Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 21-06-2010
Aflevering 6
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 31-03-2010, 08/2176 WIA + 08/5386 WIA
CiteertitelRSV 2010/131
SamenvattingLoonsanctie - schattingsbesluit - getalscriterium schatting niet van toepassing op re-integratie-inspanningen - onvoldoende re-integratieactiviteiten - re-integratie tweede spoor.
Samenvatting (Bron)Getalscriteria van art. 9 Schattingsbesluit. Minimaal aantal in aanmerking te nemen arbeidsplaatsen. Niet rechtstreeks van toepassing op (het antwoord op) de vraag of er voldoende basis is om re-integratie-inspanningen te starten. Het Uwv heeft met recht gesteld, dat sprake is van onvoldoende re-integratie-inspanning bij appellante, voor welke nalatigheid geen deugdelijke grond aan te wijzen valt. De Raad kan de ter zitting naar voren gebrachte stelling van appellante niet volgen dat het besluit van 13 maart 2007 van het Uwv, waarbij het Uwv de tekortkoming met betrekking tot de re- integratie van de werknemer hersteld heeft geacht en de loonsanctie bijgevolg per 24 april 2007 is beëindigd, niet te rijmen zou zijn met het eerder opleggen van de loonsanctie. Als hiervoor aangegeven hebben vanaf medio juli 2006 tot het einde van de wettelijke wachttijd op 25 januari 2007 geen adequate re-integratie-activiteiten door appellante plaatsgevonden. Bevestigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover het Uwv daarbij de opdracht is gegeven om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Pagina493-495
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9815
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-04-2010, 08/3554 WAO
CiteertitelRSV 2010/132
SamenvattingHerziening WAO-uitkering - maatmaninkomen - verdisconteren werkgeversaandeel in de pensioenpremie in het maatmaninkomen.
Samenvatting (Bron)Herziening WAO-uitkering. Terecht heeft het Uwv de pensioenpremies niet (als voordeel uit dienstbetrekking) betrokken bij de vaststelling van het maatmaninkomen. Het werkgeversaandeel in de pensioen- en vutpremie kan alleen dan worden verdisconteerd in het maatmaninkomen indien de werkgever een hoger bedrag aan premie voor zijn rekening heeft genomen dan in de bedrijfstak gebruikelijk is (LJN AF7653). Hiervan is geen sprake. Doorslaggevend is de feitelijke situatie en niet de reden van de premiebetaling door de werkgever. Herbeoordeling aan de hand van het oude Schattingsbesluit.
Pagina495-497
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0834
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-04-2010, 09/2708 WIA + 09/2710 WIA + 09/2968 WIA
CiteertitelRSV 2010/133
SamenvattingLoonsanctie - onvoldoende re-integratie-inspanningen - loonsanctie schort uitkeringsaan-vraag op - herstel tekortkoming - vertraging bij afgeven besluiten.
Samenvatting (Bron)Loonsanctie: geen bevredigend re-integratieresultaat, zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht. Opschorten aanvraag WIA-uitkering. Procesbelang. Uitspraak 1: Naar het oordeel van de Raad is aannemelijk dat de werkgeefster onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Gelet op de omstandigheden acht de Raad niet aannemelijk dat in juli 2006 de re-integratie in het eigen bedrijf voldoende concreet perspectief bood op hervatting in werk dat aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer, zodat in redelijkheid van de werkgeefster kon worden gevergd dat zij het tweede spoor van het re-integratietraject zou inzetten. Naar het oordeel van de Raad is in de door de werkgeefster aangevoerde omstandigheden geen deugdelijke grond gelegen. De Raad verenigt zich met hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen. De Raad concludeert dat de rechtbank een onjuiste uitleg aan artikel 25, negende tot en met veertiende lid, van de Wet WIA heeft gegeven. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond. Uitspraak 2: Uit de wettelijke bepalingen volgt dat het opleggen van de loonsanctie meebrengt dat de behandeling van de uitkeringsaanvraag wordt opgeschort. De Raad ziet niet in dat - omgekeerd - het slagen van het (hoger) beroep tegen de handhaving van het opschortingsbesluit gevolgen kan hebben voor het loonsanctiebesluit. Ook is de Raad niet gebleken dat het slagen van het onderhavige (hoger) beroep voor de werkgeefster enige feitelijke betekenis kan hebben. Naar het oordeel van de Raad is geen sprake van procesbelang. Vernietiging uitspraak. Beroep niet-ontvankelijk.
