Jurisprudentie in Nederland

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie in Nederland
Datum 29-07-2011
Aflevering 7
RubriekArbeidsrecht
TitelHoge Raad, 10-06-2011, 10/00840
Citeertitel«JIN» 2011/569
SamenvattingStelplicht. Bewijslast. Werkgeversaansprakelijkheid. Schending zorgplicht.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Arbeidsongeval. Stelplicht en bewijslast o.g.v. art. 7:658 lid 2 BW. Als vaststaat dat werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, kan de werkgever zich van aansprakelijkheid voor die schade bevrijden door te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de in het eerste lid van art. 7:658 BW genoemde verplichtingen is nagekomen. Dit geldt evenzeer wanneer de werkgever de zorg voor de veiligheid van zijn werknemer heeft overgelaten aan hulppersonen. Het is in die situatie aan werkgever om te stellen en zonodig te bewijzen dat zijn hulppersonen die maatregelen hebben getroffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om schade als door de werknemer geleden te voorkomen. Werknemer hoeft niet te specificeren welke norm, die er toe strekt de schade te voorkomen, de werkgever zou hebben geschonden.
AnnotatorA.R. Houweling
Pagina789-799
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP8788
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelHoge Raad, 24-06-2011, 10/00078
Citeertitel«JIN» 2011/570
SamenvattingWergeversaansprakelijkheid. Zorgplicht. Valbescherming. Opzet. Bewuste roekeloosheid.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Arbeidsongeval. Stelplicht en bewijslast onder art. 7:658 BW. Ook als de werknemer die heeft nagelaten een handeling te verrichten om een veiligheidsvoorziening te realiseren, zoals een veiligheidsgordel vastmaken, dienaangaande geen opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten, kan de werkgever aan aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat hij de veiligheidsmaatregelen heeft genomen en de veiligheidsinstructies heeft gegeven die van hem gevergd konden worden.
AnnotatorA.R. Houweling
Pagina799-802
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP9897
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem, 31-05-2011, 200.082.068
Citeertitel«JIN» 2011/571
SamenvattingConcurrentiebeding. Schriftelijkheid. Philips/Oostendorp. Omzetting bepaalde tijd. Verwijzing.
Samenvatting (Bron)Kort geding; non-concurrentiebeding bij verlengen arbeidsovereenkomst bepaalde tijd opnieuw overeenkomen?; voldaan aan schriftelijkheidsvereiste?
AnnotatorR.M. Beltzer
Pagina803-807
UitspraakECLI:NL:GHARN:2011:BQ7529
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-06-2011, HD 200.079.566
Citeertitel«JIN» 2011/572
SamenvattingConcurrentiebeding. Schriftelijkheid. Voortzetting arbeidsovereenkomst. Aanvullende overeenkomst. Philips/Oostendorp.
AnnotatorR.M. Beltzer
Pagina808-811
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof 's-Gravenhage, 07-06-2011, MHD 200.074.856 E
Citeertitel«JIN» 2011/573
SamenvattingConcurrentiebeding. Schriftelijkheid. Philips/Oostendorp. Belangenafweging. Vrije keuze van arbeid.
Samenvatting (Bron)Voortzetting van LJN BP8142 Arbeidszaak. Schorsing concurrentiebeding. Schriftelijkheidsvereiste.
AnnotatorR.M. Beltzer
Pagina811-816
UitspraakECLI:NL:GHSGR:2011:BQ7639
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelGerechtshof Amsterdam, 22-03-2011, 200.075.522
Citeertitel«JIN» 2011/574
SamenvattingAlimentatie. Limitering oud geval. Pensioeninkomen. Uitsluiting wettelijke indexering.
Samenvatting (Bron)Alimentatie, limitering oud geval, uitsluiting wettelijke indexering
AnnotatorR.A. Jongerius
Pagina816-821
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2011:BQ5297
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelGerechtshof Amsterdam, 03-05-2011, 200.069.473/01
Citeertitel«JIN» 2011/575
SamenvattingErfrecht.
Samenvatting (Bron)erfrecht
AnnotatorK. Boshouwers
Pagina821-823
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2011:BQ4751
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 14-03-2011, 379594 FA RK 10-8840
Citeertitel«JIN» 2011/576
SamenvattingGerechtelijke vaststelling vaderschap, vaststelling alimentatie met terugwerkende kracht.
