Tijdschrift voor Agrarisch Recht

Uitgever Den Hollander
Tijdschrift Tijdschrift voor Agrarisch Recht
Datum 09-05-2011
Aflevering 4
RubriekKort & bondig
TitelRechtersrecht
CiteertitelAgr.r 2011, p. 129
SamenvattingOp 9 maart 2011 LJN BP7155 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) een uitspraak gedaan over de zogenaamde 'onderdelentrechter' bij omgevingsvergunningen. In de jurisprudentie omtrent milieuvergunningen op grond van de Wet Milieubeheer was het de lijn dat beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit werden aangemerkt. Dat betekende dat een belanghebbende die in beroep wilde komen tegen een milieuvergunning, dat alleen op die gronden kon doen die hij in de zienswijze tegen het ontwerp van de milieuvergunning had opgenomen. Hij kon bijvoorbeeld niet voor het eerst in beroep aanvoeren dat er geurhinder was, als in de zienswijze daarover niets was aangevoerd. In de uitspraak van 9 maart jl. heeft de Afdeling aangekondigd dat deze jurisprudentie verlaten gaat worden bij beoordeling van omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). De verschillende toestemmingen op grond van de artikelen 2.1 en 2.2 Wabo worden als besluitonderdeel opgevat. Dat betekent dat in beroep gronden kunnen worden aangevoerd omtrent milieugevolgen die in de zienswijze niet zijn aangevoerd. Het beroep is dan wel ontvankelijk, zolang in de zienswijze maar aangevoerd is dat de zienswijze (onder meer) gericht is tegen het voornemen om een vergunning te verlenen voor het oprichten van een inrichting.
Auteur(s)E.H.M. Harbers
Pagina129-129
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHet bestemmingsplan buitengebied. Preadvies voor de jaarvergadering van de Vereniging voor Agrarisch Recht 2011
CiteertitelAgr.r 2011, p. 130
SamenvattingIn 1997 gaf Fortgens een ovezicht van de jurisprudentie inzake het bestemmingsplan buitengebied. Het ging daarbij om een analyse van de kroonjurisprudentie over de periode 1992-1997. Als men dat artikel leest lijkt het veel langer gelden dan veertien jaar: het was een andere wereld. De Kroon is als rechtsprekend orgaan verdwenen. Veel ruimtelijke ordeningsspecialisten hebben dit betreurd, aangezien de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, die het overnam, te weinig inhoudelijk gevonden werd. Gesproken werd over de Awb-isering van het ruimtelijk bestuursrecht. De rechtspraak is veranderd, maar uiteraard is ook de wetgeving sindsdien ingrijpend gewijzigd. We hebben een compleet vernieuwde Wet ruimtelijke ordening gekregen en tot overmaat van ramp is daar eind 2010 nog eens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) overheen gekomen.
Auteur(s)D.W. Bruil
Pagina130-157
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelWie ordent de ruimte in het landelijk gebied? Een concurrentie van bevoegdheden. Preadvies voor de jaarvergadering van de Vereniging voor Agrarisch Recht 2011
CiteertitelAgr.r 2011, p. 158
SamenvattingDit preadvies ziet op de ruimtelijke ordening in het landelijk gebied (het buitengebied). Nu in het elders in dit tijdschrift opgenomen preadvies het bestemmingsplan van de gemeente centraal staat, zal ik mij richten op de hogere overheidsniveaus (rijk en provincie). Voorts zal ik de verhouding tussen de provincie en de gemeente centraal stellen.
Auteur(s)P.P.A. Bodden
Pagina158-170
LinkVolledige tekst (hekkelman.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetgeving en literatuur
TitelWetgeving en literatuur
CiteertitelAgr.r 2011, p. 171
SamenvattingAlgemeen:
Crisis- en herstelwet

Pacht:
Pacht en melkquotum

Zakelijke rechten:
Erfpacht

Ruimtelijke Ordening:
Megastallen
Ministallen
Plattelandswoning

Beheer landelijk gebied:
Oostvaardersplassen
Ecologische hoofdstructuur
Natura 2000
Vergoedingen

