Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 26-10-2010
Aflevering 10
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-04-2010, 07/4512 AWBZ + 09/4919 AWBZ
CiteertitelRSV 2010/212
SamenvattingIndicatie langdurig verblijf - beschermende woonomgeving - ondersteunende begeleiding - beleid bij kinderen vanaf leeftijd van 16 jaar - bovengebruikelijke zorg.
Samenvatting (Bron)Afwijzing indicatie langdurig verblijf. Blijkens de gedingstukken is betrokkene als gevolg van zijn beperkingen, naast een beschermende woonomgeving, tevens aangewezen op permanent toezicht, verzorging en begeleiding. CIZ heeft onvoldoende gemotiveerd waarom bij betrokkene, gelet op zijn zorgbehoefte, ter zake van ondersteunende begeleiding kan worden volstaan met een indicatie voor 4 tot 6,9 uur per week. CIZ heeft niet onderbouwd op welke momenten en bij welke activiteiten sprake is van bovengebruikelijke zorg bij betrokkene, terwijl CIZ evenmin inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel tijd hiermee dagelijks is gemoeid. Daar komt bij dat betrokkene gedurende de geïndiceerde periode de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Niet gebleken is dat CIZ bij haar indicatiestelling voor ondersteunende begeleiding met dit feit rekening heeft gehouden. Dit klemt te meer, nu een kind vanaf de leeftijd van 16 jaar blijkens het beleid dag en nacht alleen gelaten kan worden, terwijl dit bij betrokkene - ook - vanaf zijn 16e jaar niet kan.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina817-823
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM3507
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-07-2010, 08/2345 WWB
CiteertitelRSV 2010/213
SamenvattingLangdurigheidstoeslag - gehuwden - leeftijdsvereiste.
Samenvatting (Bron)De Raad stelt vast dat op grond van artikel 22, aanhef en onder c en d, van de WWB (tekst per 1 januari 2007) de bijstandsnorm voor gehuwden van wie beide echtgenoten de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en voor gehuwden van wie een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de ander tussen de 21 en 65 jaar oud is, € 1.306,44 bedroeg. Dat bedrag is hoger dan de som van de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 tot 65 jaar, € 1.246,19, en de langdurigheidstoeslag van € 478,-- op jaarbasis. Hieruit heeft appellant naar het oordeel van de Raad terecht afgeleid dat de in de Memorie van Toelichting genoemde inkomensverbetering voor de doelgroep van personen van 65 jaar of ouder ook is doorgevoerd voor gehuwden van wie een partner 65 jaar of ouder is en de ander tussen de 21 en 65 jaar oud is. Vast staat dat betrokkene op de peildatum ouder was dan 65 jaar, zodat niet aan het leeftijdsvereiste van artikel 36, aanhef, van de WWB is voldaan en betrokkene en zijn echtgenote niet in aanmerking kwamen voor een langdurigheidstoeslag. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina823-826
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN2529
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-04-2010, 08/5604 WAO
CiteertitelRSV 2010/238
SamenvattingVerhoging bij hulpbehoevendheid - aanvraag - bijnzonder geval.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum verhoging WAO-uitkering wegens hulpbehoevendheid tot 100% van de grondslag. Geen bijzonder geval.
Pagina826-829
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM6360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-06-2010, 08/7302 WAO + 08/7303 WAO + 09/1840 WAO
CiteertitelRSV 2010/239
SamenvattingHebben van een hennepplantage - geen melding doen aan UWV - anticumulatie van inkomsten - gelijkelijk toerekenen van inkomsten aan maanden.
Samenvatting (Bron)Anticumulatie. Terugvordering. Boete. Hennepplantage. Geen sprake van hennepplantage uitsluitend voor eigen gebruik. Bedrijfsmatig karakter. Toerekening inkomsten op maandbasis. Schending inlichtigenverplichting.
Pagina829-831
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7344
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-07-2010, 08/3721 WIA
CiteertitelRSV 2010/240
SamenvattingMate van arbeidsongeschiktheid WGA-uitkering - maatmanloon - in aanmerking nemen ontvangen bonussen.