Samenvatting (Bron)Gerechtelijke vaststelling vaderschap en alimentatie De rechtbank stelt vast dat de man verwekker van verzoekster is en bepaald een bijdrage voor de kosten van levensonderhoud en studie van verzoekster.
AnnotatorM.M. Schouten
Pagina824-827
UitspraakECLI:NL:RBSGR:2011:BQ5688
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Leeuwarden, 12-04-2011, 200.056.089/01
Citeertitel«JIN» 2011/577
SamenvattingCessie. Tijdstip van de mededeling. Eigen vordering aandeelhouders? Poot-ABP norm.
Samenvatting (Bron)Cessie niet effectief, omdat mededeling heeft plaatsgevonden na faillissement cedent. Heeft aandeelhouder eigen vordering in verband met vermogensschade B.V.? In dit geval geen reden af te wijken van "Poot-ABP" norm.
AnnotatorM.C. van Rijswijk
Pagina828-831
UitspraakECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6270
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Leeuwarden, 17-05-2011, 200.014.832/01
Citeertitel«JIN» 2011/578
SamenvattingJaarrekeningenrecht. Deconsolidatie jaarrekeningen. Onrechtmatige daad. Beklamel-norm.
Samenvatting (Bron)Deconsolidatie jaarrekeningen, waarvan één behoord tot gefailleerde B.V.. Onrechtmatige onttrekkingen door formeel of feitelijk bestuurder? Bestuurdersaansprakelijkheid? Bewijs niet geleverd dat feitelijke bestuurder leiding heeft gegeven aan onterechte boekhoudkundige onttrekking.
AnnotatorA. Tahtah
Pagina831-836
UitspraakECLI:NL:GHARN:2011:BQ5734
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2011, HD 200.048.442
Citeertitel«JIN» 2011/579
SamenvattingUitleg aandeelhoudersovereenkomst. Borgstelling.
Samenvatting (Bron)Uitleg aandeelhoudersovereenkomst; Toepasselijkheid art. 1:88 BW; (matiging); Boetebeding.
AnnotatorG.C. Vergouwen
Pagina837-841
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6295
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad, 27-05-2011, 09/03784
Citeertitel«JIN» 2011/580
SamenvattingVerbintenissenrecht. Afbreken onderhandelingen. Onrechtmatige daad. Uitleg overeenkomst.
Samenvatting (Bron)Verbintenissenrecht. Afbreken onderhandelingen niet onrechtmatig. Uitleg overeenkomst waarin is vastgelegd dat voor verplichting tot vergoeding van kosten een nadere overeenkomst vereist is.
AnnotatorS.M. Govers , M.A. Ouwehand
Pagina842-853
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP8707
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad, 27-05-2011, 10/00171
Citeertitel«JIN» 2011/581
SamenvattingBuitengerechtelijke ontbinding. Verzuim. Blijvende onmogelijkheid. Beëindiging duurovereenkomst.
Samenvatting (Bron)Huurrecht/Verbintenissenrecht. Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst nadat de gehuurde bedrijfsruimte door brand was verwoest. Aan ontbindingsverklaring kan in zijn algemeenheid niet de eis worden gesteld dat zij teneinde rechtsgevolg te kunnen hebben de gronden vermeldt waarop zij berust. Het is mogelijk voor de ontbinding in rechte andere gronden aan te dragen dan de in de verklaring genoemde. Op het moment van uitbrengen van de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring was verzuim ingetreden, nu nakoming van de verplichting tot herstel “zonder vertraging” inmiddels blijvend onmogelijk was geworden (vgl. HR 20 januari 2006, NJ 2006/80).
AnnotatorN. de Boer
Pagina853-864
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP6997
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelGerechtshof Amsterdam, 14-12-2010, 200.042.621/01
Citeertitel«JIN» 2011/582
SamenvattingHuurrecht. Woonruimte.
Samenvatting (Bron)Huur woonruimte. Beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik bestaande uit algehele renovatie van het pand die niet mogelijk is zonder beëindiging van de huurovereenkomst. Is sprake van een structurele wanverhouding tussen de exploitatiekosten en huuropbrengsten? Beëindiging huurovereenkomst toegewezen.
