Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 13-08-2010
Aflevering 7
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-04-2010, 08/4710 WAO
CiteertitelRSV 2010/158
SamenvattingEigen risicodrager - arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap/bevalling - verhaal van risico op werkgever - geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen mannen en vrouwen.
Samenvatting (Bron)Eigen risicodrager. Arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap/bevalling. Beroepsgrond dat het risico van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap/bevalling niet op de eigen risicodrager verhaald mag worden slaagt niet. Geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen mannen en vrouwen.
Pagina581-583
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2209
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-04-2010, 09/4807 WIA + 09/4808 WIA
CiteertitelRSV 2010/159
SamenvattingToegenomen beperkingen - dezelfde of andere ziekteoorzaak - bewijslast UWV.
Samenvatting (Bron)Uwv voldoet niet aan de bewijslast. Het samengevatte rapport van de bezwaarverzekeringsarts stelt naar het oordeel van de Raad niet buiten twijfel dat de toegenomen beperkingen een andere ziekteoorzaak hebben dan die in verband waarmee appellant tot 1 september 2007 een WAO-uitkering genoot. De bezwaarverzekeringsarts legt in dat rapport zelf het verband tussen de toegenomen beperkingen en persoonlijkheidsstoornis. Verder neemt de Raad in aanmerking dat diverse oudere medische rapporten melding maken van psychische problematiek, zoals het medisch onderzoeksverslag van 1 maart 2000 en het attest van de huisarts van 30 januari 2001. De verzekeringsarts vermeldt uit de medische voorgeschiedenis somatoforme stoornis en surmenage klachten, vindt bij zijn onderzoek op 25 april 2006 geen evidente tekenen van grove psychopathologie en neemt in de FML in de rubriek persoonlijk functioneren beperkingen op. Besluit ontbeert een voldoende draadkrachtige motivering. Vernietiging uitspraak. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
Pagina583-586
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2700
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-02-2010, 09/5916 WMO + 09/5956 WMO
CiteertitelRSV 2010/160
SamenvattingWeigering woningaanpassing - noodzaak nader onderzoek financiële gegevens - zelf voorzien in de zaak - toekennen bedrag ex aequo et bono voor woningaanpassing.
Samenvatting (Bron)Weigering woningaanpassing. Met het nadere besluit is geen goede uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak. Het College had niet mogen besluiten zonder de van belang zijnde financiële gegevens en zonder de resultaten van nader onderzoek. De Raad voorziet zelf en bepaalt ex aequo et bono dat het College aan appellante een bedrag toekent van 10.000,-- voor de woningaanpassing en dat appellante de besteding van het bedrag verantwoordt aan het College.
Pagina586-588
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1824
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWVG/WMO
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-03-2010, 08/4464 WVG + 08/4488 WVG
CiteertitelRSV 2010/161
SamenvattingWoonvoorziening - sta-op rolstoel - vergroting zelfstandigheid - zorgplicht.
Samenvatting (Bron)Sta-op rolstoel vergroot deelname aan leven van alle dag en valt onder de zorgplicht van de gemeente.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina588-593
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL8894
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 02-04-2010, 08/7320 WW +
CiteertitelRSV 2010/162
SamenvattingMateriële beoordeling dringende reden - wijze beëindiging dienstverband niet doorslaggevend - reactie werkgever wel indicatief - bij overheidswerkgever geen andere maatstaf.
Samenvatting (Bron)Toekenning voorschot ingevolge de WW en WW-uitkering. Geen sprake van verwijtbare werkloosheid.
AnnotatorA.H. Rebel
Pagina593-597
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1153
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-04-2010, 07/5863 WW
CiteertitelRSV 2010/163
SamenvattingBeschikbaarstelling voor arbeid in een omvang van 40 uur per week - geen arbeidsurenverlies ontstaan.