Samenvatting (Bron)Toekenning WGA-uitkering naar de klasse 55 tot 65%. Vast staat dat de hoogte van de bonussen die appellante heeft ontvangen afhankelijk is geweest van de door haar persoonlijk gerealiseerde orders en scores op het vlak van (klant)tevredenheid in het desbetreffende kalenderjaar en dat de hoogte van de bonus telkens na afloop van het kalenderjaar door haar leidinggevende is vastgesteld. De Raad overweegt dat vanwege de vaststelling per kalenderjaar de bonus van € 7.735,-, die over het jaar 2004 feitelijk door appellante is ontvangen, een reële afspiegeling is van hetgeen zij direct vóór 31 mei 2005 gewoonlijk aan bonus ontving in de arbeid die zij verrichtte. De door appellante ontvangen bonus over het jaar 2005 (van € 7.187,60) is mede gebaseerd op een garantieregeling. De door haar ontvangen bonus over het jaar 2003 (van € 6.462,43) is voortgevloeid uit werkzaamheden die zij gedurende 24 uur per week, dus minder dan het vóór haar uitval gebruikelijke aantal uren per week, verrichtte. De Raad is, met de rechtbank, van oordeel dat het Uwv, door bij de vaststelling van het maatmaninkomen alleen de bonus over 2004 in aanmerking te nemen, geen onjuiste maatstaf heeft gehanteerd.
Pagina831-833
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN1272
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDaglonen
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-07-2010, 08/5932 WIA + 08/5937 WIA
CiteertitelRSV 2010/241
SamenvattingDagloon - loon - vorderbaar - te gelde maken - referteperiode
Samenvatting (Bron)Berekening dagloon. De Raad is van oordeel dat betrokkene eerst met het besluit tot toekenning van de WW-uitkering van 11 mei 2005 betrokkene zijn recht op WW-uitkering te gelde kon maken. Gelet hierop heeft betrokkene naar het oordeel van de Raad niet aangetoond dat het hier gaat om loon dat reeds in het refertejaar van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2005 vorderbaar was, zodat geen sprake is van loon dat in dat jaar vorderbaar maar nog niet inbaar is geworden als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van het Besluit.
Pagina833-835
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN2454
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-07-2010, 08/6016 ZW
CiteertitelRSV 2010/242
SamenvattingWeigering ziekengeld - eis tot eindigen van dienstverband voor recht op ZW - geen gelijkstelling van situatie van loondoorbetaling - geen verboden ongelijke behandeling.
Samenvatting (Bron)Weigering ziekengeld. De dienstbetrekking was op de datum in geding nog niet geëindigd. Gelet op het gesloten stelsel van beëindigingswijzen van de arbeidsovereenkomst in het burgerlijk recht, is de Raad van oordeel dat gelijkstelling derhalve niet in overeenstemming met de letter en de bedoeling van (artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de ZW) geacht kan worden. Beroep op artikel 26 IVBPR faalt . De wetgever heeft de situatie geregeld voor personen wier dienstbetrekking eindigt gedurende het in artikel 29, vijfde lid, van de ZW genoemde tijdvak, omdat dan geen recht op loondoorbetaling bestaat. In het geval van appellante, waarbij vanaf 14 januari 2002 sprake was van een doorlopend ziektegeval, heeft gedurende voormeld tijdvak loondoorbetaling plaatsgevonden. Reeds omdat de wetgever uitgaat van situaties waarin de dienstbetrekking is geëindigd en deze verschillen van de gevallen, zoals die van appellante, waarin de dienstbetrekking niet is geëindigd, betreft het geen door artikel 26 IVBPR verboden ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Als (...) vaststaat dat op grond van artikel 29, tweede lid, van de ZW geen aanspraak op ziekengeld bestaat, dan kan aan het vijfde lid geen aanspraak op ziekengeld worden ontleend en kan het daarop gebaseerde beleid uiteraard evenmin tot toekenning leiden. Schending redelijke termijn.
AnnotatorA.H. Rebel
Pagina835-840
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN2809
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-07-2010, 08/723 WIA
CiteertitelRSV 2010/243
SamenvattingWeigering loongerelateerde WGA-uitkering - niet voldoen aan in de WIA neergelegde referte-eis -wetswijziging ten aanzien van referte-eis.