AnnotatorT.L. de Leeuwe , J.E. van der Werff
Pagina864-868
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2010:BQ5673
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 31-05-2011, 10/01772
Citeertitel«JIN» 2011/583
SamenvattingWet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Samenvatting (Bron)Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het Hof heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat het bevel tot afname van celmateriaal in de zaak waarin de verdachte in 2005 is veroordeeld niet is uitgevoerd omdat, gezien art. 2.1.a. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, van de verdachte reeds in 2004 een referentiemonster was afgenomen en een DNA-profiel in de databank was opgenomen. Deze vaststelling kan de daaruit door het Hof getrokken conclusie, dat het NFI de in de databank aanwezige DNA-sporenprofielen had kunnen vergelijken met het profiel van de verdachte dat na het rechtbankvonnis van 9 februari 2005 had moeten zijn bepaald en verwerkt, niet zonder meer dragen. Het Hof heeft daarbij immers niet kenbaar aandacht eraan besteed of aannemelijk is dat na de veroordeling in 2005 ook de in art. 2.1.b Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden vermelde uitzondering zich niet zou hebben voorgedaan. Zijn oordeel is dus zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
Pagina869-874
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP6159
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 07-06-2011, 10/00432
Citeertitel«JIN» 2011/584
SamenvattingDerdenwerking van Salduz-rechtspraak?
Samenvatting (Bron)1. Art. 293.1 Sv; beletten dat door een getuige aan een hem gestelde vraag gevolg wordt gegeven. 2. Derdenwerking van de Salduz-rechtspraak? Ad 1. Het middel steunt op de opvatting dat door de rechter op de voet van art. 293.1 Sv is belet dat door een getuige aan een hem gestelde vraag gevolg wordt gegeven. Ingevolge art. 290.2 Sv dient een getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, terwijl ingevolge art. 291 Sv de getuige bij zijn verklaring zo veel mogelijk uitdrukkelijk opgeeft wat hij heeft waargenomen en wat zijn redenen van wetenschap zijn. I.c. is belet dat de getuige gevolg zou geven aan de vraag van de verdediging “zijn litteken te laten zien”. Die vraag strekte niet tot het doen van een verklaring in de hiervoor bedoelde zin, maar had ten doel de getuige een bepaalde handeling te laten verrichten. Art. 293.1 Sv is daarop niet van toepassing. Ad 2. De Hoge Raad verwijst naar toepasselijke overwegingen uit HR LJN BH3079. De in dat arrest geformuleerde regel, die strekt tot bescherming van het in art. 6.1 EVRM besloten liggende recht van verdachte op een eerlijk proces en in het bijzonder tot bescherming van diens recht om niet aan zijn eigen veroordeling te hoeven meewerken, is gelet op die ratio beperkt tot de verklaring die verdachte in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd en strekt zich niet uit tot verklaringen van bijv. medeverdachten. T.a.v. een eventuele inbreuk op het evenbedoelde recht van een medeverdachte geldt het in HR LJN AM2533, rov. 3.5 verwoorde uitgangspunt: indien het niet verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, zal in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg behoeven te worden verbonden aan het verzuim. Hierbij verdient opmerking dat indien door vormverzuimen bij de totstandkoming van de verklaring van een medeverdachte de betrouwbaarheid van die verklaring wezenlijk is beïnvloed, de rechter om die reden een dergelijke verklaring buiten beschouwing zal laten (vgl. HR LJN AM2533, rov. 3.6.4). Gelet op het vorenstaande geeft het oordeel van het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde dat geen nadere motivering.
Pagina874-879
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP2740
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad, 14-06-2011, 10/01604
Citeertitel«JIN» 2011/585
SamenvattingSmaad. Vrijheid van meningsuiting.
