Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 05-04-2013
Aflevering 4
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-12-2012, 11/5268 WW
CiteertitelRSV 2013/83
SamenvattingEerste werkloosheidsdag - rechtens vrijheid ontnomen - referteperiode - verlenging - periode van detentie niet gelijk te stellen met onbetaald verlof - rechtbank heeft ten onrechte over wezenlijk onderdeel van het geschil geen oordeel gegeven.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag WW-uitkering omdat appellant op dat moment gedetineerd en per later datum omdat appellant in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag niet in tenminste 26 weken heeft gewerkt. Eerste werkloosheidsdag. Detentie is geen onbetaald verlof. Referteperiode en nabetaling loon en vakantiebijslag.
AnnotatorA.H. Rebel
Pagina319-322
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY6817
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-01-2013, 10/3981 AWBZ-T + 11/123 AWBZ-T + 11/6178 AWBZ-T
CiteertitelRSV 2013/84
SamenvattingTussenuitspraak - ontbreken onderzoek door CIZ - inschakelen gespecialiseerd medicus - termijn van 2 maanden voor herstel.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden als voorgeschreven in artikel 6 van het Zib. Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar de algemene gezondheidstoestand van appellant tijdens een spreekuurbezoek of bij appellant thuis en evenmin is bezien of een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijk of zintuiglijke handicap aanwezig is als gevolg waarvan appellant beperkingen ondervindt. De Raad wijst er in dit verband op dat in het geval dat het onderzoek onvoldoende duidelijkheid oplevert CIZ een gespecialiseerd medicus kan verzoeken om nader onderzoek te verrichten. De Raad zal CIZ opdragen om het gebrek te herstellen. De Raad stelt de termijn waarbinnen dat gebrek moet worden hersteld vast op twee maanden na de datum waarop deze tussenuitspraak is gedaan.
Pagina322-324
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8339
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 04-01-2013, 09/5955 WAO + 09/6067 WAO
CiteertitelRSV 2013/85
SamenvattingHerziening - rapportage onafhankelijke deskundige - gemotiveerde betwisting - controleerbaar en aanvaardbaar.
Samenvatting (Bron)WAO. Herziening mate van arbeidsongeschiktheid naar 55 tot 65%. De door het Uwv tegen de rapportage aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding de conclusies van de deskundige niet te volgen. De rapportage is inzichtelijk en consistent. Uit de rapportage volgt dat aanzien van betrokkene meer beperkingen dienen te gelden.
Pagina324-327
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8139
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-01-2013, 10/4816 WAO + 10/4817 WAO + 10/4818 WAO + 10/4819 WAO
CiteertitelRSV 2013/86
SamenvattingSamenloop met inkomsten uit arbeid - ingangsdatum toepassing nieuw loonbegrip - SV Loon - datum onderzoek.
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft appellants WAO-uitkering ingaande 1 maart 2006, onder toepassing van art. 44 WAO niet uitbetaald. Voorts heeft het Uwv appellants uitkering bij besluit van 2 juni 2009 per die datum ingetrokken. Partijen verschillen van mening over de vraag per welke datum het Uwv bij de vaststelling van de inkomsten uit arbeid uit moet gaan van het SV-loon. Raad: In de Nota van Toelichting bij het gewijzigde Schattingsbesluit (Besluit van 24 juni 2008, Stb. 2008, 254, blz. 13) is vermeld dat met het oog op de uitvoerbaarheid van de regeling door het Uwv is bepaald dat het nieuwe loonbegrip pas voor het feitelijk inkomen gaat gelden vanaf het moment waarop een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek wordt gedaan. Nu dit onderzoek in het onderhavige geval is verricht op 28 mei 2009 was het Uwv eerst toen gehouden om bij de vaststelling van de verdiensten van appellant uit te gaan van het SV-loon.
Pagina327-329
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8392
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 16-01-2013, 11/6025 ZW + 11/6026 ZW
CiteertitelRSV 2013/87
SamenvattingWeigering ZW-uitkering - beëindigingsovereenkomst - benadelingshandeling.