Samenvatting (Bron)Weigering loongerelateerde WGA-uitkering omdat appellante niet voldoet aan de in artikel 58, lid 1, van de WIA neergelegde referte-eis. Wetswijziging ten aanzien van referte-eis. De wetgever heeft bewust gekozen voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel M, van de Verzamelwet met ingang van 1 januari 2007 bij besluit van 15 december 2006. De Raad heeft in de Nota van wijziging van de Verzamelwet en de daarbij gegeven toelichting op artikel XII, onderdeel M (Kamerstukken II, 2005/06, 30 682, nr. 6, blz. 10), welke toelichting (ook) is weergegeven in het schrijven van de Minister van 29 mei 2009, noch in de Nota van toelichting op het besluit van 15 december 2006 een aanknopingspunt gevonden voor een andersluidend oordeel. Evenmin als de rechtbank ziet de Raad in de omstandigheid dat na de datum in geding de voorwaarden voor de referte-eis zijn gewijzigd reden om te oordelen dat op de datum in geding de toenmalige voorwaarden aan appellante niet mochten worden gesteld. Wetswijziging niet in strijd met het op grond van art. 1 van het Eerste Protocol, EVRM beschermde recht op ongestoord genot van eigendom. Geen sprake van strijd met gelijkheidsbeginsel.
Pagina840-843
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN1287
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-07-2010, 07/7180 ZW
CiteertitelRSV 2010/244
SamenvattingAanspraak op ziekengeld - dienstbetrekking - burgerlijk recht - gelijkstelling
Samenvatting (Bron)Gelet op het feit dat voor betrokkene op 11 oktober 2005 reeds de maximale uitkeringstermijn van 52 weken ter zake van zijn uitval uit zijn arbeid als medewerker hoveniersbedrijf was verstreken, heeft appellant - naast de weigeringsgrond - ook de in artikel 29, vijfde lid, van de ZW neergelegde grond aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Als vaststaat dat op grond van artikel 29, tweede lid, van de ZW geen aanspraak op ziekengeld bestaat, dan kan aan het vijfde lid geen aanspraak op ziekengeld worden ontleend en kan het daarop gebaseerde beleid uiteraard evenmin tot toekenning leiden. Naar het oordeel van de Raad heeft appellant terecht bij het bestreden besluit de weigering van ziekengeld gehandhaafd. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
Pagina843-845
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN2808
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-08-2010, 07/6137 WAZ
CiteertitelRSV 2010/245
SamenvattingAfwijzing aanvraag shovel en voerschuif - arbeidsplaatsvoorziening uitsluitend voor startende zelfstandige - geen strijd met internationale bepalingen
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag in het kader van de WAZ voor een reïntegratievoorziening in de vorm van een shovel en voerschuif. Rechtbank heeft besluit vernietigd. Artikel 67c van de WAZ moet zo worden begrepen dat een arbeidsplaatsvoorziening uitsluitend kan worden verstrekt aan startende zelfstandigen. Het beroep op strijd met bepalingen van internationaal recht slaagt niet. Appellant kan aan overgangsrechtelijke bepalingen geen aanspraak op vervanging van de op grond van de AAW toegekende voerschuif ontlenen. Dit betekent tevens dat het beroep van betrokkene op strijd met artikel 1 Protocol nr. 1 bij het EVRM - dat was gebaseerd op een beweerdelijk aan betrokkene toekomend recht op vervanging -reeds om deze reden faalt. Vernietiging aangevallen uitspraak. Gegrondverklaring beroep.
Pagina845-848
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4859
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-08-2010, 09/1394 ZW
CiteertitelRSV 2010/246
SamenvattingAanvraag ZW - loondoorbetalingsverplichting - ziek van boord gaan.
Samenvatting (Bron)Awijzing aanvraag ZW-uitkering wegens loondoorbetalingsverplichting. De Raad volgt appellante niet in haar stelling dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer is beëindigd op het moment dat deze ziek van boord is gegaan. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de woorden ‘kan worden beëindigd’ zoals vermeld in artikel 2, een actief handelen van de betrokken partijen veronderstellen, welk handelen erop is gericht om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Van een zodanige, tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst is de Raad niet gebleken. De arbeidsovereenkomst geldt aldus voor de duur van de reis. Beroep op vertrouwensbeginsel faalt.
Pagina848-850
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN3818
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-06-2010, 09/3859 WAO
CiteertitelRSV 2010/247
SamenvattingIntrekking uitkering - voorwaarden bijduiden functies - in beschreven vorm voorkomen op arbeidsmarkt - feitelijk voorkomen op arbeidsmarkt.
