| Rubriek | Editorial |
|---|---|
| Titel | Hoorrecht van jonge kinderen |
| Citeertitel | FJR 2010, 68 
|
| Samenvatting | In oktober 2007 namen de Ministers van Justitie van de Raad van Europa op Lanzarote een resolutie aan over child-friendly justice. De resolutie past in het Europese pogramma: Building a Europe for and with children en benadrukt het belang van het ontwikkelen van child-friendly justice systemen in de lidstaten. |
| Pagina | 177-177 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Actualiteiten |
|---|---|
| Titel | Actualiteiten |
| Citeertitel | FJR 2010, 69
|
| Samenvatting | Wetsvoorstel forensische zorg en Wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg ingediend. Uitspraak Hoge Raad Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding. Toekomstverkenning jeugdzorg Tweede Kamer gereed. Hirsch Ballin zoekt alternatieve bestemmingen Justitiële jeugdinrichtingen. |
| Pagina | 178-179 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Artikelen |
|---|---|
| Titel | Wie is de baas over de baarmoeder? Mensenrechtelijke aspecten van de bescherming aan ongeborenen |
| Citeertitel | FJR 2010, 70
|
| Samenvatting | Een ongeborene kan in zijn ontwikkeling worden geschaad door het handelen of nalaten van de zwangere. Ingrijpen stuit juridisch al snel af op het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Dit geldt in het bijzonder tijdens de pre-levensvatbaarheidsfase. In onderstaande bijdrage wordt de mensenrechtelijke betekenis van de beschermwaardigheid van de ongeborene onderzocht, toegespitst op bedreigingen als gevolg van een selectieve abortus en een ongezonde leefstijl van de zwangere. Geconcludeerd wordt dat de juridische uitwerking van de beschermwaardigheid van ongeborenen nog in het embryonale stadium verkeert. |
| Auteur(s) | E.C.C. van Os ,
A.C. Hendriks
|
| Pagina | 180-186 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Boekbespreking |
|---|---|
| Titel | Boekbespreking |
| Citeertitel | FJR 2010, 71
|
| Samenvatting | L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding, diss. OU 2009 |
| Pagina | 187-196 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Notitie |
|---|---|
| Titel | Marie, is de alimentatie al klaar? Over de waarschuwingsplicht bij verloop van de maximale alimentatieduur |
| Citeertitel | FJR 2010, 72
|
| Samenvatting | Sinds 1 juli 1994 duurt de alimentatieverplichting tussen ex-echtgenoten in beginsel maximaal twaalf jaar na de dag van echtscheiding. Na deze periode vervalt de verplichting. De termijn van twaalf jaar is echter door de rechter te verlengen als daartoe tijdig een verzoek is ingediend door de alimentatiegerechtigde en alleen indien de beëindiging van de uitkering ten gevolge van het verstrijken van de in art. 1:157 lid 4 BW bedoelde termijn van zo ingrijpende aard is dat ongewijzigde handhaving van die termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van degene die tot de uitkering gerechtigd is niet kan worden gevergd. |
| Pagina | 197-198 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Reacties |
|---|---|
| Titel | Het verbod op polygamie en artikel 8 EVRM (reactie op FJR 2010, 39) |
| Citeertitel | FJR 2010, 73
|
| Samenvatting | In een lezenswaardig artikel (FJR 2010, 39) breekt mr. E.J.A. van den Hoogen voorzichtig een lans voor het afschaffen van het verbod op polygamie, neergelegd in art. 1:33 BW. Meerdere voor- en tegenargumenten passeren de revue. |
| Pagina | 199-200 |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Jurisprudentie - Alimentatie |
|---|---|
| Titel | Hoge Raad, 21-05-2010, 09/02500 |
| Citeertitel | FJR 2010, 74
|
| Samenvatting | Partneralimentatie. Als de partnerealimentatietermijn van twaalf jaar is verstreken, moet binnen drie maanden een verzoek tot verlenging worden gedaan; deze termijn begint pas te lopen nadat de alimentatieplichtige is gestopt met betalen. |
| Samenvatting (Bron) | Familierecht. Partneralimentatie. Termijn van 12 jaren van art. 1:157 lid 4 BW en termijn van 3 maanden van art. 1:157 lid 5 BW moeten worden aangemerkt als vervaltermijnen. Wanneer na ommekomst van de termijn van twaalf jaren van art. 1:157 lid 4 BW de alimentatiebetalingen worden beëindigd, is de alimentatieplicht van rechtswege vervallen, tenzij binnen de termijn van drie maanden een verlengingsverzoek is gedaan. Wanneer nog wel een of meer betalingen hebben plaatsgevonden dan zal ervan moeten worden uitgegaan dat aan die betalingen een stilzwijgende overeenkomst tot het laten voortduren van de alimentatieplicht ten grondslag ligt, tenzij de alimentatieplichtige bij de betaling meedeelt dat daaraan een andere titel ten grondslag ligt. Bij gebreke van een dergelijke mededeling vangt de termijn van drie maanden van het vijfde lid van art. 1:157 BW aan op het moment van de laatste betaling. |
