Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 30-09-2009
Aflevering 10
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 05-06-2009, 04/1603 WAZ
CiteertitelRSV 2009/245
SamenvattingCBBS - aspecten 'buigen' en 'frequent buigen' - redelijke termijn.
Samenvatting (Bron)Weigering WAZ-uitkering toe te kennen wegens geschiktheid voor gangbare functies. Vaststelling eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Arbeidsbeperkingen niet onderschat. Geschiktheid geselecteerde functies. CBBS-jurisprudentie. Overschrijding redelijke termijn.
Pagina845-849
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI6812
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-07-2009, 08/6399 WAO
CiteertitelRSV 2009/246
SamenvattingEigen risicodragerschap - herbeoordeling - verzekeringsgedachte - toetsing - verhaal.
Samenvatting (Bron)Toerekening WAO-uitkering van werknemer aan eigenrisicodragende werkgever (appellant). Naar het oordeel van de Raad ligt het op de weg van de werkgever bij het aangaan van het eigen risicodragerschap de voor- en nadelen af te wegen, waarbij mede een rol behoort te spelen dat de periode van toerekening van een WAO-uitkering aan de eigen risicodrager beperkt is. Het standpunt van appellant dat de toerekening in strijd is met de artikelen 14 en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten volgt de Raad niet. De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt dat de bewoordingen van artikel 75a, eerste lid, in verbinding met artikel 75b, eerste lid, van de WAO in de weg zouden staan aan de bestreden toerekening. De Raad volgt niet de stelling van appellant dat de artikelen 75a en 75b van de WAO onverbindend zouden zijn omdat deze artikelen in strijd zijn met de grondslag van de verzekeringsgedachte.
Pagina849-851
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2544
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-07-2009, 07/1313 WAO
CiteertitelRSV 2009/247
SamenvattingHerziening - uitlooptermijn - toekenning over afgesloten in het verleden liggende periode.
Samenvatting (Bron)Toekenning volledige WAO-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 3 september 2002. Herziening WAO-uitkering met ingang van 3 oktober 2005. Beheersing Nederlandse taal. Bijduiden functies. De Raad voorziet zelf en bepaalt met ingang van 22 mei 2006 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante ter berekening van haar WAO-uitkering 25 tot 35% is.
Pagina852-855
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2117
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-07-2009, 07/6108 WAO
CiteertitelRSV 2009/248
SamenvattingHerbeoordeling - intrekking - vermoeidheidsklachten - urenbeperking - deugdelijke onderbouwing.
Samenvatting (Bron)Herbeoordeling en intrekking (volledige) WAO-uitkering 2006. Chronische myeloïde leukemie (CML) en gebruik van het medicijn Glivec. Vermoeidheidsklachten. Het laten vervallen van een urenbeperking bij een ongewijzigd medische beeld vereist een deugdelijke onderbouwing. Die onderbouwing vindt de Raad niet in rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad voorziet zelf.
Pagina855-857
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2140
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-07-2009, 07/5399 WAZ + 07/5400 WAO + 08/5641 WAO + 08/5642 WAZ
CiteertitelRSV 2009/249
SamenvattingZelfde ziekteoorzaak - Amberbepalingen - ontbreken oorzakelijk verband.
Samenvatting (Bron)1) Toekenning WAZ-uitkering. 2) toekenning WAO-uitkering 3) Handhaving primaire besluit waarin aan appellant is medegedeeld dat zijn uitkering wegens inkomsten als zelfstandige niet wordt uitbetaald. 4) terugvordering WAZ-uitkering. Vast staat dat het Uwv bij besluit van 5 juni 1998 geweigerd heeft om aan appellant met ingang van 9 april 1998 een uitkering toe te kennen ingevolge de AAW om reden dat hij weliswaar gedurende een periode van 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, maar per einde wachttijd minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De enkele omstandigheid dat in beide arbeidsongeschiktheidsgevallen (deels) wordt uitgegaan van (rug)klachten, die overigens -naar onbestreden is gebleven- niet op dezelfde diagnose zijn terug te voeren, is onvoldoende om zonder meer aan te nemen dat sprake is van dezelfde ziekteoorzaak als bedoeld in de vorengenoemde Amberbepalingen. In het geval van appellant staat buiten kijf dat geen sprake is van een verergering of terugkeer van de ziekte of het gebrek ter zake waarvan appellant eerder de wachttijd heeft volgemaakt. De uitval op 23 januari 2001 heeft evident een andere oorzaak. Het ontbreken van een oorzakelijk verband van die uitval met het eerdere arbeidsongeschiktheidsgeval brengt mee dat aan de voor toepassing van de Amberbepalingen in beginsel aanwezig geachte causaliteit (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 25 april 2001, LJN AL1255 en 20 april 2004, LJN AO0012) niet wordt toegekomen. Dat betekent dat het Uwv terecht een grondslag heeft berekend van de WAZ-uitkering zonder toepassing te geven aan specifieke bepalingen die de grondslag in Amber-situaties regelen.
Pagina857-859
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3263
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-07-2009, 08/4125 WAZ + 09/60 WAZ
CiteertitelRSV 2009/250
SamenvattingHerziening WAZ-uitkering - maatman - maatmaninkomen- afwisselend arbeid in maatschap en als zelfstandige.
Samenvatting (Bron)Herziening WAZ-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Raad: bij een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid kan de keuze met betrekking tot de maatman en het maatmaninkomen volledig worden getoetst. Bij de bepaling van het maatmaninkomen van een zelfstandige dient voor de gevallen waarin dat praktisch mogelijk is, steeds als uitgangspunt te gelden de door de fiscus aanvaarde nettowinst over de laatste drie boekjaren voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Appellant was in de periode bedoeld in 3.3 werkzaam als melkveehouder. Gedurende deze periode heeft appellant gewerkt in een maatschap met zijn vader (tot 15 januari 1990), vervolgens als zelfstandige (van 15 januari 1990 tot 1 januari 1991) en ten slotte in een maatschap met zijn echtgenote (per 1 januari 1991). In zo’n geval bestaat er naar het oordeel van de Raad geen aanleiding af te wijken van de wijze waarop het maatmaninkomen van een zelfstandige dient te worden bepaald.