Samenvatting (Bron)Met de bereidheid van appellant om per 8 mei 2006 40 uur per week te werken is, anders dan appellant wellicht veronderstelt, per die datum geen verlies van 40 arbeidsuren ontstaan. Ook het feit dat de dienstbetrekking van waaruit appellant in 1994 arbeidsongeschikt is geworden een omvang van 40 uur zou hebben, brengt niet mee dat er op 8 mei 2006 sprake is van een arbeidsurenverlies.
Pagina597-598
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1741
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-04-2010, 08/2393 WW + 08/2396 WW
CiteertitelRSV 2010/164
SamenvattingDienstbetrekking waaruit werkloosheid ontstaan te kort geduurd om uitsluitend daaraan recht op uitkering te ontlenen - omstandigheden waaronder voorafgaande dienstbetrekking is beëindigd worden dan mede in ogenschouw genomen - persoonlijke beweegredenen voor baanwisseling en omvang van genomen risico om beroep te moeten doen op uitkering.
Samenvatting (Bron)Blijvend gehele weigering WW-uitkering. Appellante heeft voorlaatste dienstbetrekking beëindigd zonder reëel vooruitzicht op een dienstbetrekking met een duur van 26 weken of meer. De gezondheidsproblemen van appellante waren niet van dien aard dat appellante zonder meer genoodzaakt was om het dienstverband met [naam werkgever 1] te beëindigen. Weliswaar had zij reële schouderklachten die zich door haar werk verder dreigden te verergeren, maar appellante had zich nog niet ziek gemeld, terwijl de werkgever zich nog moest beraden op de diverse re-integratiemogelijkheden. De bedrijfsarts had zich voorts wel een voorstander betoond van het door appellante gedane voorstel om bij [werkgever 2] te gaan werken, maar het is niet gebleken dat appellante van die bedrijfsarts het dringende advies heeft gekregen om haar vaste aanstelling bij [naam werkgever 1] in te ruilen voor het tijdelijk werk bij [werkgever 2].
Pagina598-601
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM1746
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDaglonen
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-03-2010, 09/2448 WW
CiteertitelRSV 2010/165
SamenvattingWW-dagloon - referteperiode.
Samenvatting (Bron)Vaststelling WW-dagloon. Betrokkene is aanvankelijk niet als werknemer aangemerkt en er is dus ook geen sprake van aangiftetijdvakken van vier weken of een maand als bedoeld in art. 1, lid 1, aanhef en onder o en q, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. In dit bijzondere geval wordt het meest aangesloten bij art. 45, lid 1, WW en bij het Besluit indien, zoals appellant in het besluit van 27 november 2007 ook heeft gedaan, wordt uitgegaan van aangiftetijdvakken als ware betrokkene werknemer geweest, hetgeen resulteert in een referteperiode van 1 september 2005 tot en met 31 augustus 2006. De rechtbank is op goede gronden van deze referteperiode uitgegaan. Inkomen in referteperiode. De rechtbank heeft terecht achtnegende deel van de bruto-jaarwinst als inkomen over 2006 in aanmerking genomen. Tezamen met het evenredig deel van de jaarwinst over 2005 leidt dit tot een inkomen van betrokkene tijdens de referteperiode van 38.815,44. De rechtbank heeft het dagloon na vermenigvuldiging van dit bedrag met 1/261 dan ook terecht bepaald op 148,72.
Pagina601-603
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM0066
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-04-2010, 09/1259 ZFW
CiteertitelRSV 2010/166
SamenvattingWeigering vergoeding van de kosten in bezwaar - onrechtmatigheid CVZ - beroep op systematiek van de regelgeving - afhankelijkheid van gegevens van derden.
Samenvatting (Bron)De Raad concludeert dat Cvz de weigering om de door appellant gevraagde kosten te vergoeden onjuist gemotiveerd heeft. Vernietiging uitspraak. Vernietigt het besluit van 4 januari 2008, voor zover daarbij is geweigerd de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar te vergoeden.
Pagina603-605
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3590
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-04-2010, 08/1951 IOAW
CiteertitelRSV 2010/167
SamenvattingSUWAS II-uitkering ineens - inkomen - uitsmeren over langere periode.