Samenvatting (Bron)Intrekking WAO-uitkering. Voorwaarden bijduiden functies. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. De Raad ziet geen reden om de bevindingen van de verzekeringsartsen met betrekking tot de psychische klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De beroepsgrond dat de rechtbank naliet in te gaan op het vervallen van de urenbeperking, mist feitelijke grondslag. Voorts is de Raad met de rechtbank van oordeel dat door middel van het rapport van 20 oktober 2008 van de bezwaararbeidsdeskundige Altena in voldoende mate de geschiktheid van appellante voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies nader is gemotiveerd. In verband met het bezwaar van appellante tegen de wijze van bekendmaking van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies overweegt de Raad dat de arbeidsdeskundige Thijsssen blijkens paragraaf 2.2.5 van haar rapport van 12 maart 2008 de theoretisch geduide functies met appellante heeft besproken. De Raad is van oordeel dat de betrokken functies, gelet op de in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 20 oktober 2008 genoemde data, op de datum in geding 15 mei 2008, voldoende actueel waren beschreven, zodat het er voor moet worden gehouden dat zij op dat moment ook feitelijk in de beschreven vorm voorkwamen op de arbeidsmarkt.
Pagina850-852
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BM7577
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-08-2010, 09/6527 WSF
CiteertitelRSV 2010/248
SamenvattingOmzetting prestatiebeurs - periode - aansluitende periode.
Samenvatting (Bron)Weigering om de prestatiebeurs over de maanden om te zetten in een gift. Op grond van de artikelomschrijvingen van artikel 17g ‘Omzetting van dertiende en volgende maanden voorwaardelijk toegekende rentedragende lening …’ en artikel 17h ‘Omzetting vanaf de eerste maand van voorwaardelijk toegekende rentedragende lening….’ van de WSF moet worden geconcludeerd dat het de bedoeling van de wetgever is dat de prestatiebeurs aansluitend wordt omgezet vanaf de eerste maand waarin er prestatiebeurs is genoten en derhalve de resterende periode van omzetting van prestatiebeurs in een gift aansluitend plaatsvindt aan de reeds omgezette eerste 12 maanden. Over de bedoeling van de wetgever kan geen misverstand bestaan. De door de wetgever gekozen tekst waarin de artikelen 5.7 en 5.8 van de Wsf 2000 zijn gesteld kan en dient dan ook te worden gelezen overeenkomstig de bedoeling van de wetgever. De Raad voegt hieraan toe dat deze uitleg van de wet ook logisch is vanuit het oogpunt van een doelmatige uitvoering van de wet. Geen sprake van (zeer) bijzondere omstandigheid van individuele aard waarin appellant aanleiding had behoren te vinden om onder toepassing van de hardheidsclausule af te wijken van het hiervoor beschreven systeem van de wet. Ongegrond verklaring van het beroep.
Pagina852-855
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4845
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-08-2010, 09/4869 WSF
CiteertitelRSV 2010/249
SamenvattingPartner - Nederlands recht - niet-erkend huwelijk.
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering toeslag, omdat geen recht op toeslag voor een één-oudergezin bestaat. Appellante is gehuwd met man met Ecuadoriaanse nationaliteit. Appellante en haar echtgenoot leven niet duurzaam gescheiden. Geconcludeerd wordt dat appellante in de hier aan de orde zijnde periode een partner had in de zin van artikel 1.1 van de Wsf 2000 zodat de Minister terecht heeft besloten tot herziening en terugvordering van de aan appellante vanaf 1 augustus 2005 toegekende toeslag voor een één-oudergezin.
Pagina855-857
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4847
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-08-2010, 09/2920 WIA
CiteertitelRSV 2010/250
SamenvattingLoonsanctie - onvoldoende re-integratie inspanningen - herstel tekortkoming door werkgever - systematiek van de wet - loonsanctie 'op maat'.
Samenvatting (Bron)Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, volgt uit artikel 25, negende lid, van de Wet WIA dus niet dat een loonsanctie ’op maat’ moet worden opgelegd, maar voorziet deze bepaling in oplegging van een loonsanctie van (maximaal) 52 weken, waarbij de uiteindelijke duur van de loonsanctie afhankelijk is van het herstel van de tekortkoming door de werkgever. In artikel 25, twaalfde, dertiende en veertiende lid, van de Wet WIA heeft de wetgever voorzien in een regeling voor de bekorting van de loonsanctie. Een oordeel over de bekorting van de loonsanctie kan dus ingevolge de systematiek van de wet niet aan de orde komen bij de beoordeling van de vraag of al dan niet terecht een loonsanctie is opgelegd, omdat het hier twee onderscheiden procedures betreft.
