Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht
Datum 22-10-2010
Aflevering 10
RubriekEditorial
TitelVerhuizen na scheiding: geen winnaars, veel verliezers
CiteertitelFJR 2010, 88
SamenvattingDe afgelopen periode laat een opvallende toename zien aan procedures over de vraag of de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben, met de kinderen mag verhuizen wanneer de andere ouder met gezag daar niet mee instemt. Van mei 2009 tot augustus 2010 betreft dit circa 27 procedures die op www.rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Ongeveer een derde betreft verhuizingen binnen Nederland en tweederde naar het buitenland. De uitkomsten van dergelijke procedures zijn moeilijk te voorspellen.
Auteur(s)W.M. Schrama
Pagina233-233
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekActualiteiten
TitelActualiteiten
CiteertitelFJR 2010, 89
SamenvattingWetsvoorstel elektronische dienstverlening burgerlijke stand ingediend. Uitdrukkelijke goedkeuring Europees Adoptieverdrag. Rechtsbijstand steeds vaker nodig. Deltamethode verkort OTS met acht maanden. Goede resultaten met behandeling in gesloten jeugdzorg.
Auteur(s)J. Kok , T. Liefaard
Pagina234-235
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelEen verborgen wereld: kinderpornografie op internet
CiteertitelFJR 2010, 90
SamenvattingOfficieel ligt de prioriteit in de strijd tegen kinderpornografie bij de vervaardigers van kinderpornografie, omdat zij direct schade berokkenen aan de betrokken kinderen. In de praktijk lijken echter vooral bezitters van kinderpornografie te worden vervolgd. Door slim gebruik van technieken en jurisdictieverschillen door de technisch meer onderlegde kinderpornografiegebruikers is de vervolging van verspreiders en vervaardigers van kinderpornografie zeer complex en tijdrovend geworden. In dit artikel wordt uitgelegd op welke manieren kinderpornografie via internet wordt verspreid en hoe kinderpornografie wordt aangepakt. Na een beschrijving van de verborgen wereld van kinderpornografie worden suggesties gedaan hoe kinderpornografie effectiever kan worden bestreden.
Auteur(s)J.J. Oerlemans
Pagina236-243
LinkVolledige tekst artikel (leidenuniv.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoekbespreking
TitelV.E.T. Dörenberg, Kind en stoornis. Een systematisch onderzoek naar de rechtspositie van minderjarigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie
CiteertitelFJR 2010, 91
Auteur(s)A.C. Hendriks
Pagina244-246
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNotitie
TitelStudiedag vereniging FJR op 18 november 2010
CiteertitelFJR 2010, 92
SamenvattingOp donderdag 18 november aanstaande zal de jaarlijkse studiedag van de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht worden gehouden in de Jaarbeurs te Utrecht.
'De cliënt in de jeugdzorg' is het thema van deze studiedag. Met cliënten bedoelen we zowel ouders als kinderen in de jeugdzorg.
Auteur(s)P.A.J.Th. van Teeffelen
Pagina247-249
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNotitie
TitelOntbreken ouderschapsplan bij verzoek art. 1:253a BW ex-samenwoners
CiteertitelFJR 2010, 93
SamenvattingOp 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Een van de belangrijkste wijzigingen die deze wet met zich mee heeft gebracht is de invoering van een verplicht ouderschapsplan voor bijna alle scheidende ouders. Ouders zijn op grond van art. 815 lid 2 Rv verplicht een ouderschapsplan te overleggen bij een verzoek tot echtscheiding, (ontbinding van het huwelijk na) scheiding van tafel en bed en ontbinding van een geregistreerd partnerschap. Als geen ouderschapsplan wordt overlegd, kan de rechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Vanaf het begin was duidelijk dat niet alle ouders in staat zullen zijn om, binnen een redelijke termijn, een ouderschapsplan op te stellen. Als deze verplichting in die situaties onverkort zou gelden, zouden deze ouders gehinderd worden bij het verkrijgen van toegang tot de rechter, hetgeen mogelijk in strijd zou zijn met art. 6 EVRM. Dit artikel waarborgt onder andere de toegang tot de rechter en een behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn. Om dit te voorkomen, heeft de wetgever in art. 815 lid 6 Rv een ontsnappingsclausule opgenomen. Krachtens deze bepaling kan, in de situatie dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overlegd, worden volstaan met overlegging van andere stukken of op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
Auteur(s)M.L. van der Lans
Pagina250-251
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelAutonomie en non-discriminatie als bases voor het instituut huwelijk? Reactie op mr. E.J.A. van den Hoogen, 'Bi-, poly- of toch maar gewoon monogaam huwelijk?', FJR 2010, 39
CiteertitelFJR 2010, 94
SamenvattingIn de afgelopen april-aflevering verscheen een interessant en prikkelend artikel over de juridische betekenis van het huwelijk, in het bijzonder over de kwestie of het monogame huwelijk plaats moet maken voor het polygame huwelijk. Graag wil ik de auteur, mr. E.J.A. van den Hoogen, hiermee complimenteren. Nu de Christelijke moraal in onze maatschappij geen gedeeld kader van waarden en normen meer vormt bij het denken over het huwelijk, is het goed om aandacht hieraan te besteden en om deze rechtsfiguur aan systematische reflectie te onderwerpen.