Samenvatting (Bron)SUWAS-II-uitkering ineens. Korting op IOAW-uitkering. Inkomen in verband met arbeid. Op één lijn te stellen met VUT-regeling. Redelijkerwijs geacht worden te verwerven. Uitsmeren over langere periode.
Pagina606-609
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM2958
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-04-2010, 09/4209 WWB
CiteertitelRSV 2010/168
SamenvattingWWB-knipkaart duurzame gebruiksgoederen - buitenwettelijk, begunstigend beleid - geen toekenning met terugwerkende kracht.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvragen voor een langdurigheidstoeslag 2007 en voor een Knipkaart 2007. Onvoldoende medewerking aan een re-integratietraject. Aanvraag knipkaart is ruim na de in aanmerking te nemen peildatum voor 2007 ingediend. Toekenning met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
Pagina609-610
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3489
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-04-2010, 08/33 WWB
CiteertitelRSV 2010/169
SamenvattingWijziging toeslagenverordening - verlaging toeslag - terughoudende toetsing toeslagenverordening aan algemene rechtsbeginselen.
Samenvatting (Bron)Verlaging toeslag van 10% naar 5%. De Toeslagenverordening is een algemeen verbindend voorschrift, niet zijnde een wet in formele zin. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van de gemeente Hoorn op grond van ervaringen met de toepassing van de Toeslagenverordening van 2005 tot de conclusie gekomen dat, voor situaties waarin de noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeltelijk kunnen worden gedeeld, een toeslag van 5% als algemeen uitgangspunt de voorkeur verdient boven de in die verordening geregelde toeslag van 10%. Naar het oordeel van de Raad kan de daarop gebaseerde wijziging van de hoogte van de toeslag, door de vaststelling van de Toeslagenverordening van 2007, de (...) terughoudende rechterlijke toetsing doorstaan.
Pagina610-612
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3430
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-04-2010, 08/657 WWB
CiteertitelRSV 2010/170
SamenvattingIntrekking bijstand - nadere vermogensvaststelling voor bezwaar en beroep vatbaar indien niet eerder aangevochten - oorspronkelijkke vermogensvaststelling uitgangspunt - bewijslast betrokkene onjuistheid van die vaststelling.
Samenvatting (Bron)Toekenningsbesluit met vermogensvaststelling is op rechtsgevolg gericht; nadere vermogensvaststelling voor bezwaar/ beroep vatbaar indien niet eerder aangevochten; oorspronkelijke vermogensvaststelling vertrekpunt.
Pagina612-615
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3513
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-04-2010, 08/6125 WWB
CiteertitelRSV 2010/171
SamenvattingGegevensuitwisseling met waterbedrijf - voor de uitvoering van de WWB noodzakelijke inlichtingen - gerechtvaardigde inbreuk op recht op respect voor privéleven.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering over de periode van periode van 16 juni 2004 tot en met 17 augustus 2006. Schending inlichtingenverplichting. Anders dan het Cbp in zijn onder rubriek I genoemde bevindingen van 29 mei 2007 is de Raad van oordeel dat de gegevens van adressen van uitkeringsgerechtigden met een zeer hoog of een zeer laag waterverbruik welke door het waterbedrijf door middel van een bestandskoppeling zijn verstrekt kunnen worden aangemerkt als inlichtingen welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de WWB in de zin van artikel 64, eerste lid, aanhef en onder m, van de WWB. De Raad komt tot oordeel dat er een voldoende rechtvaardiging was voor de gemaakte inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van appellant, zodat niet kan worden gezegd dat de gegevensuitwisseling tegenover hem onrechtmatig was en dat de bevindingen daarvan niet mogen worden gebruikt bij de beoordeling van het recht op bijstand. Naar het oordeel van de Raad bieden de onderzoeksbevindingen een toereikende grondslag om aan te nemen, dat appellant, anders dan hij aan het College heeft opgegeven, gedurende de periode van 16 juni 2004 tot en met 17 augustus 2006 niet zijn feitelijke woonadres had op het door hem opgegeven adres. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gemeten zeer geringe waterverbruik, in weerwil van de bevindingen tijdens het bezoek aan de woning op 17 augustus 2006, toe te schrijven is aan een defecte watermeter. Door onjuiste informatie over zijn woonadres te geven heeft appellant de in artikel 17, eerste lid, van de WWB neergelegde inlichtingenverplichting geschonden.