Pagina497-501
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1179
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-04-2010, 08/7122 WAO
CiteertitelRSV 2010/134
SamenvattingOnverbindendverklaring KB 29 augustus 2007 (Stb. 2007 nr. 324) inzake de maximalisatie van het maatmaninkomen voor zover het terugwerkt tot slechts 2 maart 2007.
Samenvatting (Bron)Besluit van 29 augustus 2007 (Stb. 2007 nr. 324) waarin de maximalisatie van het maatmaninkomen is komen te vervallen met ingang van 2 maart 2007, is onverbindend voor zover het terugwerkt tot slechts 2 maart 2007.
Pagina501-504
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2059
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-03-2010, 08/6562 WMO + 09/1354 WMO
CiteertitelRSV 2010/135
SamenvattingHuishoudelijke taken - dreigende overbelasting partner - beëindiging werkzaamheden PGB.
Samenvatting (Bron)Afwijzing (1) financiële vergoeding voor hulp bij het huishouden, omdat betrokkenes echtgenoot in staat is tot het verrichten van huishoudelijk werk. Besluit door rechtbank vernietigd, wegens onvoldoende onderzoek. Door College hoger beroep inegsteld. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, na nader onderzoek nieuw besluit (2) met dezelfde strekking genomen. Compensatieplicht. Beleid. Van de gezonde partner - die tot dezelfde leefeenheid behoort - wordt verwacht dat hij huishoudelijke taken van de partner met beperkingen overneemt. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wordt verwacht dat hij taken overneemt, overbelast dreigt te raken. Het College kon zich in redelijkheid niet op het standpunt stellen dat de echtgenoot van betrokkene zijn betaalde AWBZ-werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zou moeten beëindigen. Besluit 1 is terecht vernietigd. Beroep tegen besluit 2 wordt gegrond verklaard wegens onvoldoende zorgvuldige voorbereiding. De Raad voorziet zelf en beslist dat het College betrokkene een financiële vergoeding voor hulp bij het huishouden verstrekt.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina504-511
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9930
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-04-2010, 08/3845 WVG
CiteertitelRSV 2010/136
SamenvattingVervoersvoorziening - fiets met hulpmotor - beleidsregels College van B en W - besluit gemeenteraad.
Samenvatting (Bron)De Raad oordeelt dat uitsluitend het College bevoegd is om ter zake van de uitvoering van de Wvg door middel van beschikkingen als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb beleidsregels vast te stellen, in te trekken en te wijzigen. Dit besluit van 22 december 2005 van de raad van de gemeente Amsterdam - tot intrekking van de in de Beleidsregels vervatte mogelijkheid om een fiets met hulpmotor te verstrekken - brengt geen wijziging in de door het College vastgestelde Beleidsregels. Het intrekken van de bruikleenovereenkomst, het verstrekken van de fiets met hulpmotor in eigendom en het verlenen van een eenmalige financiële tegemoetkoming van 275,-- is niet in overeenstemming met de Beleidsregels over het verstrekken van voorzieningen in natura. In natura te verstrekken voorzieningen worden immers ingevolge deze regels in huur of in bruikleen verstrekt. Het in het geheel uitsluiten van de verstrekking van een fiets met hulpmotor in bruikleen verhoudt zich niet met de mogelijkheid deze te wel verstrekken en verstrekt te houden. Uit deze mogelijkheid blijkt immers dat het College niet op voorhand van oordeel is dat de fiets met hulpmotor een algemeen gebruikelijke voorziening is, zoals dat wel het geval is met de gewone fiets of bromfiets.
Pagina511-513
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1283
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 26-11-2009, 08/5901 WW
CiteertitelRSV 2010/137
SamenvattingOntbindingsverzoek werknemer overgenomen door werkgever - geen beëindiging door of op verzoek werknemer - geen dringende reden dus niet nalaten passende arbeid te aanvaarden.
Samenvatting (Bron)Verwijtbaar werkloos. Ontbinding arbeidsovereenkomst op voorwaardelijk tegenverzoek van werkgever na intrekking ontbindingsverzoek werknemer
Pagina513-516
UitspraakECLI:NL:CRVB:2009:BK6589
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-01-2010, 08/7309 WW
CiteertitelRSV 2010/138
SamenvattingTijdens werkloosheid begonnen als zelfstandige - maar 8 uur per week opgegeven op advies UWV-medewerker - strekking advies - beperkte tijd gelding advies.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering WW-uitkering. Meer uren als zelfstandige gewerkt dan opgegeven. Tussen partijen is nu in geschil of, en zo ja op welk moment betrokkene zich niet zonder meer kon blijven houden aan de met zijn toenmalige re-integratiecoach van het Uwv gemaakte afspraak dat hij 8 gewerkte uren per week op zijn werkbriefjes zou verantwoorden en contact op had moeten nemen met het Uwv.