Samenvatting (Bron)Weigering ZW-uitkering. Het opzegverbod van artikel 7:670, eerste lid, aanhef en onder a, van het BW was onverkort van toepassing nu de werkzaamheden zijn voortgezet in andere vestigingen. Voor een beoordeling van deze zaak is van belang dat uit de instemming van de vakbonden met de ISP-CAO blijkt dat de noodzaak bestond het aantal arbeidsplaatsen te verminderen. oor appellante zou gelet op de lengte van haar arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:672, tweede lid, van het BW een opzegtermijn van 4 maanden hebben gegolden.Gerekend vanaf het sluiten van de beëindigingsovereenkomst op 9 september 2010 is deze termijn niet geheel in acht genomen. Daarbij past echter de kanttekening dat de vestiging waarbij appellante werkzaam was al op 10 mei 2010, vier maanden voor het sluiten van de beëindigingsovereenkomst, gesloten was. Appellante heeft in overeenstemming met onderdeel IV.5 van de ISP-CAO een, op haar dienstjaren in combinatie met haar leeftijd gebaseerde, vergoeding van bruto 167.334,24 gekregen. Deze vergoeding is niet lager dan de vergoeding volgens de kantonrechtersformule zou zijn geweest. Daarnaast heeft zij in overeenstemming met onderdeel IV.6 van de ISP-CAO twee bruto maandsalarissen gekregen. Van strijd met het afspiegelingsbeginsel is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van appellante samen heeft gehangen met haar ziekte of de in dat verband op de werkgeefster rustende re-integratieverplichting. Geen sprake van een benadelingshandeling.
Pagina329-332
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8635
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-01-2013, 11/5405 ZW
CiteertitelRSV 2013/88
SamenvattingWeigering ZW-uitkering - nieuwe dienstbetrekking - overname personeelsbestand - niet in dienst nemen van een herintredende arbeidsgehandicapte.
Samenvatting (Bron)Weigering ZW-uitkering. Onder geschetste omstandigheden kan niet worden gesproken van een nieuwe dienstbetrekking als bedoeld in artikel 29b van de ZW. Het gaat hier niet om een werkgever die overgehaald moet worden om een herintredende arbeidsgehandicapte werknemer in dienst te nemen, maar om een werkgever die bij het overnemen van een concessie een bij deze concessie behorend personeelsbestand overgedragen krijgt waarbinnen hij geen keuze kan maken; ook eventuele arbeidsgehandicapte werknemers komen automatisch mee. Appellante was verplicht het loon van de werknemer door te betalen.
Pagina332-334
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY9344
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 11-01-2013, 12/1519 WWAJ
CiteertitelRSV 2013/89
SamenvattingArbeidsondersteuning - terugwerkende kracht - geen mogelijkheid tot uitzondering.
Samenvatting (Bron)Raad: Uit art. 2:15 lid 3 Wet Wajong volgt dat appellant met ingang van de datum waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend recht heeft op arbeidsondersteuning. Het recht op arbeidsondersteuning kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend. De tekst van (het derde lid van) art. 2:15 is volstrekt helder en ook in de overige bepalingen van hoofdstuk 2 is geen mogelijkheid voor terugwerkende kracht opgenomen. Hoofdstuk 2 van de Wet Wajong voorziet - anders dan hoofdstuk 3 van de Wet Wajong - niet in de mogelijkheid om hier een uitzondering op te maken.Deze door de wetgever gemaakte keuze is in de MvT bij de Wijziging van de Wet Wajong in verband met het bevorderen van arbeidsparticipatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Kamerstukken II 2008/09, 31 780, nr. 3 blz. 27) toegelicht. Aangevallen uitspraak bevestigd.
Pagina334-336
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8452
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRe-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-01-2013, 11/4730 WIA
CiteertitelRSV 2013/90
SamenvattingLoonsanctie - onvoldoende inspanningen - onwelwillende houding werkneemster - re-integratie bij andere werkgever - dwang.
Samenvatting (Bron)Loonsanctie. Betrokkene heeft zonder deugdelijke grond onvoldoende inspanningen heeft geleverd. In de rapporten is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat betrokkene reeds in april 2009 een start had moeten maken met een re-integratietraject tweede spoor en dat daarmee ten onrechte is gewacht tot augustus 2009. Met betrekking tot de onwelwillende houding van werkneemster om haar medewerking te verlenen aan de re-integratie bij een andere werkgever, wordt de opvatting van appellant onderschreven dat betrokkene daartegen maatregelen had kunnen nemen om werkneemster desnoods onder dwang tot medewerking te bewegen.