Samenvatting (Bron)1. Art. 10 EVRM. Eerdere civielrechtelijke veroordelingen. Strafrechtelijke vervolging noodzakelijk in een democratische samenleving? 2. Art. 261.3 Sr. Ad 1. HR: het Hof heeft geoordeeld dat een strafrechtelijke veroordeling van verdachte gerechtvaardigd is ter bescherming van de belangen van de aangevers. Daarbij heeft het Hof de aard en de reikwijdte van de door de civiele rechter uitgesproken veroordelingen meegewogen bij de oplegging van de straf die geheel voorwaardelijk is opgelegd. Een en ander getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting over de vrijheid van meningsuiting zoals die wordt gewaarborgd door art. 10 EVRM en is evenmin onbegrijpelijk. Ook de belangenafweging die het Hof aan voornoemd oordeel ten grondslag heeft gelegd, te weten enerzijds het algemeen belang dat kan zijn gediend met het zonder terughoudendheid bekritiseren van de waarheidsvinding in een strafzaak en anderzijds het belang van een gewone burger om te worden beschermd tegen herhaalde beschuldigingen van een ernstig misdrijf, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, meer i.h.b. niet omtrent de door art. 10 EVRM vereiste belangenafweging, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Het Hof heeft voorts onder ogen gezien of en in hoeverre een veroordeling van verdachte wegens smaad een disproportionele inbreuk op zijn vrijheid van meningsuiting zou betekenen, wat is uitgemond in het niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigend en niet onbegrijpelijk oordeel dat de veroordeling in deze zaak geen afbreuk doet aan het recht en de mogelijkheden van verdachte om zich (zeer) kritisch uit te laten over het handelen van politie en justitie. ’s Hofs oordeel dat het karakter van de uitspraken van verdachte zonder meer is op te vatten als een waarheidsclaim t.a.v. een feitelijke stand van zaken getuigt tegen de achtergrond van de in onderhavig arrest weergegeven rechtspraak van het EHRM en in het licht van wat het Hof heeft vastgesteld en overwogen over de aard van de door verdachte gebezigde uitlatingen niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Ad 2. Het Hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting vzv. hij klaarblijkelijk heeft geoordeeld dat niet in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat bij verwerping van een beroep op art. 10 EVRM aan een beroep op art. 261.3 Sr geen zelfstandige betekenis meer kan toekomen. Dit behoeft niet tot cassatie te leiden omdat de kennelijk klacht waarin het middel uitmondt, inhoudende dat het Hof heeft nagelaten bepaaldelijk te beslissen op het op art. 261.3 Sr steunende verweer dat verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was, feitelijke grondslag mist. Het Hof heeft in zijn samenvatting van de gevoerde verweren uitdrukkelijk overwogen dat verdachte ten verwere heeft aangevoerd dat verdachte “te goeder trouw de overtuiging mocht zijn toegedaan dat de aangever de moordenaar is”, en uiteindelijk geoordeeld dat “de verweren van de verdediging strekkend tot het buiten toepassing laten van de strafbepaling van art. 261 Sr worden verworpen”. Die beslissing is onjuist noch onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof heeft geoordeeld dat verdachte de vraag of hij vindt dat de aangever o.b.v. het door verdachte verzamelde materiaal zou kunnen worden veroordeeld negatief heeft beantwoord en er “desondanks voor heeft gekozen om telkens formuleringen te bezigen waarbij hij zegt dat aangever de moordenaar is dan wel dat hij overtuigd is van zijn daderschap”.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
Pagina879-902
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP0287
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelHoge Raad, 15-03-2011, 10/04966 H
Citeertitel«JIN» 2011/586
SamenvattingTaakverdeling strafrechter en bestuursrechter. Herziening.
Samenvatting (Bron)Herziening.
AnnotatorJ.J.J. Sillen
Pagina903-906
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP7628
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelHoge Raad, 25-03-2011, 09/04347
Citeertitel«JIN» 2011/587
SamenvattingVerkiezingsfraude. Valse opgave bij kandidaatstelling. Kostenverhaal herstemming. Twee-wegenleer. Formele rechtskracht. Causaal verband. Redelijke toerekening. Voorzienbaarheid.
