstand van een raadsman door de politie over de feiten is verhoord. Aldus miskent het middel dat ex art. 78.1 Wet RO beroep in cassatie alleen gericht kan zijn tegen handelingen en uitspraken van de rechter.
Pagina1764-1765
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BH3079
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 30-06-2009, 01539/07
CiteertitelNJB 2009, 1372
SamenvattingDe verdachte werd door het hof niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De dagvaarding om te verschijnen bij de kantonrechter te Amsterdam werd aan een schriftelijk daartoe gemachtigde van verdachte uitgereikt op 2 september 2004.
Samenvatting (Bron)Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hb. Volgens de akte van uitreiking m.b.t. de inleidende dagvaarding (dgv) is de dgv uitgereikt aan schriftelijk gemachtigde maar op de akte ontbreken de omschrijving en nummer van het legitimatiebewijs en de schriftelijke machtiging bevindt zich niet bij de stukken. Gelet op e.e.a. is s Hofs oordeel dat die dgv in persoon is betekend, niet zonder meer begrijpelijk
Pagina1765-1765
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BF0742
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelHoge Raad, 26-06-2009, 42764
CiteertitelNJB 2009, 1373
SamenvattingNe bis in idem. Verzuimboete gevolgd door vergrijpboete. Sprake van 'hetzelfde feit'? Het komt niet aan op het bedrag van de nageheven belasting, maar op de omschrijving van de beboetbare gedraging.
Samenvatting (Bron)Art. 67c AWR en 67f AWR. Verzuimboete gevolgd door vergrijpboete. Ne bis in idem.
Pagina1766-1766
UitspraakECLI:NL:HR:2009:BD0200
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-06-2009, 08/4444 WAZ + 08/5229 WAZ
CiteertitelNJB 2009, 1374
SamenvattingSchending redelijke termijn. Ping-pongzaak. Verzoek om schadevergoeding in tweede rechtbankprocedure. Lengte redelijke termijn voor rechtbank. Lengte redelijke termijn Raad.
Samenvatting (Bron)Maatmaninkomen zelfstandige conform jurisprudentie. Niet aansluiten bij voor werknemers geldende CAO in de sector waarin hij als zelfstandige werkzaam was. Schending redelijke termijn. Verzoek om schadevergoeding tweede rechtbankprocedure. Lengte redelijke termijn. Rechtbank vernietigt besluit op bezwaar, tegen nieuw besluit op bezwaar volgt beroep.
Pagina1766-1767
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI8665
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-06-2009, 07/5408 WW
CiteertitelNJB 2009, 1375
SamenvattingUit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat een overheidswerkgever bij een besluit ten aanzien van een WW-uitkering aan een (gewezen) werknemer als zodanig belanghebbende is (ook wel aangeduid als: categoriaal belanghebbende). Dit brengt mee dat een dergelijke overheidswerkgevers in de regel geacht moet worden ook een procesbelang te hebben.
Samenvatting (Bron)Dubbel hoger beroep. Verwijtbaar werkloos. Het Uwv wijzigt de grondslag van de weigering WW-uitkering. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat een overheidswerkgever bij een besluit ten aanzien van een WW-uitkering aan een (gewezen) werknemer als zodanig belanghebbende is (ook wel aangeduid als: categoriaal belanghebbende). Dit brengt mee dat een dergelijke overheidswerkgever in de regel geacht moet worden ook een procesbelang te hebben. De rechtbank had (...) een oordeel dienen te geven over de gronden van het beroep van het College tegen de gekozen weigeringsgrond. Het College is niet uitgenodigd voor de hoorzittingen. Uit de stukken blijkt voldoende duidelijk dat betrokkene op de werkplek ongeoorloofd gedrag heeft vertoond. Diverse verklaringen onderschrijven het standpunt van de werkgever. Het Uwv had artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, WW ten grondslag dienen te leggen.
Pagina1767-1769
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2326
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 29-05-2009, AWB 07/577
CiteertitelNJB 2009, 1376
SamenvattingUitleg openbaarmakingsregeling in verband met Verdrag van Arhus. Prejudiciële vragen.
Samenvatting (Bron)Bestrijdingsmiddelenwet
Pagina1769-1769
UitspraakECLI:NL:CBB:2009:BI5903
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 02-06-2009, AWB 07/34
CiteertitelNJB 2009, 1377
SamenvattingVaststelling eenmalige aansluittarieven elektriciteit 2006 door NMa.
Samenvatting (Bron)Elektriciteitswet 1998
Pagina1769-1770
UitspraakECLI:NL:CBB:2009:BJ0727
Artikel aanvragenVia Praktizijn