Pagina859-861
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3936
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-07-2009, 08/1660 WIA
CiteertitelRSV 2009/251
SamenvattingVerzekeringsgeneeskundig onderzoek - communicatie met behandelaar - bedrijfsarts.
Samenvatting (Bron)Bedrijfsarts kan niet gelijkgesteld worden met een behandelaar in de Standaard ‘Communicatie met behandelaars’.
Pagina861-863
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3970
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-06-2009, 07/4237 WVG
CiteertitelRSV 2009/252
SamenvattingWoonvoorziening - elektrische deuropener - algemeen gebruikelijk - wettelijke of contractuele vereisten.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag voor een elektrische opener voor een galerijdeur in woonapppartementencomplex. Het College: op grond van de door Woonstade voor de huurwoningen van het appartementencomplex gehanteerde kwalificatie ‘levensloopbestendig’ en de voor toewijzing gestelde leeftijdseis mag verwacht worden dat het betreffende wooncomplex voldoet aan de eisen die bewoners daaraan stellen, of na verloop van tijd zullen gaan stellen. De Raad: Het College is er niet in geslaagd aan te tonen dat Woonstade krachtens wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen gehouden is om een automatische deuropener aan te brengen op de galerijdeur van het in geding zijnde appartementencomplex.
Pagina863-865
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI9087
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 08-04-2009, 08/57 WW
CiteertitelRSV 2009/253
SamenvattingDeeltijdpensioen - in mindering op WW-uitkering uit overige dienstbetrekking.
Samenvatting (Bron)WW-uitkering gebaseerd op 28 uur. Op de WW-uitkering is het door appellant ontvangen bedrag aan Ruil-Overbruggingsuitkering (Ruil-OBU) -in verband met vermindering arbeidsuren- in mindering gebracht. Inkomsten worden niet op de uitkering in mindering gebracht, indien zij door de werknemer na het intreden van de werkloosheid worden ontvangen en zij betrekking hebben op een andere dienstbetrekking dan de dienstbetrekking waaruit de werkloosheid is ontstaan en die dienstbetrekkingen voor het intreden van de werkloosheid naast elkaar werden vervuld. Hiervan is geen sprake. betrokkne had de intentie om de omvang van zijn werkzaamheden te minderen, in de hoop dat hij er in zou slagen de problemen op zijn werk te ondervangen. Van enige beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt voor de prijsgegeven 10 uur is de Raad niet gebleken. Ruil-OBU terecht in mindering gebracht op WW-uitkering.
Pagina866-868
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI2256
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-04-2009, 08/1666 WW
CiteertitelRSV 2009/254
SamenvattingArbeidsovereenkomst van 76 uur per week - alle uren tellen mee voor gemiddeld aantal arbeidsuren - geen overwerk.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om een WW-uitkering. Appellant heeft per de datum in geding een relevant aantal arbeidsuren verloren. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit ten onrechte vastgesteld dat appellant op die grond niet werkloos is geworden. Ter zitting van de Raad is door het Uwv erkend, en ook de Raad gaat er van uit, dat appellant met werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten voor 76 uur per week en dat appellant die 76 uur ook daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Dat die arbeidsovereenkomst wat betreft de werktijden in strijd was met zowel de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen als met de van toepassing zijnde CAO, doet aan de werking en inhoud van die overeenkomst niet af. Gelet op de inhoud van de arbeidsovereenkomst, kunnen de uren die appellant meer dan 38 uur per week werkte, niet worden aangemerkt als overwerk, zodat artikel 4a, eerste lid, van de Regeling gelijkstelling toepassing mist.
Pagina868-870
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI3009
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 02-04-2009, 06/6224 ANW
CiteertitelRSV 2009/255
SamenvattingGeen onderbreking van arbeid van in Nederland verrichte arbeid of verzekering tijdens ziekte in de zin van art. 6 aanhef en onder a van KB 746.
Samenvatting (Bron)Weigering ANW-uitkering: echtgenoot was niet verzekerd ten tijde van zijn overlijden. Werkzaam in het Aruba; verlof; ziekte.
Pagina870-872
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI1506
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-04-2009, 05/782 ANW + 05/1018 ANW
CiteertitelRSV 2009/256
SamenvattingKinderen niet ouderloos - moeder niet ontzet of ontheven uit ouderlijk gezag.
Samenvatting (Bron)1. Weigering ANW-uitkering omdat appellanten niet ouderloos zijn geworden, nu hun moeder nog in leven is. 2. Redelijke termijn. 1. In de bezwaarschriften is namens appellanten aangevoerd dat een bewijsstuk is overgelegd waaruit blijkt dat de moeder ontzet is uit de ouderlijke macht. Op grond van rapportage van het Internationaal Juridisch Instituut moet geconcludeerd worden dat niet aangenomen kan worden dat door de rechtbank te Marokko een vonnis is gewezen dat in essentie overeenkomt met een ontzetting van het ouderlijk gezag naar Nederlands burgerlijk recht als bedoeld in artikel 9 van de ANW. Het vervallen van het verzorgingsrecht van de moeder niet tot gevolg heeft gehad dat zij is ontzet uit het gezag. Weigering ANW terecht. 2. Totale duur procedure ruim 5 jaar. Behandeling van het hoger beroep heeft vier jaar en iets minder dan twee maanden geduurd. Aan deze vaststelling kan het vermoeden worden ontleend dat de redelijke termijn is geschonden door de Raad. Heropening van het onderzoek. De Staat der Nederlanden (de minister van Justitie) wordt aangemerkt als partij in die procedures.
Pagina872-875
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI2185
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 16-04-2009, 06/2074 AKW + 08/5632 AKW
CiteertitelRSV 2009/257
SamenvattingNieuwe aanvraag - terugkomen van eerder besluit - beleid toekennen en herzien met terugwerkende kracht - bijzondere omstandigheden om af te wijken van beleid.