Marktordening:
Herziening GLB
Landbouwgrond
Subsidiegegevens

Dieren:
Dierenwelzijn
Legkippen
Vogelgriep
Toekomst dierhouderij

Producten:
Kwaliteitsregelingen

Milieurecht:
Gewasbescherming
Bodembescherming

Diversen:
Moerdijk
Wijziging regelingen
Auteur(s)D.W. Bruil
Pagina171-173
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAankondigingen
TitelRuimtelijke Ordening buitengebied
CiteertitelAgr.r 2011, p. 174
SamenvattingDe jaarvergadering van de Vereniging voor Agrarisch Recht heeft als onderwerp: "Ruimtelijke Ordening buitengebied".
Er worden twee preadviezen geschreven:
Mr. P.P.A. Bodden - Ruimtelijke ordening op provinciaal en nationaal niveau
Prof. mr. D.W. Bruil - Het bestemmingsplan buitengebied
De Preadviezen zijn gepubliceerd in deze aflevering van het Tijdschrift voor Agrarisch Recht.
Tijdens de bijeenkomst zullen de preadviseurs hun preadvies toelichten. Vervolgens wordt aan de hand van enkele stellingen over de onderwerpen van gedachten gewisseld. Van de deelnemers wordt een actieve bijdrage op prijs gesteld.
De jaarvergadering zal worden gehouden in Musis Sacrum in Arnhem op 13 mei 2011.
Pagina174-174
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 09-11-2010, 200.041.810
CiteertitelAgr.r 2011, p. 175
SamenvattingPacht. Melkquotum. Ontbinding.

Pachter heeft melkquotum vervreemd zonder verpachter in te lichten. Van de pachter die betwist dat zich een van de in art. 6:80 Burgerlijk Wetboek omschreven gevallen voordoet, wordt gevergd dat hij gemotiveerd aangeeft op welke wijze de correcte nakoming van de verbintenis tot oplevering van het quotum bij het einde van de pacht is verzekerd. De pachter kan dus niet volstaan met een niet of nauwelijks gemotiveerde betwisting van de stellingen van de verpachter. Grond met gebruiksbeperking leidt tot een lager aandeel voor het met het verpachte samenhangende melkquotum.