Pagina857-859
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN3811
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-08-2010, 08/5980 WAO
CiteertitelRSV 2010/251
SamenvattingProceskosten - beroepsmatig verleende rechtsbijstand - duurzame, op vergaren van inkomen gerichte taakuitoefening - zakelijke juridsche dienstverlening - incidenteel - feitelijke invulling is bepalend.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft Uwv/appellant terecht veroordeeld tot vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De beroepsmatige werkzaamheden bestaan in hoofdzaak uit zakelijke dienstverlening op het gebied van re-integratie-, herplaatsings- en outplacementtrajecten, maar de werkzaamheden omvatten ook zakelijke juridische dienstverlening, c.q. het professioneel verlenen van rechtsbijstand. De beroepsgrond van appellant dat sprake is van incidenteel verleende rechtsbijstand, doet daaraan niet af. Niet bepalend is het aantal keren dat als rechtshulpverlener is opgetreden, maar bepalend is of feitelijk invulling is gegeven aan het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand.
Pagina859-860
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN3608
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-08-2010, 09/6891 BESLU + 09/6892 BESLU + 09/6893 BESLU + 09/6894 BESLU
CiteertitelRSV 2010/252
SamenvattingSchadevergoeding i.v.m. overschrijding redelijke termijn - 6:19-besluit.
Samenvatting (Bron)Vaststelling schadevergoeding. De redelijke termijn is door het Uwv met ruim vijf maanden overschreden, de rechtbank heeft de haar toekomende behandelingsduur niet overschreden en de behandeling door de Raad heeft een jaar en ruim een maand te lang geduurd. Een totale overschrijding met één jaar en ruim een maand leidt tot een schadevergoeding van drie maal € 500,–, dit is € 1.500,–. Vergoeding van immateriële schadevergoeding.
Pagina860-863
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4416
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-08-2010, 09/6977 WSF
CiteertitelRSV 2010/253
SamenvattingBekendmaking besluiten - bestaan van schuld - doorgegeven adreswijziging.
Samenvatting (Bron)Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat op appellant de plicht rustte om een adreswijziging door te geven. Appellant is er niet in geslaagd aan te tonen dat hij in 1999 zijn adreswijziging heeft doorgegeven. Ook zijn standpunt dat van de Minister mag worden verwacht dat hij het adres controleert slaagt niet. De Raad overweegt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de aanmaningen van 22 juli 2008 en 23 augustus 2008 geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Pagina863-865
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4157
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 10-08-2010, 08/7152 WWB + 09/202 WWB
CiteertitelRSV 2010/254
SamenvattingKosten rechtsbijstand aanvraag schuldsaneringsregeling - voorliggende voorziening.
Samenvatting (Bron)Weigering om bijzondere bijstand te verlenen voor de door appellanten gemaakte kosten van rechtsbijstand. Voorliggende voorziening. Geen dringende redenen.
Pagina865-866
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN3897
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-08-2010, 09/6827 WSF
CiteertitelRSV 2010/255
SamenvattingDiplomatermijn - aanvang diplomatermijn - hardheidsclausule.
Samenvatting (Bron)Vaststelling datum start diplomatermijn. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de door appellant voorgestane systematiek van de vaststelling van de start van de diplomatermijn zich niet verdraagt met het bepaalde in de Wsf 2000 en dat de billijkheid van de wet niet door de rechter kan worden beoordeeld. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat voor toepassing van de in de Wsf 2000 opgenomen hardheidsclausule geen plaats is.
Pagina866-868
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4149
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-08-2010, 09/4522 WSF-T
CiteertitelRSV 2010/256
SamenvattingTussenuitspraak - gebrekkig besluit.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak om de gebreken in het besluit te herstellen. De Minister dient zich opnieuw te beraden of het verzoek van appellant om toekenning van studiefinanciering voldoet aan het bepaalde in artikel 2.14, tweede lid, onder a, van de Wsf 2000. Indien de Minister de Nuffic ter zake opnieuw om advies vraagt, dan dient, gezien de door de Nuffic opgestelde Algemene waarderingscriteria bij het beoordelen van buitenlandse opleidingen voor de meeneembaarheid van studiefinanciering, tot op zekere hoogte een beoordeling van de inhoud van de opleiding plaats te vinden. De Raad voegt hieraan toe dat tevens bezien zal moeten worden wat het gemiddelde instapniveau van de opleiding Sport and Fitness Management aan de Troy University is.