Pagina516-519
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BK9627
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-01-2010, 09/700 WW
CiteertitelRSV 2010/139
SamenvattingDringende reden ondanks gedrag werkgever.
Samenvatting (Bron)Weigering aanvraag WW-uitkering. Beëindiging arbeidsovereenkomst. Verwijtbaar werkloos. De incidenten zijn zo ernstig, dat appellant zich wel van het risico van ontslag bewust had moeten zijn. De Raad is van oordeel dat de werkgever coulant is geweest in zijn opstelling ten opzichte van appellant en op 6 september 2007 niet heeft gekozen voor ontslag op staande voet, niet betekent - zoals appellant meent - dat daarom geen sprake kan zijn van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het BW. De Raad is niet gebleken dat er een verband is tussen de ziekte van appellants moeder en de van belang zijnde incidenten. Het Uwv kan daarom niet verweten worden de individuele omstandigheden niet te hebben meegewogen.
Pagina519-521
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL2160
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-03-2010, 09/583 WW
CiteertitelRSV 2010/140
SamenvattingOvergang hobbymatige werkzaamheden naar werkzaamheden als zelfstandige.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering WW-uitkering. Het aanwijzen van een moment waarop de hobbymatige activiteiten zijn overgegaan in werkzaamheden in de zin van artikel 8, eerste lid, van de WW dient zo mogelijk op basis van een objectief aan te wijzen tijdstip te geschieden. In dit geval merkt de Raad de aanvraag van het octrooi op 19 juli 2004 als zodanig tijdstip aan. Dit brengt mee dat de herziening van de WW-uitkering eerst per 19 juli 2004 kon plaatsvinden. Het hoger beroep slaagt in zoverre.
Pagina521-523
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9083
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPremie en verzekeringsplicht
TitelGerechtshof Arnhem, 09-03-2010, 09/00173
CiteertitelRSV 2010/141
SamenvattingIndeling van werkgever in sector Metaal en Technische bedrijfstakken correct vastgesteld.
Samenvatting (Bron)Indeling. Fabrikant van medische hulpmiddelen terecht ingedeeld in sector 12, Metaal en technische bedrijfstakken.
Pagina524-525
UitspraakECLI:NL:GHARN:2010:BL7947
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-02-2010, 09/310 AWBZ
CiteertitelRSV 2010/142
SamenvattingCIZ - bevoegdheid besluiten te nemen - AWBZ-zorg verband met psychiatrische beperking - bureau jeugdzorg in stand gehouden door Stichting bevoegde bestuursorgaan - bevoegdheidsverdeling tussen CIZ en Stichting.
Samenvatting (Bron)Het CIZ was niet bevoegd om te besluiten ten aanzien van de AWBZ-zorg ten behoeve van betrokkene, voor zover deze verband houdt met zijn psychiatrische beperking. Er is geen aanleiding voor een gedeeltelijke vernietiging van het besluit van 27 december 2007 in verband met noodzakelijke afstemming van de besluitvorming door CIZ en de Stichting. De Raad voorziet zelf door het besluit van 25 april 2007 te herroepen, CIZ op te dragen de aanvraag, voor zover deze betreft het indiceren van AWBZ-zorg verband houdende met de bij betrokkene vastgestelde psychiatrische beperking, door te leiden naar de Stichting en om opnieuw - na afstemming met de Stichting - op de aanvraag te beslissen, voor zover deze betreft het indiceren van AWBZ-zorg verband houdende met de bij betrokkene vastgestelde verstandelijke beperking. Geen beoordeling van het door CIZ ingestelde hoger beroep.
Pagina526-529
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL7216
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 02-03-2010, 08/3467 AWBZ
CiteertitelRSV 2010/143
SamenvattingBevoegdheid CIZ - ondersteunende begeleiding onder schooltijd - ondersteunende begeleiding na schooltijd - ondersteunende begeleiding en verblijf tijdelijk - toepasselijke wet- en regelgeving - sociaalcreatieve activiteiten.
Samenvatting (Bron)Bevoegdheid van CIZ. Toepasselijke wet- en regelgeving. Ondersteunende begeleiding onder schooltijd, ondersteunende begeleiding na schooltijd, ondersteunende begeleiding en verblijf tijdelijk.