(Moerdijk / Waterschap Zuiderzeeland)
Samenvatting (Bron)BW 6:80, 6:265 Uitgangspunt van de vaste rechtspraak van dit hof met betrekking tot het melkquotum is dat dit quotum naar evenredigheid samenhangt met het gepachte, voor zover dit in het referentiejaar 1983 dienstbaar was aan de melkveehouderij. Indien de pacht wordt beëindigd, ontstaat volgens dezelfde rechtspraak op het moment van die beëindiging een aanspraak van de verpachter op oplevering van een evenredig gedeelte van het met het oorspronkelijk gepachte samenhangende quotum, waartegenover de pachter aanspraak kan maken op vergoeding van in beginsel de helft van de waarde van dat gedeelte. De verbintenis tot het opleveren van het met het gepachte samenhangende quotum werpt haar schaduw vooruit, in die zin dat een goed pachter reeds tijdens de looptijd van de pachtovereenkomst rekening zal houden met het bestaan van die verbintenis en al datgene zal nalaten wat hem eventueel in de onmogelijkheid brengt om die verbintenis na te komen op het moment dat zij opeisbaar wordt. Dit laatste is in de rechtspraak van dit hof meer dan eens aldus opgevat als zou op de pachter een (zelfstandige) verbintenis rusten om het melkquotum tijdens de looptijd van de pachtovereenkomst niet te vervreemden. Strikt genomen zou die opvatting tot consequentie hebben dat de pachter die het quotum zonder toestemming van de verpachter vervreemdt, ook dan wanprestatie pleegt wanneer hij afdoende maatregelen heeft getroffen om te waarborgen dat hij bij gelegenheid van het einde van de pacht in staat zal zijn om het met het gepachte samenhangende melkquotum, althans een gelijke hoeveelheid quotum, aan de verpachter op te leveren. De meer recente rechtspraak van dit hof (laatstelijk het arrest van 20 april 2010, LJN BM2185) gaat van een andere opvatting uit en plaatst hetgeen de pachter tijdens de looptijd van de pachtovereenkomst met betrekking tot het melkquotum doet en nalaat in de sleutel van artikel 6:80 BW. Ook in de huidige opvatting van het hof zal de verpachter die tijdens de looptijd van de pachtovereenkomst wordt geconfronteerd met vervreemding van het melkquotum door de pachter, veelal uit wanprestatie kunnen ageren, zij het ook dat de grondslag van zijn vorderingsrecht zal moeten zijn de verbintenis om bij gelegenheid van het einde van de pacht het met het gepachte samenhangende quotum aan de verpachter op te leveren. Die verbintenis is weliswaar pas opeisbaar bij het einde van de pacht, maar de gevolgen van de niet-nakoming ervan treden volgens artikel 6:80 BW in de in die bepaling bedoelde gevallen reeds vóór het moment van opeisbaarheid in. Tot die gevallen behoort onder meer het geval dat vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn (artikel 6:80 lid 1 onder a), alsook het geval dat de schuldeiser, kort gezegd, op goede gronden de schuldenaar heeft aangemaand en deze zich niet binnen de door de schuldeiser gestelde termijn bereid heeft verklaard om zijn verplichtingen na te komen (artikel 6:80 lid 1 onder c). In verband met onder meer de zeer aanzienlijke waarde die een melkquotum van enige omvang (althans op dit moment) vertegenwoordigt, behoort van de pachter die het melkquotum heeft verkocht maar betwist dat zich een van de in artikel 6:80 BW omschreven gevallen voordoet, te worden gevergd dat hij gemotiveerd aangeeft op welke wijze de correcte nakoming van de verbintenis tot oplevering van het quotum bij het einde van de pacht is verzekerd. De pachter kan dus niet volstaan met een niet of nauwelijks gemotiveerde betwisting van de stellingen van de verpachter dienaangaande. Indien aan de vereisten die artikel 6:80 BW stelt is voldaan, kan de verpachter, behalve vervangende schadevergoeding, ook ontbinding van de pachtovereenkomst vorderen. Daaraan staat niet in de weg dat de verbintenis tot oplevering van het quotum niet tot de hoofdverplichtingen van de pachtovereenkomst behoort. Volgens artikel 6:265 BW geeft immers iedere tekortkoming de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. Wel zal de pachter – evenals in ieder ander geval van een beroep op ontbinding – het verweer kunnen opwerpen dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beoordeling van de gegrondheid van dat verweer zal de pachtrechter dienen te letten op alle omstandigheden van het geval, waaronder de waarde die het melkquotum vertegenwoordigt en de ernst van het verwijt dat de pachter ter zake van de vervreemding van het melkquotum kan worden gemaakt.
AnnotatorD.W. Bruil
Pagina175-180
UitspraakECLI:NL:GHARN:2010:BO3607
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 11-01-2011, 200.042.328
CiteertitelAgr.r 2011, p. 180
SamenvattingPacht. Melkquotum. Ontbinding.

Pachter heeft melkveehouderij beëindigd en melkquotum vervreemd. Ontbinding op grond van art. 6:80 BW?

(Barendse / Barendse)
Samenvatting (Bron)Art. 3:311, 6:2, 6:80 6:248 en 6:265 BW Vordering tot ontbinding op de grond dat de pachter het melkquotum heeft verkocht. Geen verjaring van het vorderingsrecht, noch rechtsverwerking of beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. Het hof herhaalt de belangrijkste overwegingen uit het arrest van 9 november 2010, LJN BO3607 over de betekenis van art. 6:80 BW. Nieuwe grief na memorie van grieven naar het voorlopig oordeel van het hof toelaatbaar. Het hof beveelt een voortzetting van het partijdebat.
AnnotatorG.M.F. Snijders
Pagina180-184
UitspraakECLI:NL:GHARN:2011:BP0854
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRaad van State, 16-03-2011, 200909282/1/R2
CiteertitelAgr.r 2011, p. 184
SamenvattingNatura 2000. Saldering.

Een melkrundveehouderij breidt uit met als mitigerende maatregel de beëindiging van een andere veehouderij. Saldering leidt tot gelijkblijven of afnemen van depositie op alle punten van het Natura 2000-gebied. NB-wetvergunning terecht verleend.

Samenvatting (Bron)Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft het college van gedeputeerde staten opnieuw besloten op de aanvraag van [vergunninghouder] om vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), voor de uitbreiding van de veehouderij aan de [locatie] te [plaats], in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Kempenland-West.
AnnotatorD.W. Bruil
Pagina184-188
UitspraakECLI:NL:RVS:2011:BP7785
Artikel aanvragenVia Praktizijn