Pagina336-338
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8774
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-12-2012, 12/6484 WMO-VV + 12/6485 WMO-VV + 12/6486 WMO-VV + 12/6503 WMO-VV
CiteertitelRSV 2013/91
SamenvattingVoorlopige voorziening - plicht B&W tot verlenen maatschappelijke opvang - bevoegdheid - kinderen en andere kwetsbare personen.
Samenvatting (Bron)Verzoek om voorlopige voorziening. Voldoende spoedeisend belang aanwezig voor een voorlopige voorziening, verrzoekers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij hun woning zullen verliezen indien zij verstoken zullen blijven van financiële middelen. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de besluitvorming van het COA blijkt dat er ten tijde van de aangevallen uitspraak en op dit moment voor verzoekers geen mogelijkheid is van COA-opvang. Dat verzoekers 2, 3 en 4 bij de moeder zouden kunnen wonen is evenmin komen vast te staan omdat tussen verzoeker 1 en de moeder een omgangsregeling geldt die inhoudt dat de kinderen bij verzoeker 1 wonen. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat het college op grond van artikel 8 van het EVRM aan verzoekers maatschappelijke opvang dient te verlenen. Het college dient met ingang van de datum van deze uitspraak maandelijks de huur van de woning van verzoekers rechtstreeks te betalen op de bankrekening van de verhuurder alsmede eveneens maandelijks aan verzoekers 500,-- te verstrekken voor vaste lasten en voeding.
Pagina338-342
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY7619
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid/re-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-01-2013, 11/1433 WIA
CiteertitelRSV 2013/92
SamenvattingLoonaanvullingsuitkering - inkomenseis - re-integratieactiviteiten.
Samenvatting (Bron)WIA. Stellen inkomenseis. Zorgvuldig medisch onderzoek. De door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies zijn passend voor appellant. Gezien artikel 60, tweede lid, van de Wet WIA was het Uwv verplicht een inkomenseis te stellen aan appellant. Deze is terecht bepaald op 411,19 per maand.
Pagina342-343
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY9353
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid/re-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-12-2012, 11/4757 ZW
CiteertitelRSV 2013/93
SamenvattingHeroverweging in bezwaar - eigenrisicodrager - schadevergoeding - hypothetisch van aard.
Samenvatting (Bron)Betrokkene heeft in geen enkele fase van de procedure aannemelijk gemaakt dat zij door de onjuiste taakvervulling door appellant re-integratiekansen heeft gemist waardoor zij schade heeft geleden. De Raad wijst erop dat door betrokkene enkel de hypothetische (voor betrokkene) nadelige gevolgen van het bestreden besluit zijn toegelicht en ter zitting van de zijde van gemachtigde van betrokkene is erkend dat de geclaimde schade zuiver hypothetisch van aard is. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte in de tussenuitspraak - bevestigd bij de aangevallen uitspraak - geoordeeld dat betrokkene als gevolg van het bestreden besluit schade lijdt en heeft geleden. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
Pagina344-347
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY7273
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid/re-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-12-2012, 11/1051 WAO
CiteertitelRSV 2013/94
SamenvattingHerziening WAO-uitkering - vaststelling maatmaninkomen DGA - inkomsten uit arbeid - pensioendotaties.
Samenvatting (Bron)Herziening WAO-uitkering. Vaststelling maatmaninkomen DGA. Pensioendotaties. Door de afkoop van de afgesloten particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, is de bestemming daarvan komen te ontvallen. Deze gelden zijn uitbetaald aan de [B.V.] en stonden vanaf dat moment ter vrije bestemming en besteding. In zijn hoedanigheid van directeur-grootaandeelhouder van de [B.V.] heeft appellant er voor gekozen dat zijn [B.V.] maandelijks onder meer deze gelden aan hem betaalbaar stelde onder de titel van Salaris. Als zodanig is deze keuze verantwoord aan de fiscus en is door deze ook als zodanig geaccepteerd. In dit licht bezien, is er geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat bij de beantwoording van de vraag of inkomsten van een zelfstandige als inkomsten uit arbeid moeten worden aangemerkt, in beginsel doorslaggevend is de in het kader van de fiscale wetgeving door de verzekerde gemaakte - en door de fiscus gehonoreerde - keuze. De Raad is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die nopen tot het aanvaarden van een uitzondering op de hoofdregel.