Pagina529-535
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL7310
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-03-2010, 08/5374 AWBZ
CiteertitelRSV 2010/144
SamenvattingAanwezigheid voorliggende voorzieningen - onvoldoende onderzoek CIZ naar noodzaak van aanvullende AWBZ-zorg gedurende het volgen van speciaal onderwijs - onzorgvuldige voorbereiding.
Samenvatting (Bron)Het is niet gebleken dat CIZ in het kader van de vraag of appellant binnen het speciale onderwijs is aangewezen op aanvullende AWBZ-zorg in de vorm van ondersteunende begeleiding, eerst de totale objectieve zorgbehoefte van appellant aan ondersteunende begeleiding gedurende vijf schooldagen per week heeft onderzocht en vastgesteld. De in het besluit van 7 september 2006 weergegeven conclusie van CIZ dat appellant tijdens de twee dagen per week waarin hij [ZMLK-school] bezoekt geen aanvullende AWBZ-zorg nodig heeft, zodat het speciale onderwijs voldoet, acht de Raad in dit verband niet voldoende. Niet gebleken is dat CIZ bij [ZMLK-school] onderzoek heeft verricht naar de vraag op hoeveel uren ondersteunende begeleiding appellant gedurende de twee dagen per week dat hij daar naar toe gaat is aangewezen, en of de binnen [ZMLK-school] aanwezige zorg in het concrete geval van appellant voor hem toereikend moet worden geacht. Nu de totale zorgbehoefte van appellant in het onderwijs niet in kaart is gebracht en daardoor niet is komen vast te staan dat de binnen [ZMLK-school] aanwezige ondersteunende begeleiding voor appellant voldoende is, heeft CIZ zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van een AWBZ-zorg uitsluitende voorliggende voorziening. Onzorgvuldige voorbereiding besluit. Ondeugdelijke motivering. Vernietiging uitspraak. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
Pagina535-539
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL7985
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-03-2010, 08/5910 WWB
CiteertitelRSV 2010/145
SamenvattingKwijtscheldingsbeleid - geen redelijke beleidsbepaling.
Samenvatting (Bron)Bevoegdheid. De Raad constateert dat het kwijtscheldingsbeleid niet voorziet in de mogelijkheid om van (verdere) invordering af te zien om redenen gelegen in de persoon van betrokkene en/of de omstandigheden waarin hij of zij verkeert. Vorderingen worden immers uitsluitend buiten invordering gesteld, indien dit vanuit bestuurlijk oogpunt efficiënt of wenselijk is. De Raad moet dan ook vaststellen dat, nu slechts in het belang van het College tot kwijtschelding kan worden overgegaan, het door het College ten tijde hier van belang gevoerde kwijtscheldingsbeleid niet berust op een belangenafweging in abstracto, waarin de belangen van de debiteuren, zoals appellante, zijn meegewogen. Naar het oordeel van de Raad gaat een dergelijk beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten.
Pagina540-541
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1313
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-03-2010, 08/7332 WWB
CiteertitelRSV 2010/146
SamenvattingVerzoek terugkomen van afwijzing bijstand na verkregen verblijfsvergunning - bewijslast - gestelde schuld wegens eigen bijdrage opvanghuis.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag bijstand. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in de periode van belang niet beschikte over middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Het College heeft terecht beslist dat appellante in zoverre geen recht op bijstand had.
Pagina541-543
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9475
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-03-2010, 09/2771 WWB + 09/2772 WWB + 09/2775 WWB
CiteertitelRSV 2010/147
SamenvattingOpeenvolgende aanvragen met dezelfde ingangsdatum - onderscheid in drie perioden met verschillende toetsingskaders.
Samenvatting (Bron)Afwijzing drie aanvragen bijstandsuitkering, op de grond dat niet gebleken is van een wijziging in de omstandigheden ten opzichte van de eerdere intrekking van bijstand (die in rechte onaantastbaar is) op grond waarvan appellant nu wel voor bijstand in aanmerking zou kunnen komen. Beoordelingsperiode. Toetsingskader.