Pagina868-870
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN3787
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-07-2010, 08/746 WWB + 08/747 WWB + 08/5523 WWB
CiteertitelRSV 2010/257
SamenvattingLangdurigheidstoeslag - beleidsregel - criterium voldoende trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden - verwijtbaarheid.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag voor een langdurigheidstoeslag. Sprake van verwijtbaar handelen van appellante ten aanzien van haar arbeidsinschakeling.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina870-874
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN2176
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-06-2010, 08/5640 AWBZ
CiteertitelRSV 2010/258
SamenvattingExtra tijd voor drinkmomenten tussen maaltijden - samenvallen met andere zorgactiviteiten.
Samenvatting (Bron)Het geschil tussen partijen ziet, na beantwoording van de door de Raad gestelde vragen en het verhandelde ter zitting, uitsluitend nog op de vraag of CIZ terecht geen (extra) tijd heeft geïndiceerd voor de zes drinkmomenten voor appellante tussen de maaltijden. De Raad concludeert dat de met de tussen de maaltijden gelegen drinkmomenten gemoeide zorg niet beperkt kan blijven tot het klaarzetten of aanreiken van het drinken. Reeds om deze reden gaat de Raad voorbij aan de stelling van CIZ dat het klaarzetten of aanreiken van drinken kan samenvallen met andere zorgactiviteiten. Uit het voorgaande vloeit voort dat CIZ ten onrechte geen (extra) tijd heeft geïndiceerd voor de zes drinkmomenten van appellante tussen de maaltijden. Dit betekent dat bij de indicatie van de functie Persoonlijke Verzorging 210 minuten per week moeten worden opgeteld naast de omvang van de overige indicaties, waarvan CIZ bij het besluit op bezwaar van 10 november 2006 en gedurende de loop van de procedure heeft aangegeven dat appellante daarop bij nader inzien is aangewezen. Het besluit van 10 november 2006 komt voor vernietiging in aanmerking wegens onjuiste feitelijke grondslag. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat ook de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat appellante vanaf 1 januari 2006 geïndiceerd is voor: - huishoudelijke verzorging, voor 7 tot 9,9 uur per week (klasse 4), tot 31 december 2007; - persoonlijke verzorging, voor 20 tot 24,9 uur per week (klasse 8), met additioneel acht uur en 50 minuten, tot 26 december 2010; - ondersteunende begeleiding algemeen, voor 0 tot 1,9 uur per week (klasse 1), tot 26 december 2010; - verpleging, voor 16 tot 17,9 uur per week (klasse 7), tot 26 december 2010.
Pagina874-876
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN1968
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 12-08-2010, 09/4884 WW
CiteertitelRSV 2010/259
SamenvattingAanvang bezwaartermijn - bekendmaking - toezending.
Samenvatting (Bron)Aanvang bezwaartermijn. Toezending aan gemachtigde. De door het Uwv gestelde toezending van de WW-besluiten van 19 februari 2007 en de toezending van die besluiten aan de rechtbank in het kader van bezwaar respectievelijk beroep tegen besluiten over herziening, intrekking en terugvordering van WAO-uitkering is geen bekendmaking van de betreffende WW-besluiten in de zin van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. De toezending daarvan heeft ook niet plaatsgevonden met het oog op bekendmaking van die besluiten maar betrof een pakket stukken voor een later geplande hoorzitting in de WAO-zaak en de verdere behandeling van de WAO-zaak door de rechtbank (zie ook CRvB 28 september 2004, LJN AR3437). Aan de de uitspraken kent de Raad niet de betekenis toe, die het Uwv daaraan toegekend wenst te zien, reeds omdat de voor de beoordeling van de ontvankelijkheid relevante feiten in die zaken niet vergelijkbaar zijn met die van betrokkene. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
Pagina876-878
UitspraakECLI:NL:CRVB:2010:BN4044
Artikel aanvragenVia Praktizijn