Pagina615-617
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3881
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-05-2010, 08/3714 WWB
CiteertitelRSV 2010/172
SamenvattingHoogte toeslag - besparing door gratis voedsel pakketten en huishoudelijke artikelen - schaalvoordelen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat de wekelijkse verstrekking van huishoudelijke artikelen en het mee-eten van de aan het gezin verstrekte voedselpakketten voor appellante een op geld waardeerbaar voordeel oplevert dat voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering van belang kan zijn. Daarbij heeft het College ook naar het oordeel van de Raad voor de berekening van dat voordeel in redelijkheid van de Nibud-normen kunnen uitgaan. Geen onderbouwing van de extra kosten. Schending inlichtingenverplichting.
Pagina618-620
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM4267
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-05-2010, 08/130 WWB + 08/131 WWB
CiteertitelRSV 2010/173
SamenvattingBelgisch rustpensioen - van overheidswege verstrekt pensioen - niet toepassen vrijlating niet in strijd met gelijkheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Vrijlatingsregeling art. 33, vijfde lid, WWB; Belgisch rustpensioen is geen particuliere oudedagsvoorziening. Appellanten ontvangen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden in aanvulling op hun ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarnaast ontvangt appellant van de Rijksdienst voor Pensioenen te Brussel (België) een zogeheten rustpensioen (hierna: Belgisch pensioen). Het Belgisch pensioen, dat voor het jaar 2005 206,74 bedroeg, werd voor de bijstandsverlening vrijgelaten met toepassing van artikel 33, vijfde lid, van de WWB. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft het College appellanten te kennen gegeven dat zij geen recht hebben op deze - maandelijkse - vrijlating, omdat het Belgisch pensioen een pensioen van overheidswege is, en dat met ingang van 1 april 2006 de netto inkomsten van de Rijksdienst voor Pensioenen op de bijstand in mindering worden gebracht. De Raad heeft al eerder geoordeeld, te weten in zijn uitspraak van 17 oktober 2001, LJN AD7984, dat het Belgisch pensioen moet worden aangemerkt als een ouderdomsuitkering ingevolge de sociale wetgeving van België. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat daaruit voortvloeit dat het Belgisch pensioen geen particuliere oudedagsvoorziening is, maar een van overheidswege verstrekt pensioen. De enkele door appellanten gestelde omstandigheid dat het Belgisch pensioen een werknemersverzekering is die wordt opgebouwd naar rato van de door de werkgever afgedragen premies, terwijl het Nederlandse AOW-pensioen wordt opgebouwd naar rato van de verzekerde tijdvakken, maakt dat niet anders. De Raad verwerpt dan ook de stelling van appellanten dat het Belgisch pensioen naar zijn aard valt onder het toepassingsbereik van artikel 33, vijfde lid, van de WWB. Vaststaat dat het Belgisch pensioen betrekking heeft op het gehele jaar waarin het wordt uitgekeerd en niet uitsluitend op de maand december waarin het wordt uitbetaald. Dit betekent, zo volgt uit het bepaalde in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB, dat dit pensioen moet worden toegerekend aan het gehele jaar en per maand voor een evenredig deel op de bijstand in mindering moeten worden gebracht.
Pagina620-622
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM4119
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-05-2010, 08/3135 WWB
CiteertitelRSV 2010/174
SamenvattingSchadevergoeding - bewijspositie bestuursorgaan - geen eigen schuld betrokkene.
