Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 13-08-2010
Aflevering 8
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-05-2010, 09/5304 WAO
CiteertitelRSV 2010/192
SamenvattingSchatting - piekbelasting - relativering buiten grenzen toelaatbaarheid - functionele mogelijkheden lijst (FML).
Samenvatting (Bron)Herziening WAO-uitkering. Indeling functies in bestandcodes. Niet doorslaggevend is de doelstelling van de werkzaamheden, doch de in het kader van die functies te verrichten taken in combinatie met het niveau waarop die taken moeten worden verricht (LJN BG6336). Afgaande op de in het Resultaat functiebeoordeling beschreven inhoud van de werkzaamheden in de betrokken functies, stemmen die werkzaamheden ten minste 65% met elkaar overeen. De schatting is gebaseerd op drie verschillende functies in evenzovele sbc-codes. Toelichting op markering eerst in hoger beroep gegeven. De toelichting bij de markering op aspect 1.9.7 (aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken) in de tot de sbc-code 264140 behorende functie monteur is niet toereikend. Er is sprake is van relativering van appellants vastgestelde beperkingen die de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Een piekbelasting van een paar uur per dag tot een dagdeel is niet meer in redelijkheid aan te merken als een belasting zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zeker niet in overeenstemming te achten met maximaal 3 à 4 uur per week. Er resteren functies in twee sbc-codes, één te weinig dus. Vernietiging bestreden besluit.
Pagina649-652
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM5771
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-05-2010, 08/3609 WAO + 08/3610 WAO
CiteertitelRSV 2010/186
SamenvattingMaatmaninkomen - indexering - arbeidskundig onderzoek - vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid - schattingsbesluit.
Samenvatting (Bron)1) Herziening WAO-uitkering. 2) Herziening WAO-uitkering en herberekening van het maatmaninkomen. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant op juiste gronden heeft besloten tot een indexering van het maatmaninkomen vanaf 4 februari 1999 tot 1 september 2006 respectievelijk 27 juni 2007. Het Uwv heeft terecht gewezen op de uitspraak van de Raad van 22 oktober 1997, waarbij al is geoordeeld dat voor de bepaling van het moment van overgang van actualisering van het maatmaninkomen naar indexering daarvan niet doorslaggevend is of aan de (laatste) vaststelling of herziening ook een arbeidskundige beoordeling is voorafgegaan. De Raad deelt niet de opvatting van de rechtbank dat indexering van het alsnog per 4 februari 1999 vastgestelde maatmaninkomen van betrokkene tot de in het kader van de herbeoordelingen van belang zijnde data afbreuk doet aan het uitgangspunt van artikel 18, eerste lid, van de WAO dat vergelijking plaatsvindt met hetgeen een gezonde persoon doorgaans verdient.
Pagina652-654
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM5529
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 26-05-2010, 09/4247 WIA + 09/4248 WIA + 09/4249 WIA + 09/5670 WIA
CiteertitelRSV 2010/188
SamenvattingOnvoldoende re-integratie-inspanningen werkgever - loonsanctie 52 weken loondoorbetalingsverplichting - verlenging met periode WAZO-uitkering.
Samenvatting (Bron)1) Verlenging loondoorbetalingsverplichting met 52 weken (loonsanctie). Betrokkene heeft als werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen verricht. 2) Weigering loonsanctie te bekorten. Appellant heeft op basis van de beschikbare gegevens terecht geconcludeerd dat betrokkene als werkgever de tekortkomingen in zijn re-integratie-inspanningen niet heeft hersteld. 3) Appellant heeft terecht de einddatum van de loonsanctie opgeschoven, omdat de loonsanctieperiode van 52 weken onderbroken is als gevolg van de aan werkneemster toegekende WAZO-uitkering.
Pagina658-661
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM5895
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-05-2010, 09/2781 WAZ
CiteertitelRSV 2010/198
SamenvattingUitkeringsgrondslag - winst en verlies - ontbreken compensatiemechanisme als bij inkomstenbelasting.
Samenvatting (Bron)Vaststelling grondslag uitkering. Als de totaalsom van de door een verzekerde als zodanig verworven winst en inkomsten in enig boekjaar of kalenderjaar tot een negatief bedrag leidt, zal de winst en inkomsten op nihil worden gesteld. De WAZ en het Inkomensbesluit WAZ ontberen een compensatiemechanisme. Appellante komt in aanmerking voor vergoeding van wettelijke rente over de te late betaling.