Pagina347-349
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY8389
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid/re-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-12-2012, 11/1963 WAO
CiteertitelRSV 2013/95
SamenvattingAmber - causaliteit - dezelfde ziekteoorzaak - bewijslast.
Samenvatting (Bron)Amber. Dezelfde oorzaak. Causaliteitseis. Bewijslast. Psychische klachten. Conversie-stoornis. Ingangsdatum van de verhoging van de WAO-uitkering. Het Uwv is niet geslaagd buiten twijfel te stellen dat de nader vastgestelde beperkingen voortkomen uit een andere ziekteoorzaak. Het had op de weg van het Uwv gelegen zijn standpunt dienaangaande nader te onderbouwen, temeer daar de verzekeringsarts bij toekenning van de WAO-uitkering de medische oorzaak van de klachten van appellante niet nader heeft onderzocht. Nu het Uwv dit heeft nagelaten, volgt uit het voorgaande dat de toegenomen beperkingen hebben te gelden als voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak als bedoeld in artikel 39a van de WAO.
Pagina349-352
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY8136
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-02-2013, 12/792 WSF
CiteertitelRSV 2013/96
SamenvattingDraagkrachtmeting - studieschuld.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum van de draagkrachtvaststelling. Uitgaande van het (eerst) op 16 mei 2010 gedane verzoek om draagkrachtvaststelling is de ingangsdatum van de draagkracht van appellant in overeenstemming met het dwingendrechtelijke artikel 10a.7, eerste lid, van de Wsf 2000 vastgesteld op 1 juni 2010. Niet gebleken dat de Minister niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Geen opgewekt vertrouwen. De wetgever heeft de studerende juist vanwege de mogelijke disproportionaliteit tussen het bedrag van de vastgestelde termijn en de inkomenssituatie de mogelijkheid gegeven om via draagkrachtmeting de maandelijkse afbetalingsverplichting en het inkomen in evenwicht te brengen. Appellant heeft nagelaten deze mogelijkheid in het jaar 2010 ten volle te benutten door eerst in de maand mei 2010 te verzoeken om draagkrachtmeting, hetgeen voor zijn risico en rekening komt.
Pagina352-354
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1473
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 23-01-2013, 10/2228 WMO
CiteertitelRSV 2013/97
SamenvattingEigen bijdrage - facturen - rechtszekerheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)De Raad stelt voorop dat uit de aan betrokkene toegezonden facturen niet kan worden afgeleid dat deze berusten op een definitieve vaststelling van de eigen bijdrage. Voorts is gebleken dat betrokkene langer bekend was met de jaarlijkse gang van zaken met betrekking tot de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage. Al uit dien hoofde diende het betrokkene redelijkerwijs duidelijk te zijn dat de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage door middel van een besluit geschiedt en niet door middel van facturen. De rechtbank is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat appellant het bestreden besluit in strijd met de rechtszekerheid heeft genomen. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina354-357
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY9293
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-02-2013, 11/6627 WSF
CiteertitelRSV 2013/98
SamenvattingHardheidsclausule - toetsingsinkomen.
Samenvatting (Bron)Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is het niet mogelijk van het begrip toetsingsinkomen af te wijken, nu dit in artikel 11.5, tweede lid, van de Wsf 2000 uitdrukkelijk is uitgezonderd van de toepassing van de hardheidsclausule. Dat de wettelijke regeling met betrekking tot de vaststelling van de draagkracht van een debiteur in het onderhavige geval voor betrokkene onredelijke gevolgen zou hebben betekent niet dat het tweede lid van artikel 11.5 van de Wsf 2000 buiten toepassing zou mogen worden gelaten. De innerlijke waarde van de wet kan bij de rechter niet ter discussie worden gesteld. Door de wetswijziging per 1 januari 2008 is het indertijd door appellant gevoerde beleid achterhaald, zodat betrokkene zich daarop in de onderhavige zaak niet - meer - met succes kan beroepen. Wat de rechtbank terzake heeft overwogen is voor de beoordeling van het beroep daarom niet relevant. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
Pagina357-358
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2129
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-02-2013, 11/6750 Wsf
CiteertitelRSV 2013/99
SamenvattingLoskoppeling - ernstig en structureel conflict.