Samenvatting (Bron)Vaststelling recht op bijstand. De Raad is van oordeel dat betrokkene consequent en met grote stelligheid ontkend heeft dat hij iets met de rekeningen te maken had. Betrokkene heeft overtuigend uiteengezet hoeveel moeite hij heeft moeten doen en hoeveel druk hij heeft moeten uitoefenen om de verklaring van het bankfiliaal los te krijgen. Het moet ervoor worden gehouden dat de onjuistheid van de gegevens inzake de tenaamstelling reeds in de bezwaarfase aan het licht zou zijn gekomen indien betrokkene toen van de zijde van appellant de nodige hulp en ondersteuning had ondervonden.
Pagina622-624
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM4996
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-05-2010, 09/788 WWB
CiteertitelRSV 2010/175
SamenvattingMiddelen - gift verantwoord uit oogpunt van bijstandsverlening?
Samenvatting (Bron)Gift van 15.000,-- van (inwonende) zoon voor keuken en televisie. De rechtbank heeft gezien het doel en de hoogte van de gift (...) deze volledig als middel in aanmerking genomen. Anders dan de rechtbank en het College oordeelt de Raad dat in dit geval niet zonder meer gesteld kan worden dat, gelet op het doel van de gift (...) deze niet in zijn geheel uit het oogpunt van bijstandsverlening onverantwoord is. Immers een keuken en een TV zijn naar hun aard algemeen gebruikelijk. Verder weegt mee de omstandigheid dat de zoon van wie de gift afkomstig is bij appellante in huis woonde en mede gebruik maakte van de keuken en de TV. Voorts acht de Raad van belang dat appellante een aangepaste keuken wenste in verband met het gemis van het gebruik van één hand. Het College dient nader te bezien tot welk bedrag sprake is van een gift die uit het oogpunt van bijstandsverlening onverantwoord is.
Pagina624-626
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6362
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-05-2010, 10/54 WWB
CiteertitelRSV 2010/176
SamenvattingIntrekking en terugvordering bijstand - overschrijding redelijke termijn - vervolgprocedure - nieuwe besluitvorming door wel bevoegde orgaan van gemeenschappelijke regeling.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering. Niet horen bij nemen nieuw primair besluit met dezelfde inhoud als eerder besluit, is niet in strijd met de Awb. Geen opgewekt vertrouwen dat niet tot terugvordering zou worden overgegaan. Hoewel appellant stelt een grootverbruiker te zijn, is hier gezien omvang van de hennepkwekerij geen sprake van eigen gebruik (LJN BC9263). Schending inlichtingenverplichting. Geen administratie bijgehouden, zodat recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Overschrijding redelijke termijn. Hoewel de eerste hoger beroepsprocedure heeft geleid tot een herroeping van het oorspronkelijke besluit tot intrekking en terugvordering en vervolgens een volledig nieuw besluitvormingstraject is gevolgd, wordt de procedure vanaf 25 maart 2005 aangemerkt als één procedure voor de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is geschonden. In de vervolgprocedure sprake is van besluitvorming op basis van hetzelfde feitenmateriaal en wederom van een bestuursorgaan van de genoemde gemeenschappelijke regeling, zij het thans van een tot beslissing bevoegd orgaan. De Raad ziet geen redelijke grond om dit in dit kader anders te beoordelen dan in de situatie waarin het bestuursorgaan de opdracht heeft gekregen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Pagina626-630
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6041
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 25-05-2010, 08/4936 WWB
CiteertitelRSV 2010/177
SamenvattingInlichtingsverplichting - volmacht.
Samenvatting (Bron)Appellante leeft gescheiden van haar echtgenoot. Bij huisbezoek wordt een algehele notariële volmacht aangetroffen. Opschorting en intrekking bijstand: niet overleggen van de gevraagde gegevens omtrent de volmacht. Het College was bevoegd de bijstand op te schorten en onderzoek (te laten) doen naar de volmacht. De Raad: Het geven van een volmacht aan een kind, dat in een ander land woont is op zichzelf geen feit waarvan betrokkene redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat dit van invloed kan zijn op zijn arbeidsinschakeling of zijn recht op bijstand. De omstandigheid dat het hier een zeer ruim geformuleerde volmacht betreft en dat deze is gegeven tezamen met de echtgenoot van wie de betrokkene gescheiden leeft, maakt dit niet anders. Geen schending inlichtingenverplichting. De omstandigheid dat de echtgenoot mogelijk wel vermogen had in Suriname, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het College heeft geen onderzoek gedaan naar het huwelijksgoederenregime
Pagina630-632
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6778
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-05-2010, 09/4838 WSF
CiteertitelRSV 2010/178
SamenvattingPrestatiebeurs - omzetting - studieduur.