Samenvatting (Bron)Toekenning kinderbijslag met terugwerkende kracht. Nu een daad van veiligstellen heeft plaatsgevonden meer dan vijf jaar voor de definitieve aanvraag om kinderbijslag na de toekenning van de WAO-uitkering, is sprake van zodanig bijzondere omstandigheden dat die de Svb aanleiding hadden moeten geven met toepassing van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van zijn beleid. Een eventuele toekenning van kinderbijslag vanaf het kwartaal waarin de eerste daad van veiligstellen is verricht zou Raads toetsing kunnen doorstaan.
Pagina875-880
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI1498
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-06-2009, 05/2509 AKW
CiteertitelRSV 2009/258
SamenvattingVoor de toepassing van artikel 111, lid 2 van Vo. 574/72 is een persoon rechthebbende op uitkering zelfs als de uitkering aan een ander is uitbetaald.
Samenvatting (Bron)Verrekening van de te veel betaalde Ierse kinderbijslag. Appellante was rechthebbende op de kinderbijslag. Dat deze door haar ex-partner is geïnd, doet hieraan niet af. Naar het oordeel van de Raad is dan ook voldaan aan het vereiste dat de rechthebbende op de Ierse kinderbijslag dezelfde is als degene die recht heeft op de Nederlandse kinderbijslag.
Pagina880-882
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI9032
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 08-07-2009, 07/6775 AKW
CiteertitelRSV 2009/259
SamenvattingInschrijving CWI - eerste werkloosheidsdag.
Samenvatting (Bron)Weigering met ingang van het vierde kwartaal van 2006 kinderbijslag toe te kennen, omdat de zoon op de peildatum 1 oktober 2006 niet als onderwijsvolgend of als werkloos kan worden aangemerkt. Onvoldoende daadwerkelijk onderwijs gevolgd. Melding bij het CWI. Intern beleid. Gedurende het vierde kwartaal van 2006 kan zoon als werkloos kind in de zin van de AKW worden aangemerkt en heeft appellant recht op kinderbijslag.
Pagina882-884
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2111
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAOW/ANW/AKW
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-07-2009, 07/6544 AOW
CiteertitelRSV 2009/260
SamenvattingFormulier E 205 bevat geen ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging aan betrokkene over verzekerde tijdvakken.
Samenvatting (Bron)Toekenning van 42% van het volledige AOW-pensioen. Niet verzekerd gedurende over een periode van 29 jaar. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de Svb zich op het standpunt kan stellen dat het E205-formulier niet kan worden aangemerkt als een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging aan appellant. De Raad: Het feit dat appellant in 1996 op grond van een niet rechtstreeks aan hem verstrekt en niet ondertekend of anderszins herleidbaar formulier meende dat hij gedurende het tijdvak dat hij in België werkzaam was voor de AOW verzekerd was, is niet onbegrijpelijk maar kan naar het oordeel van de Raad niet tot de conclusie leiden dat aan appellant een toezegging is gedaan in bovenvermelde zin, zodanig dat op grond daarvan de korting op zijn AOW-pensioen - contra legem - met 2% verlaagd zou moeten worden. Appellant is door de rechtbank op correcte wijze op de hoogte gebracht van de datum en het tijdstip waarop zij het beroep van appellant ter zitting zou behandelen.
Pagina884-886
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3923
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-05-2009, 06/5707 AWBZ
CiteertitelRSV 2009/261
SamenvattingWoningaanpassing - geen voorliggende voorziening - bekostiging; rechtsbescherming - onderscheid indicatiestelling en verstrekking.
Samenvatting (Bron)Indicatiestelling voor zorg. Besluit. De beroepsgronden van appellante, voor zover zij gericht (zouden) zijn tegen de inhoud van een vaststellingsovereenkomst, niet kunnen slagen. Partijen hebben deze overeenkomst in volle vrijheid ondertekend. Nu gesteld noch gebleken is dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig zou zijn, dient van de partijen bindende inhoud ervan te worden uitgegaan. Een woningaanpassing ingevolge de Wvg kan voor de toepassing van de AWBZ niet beschouwd worden als een voorliggende voorziening. In een geval als het onderhavige is inherent aan het feit dat een woningaanpassing is toegekend, dat in de nabije toekomst mogelijk de omstandigheden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang van de zorgbehoefte zullen wijzigen. Scheiding aan brengen tussen de taken en verantwoordelijkheden van indicatieorganen, als instanties die de indicatie vaststellen, enerzijds en die van de zorgverzekeraars/zorgkantoren. Dit betekent dat in een geschil over een besluit dat betrekking heeft op de indicatiestelling niet met vrucht gronden kunnen worden aangevoerd die betrekking hebben op het effectueren van de geïndiceerde zorg, al dan niet in de vorm van zorg in natura, dan wel een persoonsgebonden budget, omdat het orgaan dat bevoegd is te beslissen over de indicatiestelling niet bevoegd is om te beslissen over het verstrekken van de geïndiceerde zorg.
Pagina886-890
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BI5266
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-07-2009, 07/5623 AWBZ
CiteertitelRSV 2009/262
SamenvattingEigen bijdrage - verblijf AWBZ-instelling - herberekening - in Bbz niet verwezen naar art. 23, lid 2 WWB.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag herberekening eigen bijdrage voor verblijf in AWBZ-instelling. Bevoegdheidsgebrek. Instandlating rechtsgevolgen. De Raad voegt (...) toe dat de regelgever er blijkens de toelichting op het Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet van 15 december 2005 (Stb. 2005, 690) naar aanleiding van de invoering van de Zorgverzekeringswet welbewust voor heeft gekozen heeft om in het Bbz niet te verwijzen naar artikel 23, tweede lid, van de WWB. Voorts overweegt de Raad dat ook bij de berekening van de eigen bijdrage conform artikel 10 van het Bbz rekening wordt gehouden met af te dragen ziektekostenpremies.