Samenvatting (Bron)Gelet op de door appellante gegeven, door haar moeder en de studentenpsycholoog als ter zake deskundige onderschreven uitgebreide beschrijving van de haar in de loop der jaren met haar vader opgedane negatieve ervaringen, is de Raad van oordeel dat de Minister bij het in acht nemen van alle in dit geval relevante factoren niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot de conclusie dat het hier niet gaat om een ernstig en structureel conflict als in artikel 3.14 van de Wsf 2000 bedoeld en in de artikelen 6 en 7 van het Bsf 2000 uitgewerkt. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
Pagina358-360
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2075
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-02-2013, 12/1655 WSF
CiteertitelRSV 2013/100
SamenvattingDeeltijdstuderende - schorsing terugbetalingsperiode.
Samenvatting (Bron)Vaststelling terugbetalingsperiode. Met een bewijs van inschrijving en een collegekaart vanaf 1 september 2009 heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat inschrijving daadwerkelijk per die datum heeft plaats gevonden. Er moet dus van worden uitgegaan dat betrokkene van 1 september 2009 tot 1 februari 2010 niet ingeschreven heeft gestaan. Zij heeft dus niet doorlopend voor 1 januari 2010 ingeschreven gestaan en daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het door appellant gevoerde beleid.
Pagina360-362
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2076
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 22-02-2013, 12/1037 WSF
CiteertitelRSV 2013/101
SamenvattingStudentenreisrecht - schadevergoeding - toedoen van de minister.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 september 2010 heeft appellant betrokkene meegedeeld dat, zoals betrokkene heeft verzocht, het weekendabonnement vanaf 2 september 2010 is omgezet in een weekabonnement. Op 25 oktober 2010 is het reisrecht van betrokkene geëindigd. Betrokkene heeft appellant, met een op 24 september 2010 door appellant ontvangen formulier, schadevergoeding gevraagd wegens het niet op tijd kunnen activeren van het weekabonnement, omdat dit abonnement op de twaalfde werkdag na haar verzoek nog niet klaarstond in de ophaalautomaat. Appellant heeft dit verzoek afgewezen. Raad: De vraag is aan de orde wat wordt verstaan onder door toedoen van Onze Minister in art. 3.29, lid 1 van de Wsf 2000. Uit de wetsgeschiedenis bij de Wet van 19 november 2009 tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart (Stb. 2009, nr. 529), in het bijzonder de MvT, de Nota naar aanleiding van het verslag, ontvangen 2 oktober 2009 en de Brief van de staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap van 11 augustus 2010 (TK 2008-2009, 31 981, nr. 3, 31 981, nr. 6, 31 981, nr. 10), valt af te leiden dat appellant volgens de formele wetgever verantwoordelijk is voor de toekenning van het reisrecht, de registratie van de keuze voor een week- of weekendreisrecht en het doorgeven van het toegekende soort reisrecht aan de RSR, zijnde de uitvoeringsorganisatie van de vervoerbedrijven voor het studentenreisrecht. De vervoerbedrijven zijn volgens de formele wetgever verantwoordelijk voor het (kunnen) activeren (en deactiveren) van het reisrecht op de OV-chipkaart van de studerende. Deze taken worden namens de vervoerbedrijven uitgevoerd door de RSR. De RSR is een zelfstandige rechtspersoon die in opdracht van de vervoerbedrijven de digitale administratie van het studentenreisrecht doet. RSR wordt voorts gefinancierd uit de bijdrage van de bij de RSR aangesloten vervoerders. Appellant noch de minister van Verkeer en Waterstaat heeft zeggenschap over deze organisatie. De tekst van art. 3.29 Wsf 2000 en de daarbij behorende wetsgeschiedenis leidt tot het oordeel dat de wetgever de schadevergoedingsplicht van appellant in art. 3.29 van de Wsf 2000 heeft willen beperken tot het door appellant niet tijdig toekennen van een gevraagd reisrecht dan wel het door appellant niet tijdig doorgeven van het toegekende reisrecht, via de RSR, aan de vervoerbedrijven. Toedoen van appellant in art. 3.29, lid 1 van de Wsf 2000 ziet op de hem toebedeelde taak bij het studentenreisrecht en op wat in dat verband in zijn directe invloedsfeer ligt. Nu appellant bij besluit van 4 september 2010 op de aanvraag van betrokkene van 1 september 2010 om te wisselen van abonnement heeft beslist en appellant aan de RSR op 1 september 2010 heeft doorgegeven dat betrokkene vanaf 2 september 2010 een reisrecht toekomt in de vorm van een weekabonnement, is niet voldaan aan de in art. 3.29, lid 1 van de Wsf 2000 gestelde voorwaarde voor toekenning van schadevergoeding door toedoen van Onze Minister. Appellant is daarom, nog los van het antwoord op de vraag of betrokkene in de aan de orde zijnde periode zoals zij stelt niet over te activeren reisrecht heeft beschikt, niet op grond van art. 3.29, lid 1 van de Wsf 2000 jegens betrokkene schadeplichtig. Anders dan de Rb. heeft geoordeeld vloeit uit