Pagina661-664
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM5955
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-05-2010, 08/5368 WIA
CiteertitelRSV 2010/197
SamenvattingOngeschikt bij aanvang verzekering - bevoegdheid WAO - uitsluitingsgronden bij WIA - jurisprudentie WAO blijft gelding houden voor WIA - voldoende en ondubbelzinnige indicaties.
Samenvatting (Bron)Geen recht op een WIA-uitkering omdat de klachten waarmee betrokkene is uitgevallen al bestonden bij aanvang van de verzekering. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Uwv in hoger beroep. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 43 van de Wet WIA leidt de Raad af, dat de wetgever voor de toepassing van de uitsluitingsgrond onder c, inhoudelijk geen wijziging heeft beoogd ten opzichte van het bepaalde in artikel 30, eerste lid, van de WAO. Dit brengt naar het oordeel van de Raad mee dat de door hem gevormde jurisprudentie over deze laatste bepaling ook voor de toepassing van artikel 43, aanhef en onder c, en artikel 46 van de Wet WIA haar gelding blijft houden. (LJN BM2756). Geen sprake van voldoende en ondubbelzinnige indicaties om het bestaan van een reële en volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering aan te nemen. Het enkele feit dat voor of bij aanvang van de verzekering klachten of beperkingen bestaan, is niet toereikend is voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. Bevestiging aangevallen uitspraak.
Pagina664-666
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6363
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-04-2010, 09/1082 WMO
CiteertitelRSV 2010/190
SamenvattingDaklozenopvang - herhaalde aanvraag - geen individuele voorziening - voorliggende voorziening - geen 'fair balance' - positieve verplichting staat.
Samenvatting (Bron)Afwijzing nieuwe aanvraag om toegelaten te worden tot de daklozenopvang. De beslissing van het College om een persoon al dan niet toe te laten tot maatschappelijke opvang in de vorm van daklozenopvang moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, Awb. De aanvraag heeft betrekking op een andere datum dan waarop een eerdere afwijzing betrekking heeft, art. 4:6 Awb is om die reden niet van toepassing. Art. 11, lid 2, aanhef en onder b, van de Vw 2000 heeft tot gevolg dat appellant is uitgesloten van maatschappelijke opvang. Appellant behoort, gelet op zijn ten tijde in dit geding van belang bestaande, naar objectief medische maatstaf vastgestelde, gezondheidstoestand, tot de categorie van kwetsbare personen die gezien artikel 8 van het EVRM in het bijzonder recht hebben op bescherming van hun privé- en gezinsleven. Naar het oordeel van de Raad kan onder deze omstandigheden niet in redelijkheid worden volgehouden dat de weigering van toelating tot maatschappelijke opvang in de vorm van nachtopvang blijk geeft van een “fair balance” tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de weigering van die toegang en de particuliere belangen van appellant om wel toegelaten te worden. Dit betekent niet dat appellant moet worden toegelaten tot de maatschappelijke opvang. Artikel 2 van de Wmo zou daaraan in de weg kunnen staan, nu dat artikel bepaalt dat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat voor zover voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning een voorziening bestaat op grond van een andere wettelijke bepaling. De Raad is van oordeel dat in deze bepaling besloten ligt dat de positieve verplichting van de staat om recht te doen aan artikel 8 van het EVRM zich primair richt tot het bestuursorgaan dat belast is, of de bestuursorganen die belast zijn, met de uitvoering van wettelijk geregelde voorliggende voorzieningen als bedoeld in artikel 2 van de Wmo. Het College zal primair dienen te onderzoeken of appellant in aanmerking komt voor een voorziening als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2007 (LJN BA4652). Omdat appellant gezien zijn beperkte medische belastbaarheid niet de dupe mag worden van het complexe besluitvormingsproces, ziet de Raad aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat appellant wordt toegelaten tot de maatschappelijke opvang tot zes weken na de datum waarop het College een nieuw besluit op bezwaar aan appellant zal hebben bekend gemaakt.
Pagina667-673
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0956
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 12-05-2010, 09/1864 WW
CiteertitelRSV 2010/199
SamenvattingVakantieregeling WW - geen uitzonderingspositie voor degenen die vanuit WAO in WW terechtkomen.
Samenvatting (Bron)Recht op WW-uitkering ontzegd over achttien vakantiedagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat appellant over achttien uitkeringsdagen geen WW-uitkering toekomt.