Samenvatting (Bron)Vordering tot terugbetaling prestatiebeurs hoger onderwijs voor de maanden september 2004 tot en met augustus 2006. De wetgever heeft bij de invoering van de prestatiebeurs een systeem voor ogen gestaan waarbij de toekenning van de prestatiebeurs, en de daarbij behorende omzetting bij het behalen van een diploma, gekoppeld is aan de nominale cursusduur van de door de studerende gevolgde opleiding, in beginsel 4 jaren. Ook uit het bepaalde in artikel 5.6 van de Wsf 2000 komt naar voren dat de toekenning van een prestatiebeurs langer dan 4 jaren is gekoppeld aan de gevolgde opleiding. Daarmee is, gelet op bedoeling van de wetgever, niet verenigbaar dat voor een langer durende studie waarvoor wel prestatiebeurs wordt ontvangen maar waarvoor geen diploma wordt behaald, toch omzetting van (een gedeelte van) de prestatiebeurs zou kunnen plaatsvinden.
Pagina633-634
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3864
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-03-2010, 08/3602 WAO
CiteertitelRSV 2010/179
SamenvattingActueel procesbelang - indiening verzoek om schadevergoeding - bezwaar - reactie op verzoek.
Samenvatting (Bron)Opheffing schorsing van de WAO-uitkering per 1 augustus 2006. De rechtbank heeft het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat geen sprake meer was van een actueel procesbelang. Daarbij spitst het geschil zich met name toe op de vraag of appellant in de bezwaarfase een verzoek om vergoeding van door hem geleden schade heeft ingediend. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant met zijn brief van 25 augustus 2006 wel een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend, althans beoogd heeft in te dienen. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak berust op een onjuiste feitelijke grondslag en reeds op deze grond voor vernietiging in aanmerking komt. Door het Uwv is noch in het bestreden besluit noch anderszins op het verzoek van appellant om een schadevergoeding gereageerd. De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig is voorbereid. Daarbij tekent de Raad aan dat het Uwv weliswaar niet gehouden kan worden geacht bij het bestreden besluit te beslissen op het verzoek van appellant, maar wel gehouden is om of in het bestreden besluit, of in de begeleidend brief, aan te geven hoe en wanneer beslist zal worden op dat verzoek.
Pagina635-636
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BL9926
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-05-2010, 09/3266 BESLU t/m 3273 BESLU
CiteertitelRSV 2010/180
SamenvattingSchadevergoeding - redelijke termijn - schadeprocedure telt niet mee.
Samenvatting (Bron)1. Een schadeprocedure als de onderhavige, waarin uitsluitend de schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn aan de orde is, dient niet langer in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van de schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Indien een rechtbank of de Raad in een separate procedure de hoogte van de schadevergoeding vaststelt, mag deze procedure niet onnodig lang duren. Dit leidt ertoe dat de hoogte van de schadevergoeding moet worden beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak van de Raad van 25 juni 2009. De separate procedure voor de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding heeft niet onnodig lang geduurd. 2. Een langere behandelingsduur is gerechtvaardigd nu de hoorzitting op verzoek van betrokkene drie maal is uitgesteld.
Pagina636-639
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM4034
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNationale ombudsman
TitelNationale Ombudsman, 12-03-2010, 2010/048
CiteertitelRSV 2010/181
SamenvattingTwee uitkeringen; dubbele toepassing loonheffingskorting; uitleg op aanvraagformulier.
Pagina639-640
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-05-2010, 09/4550 WAO
CiteertitelRSV 2010/182
SamenvattingVerhaal WAO-uitkering op eigenrisicodrager niet mogelijk zonder toerekeningsbesluit.