de tekst, die ten tijde van de aanvraag om schadevergoeding op de website van appellant stond, geen gehoudenheid van appellant voort tot toekenning van schadevergoeding. De informatie op de website is niet zodanig dat daaruit het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat, indien na wisseling van abonnement het nieuwe abonnement niet tijdig klaar staat in de ophaalautomaat, er, met voorbij zien aan de vraag door wie dit is veroorzaakt, recht op schadevergoeding van appellant bestaat. Zo er al sprake zou zijn van opgewekt vertrouwen dan zou dit er niet toe leiden dat appellant in afwijking van art.3.29, lid 1 van de Wsf 2000 gehouden zou zijn tot toekenning van schadevergoeding over te gaan nu betrokkene niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan haar te wijten is dat zij in de aan de orde zijnde periode niet over een te activeren reisrecht heeft beschikt. Aangevallen uitspraak vernietigd.
Pagina362-365
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2124
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelRechtbank Zutphen, 06-06-2012, 12/530 AWBZ
CiteertitelRSV 2013/102
SamenvattingTussenuitspraak - indicatie begeleiding CIZ en Bureau Jeugdzorg bij dubbele grondslagproblematiek - afbakening bevoegdheden - gezamenlijk besluit.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Indicatie begeleiding CIZ en Bureau Jeugdzorg bij dubbele grondslagproblematiek. Afbakening bevoegdheden. Gezamenlijk besluit.
Pagina365-366
UitspraakECLI:NL:RBZUT:2012:BZ0465
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelRechtbank Oost-Nederland, 16-01-2013, 12/530 AWBZ en 12/1199 AWBZ
CiteertitelRSV 2013/103
SamenvattingIndicatie begeleiding CIZ en Bureau Jeugdzorg bij dubbele grondslagproblematiek - afbakening bevoegdheden - gezamenlijk besluit - beide besluiten in procedure betrekken.
Samenvatting (Bron)De rechtbank herroept het besluit van CIZ en bepaalt dat aan eiseres een indicatie begeleiding individueel klasse 5 wordt toegekend.
Pagina366-369
UitspraakECLI:NL:RBONE:2013:BZ0475
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 08-01-2013, 11/4706 WWB
CiteertitelRSV 2013/104
SamenvattingGeen bijzondere bijstand voor kosten uitvaart zus: door verwerping nalatenschap geen kosten van betrokkene zelf.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor appellantes aandeel in de kosten van de uitvaart van haar zus. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante ten tijde van het nemen van het bestreden besluit haar aandeel in de nalatenschap van haar zus inmiddels had verworpen. Dit betekent dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd niet zien op noodzakelijke kosten. Het betreft immers geen kosten van appellante zelf en deze kosten moeten geacht worden nooit voor haar rekening te zijn gekomen omdat zij geacht wordt nooit erfgenaam te zijn geweest. Beroep op dringende redenen kan niet slagen.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina369-372
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY8631
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 29-01-2013, 10/3030 WWB
CiteertitelRSV 2013/105
SamenvattingBijzondere bijstand - voorliggende voorziening - cumulatie van eigen bijdragen.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag ten aanzien van de eigen bijdragen voor de zorg met verblijf in een zorginstelling en voor de gebitsprothese. De Zvw en de AWBZ worden voor de kosten van (para)medische zorg in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de WWB beschouwd. Het beleid inzake de toekenning van bijzondere bijstand moet in het geval van cumulatie eigen bijdragen moet worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Het college kent voor dit soort eigen bijdragen in het algemeen geen bijzondere bijstand toe.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina372-376
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BY9838
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-02-2013, 11/1910 WWB
CiteertitelRSV 2013/106
SamenvattingIntrekking bijstand ook over de periode na de ontmanteling van de hennepkwekerij.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. In de woning van appellante is een hennepkwekerij aangetroffen. Geen melding gemaakt van de hennepkwekerij; schending van de inlichtingenverplichting. Als in de situatie van appellante geen sprake was van betrokkenheid bij de hennepkwekerij, had het op haar weg gelegen bij het college tijdig melding te maken van de exploitatie van de kwekerij en duidelijk te maken dat de ruimte zonder haar toestemming in gebruik was genomen en zij daaruit ook in het geheel geen inkomsten ontving. Aangezien appellante geen inzicht heeft gegeven in de verworven inkomsten en in de besteding daarvan dan wel de vorming van vermogen, heeft het college kunnen vaststellen dat daardoor ook na de datum van het beëindigen van de hennepkwekerij nog onvoldoende inzicht bestond in de financiële positie van appellante om haar recht op bijstand te kunnen vaststellen.
