AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 23-02-2013
Aflevering 8
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 23-10-2012, 34880/12
CiteertitelAB 2013/43
SamenvattingRecht op eigendom. Discriminatieverbod. Twaalfde Protocol. Zorgverzekeringswet. Ontbinding zorgovereenkomsten pensioenontvangers. Geen eigendom. Geen vergelijkbare positie. Niet-ontvankelijk.

(Ramaer en Van Willigen / Nederland)
AnnotatorA.E.M. Leijten
Pagina271-279
UitspraakECLI:CE:ECHR:2012:1023JUD003488012
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 19-10-2012, 11/04773
CiteertitelAB 2013/44
SamenvattingRechtsbijstand door familieleden en huisgenoten. Afstemming van jurisprudentie met andere bestuursrechters.
Samenvatting (Bron)Art. 8:75 lid 1 AWB. Art. 1, aanhef en letter a Besluit proceskosten Bestuursrecht. Proceskostenvergoeding. Beroepsmatig verleende rechtsbijstand door elders wonende dochter/advocaat. Uitwerking van de eis dat aan de rechtsbijstand kosten zijn verbonden.
AnnotatorL.M. Koenraad
Pagina279-281
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BY0531
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 07-11-2012, 201203778/1/A2
CiteertitelAB 2013/45
SamenvattingRechtsbijstand door familieleden en huisgenoten. Afstemming van jurisprudentie met andere bestuursrechters.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 november 2009 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] voor 2009 toegekende voorschot zorgtoeslag vastgesteld op € 653,00.
AnnotatorL.M. Koenraad
Pagina281-284
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY2474
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 28-11-2012, 201203013/1/A1
CiteertitelAB 2013/46
SamenvattingTerugkomen op gedoogbesluit met formele rechtskracht. Vertrouwensbeginsel. Gewijzigde omstandigheden. Voldoende aanleiding over te gaan tot handhaving. Niet bezien of compensatie moet worden geboden. Handhaving onevenredig.
Samenvatting (Bron)Hoewel het vertrouwensbeginsel, waarop appellant een beroep doet, niet zo ver strekt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd, heeft het college bij het besluit van 25-04-2003 op ondubbelzinnige wijze en zonder enige beperking tot uitdrukking gebracht dat het niet zou overgaan tot handhavend optreden tegen het gebruik van de woning als burgerwoning in strijd met het bestemmingsplan. Het heeft daarin gemotiveerd uiteengezet waarom het, ondanks het verzoek daartoe van Mijbupark, het toen in verband met de rechtszekerheid niet rechtmatig achtte handhavend op te treden. Nu het besluit van 25-04-2003 formele rechtskracht heeft verkregen, moet van de rechtmatigheid van dat besluit worden uitgegaan. Gelet op de duidelijke tekst ervan heeft appellant aan dat besluit de gerechtvaardigde verwachting mogen ontlenen dat het college - ook na een nieuw verzoek daartoe van Mijbupark - niet tot handhaving zou overgaan. Appellant heeft naar de strekking van het besluit van 25-04-2003 gehandeld, onder meer door investeringen in de woning te doen. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 18-01-2011 is het college, naar aanleiding van een nieuw verzoek om handhaving van Mijbupark, teruggekomen van het voor appellant gunstige besluit van 25-04-2003, hoewel het planologische regime niet was gewijzigd. Door er geen rekening mee te houden dat het gerechtvaardigde verwachtingen bij appellant had gewekt en dat appellant door het alsnog handhavend optreden onevenredig in zijn belangen wordt geschaad, heeft het college de belangen van appellant bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 18-01-2011 onvoldoende betrokken. Gelet op deze omstandigheden bracht art. 3:4 lid 2 Awb mee dat - ook al heeft het college in de omstandigheden die zich na het besluit van 25-04-2003 hebben voorgedaan op zichzelf aanleiding mogen zien tot handhavend optreden over te gaan - het college daartoe niet heeft kunnen overgaan zonder daarbij te bezien of, en zo ja, in hoeverre, aan appellant enige vorm van compensatie moest worden geboden.
AnnotatorM.K.G. Tjepkema , F.R. Vermeer
Pagina284-292
LinkVolledige tekst artikel (leidenuniv.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY4425
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-12-2012, 11/1285 AW
CiteertitelAB 2013/47
SamenvattingGezag van gewijsde. Gezag komt alleen toe aan de voor beslechting van het geschil noodzakelijke beslissingen over rechtsvragen.