Pagina890-891
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3951
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-06-2009, 08/3201 WWIK
CiteertitelRSV 2009/263
SamenvattingAfwijzing aanvraag WWIK-uitkering-begrip kunstenaar-buitenwettelijk begunstigend beleid-toetsing bestuursrechter.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag WWIK-uitkering. Gedragslijn is naar het oordeel van de Raad op één lijn te stellen met buitenwettelijk begunstigend beleid. Toetsing. De Raad stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat de in het Handboek beschreven gedragslijn in het voorliggende geval op consistente wijze is toegepast.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina892-896
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2533
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-06-2009, 07/4552 WWB
CiteertitelRSV 2009/264
SamenvattingBijzondere bijstand - kosten individuele aanvullende ziektekostenverzekering-overgangsrecht - onderzoeksplicht ten aanzien van recht op bijzondere bijstand als bedoeld in art. 35 WWB.
Samenvatting (Bron)Bevoegdheidsgebrek. Appellant kan geen aanspraak op categoriale bijstand ontlenen nu hij zich niet heeft aangesloten bij een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. De SDW heeft ten onrechte niet onderzocht appellant recht heeft op bijzondere bijstand in de kosten van zijn individuele aanvullende ziektekostenverzekering.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina896-900
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ0815
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 30-06-2009, 08/4174 WWB + 08/4200 WWB + 08/4202 WWB
CiteertitelRSV 2009/265
SamenvattingLangdurigheidstoeslag - inkomen aanvrager - garantietoeslag.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op de grond dat appellant niet gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen op of beneden bijstandsniveau heeft gehad.De Raad: het is in strijd met de wet om de inkomsten van de meerderjarige zoon te rekenen tot het inkomen van appellant; de garantietoeslag kan niet worden gezien als inkomen reeds op grond van het feit dat het bijzondere bijstand betreft. Dat deze bijstand - met het oog op de bijzondere situatie waarin appellant als voormalige alleenstaande ouder met een inwonend meerjarig kind verkeert - is verleend in aanvulling op de op appellant van toepassing zijnde alleenstaandennorm, maakt dit niet anders. De Raad voorziet zelf. Langdurigheidstoeslag; inkomen in artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, WWB is inkomen van de aanvrager; bijzondere bijstand (garantietoeslag) is geen inkomen in de zin van dit artikelonderdeel.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina900-903
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2503
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-07-2009, 08/4332 WWB + 08/4333 WWB
CiteertitelRSV 2009/266
SamenvattingMinimabeleid voor duurzame gebruiksgoederen - richtprijzen - bevoegde appelrechter - toetsing bestuursrechter.
Samenvatting (Bron)Aanvraag op basis van het Minimabeleid voor duurzame gebruiksgoederen. Matrassen en wasdronger. Bevoegdheid. Geen sprake van aanvraag bijzondere bijstand. Toetsing gemeentelijk beleid.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina903-907
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ1918
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-07-2009, 07/6447 WWB + 07/6458 WWB
CiteertitelRSV 2009/267
SamenvattingRedelijkerwijs kunnen beschikken - te gelde maken aandeel in onverdeelde nalatenschap bij negatief saldo.
Samenvatting (Bron)Te gelde maken van aandeel in onverdeelde nalatenschap. Informele scheiding en deling bij negatief saldo.
Pagina907-911
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ4699
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-07-2009, 08/641 WWB + 08/644 WWB
CiteertitelRSV 2009/268
SamenvattingGeen schending huisrecht zonder binnentreden woning - huisbezoek - redelijke grond.
Samenvatting (Bron)Herziening en (mede-)terugvordering bijstand. Gezamenlijke huishouding. De Raad: Niet binnentreden van de woning, geen schending van het huisrecht, het onderzoekwas gericht op handhaving van breed spectrum van wettelijke bepalingen omtrent feitelijk gebruik van woningen, de bouwkundige staat, illegale bewoning en onderverhuur en inschrijving van bewoners in de GBA. Het stellen van vragen aan de deur omtrent de feitelijke bewoning en het registreren van antwoorden daarop van degene die op aanbellen opendoet, is geen huisbezoek. Nadien redelijke grond aanwezig voor huisbezoek. De checklist (huisbezoek) is op geen enkele plaats door de betrokken ambtenaren ondertekend. Wijze waarop de verklaring van appellante is opgenomen en weergegeven: onzorgvuldig onderzoek. Geen deugdelijke grondslag voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding met ingang van 1 augustus 2000.
Pagina911-914
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ4247
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-07-2009, 07/6737 WWB + 09/1014 WWB
CiteertitelRSV 2009/269
SamenvattingVerplichting tot medewerking aan concreet omschreven project gericht op sociale activering - nadere concretisering re-integratieverplichting - zelfstandig rechtsgevolg.
Samenvatting (Bron)Ontheffing van de verplichting te solliciteren naar arbeid, maar niet ontheven van sociale activering. De Raad: In dit geval houdt de aanwijzing van het project waaraan appellant moet deelnemen een nadere concretisering van de (...) re-integratieverplichting. Hierbij acht de Raad vooral van betekenis dat appellante is aangemeld voor een concreet omschreven project, zoals aangeboden en ingevuld door het betrokken projectbureau. Gelet op deze factoren, is de Raad van oordeel dat de hiervoor bedoelde mededeling in het besluit van 30 maart 2006 er niet slechts toe strekt appellante te herinneren aan de gelding van de (...) re-integratieverplichting, doch op zelfstandig rechtsgevolg is gericht en om die reden moet worden aangemerkt als een besluit (...). De Raad stelt vast dat in de rapportage van het psychologisch onderzoek d.d. 1 september 2005 zonder voorbehoud wordt geconcludeerd dat appellante niet belastbaar is voor een traject sociale activering. Aangezien uit het primaire besluit van 30 maart 2006 duidelijk blijkt dat het project waarvoor appellante is aangemeld gericht is op sociale activering, ziet de Raad geen reden om aan te nemen dat appellante wel belastbaar moet worden geacht voor het project. Anders dan het College stelt, doet de opmerking in voormelde rapportage dat appellante eventueel meer structuur in haar leven zou kunnen krijgen door een paar uur per dag vrijwilligerswerk te verrichten niet aan de stellige conclusie van de rapportage af.