Pagina376-378
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1591
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-02-2013, 11/6057 ZW
CiteertitelRSV 2013/107
SamenvattingOngeschiktheid - zijn arbeid - vangnetter - activering.
Samenvatting (Bron)Appellant is meegedeeld dat hij geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij geschikt wordt geacht voor zijn arbeid. Appellant is onder verwijzing naar art. 19, lid 5 ZW van oordeel dat het Uwv is uitgegaan van een onjuiste maatstaf arbeid. Raad: Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, MvT:TK 2006-2007, 30 909, nr. 3, overweegt de Raad het volgende. Het vijfde lid van art. 19 van de ZW is geschreven met het doel om voor vangnetters zonder werkgever het begrip zijn arbeid te verruimen door, in het geval sprake is van bijzondere aspecten van het werk welke een werkhervatting in de weg staan, deze buiten beschouwing te laten. Gelet op dit doel dienen alleen bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing gelaten te worden. Bijzondere verlichtende aspecten dienen niet buiten beschouwing gelaten te worden. Gelet op de toetsing aan vergelijkbare functies bij een andere werkgever zijn bij de beoordeling van de ongeschiktheid tot werken dus terecht de door appellant bedoelde verzwarende aspecten van zijn arbeid buiten beschouwing gelaten. Dat het Uwv - zonder daartoe ingevolge art. 19, lid 5 van de ZW verplicht te zijn - in het geval van appellant ook verlichtende aspecten buiten beschouwing heeft gelaten strekt niet ten nadele van appellant.
Pagina378-380
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ0672
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 13-02-2013, 11/4351 WAO-T + 11/4611 WAO-T
CiteertitelRSV 2013/108
SamenvattingOp medische gronden naar objectieve maatstaven - bijzonder geval - eenduidige, consistente en naar behoren gemotiveerde opvatting - objectivering-eis.
Samenvatting (Bron)Herziening WAO-uitkering. Dubbel hoger beroep. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat er in het onderhavige geval sprake is van een bijzondere omstandigheid die afwijking van de hoofdregel, dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd, rechtvaardigt. De Raad heeft de revalidatiearts Stam als deskundige geraadpleegd. Revalidatiearts Stam kan zich in grote lijnen verenigen met de vaststelling van door de rechtbank ingeschakelde revalidatiearts Rockx dat de bij appellante aanwezige beperkingen ernstiger dienen te worden ingeschat dan door de artsen van het Uwv aangenomen. De bij appellante aanwezige beperkingen in acht nemend, zoals hij heeft beschreven in zijn rapport, acht Stam appellante niet in staat de door de (bezwaar)arbeidsdeskundige geselecteerde functies te verrichten. Geen feiten of omstandigheden op grond waarvan afgeweken zou moeten worden van het oordeel van de deskundige Stam. De medische grondslag van het bestreden besluit is niet juist gemotiveerd en dit betekent tevens dat ook de arbeidskundige grondslag van dit besluit gebrekkig is. De Raad draagt het Uwv op de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Pagina380-383
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1188
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-02-2013, 11/2543 WIA
CiteertitelRSV 2013/109
SamenvattingWGA-vervolguitkering - procesbelang - ander oordeel CRvB.