Samenvatting (Bron)Vaststelling indeling functiefamilie. De aard en wijze waarop de gemeente de schuldhulpverlening vorm gaf is gewijzigd van een werkwijze waarbij directe schuldhulpverlening werd verleend naar een aanpak waarbij de gemeente de rol van regisseur vervult en de daadwerkelijke uitvoering onderbrengt bij externe partijen. De rol van de ambtenaar schuldhulpverlening is gewijzigd en er is geen sprake meer van complexe schuldhulptrajecten op klantniveau. De functie van appellant is ingedeeld in de functiefamilie medewerker externe dienstverlening bandbreedte B, omdat appellant werkzaamheden op een afgebakend terrein van complexe aard verricht, namelijk de schuldhulpverlening. De werkzaamheden van appellant hebben geen betrekking op gecompliceerde en/of meer omvattende of in breder verband doorwerkende aangelegenheden.
AnnotatorR. Ortlep
Pagina292-295
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY6558
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 17-10-2012, 11/764 WAO
CiteertitelAB 2013/48
SamenvattingOvergangsrecht. Geen toetsing aan de maatstaf van het gewijzigd inzicht van de regelgever over de sanctiewaardigheid van de vóór de wijziging begane overtredingen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering WAO-uitkering. Oplegging boete wegens schending van de inlichtingenplicht. Raad: De Beleidsregel boete werknemer 2010 is op 28 januari 2010 met terugwerkende kracht tot en met 31 december 2009 in werking getreden. Op grond van art. 7 wordt de overtreding van de spontane inlichtingenverplichting, genoemd in art. 80 van de WAO, niet verwijtbaar geacht indien loonsverhogingen die een rechtstreeks gevolg zijn van een collectieve afspraak in het bedrijf of de bedrijfstak, niet of niet tijdig worden doorgegeven. Wat betreft veranderingen in regels van sanctierecht heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 12 juli 2011, LJN: BP6878, geoordeeld dat voortaan heeft te gelden dat een sinds het plegen van het delict opgetreden verandering door de rechter met onmiddellijke ingang - en dus zonder toetsing aan de maatstaf van het gewijzigd inzicht van de strafwetgever over de strafwaardigheid van de vóór de wetswijziging begane strafbare feiten - moet worden toegepast, indien en voor zover die verandering in de voorliggende zaak ten gunste van de verdachte werkt. Ook in het kader van het bestuurlijke boeterecht geldt volgens vaste rechtspraak (vgl. onder meer CRvB 1 maart 2000, LJN: AA6848 en CRvB 18 juli 2006, LJN: AY5576) als regel dat bij een voor de betrokkene relevante wijziging in het recht de voor de betrokkene meest gunstige bepaling moet worden toegepast. Die regel is intussen ook neergelegd in art. 5:46, lid 4 Awb. In overeenstemming met de uitleg die de Hoge Raad in genoemd arrest heeft gegeven aan art. 1, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht moet toetsing aan de maatstaf van het gewijzigd inzicht van de regelgever over de sanctiewaardigheid van de vóór de wijziging begane overtredingen achterwege blijven. De overtreding van de zogenoemde spontane inlichtingenverplichting door appellant betreft loonsverhogingen waarvan onbetwist is gesteld dat deze een rechtstreeks gevolg zijn van cao-afspraken. Toepassing van art. 7 van de Beleidsregel boete werknemer 2010 brengt mee dat deze overtreding in het kader van de toetsing van de opgelegde boete niet als verwijtbaar kan worden aangemerkt en dat de opgelegde boete daarom niet in stand kan blijven. Aangevallen uitspraak vernietigd.
AnnotatorH.E. Bröring
Pagina295-299
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY0616
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 21-12-2012, AWB 11/555
CiteertitelAB 2013/49
SamenvattingEx-werknemer komt bij kartelonderzoek zwijgrecht toe.
Samenvatting (Bron)boete; zwijgrecht
AnnotatorR. Stijnen
Pagina299-307
UitspraakECLI:NL:CBB:2012:BY7026
Artikel aanvragenVia Praktizijn