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft bij besluit van 8 juli 2004 aan appellante toestemming verleend om met ingang van 1 juli 2004 het risico van betaling van WAO-uitkeringen zelf te dragen (toestemmingsbesluit). Bij twee afzonderlijke besluiten van 21 maart 2006 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat zij over de periode van 1 juli 2004 tot en met 1 november 2005 onderscheidenlijk de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 april 2005 de aan de werknemer betaalde WAO-uitkering ten bedrage van 14.658,13 respectievelijk het hem betaalde vakantiegeld ten bedrage van 764,72 dient terug te betalen (hierna: de verhaalsbesluiten). Wat betreft de aanvraag is de Raad van oordeel dat de onjuiste tenaamstelling in dit geval niet anders kan worden begrepen dan te zijn een kennelijke verschrijving met als gevolg dat het er voor moet worden gehouden dat appellante deze aanvraag heeft gedaan. Naast hetgeen de rechtbank ter zake heeft vastgesteld over de ondertekening van de aanvraag, wijst de Raad erop dat op het aanvraagformulier het adres en de postcode van appellante juist zijn ingevuld. Voorts komt de uitleg in het verweerschrift over het in de aanvraag vermelde aansluitnummer van appellante de Raad niet onaannemelijk voor. Deze uitleg houdt in dat met de vorming van het Uwv de voorheen gebezigde aansluitnummers, bestaande uit 9 cijfers, zijn omgezet in een nummer met 15 cijfers, hetgeen in het geval van appellante betekende dat aan haar aansluitnummer de cijfers 003000 voorafgaan. Ten slotte heeft het Uwv op 7 april 2004 aan appellante een bevestiging van de ontvangst van de aanvraag gezonden. Hierop is, afgaande op de stukken, van de zijde van appellante niet gereageerd met de mededeling dat niet zij een aanvraag had ingediend. De Raad is wat betreft de ontkenning door appellante van de ontvangst van het toestemmingsbesluit in lijn met zijn ook door het Uwv in het verweerschrift vermelde uitspraak van 8 mei 2009 (LJN BI4660) - van oordeel dat deze ongeloofwaardig is. Ten aanzien van het ontbreken van het toerekeningsbesluit (zijnde het op grond van artikel 75a, vierde lid, van de WAO te nemen besluit waarbij aan de betreffende werkgever de betaling van de WAO-uitkering van de betreffende werknemer wordt toegerekend) stelt de Raad vast dat dit besluit niet, zoals door het Uwv is bepleit, impliciet kan worden gelezen in de verhaalsbesluiten. Nog daargelaten dat de bewoordingen van de verhaalsbesluiten daarvoor geen enkel aanknopingspunt bieden, kan er naar het oordeel van de Raad niet aan worden voorbijgezien dat het voorhanden zijn van een toerekeningsbesluit een onontbeerlijke voorwaarde is voor het nemen van verhaalsbesluiten. In het toerekeningsbesluit vindt immers, zoals ook in de uitspraak van de Raad van 10 oktober 2006 (LJN AZ1027) naar voren komt bij welke uitspraak de Raad anders dan voorheen ook de toerekening als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft aangemerkt de toerekening plaats nadat is vastgesteld dat aan de in artikel 75a, eerste tot en met derde lid, van de WAO gestelde voorwaarden is voldaan. Het ontbreken van het toerekeningsbesluit brengt dan ook mee dat in dit geval zonder een deugdelijke wettelijke grondslag door het Uwv verhaalsbesluiten zijn genomen en gehandhaafd. Het bestreden besluit moet dan ook worden vernietigd wegens strijd met artikel 75a, vierde lid, van de WAO. Om deze reden dienen ook de bezwaren tegen de verhaalsbesluiten gegrond te worden verklaard en dienen deze bij gebreke van een wettelijke grondslag te worden herroepen. Ook de aangevallen uitspraak kan, gelet op overweging 7.3.1, niet in stand blijven.
Pagina641-643
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3936
Artikel aanvragenVia Praktizijn