Pagina543-547
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0861
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-03-2010, 08/6719 WWB
CiteertitelRSV 2010/148
SamenvattingMelding CWI - geen aanvraagformulier - ingangsdatum bijstand.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum bijstandsuitkering. Daarbij is overwogen dat tussen de eerste melding bij de CWI en de uitkeringsintake 18 weken zijn verstreken en dat het aan betrokkene zelf is te wijten dat niet eerder een bijstandsaanvraag tot stand is gekomen. Door de rechtbank is het beroep gegrond verklaard. Hoger beroep ingesteld door College. Nu betrokkene het oogmerk had een bijstandsaanvraag in te dienen, en hij daar niet kenbaar van heeft afgezien, had de CWI betrokkene daartoe ook daadwerkelijk in de gelegenheid moeten stellen, door op de datum van eerste melding bij de CWI een aanvraagformulier uit te reiken en met hem - onvoorwaardelijk - een afspraak te maken voor een gesprek. Door dit na te laten is het College toerekenbaar in verzuim gebleven. Bevestiging aangevallen uitspraak.
Pagina548-551
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0864
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 30-03-2010, 08/820 WWB
CiteertitelRSV 2010/149
SamenvattingGeen toeslag voor dak- en thuisloze - ontbreken woonkosten - toetsing gemeentelijke toeslagenverordening.
Samenvatting (Bron)Dak- en thuisloze. Intrekking toeslag. Artikel 7 van de Toeslagenverordening valt binnen de grenzen die de WWB, in het bijzonder de artikelen 25 en 27 van de WWB, aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad heeft gesteld. Voorts is de Raad van oordeel dat artikel 7 van de Toeslagenverordening niet kennelijk onredelijk is, zodat er geen aanleiding is deze bepaling bij de beoordeling van de beëindiging van de toeslag van appellant buiten toepassing te laten.
Pagina551-552
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9798
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 30-03-2010, 08/3982 WWB
CiteertitelRSV 2010/150
SamenvattingMinderjarige vreemdeling - niet rechtmatig in Nederland tijdens beoordelingsperiode - geen recht op bijstand - geen grond voor buiten toepassing laten art. 16 lid 2 WWB.
Samenvatting (Bron)Afwijzing bijstandsaanvraag,omdat appellant niet in het bezit was van een vergunning tot verblijf. Beoordelingstijdvak. Onvoldoende grond om in het onderhavige geval artikel 16, tweede lid, van de WWB buiten toepassing te laten. Het komt voor rekening en risico van appellant dat zijn moeder pas in november 2006 een vergunning tot verblijf voor hem heeft aangevraagd. Beroep op de artikelen 13, 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest, de artikelen 11 en 12 van het Internationale verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en art. 8 EVRM faalt.
Pagina552-555
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1922
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-04-2010, 08/4880 WWB + 08/5717 WWB
CiteertitelRSV 2010/151
SamenvattingTerugvordering - toepassing zesmaandenjurisprudentie ondanks schending inlichtingenverplichting - inadequate reactie.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering. Besluit door de rechtbank vernietigd. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het College een nieuw besluit genomen, waarbij het beoordelingstijdvak en de hoogte van de terugvordering is gewijzigd. Overschrijding vermogensgrens. Inkomsten en bijdragen van moeder en onbekende man. Schending inlichtingenverplichting. Zeer bijzondere omstandigheden. De Raad stelt vast dat het College er inderdaad in oktober/november 2005 expliciet van op de hoogte was dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden en over een vermogen beschikte dat ruimschoots de voor haar geldende vermogensgrens overschreed. Inadequate reactie van het College. Het bedrag van de ten onrechte verleende bijstand is onnodig opgelopen. Het College had daarin aanleiding behoren te vinden om gedeeltelijk van terugvordering af te zien en wel over die periode waarin de bijstand meer dan zes maanden na 11 november 2005 ten onrechte nog aan appellante betaalbaar is gesteld.
Pagina555-558
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1920
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-04-2010, 08/4962 WWB
CiteertitelRSV 2010/152
SamenvattingMeerderjarige vreemdeling - aanvraag verblijfsvergunning op grond van Eenmalige Regeling - rechtmatig verblijf in Nederland tijdens beoordelingsperiode - geen recht op bijstand.
Samenvatting (Bron)Weigering bijstandsuitkering. De aanvraag is terecht afgewezen op de grond dat appellant niet beschikt over een verblijfsvergunning en daarom niet behoort tot de kring van bijstandsgerechtigden. Geen schending van art. 3 EVRM. Het beroep op de art. 13 en 17 van het Europees Sociaal Handvest kan appellant evenmin baten. (LJN AP4680, LJN BG8776 en LJN BI8400).