AnnotatorA.H. Rebel
Pagina674-676
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6147
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-05-2010, 09/978 WW
CiteertitelRSV 2010/196
SamenvattingWerkzaamheden als zelfstandige - onvoldoende concrete gegevens voorhanden - UWV bevoegd tot schatting aantal gewerkte uren - schatting niet onzorgvuldig.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering WW-uitkering. De door appellant overgelegde jaarstukken en andere financiële gegevens geven geen inzicht in het daadwerkelijk door hem gewerkte aantal uren, zodat het Uwv bevoegd was om dat aantal uren schattenderwijs vast te stellen. De omvang van de door appellant behaalde winst is niet relevant voor de vaststelling van het aantal uren waarin appellant werkzaam was als zelfstandige.
Pagina676-678
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6089
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPremie en verzekeringsplicht
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-05-2010, 09/5317 ALGEM
CiteertitelRSV 2010/183
SamenvattingVerzekeringsplicht minderheidsaandeelhouder.
Samenvatting (Bron)Heffing griffierecht van appellante en de BV. Er is door twee afzonderlijke partijen hoger beroep ingesteld tegen twee afzonderlijke uitspraken van een rechtbank, waarvoor tweemaal griffierecht is verschuldigd. Correctienota's. Verzekeringsplicht. Is sprake van een DGA? Gekeken moet worden naar de verdeling van het aandelenbezit onder de aandeelhouders en niet de verdeling van het aandelenbezit onder de bestuurders. (CRvB 21 oktober 2004, LJN AR4532). De in geding zijnde statutair directeur is niet aan te merken als DGA. Er is sprake van het vereiste werkgeversgezag. Ten onrechte geen premie afgedragen.
Pagina678-681
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM5154
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-06-2010, 09/5065 WW
CiteertitelRSV 2010/201
SamenvattingVerzekeringsplicht - reïntegratieovereenkomst.
Samenvatting (Bron)De overeenkomst tussen Randstad en betrokkene is in wezen gericht op het aanbieden van en het deelnemen aan re-integratieactiviteiten in de vorm van een begeleidings- en bemiddelingsprogramma met als oogmerk de uitstroom van betrokkene naar betaalde arbeid. Gezien deze (kennelijke) strekking kan de Raad het oordeel van de rechtbank dat, gelet op de tekst van de overeenkomst, op betrokkene de verplichting rustte tot het persoonlijk verrichten van arbeid niet onderschrijven. Dat de overeenkomst betrokkene verplicht om gehoor te geven aan oproepen van Randstad om tijdelijk werkzaamheden te verrichten, doet hieraan niet af. Geen sprake van privaatrechtelijke dienstbetrekking. Betrokkene is geen werknemer in de zin van de WW en heeft geen recht op een WW-uitkering.
Pagina681-682
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM8971
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDaglonen
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-06-2010, 08/4969 WIA + 08/6848 WIA
CiteertitelRSV 2010/205
SamenvattingWet financiering sociale verzekeringen - overgangsrecht.
Samenvatting (Bron)Uitleg van in artikel 24, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen opgenomen zinsnede ‘ zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding’.
Pagina683-685
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM8559
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-04-2010, 08/1883 TOG
CiteertitelRSV 2010/193
SamenvattingActiverende begeleiding - ZVW voorliggende voorziening - CM-therapie.
Samenvatting (Bron)Geen verlenging van indicatie voor zorgfunctie Activerende Begeleiding. De door appellant gestelde, door de behandelaars van appellant voor hem noodzakelijk geachte, CM-therapie is een vorm van zorg is die op grond van de Zorgverzekeringswet kan worden bekostigd, zodat voor die bekostiging ingevolge artikel 2 van het Besluit geen aanspraak kan worden ontleend aan de AWBZ. Gelet hierop behoeft de vraag of CIZ al dan niet terecht heeft gesteld dat de werkzaamheid van de CM-therapie geen gebruikelijke behandeling is, geen beantwoording meer.
Pagina685-687
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3551
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-04-2010, 08/4976 WWB + 08/5004 WWB
CiteertitelRSV 2010/1884
SamenvattingOvergang gesubsidieerde (ID-)dienstbetrekkingen naar WWB-voorzieningen - doelgroep Re-integratieverordening - verplichting tot doorstroming naar niet-gesubsidieerde arbeid.