Pagina914-917
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ4443
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-08-2009, 08/4116 WWB
CiteertitelRSV 2009/270
SamenvattingBijzondere bijstand - garantietoeslag voormalige alleenstaande ouders - buitenwettelijk beleid - individualiseringsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Herziening bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad stelt voorop dat het met de normwijziging samenhangende verschil in inkomen op zichzelf geen grond voor toekenning van bijzondere bijstand kan vormen. De Raad merkt op dat volgens de systematiek van de WWB met ingang van de datum dat het (laatste) ten laste van de alleenstaande ouder komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt voor de toepassing van de WWB geen sprake meer is van een eenoudergezin maar van twee zelfstandige rechtssubjecten. Vanaf dat moment komt de voormalige alleenstaande ouder nog slechts voor extra bijstand boven de norm voor een alleenstaande in aanmerking indien en voor zover aan de toepassingsvoorwaarden voor artikel 35, eerste lid, van de WWB is voldaan. Als compensatie voor de inkomensdaling kan een garantietoeslag worden verstrekt. De hoogte van deze toeslag is gelijk aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder inclusief vakantietoeslag en het netto-inkomen per maand van de ouder en het feitelijke inkomen van het meerderjarige, inwonende kind. De Raad tekent daarbij nog aan dat artikel 35, eerste lid, van de WWB een gebonden (en dus geen discretionaire) bevoegdheid van het bestuursorgaan inhoudt. Naar vaste rechtspraak van de Raad betekent een en ander dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze wordt toegepast. Hiervan uitgaande stelt de Raad vast dat het besluit van 20 juli 2007 in overeenstemming is met het door het dagelijks bestuur gehanteerde beleid. De garantietoeslag is terecht per 1 april 2006 ingetrokken. De Raad ziet geen grond de hoogte van de over de periode van 8 tot en met 31 maart 2006 verleende garantietoeslag voor onjuist te houden.
Pagina917-919
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ5297
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-08-2009, 09/46 WWB
CiteertitelRSV 2009/271
SamenvattingIntrekking en terugvordering bijstand - money transfers - Project Meldpunt Ongebruikelijke Transacties - objectieve rechtvaardigingsgrond voor eventuele indirecte discriminatie tussen Antillianen en niet-Antillianen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering omdat appellante door geen melding te maken van het feit dat zij geld heeft overgemaakt naar de Nederlandse Antillen de inlichtingenverplichting heeft geschonden waardoor het recht op bijstand niet meer kan worden vastgesteld over de maanden waarin één of meer transacties hebben plaatsgevonden. De Raad is van oordeel dat het MOT-project (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties) een passend en noodzakelijk middel is om het beoogde doel, bestrijding van uitkeringsfraude, te bereiken. Dit leidt de Raad tot het oordeel dat, indien en voor zover er met betrekking tot het MOT-project al sprake zou zijn van een indirect onderscheid tussen Antillianen en niet-Antillianen, daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Gelet op het aantal transacties en de daarmee gemoeide bedragen is de Raad van oordeel dat sprake is van op geld waardeerbare arbeid. Het moet appellante redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat deze activiteiten van invloed konden zijn op haar recht op bijstand. Schending inlichtingen verplichting. Geen bijzondere omstandigheden om af te zien van terugvordering.
Pagina919-922
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ5271
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 24-07-2009, 05/6817 WSF + 06/235 WSF
CiteertitelRSV 2009/272
SamenvattingMigrerend werknemer - beleid niet logisch en ook niet aanvaardbaar - ongerechtvaardigd verschil in behandeling.
Samenvatting (Bron)Studiefinanciering voor migrerend werknemer. Beleid zoals dat kennelijk wordt uitgelegd is niet logisch en ook niet aanvaardbaar. Ongerechtvaardigd verschil in behandeling.
Pagina922-925
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ4971
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-08-2009, 05/4120 WSF + 05/4853 WSF
CiteertitelRSV 2009/273
SamenvattingMigrerend werknemer - geen reële band met Nederland.
Samenvatting (Bron)Beperkte studiefinanciering voor niet werkende EU-studenten. Herziening en terugvordering studiefinanciering. Aan de orde is de vraag of een student die onderdaan is van een lidstaat van de Europese unie en om studieredenen naar een andere lidstaat is gekomen, een beroep kan doen op artikel 12, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG) ter verkrijging van een beurs om in zijn levensonderhoud te voorzien. Naar aanleiding van prejudiciële vragen in de zaak F., is door het Hof van Justitie een arrest gewezen (BJ1015). De Raad heeft in de zaak F. geoordeeld dat de IBG met de Beleidsregel 32 uur in algemene zin geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip werknemer als bedoeld in artikel 39 EG. Anders dan in de zaak F. vraagt de beslechting van dit geschil echter om nadere uitleg van het onderdeel van het beleid waarin wordt geregeld dat in het geval van vakanties en ziekte, ondanks dat niet aan het criterium wordt voldaan dat 32 uur of meer per maand gemiddeld is gewerkt, de studerende toch als migrerend werknemer wordt aangemerkt. De tekst waarin dit onderdeel van het beleid is gesteld maakt niet zonder meer duidelijk welke rechten de studerende hieraan kan ontlenen. Naar het oordeel van de Raad dient de IBG zich omtrent de uitleg van het onderdeel van het beleid dat ziet op de situatie dat sprake is van vakanties en ziekte en voor zover dit beleid ziet op studerenden die in een maand als gevolg van vakanties en ziekte slechts marginaal hebben gewerkt opnieuw te beraden. De Raad geeft hierbij - ter voorkoming van nieuwe procedures - aan dat een uitleg van het beleid dat ertoe strekt dat in die gevallen dat de studerende die in één maand als gevolg van vakanties of van ziekte slechts marginaal heeft gewerkt gelijk wordt behandeld met de studerende die in een maand in het geheel niet hebben gewerkt, zodat ook voor die studerende een deling door 11 - bij een studiefinancieringstijdvak van minder dan één jaar: naar rato - als vorenbedoeld kan plaatsvinden, aanvaardbaar is. De Beleidsregel van 9 mei 2005 kan aan betrokkene worden tegengeworpen, aangezien vast staat dat zij in 2002 niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar voorafgaand verblijf. Geen bijzondere omstandigheden om af te wijken. Daartoe heeft de Raad van doorslaggevende betekenis geacht dat betrokkene, voorafgaande aan haar verblijf in Nederland, niet anderszins kan wijzen op een reële band met de Nederlandse samenleving. Het feit dat zij is geslaagd voor een taalcursus Nederlands, heeft gewerkt en hier een sociaal leven heeft opgebouwd, is daartoe onvoldoende.