Auteur(s)S.P.K. Welie
Pagina252-253
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Rotterdam, 16-02-2010, 10/651004-06 en 10/660092-06
CiteertitelFJR 2010, 95
SamenvattingMinderjarige verdachte, consequenties overschrijding redelijke termijn met 33 maanden resp. 28 maanden, niet-ontvankelijkheid OM.
Samenvatting (Bron)De Hoge Raad heeft op 17 juni 2008 (LJN: BD2578) bepaald dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, enkel tot strafvermindering, ook niet als er sprake is van uitzonderlijke gevallen. De Hoge Raad heeft dit standpunt bevestigd op 16 december 2008 (LJN: BF3181). In het eerstgenoemde arrest heeft de Hoge Raad in overweging 3.6.1. per strafmodaliteit uitgangspunten geformuleerd voor de vermindering van de op te leggen straf bij overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad noemt daarbij niet de jeugddetentie. De Rechtbank Roermond leidt in haar vonnis van 22 december 2008 uit dit laatste af dat gezien de door de Hoge Raad genoemde strafmodaliteiten de uitgangspunten met betrekking tot vermindering van de straf niet zien op minderjarigen. De rechtbank volgt deze redenering. De Hoge Raad noemt in het arrest de toepassing van het strafrecht voor jeugdigen als uitzondering op het uitgangspunt dat de redelijke termijn twee jaar behelst. Niet gezegd kan derhalve worden dat het arrest van de Hoge Raad in het geheel niet ziet op minderjarigen. In de formulering van uitgangspunten voor strafvermindering noemt de Hoge Raad bij de behandelde strafmodaliteiten evenwel niet de jeugddetentie (wel de gevangenisstraf), niet de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (wel de maatregel van terbeschikkingstelling). Hieruit valt af te leiden dat de Hoge Raad de uitgangspunten voor strafvermindering niet bedoeld heeft voor aan minderjarigen op te leggen straffen. De rechtbank acht dit, gelet op het bijzondere karakter van het jeugdstrafrecht, ook niet bevreemdend.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina254-254
UitspraakECLI:NL:RBROT:2010:BL4514
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Amsterdam, 12-05-2010, 13/431815-07
CiteertitelFJR 2010, 96
SamenvattingOverschrijding redelijke termijn met 14 maanden in een jeugdstrafzaak, compensatie door middel van strafvermindering volstaat niet, niet-ontvankelijkheid OM.
Samenvatting (Bron)Overschrijding van de redelijke termijn met 14 maanden in een jeugdstrafzaak en schending van het recht van verdachte om een belangrijke getuige à charge te ondervragen (art. 6 EVRM). Verbalisant is tot vier keer toe niet verschenen op de oproep om als getuige te worden gehoord. Compensatie d.m.v. strafvermindering als bedoeld in HR 17 juni 2008, LJN BD 2578, NJ 2008, 358 volstaat niet. De kinderrechter is van oordeel dat het IRVK en het bijzondere karakter van het jeugdstrafrecht in de zaak van verdachte er toe leiden dat de officier van justitie het recht op vervolging heeft verloren. De kinderrechter verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina254-255
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2010:BM5290
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Amsterdam, 17-05-2010, 13/447581-08 (PROMIS)
CiteertitelFJR 2010, 97
SamenvattingOverschrijding redelijke termijn met 8 maanden in jeugdstrafzaak, niet-ontvankelijkheid OM ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn verworpen.