Samenvatting (Bron)Appellanten behoren tot de doelgroep van de Re-integratieverordening. De dienstbetrekkingen van appellanten van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003 zijn met toepassing van artikel 6 van het ID-besluit gesubsidieerd. De door appellanten gestelde omstandigheid dat onder de werking van het ID-besluit niets is gedaan om de doorstroom van appellanten naar een reguliere baan te bevorderen betekent niet dat de arbeidsverhoudingen van appellanten een regulier karakter hebben verkregen en niet langer kunnen worden aangemerkt als dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het ID-besluit. De omstandigheid dat appellanten gedurende een zeer lange tijd hebben gewerkt op een gesubsidieerde arbeidsplaats betekent niet dat van hen niet langer kan worden gevergd dat zij solliciteren naar een reguliere baan of anderszins het mogelijke doen om zo spoedig mogelijk door te stromen naar niet-gesubsidieerde arbeid.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina688-693
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2865
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 25-05-2010, 10/944 WWB-V + 09/5603 WWB + 10/948 WWB-V + 09/5602 WWB
CiteertitelRSV 2010/195
SamenvattingAanvraag om bijstand - rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder f Vw 2000 - geen rechthebbenden - onderscheid naar nationaliteit niet in strijd met nondiscriminatiebepalingen - nog geen besluit bevoegd bestuurorgaan in buiten - schuldprocedure.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvragen bijstandsuitkering. Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaken en ook overigens is geen sprake van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaken. Verzoekers, meerderjarige vreemdelingen van gestelde Chinese nationaliteit, hebben nimmer rechtmatig in Nederland verblijf gehad krachtens een verblijfsvergunning of andere verblijfstitel en kunnen niet met een Nederlander worden gelijkgesteld, zodat zij geen recht hebben op bijstand. Beoordelingsperiode. Geen zeer dringende reden. Geen sprake van discriminatie.
Pagina693-695
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7006
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 01-06-2010, 10/325 WWB
CiteertitelRSV 2010/191
SamenvattingMedewerkingsverplichting - inlichtingenverplichting - vermoeden van samenwoning - geen inzage in laden dressoir bij huisbezoek.
Samenvatting (Bron)Tijdens huisbezoek geen inzage verlenen in laden van een dressoir. Schending van medewerkingsverplichting als gevolg waarvan het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Pagina696-698
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7583
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 08-06-2010, 08/1206 WWB + 08/1207 WWB
CiteertitelRSV 2010/194
SamenvattingOnrechtmatig huisbezoek - vergoeding van immateriële schade.
Samenvatting (Bron)Toekenning van immateriële schade na een huisbezoek dat moet worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op artikel 8 EVRM.
Pagina698-700
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM8044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 29-06-2010, 07/5153 WWB
CiteertitelRSV 2010/204
SamenvattingKosten bewindvoering bij ontoereikend boedelactief.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoering. Primaire afwijzingsgrond, inhoudende dat geen bijstand kan worden verleend voor schulden, wordt door de Raad vernietigd. Beroep wordt toch ongegrond verklaard, omdat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd gevraagd in het onderhavige geval niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB.
Pagina700-704
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM9804
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-06-2010, 09/2012 WSF
CiteertitelRSV 2010/189
SamenvattingAdrescontrole - ontvangst waarschuwingsbrief.
Samenvatting (Bron)De aan betrokkene toegekende beurs is omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende omdat betrokkene heeft nagelaten de afwijking tussen het aan appellant opgegeven woonadres en het adres waarop zij in de GBA ingeschreven staat, ongedaan te maken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd., overwegende dat betrokkene niet naar behoren en conform het bepaalde in artikel 1.5 van de Wsf 2000 in de gelegenheid is gesteld de afwijking tussen het GBA-adres en het woonadres ongedaan te maken. Het is aan de studerende om aannemelijk te maken dat – ondanks de omstandigheid dat hij al het redelijke heeft gedaan om het mogelijk te maken dat de post van appellant hem bereikt – niettemin geen van beide brieven hem heeft bereikt. De door appellant overgelegde schermprinten zijn voldoende bewijs van de feitelijke verzending van de waarschuwingsbrieven naar de daarin vermelde adressen. De rechtbank heeft dat niet onderkend. De omstandigheid dat appellant over adresgegevens uit de GBA beschikt, ontslaat studerenden niet van de op hen rustende verplichting om eigener beweging en bijtijds wijzigingen in hun woonadres aan appellant door te geven. Het doorgeven van een correspondentieadres zoals betrokkene heeft gedaan is, ongeacht de daarachter schuilgaande bedoeling, is daarmee niet gelijk te stellen en daarom niet voldoende. Vernietiging aangevallen uitspraak. Beroep alsnog ongegrond.