Pagina925-927
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ5579
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-08-2009, 06/4284 WSF + 06/5450 WSF + 09/3490 WSF
CiteertitelRSV 2009/274
SamenvattingMigrerend werknemer - geen werkzaamheden in Nederland - geen vijf jaar verblijf in Nederland.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering Studiefinanciering op grond van het bepaalde in artikel 7.1, lid 2, aanhef en onder g, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Raad heeft in de zaak Förster geoordeeld dat appellante met de Beleidsregel 32 uur in algemene zin geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip werknemer als bedoeld in artikel 39 EG. De Raad ziet in hetgeen van de zijde van betrokkene is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.Betrokkene heeft in de aan de orde zijnde maanden in Nederland in het geheel geen werkzaamheden verricht. Appellante kan aan dit beleid reeds hierom geen rechten ontlenen. Met betrekking tot de toepassing van de Beleidsregel van 9 mei 2005 overweegt de Raad dat vast staat dat betrokkene in 2005 niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar voorafgaand verblijf. Dit betekent dat haar de Beleidsregel van 9 mei 2005 kan worden tegengeworpen. Naar het oordeel van de Raad is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellante van de Beleidsregel van 9 mei 2005 had moeten afwijken. Appellante heeft geen grieven aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat een volledige terugvordering als bedoeld in 1 onjuist is, omdat betrokkene recht heeft op een Raulinvergoeding, zodat dit oordeel in hoger beroep niet aan de orde kan komen en vaststaat. De rechtbank heeft bestreden besluit terecht vernietigd, zij het op enigszins andere gronden dan de Raad bezigt.
Pagina927-930
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6002
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-08-2009, 08/539 WSF
CiteertitelRSV 2009/275
SamenvattingMigrerend werknemer - geen reële band met Nederland - wel recht op Raulinvergoeding - geen recht op OV-bijdrage.
Samenvatting (Bron)Beperkte studiefinanciering voor niet werkende EU-studenten. Met de Beleidsregel 32 uur in algemene zin geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip werknemer als bedoeld in artikel 39 EG. Bij de vaststelling of aan het criterium van gemiddeld 32 uur is voldaan, blijft de maand dat een studerende niet heeft gewerkt in verband met vakanties of ziekte buiten beschouwing. In feite komt dit erop neer dat voor die studerende – op jaarbasis – het door hem gewerkte aantal uren niet door 12 (maanden), maar door 11 (maanden) wordt gedeeld. In de situatie dat minder dan een jaar is gewerkt vindt een berekening naar rato plaats. De Raad acht zulks aanvaardbaar. Geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellante van de Beleidsregel van 9 mei 2005 had moeten afwijken. Daartoe heeft de Raad van doorslaggevende betekenis geacht dat betrokkene, voorafgaand aan haar verblijf in Nederland, niet anderszins kan wijzen op een reële band met de Nederlandse samenleving. Betrokkene kan niet worden aangemerkt als een onderdaan van een andere lidstaat die een betrekking heeft vervuld in de zin van artikel 1 van de Verordening nr. 1251/70. Aan de Wsf 2000 – welke wet onder meer de OV-bijdrage regelt – kan betrokkene geen rechten ontlenen.
Pagina930-932
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6419
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-08-2009, 08/4215 WSF
CiteertitelRSV 2009/276
SamenvattingLoskoppeling ouder - bijdrage ouder.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van de vader omdat er geen sprake is van een ernstig en onverzoenlijk conflict tussen appellant en zijn vader. De systematiek van het Bsf 2000 en de toelichting op met name artikel 12 van het besluit laten er echter geen twijfel over bestaan dat de desbetreffende ouder - ingeval het bestaan van een ernstig en structureel conflict met de studerende wordt aangenomen - naar (vastgesteld of nog vast te stellen) vermogen zal moeten bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de studerende. De zogenoemde loskoppeling is evident niet bedoeld zó ver te gaan dat de ouder met wie zo’n conflict bestaat ongeacht zijn inkomen in het geheel geen bijdrage behoeft te leveren, terwijl de ouder met wie zo’n conflict niet bestaat daarin wel (naar vermogen) moet bijdragen. Geen gewekte verwachtingen.
Pagina932-934
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6427
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-08-2009, 08/6544 WSF
CiteertitelRSV 2009/277
SamenvattingControle uitwonendheid - herziening is in strijd met vertrouwensbeginsel.
Samenvatting (Bron)Controle uitwonendheid. Herziening is in strijd met vertrouwensbeginsel.
Pagina934-937
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6699
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-08-2009, 08/6545 WSF
CiteertitelRSV 2009/278
SamenvattingAdrescontrole - afwijking niet hersteld - geen inschrijving in de GBA tot stand gekomen.