Samenvatting (Bron)Verbintenissenrecht. Verkiezingsfraude kandidaat algemeen bestuur Hoogheemraadschap. Besluit van stembureau om die kandidaatstelling goed te keuren heeft geen formele rechtskracht. Formele rechtskracht van een besluit alleen van belang voor oordeel over (on) rechtmatigheid van dat besluit, niet voor het oordeel over (on)rechtmatigheid handelen van burger op wie het besluit betrekking heeft. Verhaal kosten van (als gevolg van fraude noodzakelijk geworden) nieuwe verkiezingen langs privaatrechtelijke weg levert geen onaanvaardbare doorkruising op van publiekrechtelijke regelingen. Dat voor frauderende kandidaat niet was te voorzien dat Hoogheemraadschap gebruik zou maken van zijn discretionaire bevoegdheid om hem uit het bestuur te weren en de kosten van nieuwe verkiezingen op hem te verhalen, staat aan toerekening van de schade ex art. 6:98 BW niet in de weg. Niet alleen betreft het in het algemeen redelijkerwijs te verwachten maatregelen als gevolg van frauduleus handelen bij verkiezingen, bovendien rechtvaardigt de grove schuld bij het onrechtmatig handelen een ruimere toerekening dan waarvoor aanleiding zou zijn geweest bij minder verwijtbaar handelen.
AnnotatorR.J.B. Schutgens
Pagina906-911
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP2310
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelHoge Raad, 01-04-2011, 09/04671
Citeertitel«JIN» 2011/588
SamenvattingVerzekeringsrecht. Uitkering zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling. Zelfstandigenrichlijn. Intrekking publiekrechtelijke regeling niet onrechtmatig.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Verzekeringsrecht. Intrekken publiekrechtelijke regeling die vrouwelijke zelfstandigen aanspraak geeft op uitkering bij zwangerschap en bevalling onrechtmatig? Handelen Staat in strijd met art. 11 lid 2, onder b, Vrouwenverdrag en/of art. 4 en 8 van de Zelfstandigenrichtlijn (Richtlijn 86/613/EEG)? Oordeel hof dat resultaat van de te nemen maatregelen in art. 11 lid 2, onder b, Vrouwenverdrag onvoldoende nauwkeurig is omschreven en dat deze bepaling derhalve ongeschikt is voor rechtstreekse toepassing door nationale rechter, is juist. Zelfstandigenrichtlijn bevat geen verplichting om uitkering voor vrouwelijke zelfstandigen wegens zwangerschap en moederschap in te voeren. Intrekken nationale publiekrechtelijke regeling ook niet in strijd met art. 4 en 8 Zelfstandigenrichtlijn.
AnnotatorJ.H. Gerards
Pagina911-917
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BP3044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelHoge Raad, 15-04-2011, 09/05192
Citeertitel«JIN» 2011/589
SamenvattingBestuurlijke boete. Bewijslast beboetbaar feit. Omkering bewijslast.
Samenvatting (Bron)KB-Lux. Aanvaardbaarheid modelmatige berekening van vermogen. Omkering van de bewijslast. Bewijslast beboetbaar feit: waarborgen EVRM. Boete passend en geboden? Toelaatbaarheid na tussenuitspraak ingebrachte stukken? Goede procesorde.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
Pagina917-927
UitspraakECLI:NL:HR:2011:BN6350
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State, 13-04-2011, 200908792/1/M1
Citeertitel«JIN» 2011/590
SamenvattingBelanghebbende. Kring van belanghebbenden. Omgevingsvergunning. Prospective overruling.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 oktober 2009 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Afvalzorg Deponie B.V. (hierna: Afvalzorg) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen en in werking hebben van een inrichting voor het storten van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen alsmede het be- en verwerken daarvan aan het Nauerna 1 te Assendelft, gemeente Zaanstad. Verder heeft het college bij dit besluit met toepassing van artikel 8.24, eerste lid, van de Wet milieubeheer het van het besluit van 7 juli 2006, met kenmerk 2005-17471, deel uitmakende voorschrift 4.18.1 gewijzigd en in aansluiting daarop met toepassing van artikel 8.23, eerste lid, van die wet de van het besluit van 7 juli 2006 deel uitmakende voorschriften 3.1.21, 4.18.2 en 4.18.3 gewijzigd en het van het besluit van 7 juli 2006 deel uitmakende voorschrift 4.18.4 ingetrokken. Dit besluit is op 30 oktober 2009 ter inzage gelegd.
AnnotatorR.J.N. Schlössels
Pagina927-932
UitspraakECLI:NL:RVS:2011:BQ1081
Artikel aanvragenVia Praktizijn