Pagina704-707
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6809
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invorderingen
TitelCentrale Raad van Beroep, 25-05-2010, 08/3451 AOW + 08/3452 AOW + 09/3694 AOW
CiteertitelRSV 2010/203
SamenvattingInlichtingenverplichting - verwijtbaarheid - wijziging jurisprudentie.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering AOW-pensioen. Gezamenlijke huishouding. Schending inlichtingenverplichting. Gelet op de gewijzigde tekst van de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit invordering boeten en onverschuldigd betaalde bedragen AOW, Anw en AKW met ingang van 1 januari 1999, is de Raad van oordeel dat de Algemene toelichting bij het Besluit van 28 juni 1996, voor zover deze ziet op de artikelen 3 tot en met 6, geen betekenis heeft voor de uitleg van de artikelen 3 tot en met 6 zoals deze luidden sinds de wijziging van het Besluit per 1 januari 1999. Dit betekent dat de Raad, anders dan voorheen, van oordeel is dat in geval van schending van de inlichtingenverplichting artikel 5 van het Besluit van toepassing is, ongeacht of (tevens) is voldaan aan één van de criteria voor verwijtbaarheid, zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit zoals dat luidde tot 1 januari 1999.
Pagina707-710
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7257
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-04-2010, 07/5346 WAO + 07/5347 WAO + 07/5348 WAO + 07/5349 WAO + 07/5350 WAO + 07/5351 WAO
CiteertitelRSV 2010/185
SamenvattingBesluit en oproep voor hoorzitting.
Samenvatting (Bron)Niet gehoord in bezwaarprocedure. In de onderhavige gedingen staat centraal de beantwoording van de vraag of de inkomensoverzichten waar het hier om gaat aangemerkt kunnen worden als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de Raad gaat het daarbij om een zuiver juridisch probleem; appellant is niet ten onrechte niet heeft opgeroepen ter zitting van de rechtbank. "Indien bij een periodieke betaling een wijziging optreedt ten opzichte van de vorige betaling, heeft dus te gelden dat in beginsel slechts sprake is van een besluit voorzover een beslissing is genomen met betrekking tot de wijziging" (LJN AE3942, 24-05-2002).
Pagina710-714
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3173
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-06-2010, 09/5414 BESLU + 09/5416 BESLU
CiteertitelRSV 2010/202
SamenvattingSchadevergoeding - redelijke termijn - twee procedures.
Samenvatting (Bron)Overschrijding redelijke termijn. Heropening. In zaken die betrekking hadden op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in meerdere procedures, die alle betrekking hadden op een uitkering ingevolge de WAO, heeft de Raad beslist dat overschrijding van de redelijke termijn in de tweede en/of volgende procedure(s) niet tot een hogere schadevergoeding diende te leiden. Geen aanleiding in de onderhavige zaken, een WAO- en een ZW-zaak een ander oordeel te geven. Niet aannemelijk dat door de tweede procedure extra spanning en frustratie bij betrokkene is veroorzaakt. De redelijke termijn – in dit geval te stellen op vier jaar – is met 1 jaar en negen maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van vier maal € 500,-, dit is € 2.000,-. De Staat dient te worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan betrokkene ten bedrage van € 2.000,-.Voorts heeft de Staat verklaard betrokkene € 500,-, te zullen betalen in verband met de duur van de onderhavige procedure. De Staat zal dus veroordeeld worden tot betaling aan betrokkene van € 2.500,-.
Pagina714-716
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7680
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-05-2010, 09/3230 WAO
CiteertitelRSV 2010/200
SamenvattingPremiedifferentiatie - eigen risicodragen - oorzaak arbeidsongeschiktheid - systematiek.
Samenvatting (Bron)Toerekening van de aan de werknemer toegekende WAO-uitkering aan de werkgeefster als eigen risicodrager gedurende maximaal vier jaar. Onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van appellante dat uitsluitend uitgegaan dient te worden van de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en dat als deze afwijkt van de oorzaak van arbeidsongeschiktheid op de eerste WAO-dag de eigen risicodrager dan niet het risico van betaling van de WAO-uitkering zou dragen.
Pagina654-658
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6577
Artikel aanvragenVia Praktizijn