Samenvatting (Bron)Omzetting toegekende beurs naar de norm voor een uitwonende studerende in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende inverband met afwijking in adresgegevens. Geen grond om aan te nemen dat betrokkene van de vastgestelde adresafwijking redelijkerwijs geen verwijt zou kunnen worden gemaakt. De rechtbank heeft het besluit vernietigd op een grond die als zodanig niet door betrokkene naar voren is gebracht. Nu het bepaalde in artikel 1.5 van de Wsf 2000 evenmin van openbare orde is, is de rechtbank buiten de omvang van het geding getreden, zodat de aangevallen uitspraak wegens strijd met artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden vernietigd. Voorts schrijft artikel 1.5 van de Wsf 2000 niet voor dat in de zogenoemde waarschuwingsbrief wordt vermeld met ingang van welke maand de afwijking in de adresgegevens is geconstateerd. De vernietiging van het besluit berust derhalve op een onjuiste uitleg van deze bepaling. Vernietiging aangevallen uitspraak en ongegrond verklaring van het beroep.
Pagina937-938
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6713
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-08-2009, 08/5194 WSF
CiteertitelRSV 2009/279
SamenvattingUitwonend - adres ouder en kind - kind woont bij ouder.
Samenvatting (Bron)Herziening studiefinanciering in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende. Daarbij is aangegeven dat het aldus teveel ontvangen bedrag van € 647,84 is omgezet in een kortlopende schuld, die door middel van verrekening zal moeten worden terugbetaald. Naar het oordeel van de Raad biedt, nu van een verschil in adres van één van de ouders en appellante als kind geen sprake is, de duidelijke tekst van artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 geen ruimte om tot een ander oordeel te komen dan dat appellante gedurende de in geding zijnde periode moet worden aangemerkt als een thuiswonende studerende. Voor het toekennen van betekenis aan een hiërarchische woonverhouding biedt artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 geen ruimte. Nu onverkorte toepassing van het aan de orde zijnde wettelijk voorschrift in overeenstemming is te achten met hetgeen door de wetgever is beoogd, kan reeds hierom van toepassing van de hardheidsclausule geen sprake zijn. De Raad voegt hieraan toe dat niet valt in te zien dat de verrekening van de terugvordering appellante in een onmogelijke financiële positie brengt nu appellante de mogelijkheid had om een rentedragende lening aan te vragen.
Pagina938-940
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ6706
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invorderingen
TitelCentrale Raad van Beroep, 10-07-2009, 06/4474 TW + 06/4475 TW + 06/4476 TW + 06/4477 TW + 06/4478 TW
CiteertitelRSV 2009/280
SamenvattingVerjaringstermijn terugvordering onverschuldigd betaalde toeslag.
Samenvatting (Bron)Herziening intrekking en terugvordering toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW). Ingevolge artikel 11a van de TW is het Uwv verplicht de toeslag in te trekken of te herzien onder andere indien de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van intrekking of herziening af te zien.Vast staat dat [ex-echtgenoot] in de in geding zijnde periode inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, hetgeen er toe geleid heeft dat aan appellante aanvankelijk tot een te hoog bedrag en per 7 april 1997 ten onrechte toeslag is verleend. Aan het bepaalde in artikel 11a is dan ook voldaan, zodat het Uwv verplicht was de uitkering te herzien c.q. in te trekken. De Raad volgt niet het standpunt van appellante dat [ex-echtgenoot] vanaf 1999 niet meer bij haar woonde. De ex-echtgenoot stond gedurende de gehele in geding zijnde periode ngeschreven. Ten aanzien van de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering bepaalt artikel 20, eerste lid, van de TW dat het Uwv verplicht is hetgeen onverschuldigd aan uitkering is betaald terug te vorderen. Het vierde lid van artikel 20 van de TW geeft het Uwv, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, de bevoegdheid geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. De stelling van appellante dat zij dubbel gestraft wordt omdat enkel van haar en niet van [ex-echtgenoot] wordt teruggevorderd slaagt niet. De Raad voegt daaraan toe dat het Uwv bij de terugvordering van een op grond van de TW verleende toeslag de bijzondere bepalingen van de TW moet toepassen en niet de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor wat betreft de verjaringstermijn van terugvorderingen van onverschuldigd betaalde toeslag sluit de Raad aan bij de in het BW neergelegde verjaringstermijnen voor vorderingen uit onverschuldigde betaling. Inzake hetgeen appellante heeft aangevoerd met betrekking tot de aanwezigheid van dringende redenen om van terugvordering af te zien overweegt de Raad dat appellante weliswaar door de terugvordering in een moeilijke situatie is beland maar deze situatie is niet zodanig dat sprake is van onaanvaardbare consequenties.
Pagina941-944
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3262
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-06-2009, 08/4819 ZFW
CiteertitelRSV 2009/281
SamenvattingOnderzoek deskundige - plicht tot meewerken - gevolgen niet-naleving.
AnnotatorM. Braakman
Pagina944-946
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 30-06-2009, 08/4752 + 4756 + 4757 + 4758 + 4759 BESLU + 09/1277 + 1278, 1280 + 1282 BESLU
CiteertitelRSV 2009/282
SamenvattingSchadevergoeding na schending redelijke termijn in bestuurlijke en rechterlijke fase.
Samenvatting (Bron)Er zijn drie procedures over het recht op WAO-uitkering gevoerd, in één daarvan is de redelijke termijn niet geschonden, t.a.v. twee procedures heeft de Raad het onderzoek heropend (zie CRvB 12-12-2008, LJN BH0092). Thans wordt uitspraak gedaan over het verzoek om schadevergoeding. 1. Het verzoek van de Staat om in deze procedure niet de minister van Justitie maar de Raad voor de rechtspraak als vertegenwoordiger van de Staat aan te merken, komt - reeds - gelet op de Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 22 april 2009, nr. 5599506/09, Stcrt. 2009 nr. 81, niet voor toewijzing in aanmerking. 2. Het Uwv heeft bijgedragen aan de schending van de redelijke termijn. De behandelingsduur van een half jaar voor de bezwaarfase is langer dan de wettelijke beslistermijn, binnen welke het Uwv zijn besluit had moeten afgeven. Deze behandelingsduur is zodanig dat deze geacht kan worden normale procedurele handelingen als hier aan de orde, te omvatten. 3. Voor de behandeling in hoger beroep kan geen langere behandelingsduur gerechtvaardigd worden geacht in verband met de inschakeling van een deskundige, zoals de Staat heeft bepleit. De behandelingsduren die voor de rechterlijke fase gelden, bieden in het algemeen voldoende ruimte voor het normale verloop van een proces, de inschakeling van een deskundige daaronder begrepen. Slechts onder bijzondere omstandigheden zal een langere behandelingsduur gerechtvaardigd zijn. 4. De overschrijding van de redelijke termijn in de tweede procedure dient niet tot een hogere schadevergoeding te leiden. Zowel de eerste als de tweede procedure had betrekking op appellants recht op een WAO-uitkering, zodat zij in hoofdzaak betrekking hadden op hetzelfde onderwerp. Van extra spanning en frustratie was door de tweede procedure derhalve geen sprake. Met betrekking tot deze procedure kan ook naar het oordeel van de Raad worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn door de Raad is geschonden.