Samenvatting (Bron)Belaging, bedreiging, mishandeling door minderjarige verdachte. De redelijke termijn waarbinnen de zaak van verdachte door de rechter dient te worden behandeld is zonder aanleiding overschreden met een periode van acht maanden. Het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het OM ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn wordt verworpen. Volgt verdiscontering in de straf. Het beroep op psychische overmacht wordt eveneens verworpen nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een externe drang waaraan verdachte geen weerstand kon dan wel behoefde te bieden.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina255-255
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2010:BM6566
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 21-05-2010, 09/01929
CiteertitelFJR 2010, 98
SamenvattingBelastingen geheven naar het inkomen zijn geen uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
Samenvatting (Bron)Art. 1:85 en 1:102 BW. Belastingen geheven naar het inkomen zijn geen uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina255-256
UitspraakECLI:NL:HR:2010:BL2134
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof 's-Gravenhage, 04-03-2010, 200.032.416.01
CiteertitelFJR 2010, 99
SamenvattingBewind. Machtiging Kantonrechter voor schenking van € 50 000 aan de bewindvoerder zelf.
Samenvatting (Bron)Machtiging tot het doen van een schenking aan de bewindvoerder uit het vermogen van de rechthebbende ten bedrage van € 50.000,-; art. 1:441 lid 2 onder a BW.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina257-257
UitspraakECLI:NL:GHSGR:2010:BL9971
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Gezag
TitelHoge Raad, 21-05-2010, 09/03564
CiteertitelFJR 2010, 100
SamenvattingGelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van het kind doorslaggevend.
Samenvatting (Bron)Familierecht. Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding. Omgangsregeling ouder met kind. Hoofdverblijfplaats kind. Overgangsrecht. Beëindiging samenleving ongehuwde ouders van wie het gezag op de voet van art. 1:252 lid 1 BW is aangetekend in het in art. 1:244 BW bedoelde gezagsregister. Op verzoeken die zijn ingediend vóór datum inwerkingtreding wet zijn nieuwe processuele vereisten niet van toepassing. De in art. 1:253a lid 3 BW voorziene aanhouding is een nieuw processueel vereiste. Rechter hoeft niet in verband met de inwerkingtreding van deze wet steeds uit te gaan van een gelijke verdeling van de hoofdverblijfplaats van het kind en van een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen beide ouders. Door wetgever tot uitgangspunt genomen gelijkwaardigheid tussen beide ouders brengt niet mee dat bij beslissing over hoofdverblijfplaats van minderjarig kind en verdeling zorg- en opvoedingstaken het belang van het minderjarige kind niet het zwaarst zou mogen wegen. De in art. 1:247 BW neergelegde gelijkwaardigheid van de ouders verplicht niet tot een gelijke (50%-50%) verdeling van de tijd die het kind bij elke ouder doorbrengt.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina258-259
UitspraakECLI:NL:HR:2010:BL7407
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Alimentatie
TitelHoge Raad, 11-06-2010, 09/01855
CiteertitelFJR 2010, 101
SamenvattingDat de alimentatiegerechtige niet in aanmerking komt voor een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering behoort tot de financiële omstandigheden die de rechter bij zijn beoordeling van het op art. II lid 2 WLA gegronde verzoek in aanmerking behoort te nemen (vgl. HR 16 maart 2007, NJ 2007, 307) bij beantwoording van de vraag of definitieve beëindiging van de alimentatie te ingrijpend is. Arbeidsongeschiktheid alimentatiegerechtigde.
Samenvatting (Bron)Familierecht. Echtscheiding. Partneralimentatie. Verzoek alimentatie te laten voortduren tot datum waarop alimentatiegerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt. Financiële situatie van alimentatieplichtige behoort tot de omstandigheden die de rechter bij zijn beoordeling van het op art. II lid 2 WLA gegronde verzoek in aanmerking behoort te nemen (vgl. HR 16 maart 2007, NJ 2007, 307). Omstandigheid dat alimentatiegerechtigde niet in aanmerking komt voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat zij, conform een tijdens het huwelijk gemaakte afspraak, al tijdens het huwelijk in deeltijd werkte, dient te worden meegewogen bij beantwoording vraag of definitieve beëindiging alimentatie dermate ingrijpend is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de alimentatiegerechtigde kan worden gevraagd. Arbeidsongeschiktheid alimentatiegerechtigde.
AnnotatorP. Dorhout , R. de Jong , I.J. Pieters
Pagina259-261
UitspraakECLI:NL:HR:2010:BM0142
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMededeling
TitelSymposium 'Turks personen- en familierecht in de Nederlandse rechtspraktijk'
CiteertitelFJR 2010,
SamenvattingOp 16 december 2010 vindt plaats het symposium 'Turks personen- en familierecht in de Nederlandse rechtspraktijk'.
Pagina262-262
Artikel aanvragenVia Praktizijn