| Pagina | 201-202 |
| Uitspraak | ECLI:NL:HR:2010:BL9543
   |
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Jurisprudentie - Gezag |
|---|---|
| Titel | Rechtbank Assen, 14-04-2010, 77955 / FA RK 10-343 |
| Citeertitel | FJR 2010, 75
|
| Samenvatting | Testamentaire voogdij, tijdstip van aanvang van de definitieve voogdij en ontslag van de tijdelijke voogd, ambtshalve ondertoezichtstelling niet mogelijk. |
| Samenvatting (Bron) | In deze zaak is Bureau Jeugdzorg Drenthe belast met de tijdelijke voogdij over de minderjarige kinderen tot het moment waarop de testamentaire voogdij is aangevangen. De testamentair voogd heeft zich bereid verklaard de voogdij over voornoemde minderjarigen te aanvaarden en heeft bij verzoekschrift verzocht om Bureau Jeugdzorg Drenthe te ontslaan uit de tijdelijke voogdij. Bureau Jeugdzorg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzocht tot afwijzing van het verzoek van de man. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat de man de voogdij niet binnen de wettelijk gestelde termijn van 2 weken na overlijden van de moeder heeft aanvaard. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat ongeacht de zorgen van Bureau Jeugdzorg dit geen grond is voor afwijzing van het verzoek van de man. Voorts kan de rechtbank niet ambtshalve de kinderen onder toezicht stellen zoals door Bureau Jeugdzorg Drenthe verzocht. |
| Pagina | 202-203 |
| Uitspraak | ECLI:NL:RBASS:2010:BM0548
|
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Jurisprudentie - Kinderontvoering |
|---|---|
| Titel | Rechtbank 's-Gravenhage, 29-04-2010, 360892 / FA RK 10-1791 |
| Citeertitel | FJR 2010, 76
|
| Samenvatting | Internationale kinderontvoering vanuit Polen verzet van de minderjarige tegen de terugkeer, verder strekkend dan de enkele wens om bij de moeder te willen blijven, zekere mate van rijpheid, verzoek tot teruggeleiding wordt afgewezen. |
| Samenvatting (Bron) | Kinderontvoering. Ontvoering vanuit Polen. Beroep gedaan door de moeder op verzet van de minderjarige tegen de terugkeer als bedoeld in artikel 13 lid 2 HKOV. Rechtbank heeft na de minderjarige te hebben gehoord vastgesteld dat de minderjarige zich verzet tegen de terugkeer naar Polen en dat dit verzet verder strekt dan de enkele wens om bij de moeder te willen blijven. Voorts heeft de minderjarige er blijk van gegeven een zekere mate van rijpheid te hebben bereikt en de rechtbank acht haar dan ook in staat de consequenties van haar verklaringen te overzien. Verzoek tot teruggeleiding wordt afgewezen. |
| Pagina | 203-204 |
| Uitspraak | ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3923
|
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Jurisprudentie - Huwelijksvermogensrecht |
|---|---|
| Titel | Gerechtshof Leeuwarden, 15-04-2010, 200.035.188/01 |
| Citeertitel | FJR 2010, 77
|
| Samenvatting | Afwijkende partijbedoeling kan huwelijkse voorwaarden niet vervangen. Redelijkheid en billijkheid kunnen huwelijkse voorwaarden opzij zetten. Vergoedingsrecht wegens niet-uitbetaalde arbeidsbeloning. |
| Samenvatting (Bron) | Geen afwijking huwelijkse voorwaarden. Koude uitsluiting. |
| Pagina | 204-205 |
| Uitspraak | ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1514
|
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
| Rubriek | Jurisprudentie - Huwelijksvermogensrecht |
|---|---|
| Titel | Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-04-2010, HV 200.043.850 |
| Citeertitel | FJR 2010, 78
|
| Samenvatting | Artikel 3:174 BW kan toepassing vinden in het geval van een (verbintenisrechtelijk) verdeelde gemeenschap die niet, of niet meer, tot de daaruit voortvloeiende overdracht leidt of kan leiden. |
| Samenvatting (Bron) | Weigering nakoming echtscheidingsconvenant. Machtiging te gelde maken ex art. 3:174 BW kan ook worden gevraagd in de periode nádat de boedelverdeling is overeengekomen en vóórdat deze is geëffectueerd. |
| Pagina | 205-206 |
| Uitspraak | ECLI:NL:GHSHE:2010:BM3029
|
| Artikel aanvragen | Via Praktizijn |