Pagina946-949
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ2125
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-07-2009, 08/6211 WAO
CiteertitelRSV 2009/283
SamenvattingVerhouding drie weken termijn en 10 dagen termijn.
Samenvatting (Bron)Intrekking WAO-uitkering. Commentaar op het rapport van de, door de rechtbank ingeschakelde, deskundige is door de rechtbank buiten beschouwing gelaten. Appellante is hiermee in haar belangen geschaad, omdat haar niet de volle termijn van artikel 8:56 Awb is gegeven. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. De Raad doet zelf af.
Pagina949-951
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3968
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-07-2009, 09/339 WAO
CiteertitelRSV 2009/284
SamenvattingIntrekking 6:19 besluit - zelfstandig beroep tegen 6:19 besluit - ongedaan maken intrekking - misvatting - dwaling.
Samenvatting (Bron)Met nader besluit geheel tegemoet gekomen. Intrekking beroep. Nadien beroep ingesteld tegen de ingangsdatum toekenning WAO-uitkering. In het beroepschrift is op geen enkele wijze verwezen naar of gerefereerd aan de brief van 3 januari 2008 en de daarin vervatte intrekking. Dit beroepschrift valt dan ook niet te beschouwen als ongedaanmaking van deze intrekking en – anders dan de rechtbank meende – evenmin als verzoek daartoe. Dat laat onverlet dat de rechtbank ambtshalve heeft te beoordelen of het beroep, gelet op de brief van 3 januari 2008, ontvankelijk is. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Van een (verschoonbare) misvatting omtrent de reikwijdte van het besluit van 20 december 2007 is, gelet op de tekst van de brief, geen sprake. Van het ongedaan maken van de intrekking binnen de beroepstermijn is, als aangegeven ook geen sprake en evenmin van de situatie dat appellant in verband met hem niet toe te rekenen omstandigheden in dwaling (of daarmee vergelijkbare omstandigheden) verkeerde omtrent de intrekking.
Pagina952-954
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ3921
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-08-2009, 08/4938 WIK
CiteertitelRSV 2009/285
SamenvattingRedelijke termijn - beroep uitblijven van een beslissing op bezwaar, vernietiging reëel besluit op bezwaar, na hernieuwde behandeling bezwaar tweede ronde rechtbank en hoger beroep - geen beoordeling verzoek schadevergoeding door rechtbank.
Samenvatting (Bron)Nieuw besluit, nadat reële beslissing op bezwaar door rechtbank was vernietigd. Inhoudende intrekking en terugvordering WIK-uitkering. Onvoldoende feitelijke grondslag voor het standpunt van het College dat appellant zijn woonstede in Amsterdam had opgegeven en buiten Amsterdam woonachtig was. Verzoek om schadevergoeding. Vernietiging bestreden besluit. De Raad heeft beoordelingscriteria geformuleerd voor gevallen als deze, waarin sprake is geweest van een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar en een beroep tegen de reële beslissing op bezwaar.(zie de uitspraak van 23 april 2009, LJN BI3430). De Raad heeft ook uitgangspunten geformuleerd voor de zich hier eveneens voordoende situatie dat vernietiging door de rechtbank van de reële beslissing op bezwaar leidt tot een hernieuwde behandeling van het bezwaar, een herhaalde behandeling door de rechtbank en hoger beroep (zie de uitspraak van 4 juni 2009, LJN BI8665). Aangezien tijdens de tweede rechtbankprocedure een verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn is gedaan, had de rechtbank moeten uitgaan van een redelijke termijn van in beginsel twee jaar voor de procedure tot aan de dag van haar tweede uitspraak. De Raad zal dit alsnog doen. Vvermoeden dat de redelijke termijn zowel in de bestuurlijke fase als in de tweede rechtbankprocedure is overschreden. Heropening onderzoek. Met verdragsconforme toepassing van artikel 8:26 van de Awb merkt de Raad naast het College de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie) aan als partij in die procedure.
Pagina954-956
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ5402
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep, 05-08-2009, 08/684 WAO
CiteertitelRSV 2009/286
SamenvattingSchadebeperking na vernietigd loonsanctiebesluit.
Samenvatting (Bron)Schadevergoedingsbesluit in verband met een onrechtmatig genomen besluit. Aansluiting zoeken bij het civielrechtelijk schadevergoedingsrecht. De Raad heeft overwogen dat de loonschade die ontstaat als gevolg van de onverschuldigde loondoorbetaling aan het onrechtmatige besluit dient te worden toegerekend en dat op appellant in beginsel de verplichting rust om die schade te vergoeden. De Raad is van oordeel dat, nu de werkneemster over de loonsanctieperiode tevens een WAO-uitkering heeft ontvangen, het instellen van een dergelijke vordering in redelijkheid van betrokkene kon (en kan) worden verlangd. Appellant dient aan betrokkene thans 70% van het over de periode van 20 februari 2004 tot 20 juni 2004 (door)betaalde loon te vergoeden, verminderd met de door appellant aan betrokkene nabetaalde WAO-uitkering, alsmede de werkgeverslasten.
Pagina957-959
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BJ4975
Artikel aanvragenVia Praktizijn