Pagina558-561
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1658
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-04-2010, 09/2713 WWB
CiteertitelRSV 2010/153
SamenvattingMeerderjarige vreemdeling - rechtmatig verblijf in Nederland - aantasting 'very essence' van artikel 8 EVRM - positieve verplichting van de Staat om te voorzien in adequate opvang - geen grond voor buiten toepassing laten artikel 16 lid 2 WWB.
Samenvatting (Bron)Appellant behoort tot de categorie van kwetsbare personen die gezien artikel 8 van het EVRM in het bijzonder recht hebben op bescherming van hun privé- en gezinsleven. De voor appellant beschikbare nachtopvang, waarbij appellant de nacht op een slaapzaal moet doorbrengen, schadelijk is voor zijn gezondheid. In hetgeen is overwogen ligt echter niet besloten dat aan appellant, met voorbijgaan aan het in artikel 16, tweede lid, van de WWB neergelegde koppelingsbeginsel, op grond van artikel 16, eerste lid, van de WWB bijstand behoort te worden toegekend.
Pagina561-565
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1992
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-04-2010, 08/2985 WWB
CiteertitelRSV 2010/154
SamenvattingInlichtingenverplichting - markthandel - bewijs - intrekking - terugvordering.
Samenvatting (Bron)Op geld waardeerbare activiteiten; markthandel; bewijs. De omstandigheid dat een betrokkene gedurende een zekere periode op een markt of daarmee vergelijkbare plaats, zoals de Beverwijkse Bazaar, een kraam of standplaats huurt, terwijl vanuit die kraam of standplaats handelactiviteiten worden uitgeoefend, rechtvaardigt de vooronderstelling dat de huurder die handelactiviteiten voor eigen rekening en risico verricht of laat verrichten. Het is dan aan de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken.
Pagina565-567
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1890
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-04-2010, 09/4341 WTOS
CiteertitelRSV 2010/155
SamenvattingGeen tegemoetkoming voor opleiding in België.
Samenvatting (Bron)Geen tegemoetkoming in de kosten voor opleiding in België. Het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever geweest dat slechts een tegemoetkoming scholieren ingevolge de WTOS kan worden verstrekt voor (bepaalde) in Nederland te volgen schoolopleidingen.
Pagina568-569
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0761
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 16-04-2010, 09/1203 WSF
CiteertitelRSV 2010/156
SamenvattingHerhaalde aanvraag - afwijzing aanvraag - beleid bij herhaalde aanvragen.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om verlenging reeds toegekende studiefinanciering. Besluit door rechtbank vernietigd. Het hoger beroep slaagt. De rechtbank heeft niet onderkend dat de afwijzing van het verzoek van betrokkene niet heeft plaatsgevonden op grond van artikel 4:6 van de Awb, noch op grond van de Wsf 2000, maar op grond van appellants bevoegdheid eerder genomen besluiten ten gunste van een betrokkene te herzien. Uit het besluit van 29 oktober 2007 blijkt immers dat appellant artikel 4:6 van de Awb niet heeft toegepast en het verzoek inhoudelijk heeft beoordeeld. Beleid. Terughoudende toetsing beleid. Vernietiging besluit met instandlating rechtsgevolgen.
Pagina569-571
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1498
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-04-2010, 09/1556 WSF
CiteertitelRSV 2010/157
SamenvattingAdrescontrole - ontvangst waarschuwingsbrief.
Samenvatting (Bron)Controle uitwonenden. Waarschuwingsbrieven. Ontvangst brieven. De werkwijze en de registratie van de controle in het computersysteem zijn naar het oordeel van de Raad zodanig dat de kans op een fout verwaarloosbaar klein is, zodat ervan mag worden uitgegaan dat uitgevoerde controles hebben geleid tot daadwerkelijke verzending van de waarschuwingsbrieven en dat de door appellant overgelegde schermprinten voldoende bewijs zijn van de feitelijke verzending van die brieven naar de daarin vermelde adressen. De rechtbank heeft dat niet onderkend. In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat betrokkene voor adequate doorzending of postbehandeling heeft gezorgd. Reeds hierom komen de gevolgen van het beweerdelijk niet hebben ontvangen van één van de beide dan wel de beide waarschuwingsbrieven voor zijn rekening en risico. Beoordeling van de geloofwaardigheid van de ontkenning van de ontvangst is in dat geval niet aan de orde. Nu betrokkene heeft nagelaten de afwijking in adressen ongedaan te maken en niet is gebleken dat hem van de afwijking geen verwijt te maken valt, is appellant terecht tot omzetting van de aan betrokkene toegekende beurs overgegaan. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
Pagina571-573
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2525
Artikel aanvragenVia Praktizijn