Samenvatting (Bron)WGA-vervolguitkering (VVU), berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Appellant heeft zijn procesbelang niet verloren, nu er geen sprake is van de situatie dat in de genoemde periode van 24 maanden tijdens het ontvangen van een WGA-loonaanvullingsuitkering (LAU) de arbeidsongeschiktheid ten minste twee maanden meer dan 80% bedraagt. Geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv in de FML vastgelegde belastbaarheid. Voldoende arbeidskundige grondslag.
Pagina383-385
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1485
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-02-2013, 11/6077 AWBZ
CiteertitelRSV 2013/110
SamenvattingIndicatie Begeleiding - huiswerkbegeleiding - Pakketmaatregel.
Samenvatting (Bron)Indicatiestelling voor de functie Begeleiding. Syndroom van Asperger. De begeleiding van appellant door het huiswerkbegeleidingsinstituut valt naar aard en strekking valt niet onder de functie Begeleiding bedoeld in artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. In de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ wordt begeleiding bij huiswerk met name genoemd. Uit de tekst is herleidbaar dat begeleiding bij huiswerk vanaf de invoering van de Pakketmaatregel, dus vanaf 1 januari 2009, niet wordt beoogd onder de AWBZ te vallen. Hiervoor is tevens een bevestiging te vinden in de Beleidsregels van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 december 2009, houdende beleidsregels die het indicatieorgaan hanteert bij het vaststellen of en in hoeverre de verzekerde is aangewezen op zorg op grond van de AWBZ (Beleidsregels Indicatiestelling AWBZ 2010). Hierin staat dat een kind dat vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, voor de daarbij behorende begeleiding is aangewezen op het onderwijs en dat een concentratieprobleem of wegloopgedrag niet kan leiden tot een indicatie voor de functie Begeleiding individueel tijdens het onderwijs.
Pagina386-388
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1448
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 06-02-2013, 13/137 WMO-VV + 13/138 WMO-VV
CiteertitelRSV 2013/111
SamenvattingMaatschappelijke opvang - gezinsopvanglocatie - adequatie - Staat.
Samenvatting (Bron)Verzoek om voorlopige voorziening. Afwijzing aanvraag om in aanmerking te komen voor een badstoeltje en adequate huisvesting. Voldoende spoedeisend belang. Verzoekster behoort tot de categorie kwetsbare personen die gezien artikel 8 van het EVRM in het bijzonder recht hebben op bescherming van hun privé- of gezinsleven. Verzoekster maakt gebruik van de opvangvoorziening van de GOL. Met de voorziening in opvang in de GOL heeft de Staat zijn internationaalrechtelijke verplichtingen vorm gegeven. In de kern komt hetgeen verzoekster aanvoert er op neer dat zij gelet op haar problematiek, de huisvesting op de GOL niet adequaat vindt. Daartoe moet verzoekster zich echter tot de Staat wenden en niet met een beroep op de WMO tot het college. Dat houdt in dat zolang verzoekster gebruik kan maken van de GOL er in het kader van de WMO geen noodzaak is tot opvang. Afwijzing gevraagde voorziening.
Pagina388-390
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ0917
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-02-2013, 11/1691 WMO
CiteertitelRSV 2013/113
SamenvattingEigen bijdrage - maximale hoogte - voorlichting - bijzondere omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Vaststelling maximale eigen bijdrage in het kader van de Wmo. Van een rechtens relevante toezegging van de zijde van CAK inhoudende dat in het geval van betrokkene bij de vaststelling van de eigen bijdrage van wet- of regelgeving zal worden afgeweken is geen sprake. De enkele omstandigheid dat naar de stelling van betrokkene zij door CAK niet op voldoende wijze is ingelicht omtrent de maximale hoogte van de eigen bijdrage is onvoldoende voor afwijking van een dwingendrechtelijk voorschrift. Van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van een dwingendrechtelijke voorschrift is mitsdien geen sprake. Het hoger beroep van CAK slaagt.
Pagina390-391
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1730
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-02-2013, 11/4384 WMO
CiteertitelRSV 2013/113
SamenvattingAanvraag maatschappelijke opvang - ontbreken geldige verblijfsstatus - art. 18 EVRM - kwetsbaarheid betrokkene - bijdrage Aidsfonds.
Samenvatting (Bron)Het college heeft appellants aanvraag o.g.v. deWmo afgewezen. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellant, gelet op zijn verblijfsstatus, naar nationaal recht geen toegang heeft tot een voorziening op grond van de Wmo. Volgens het college bestaat ook geen aanleiding om gelet op art. 8 EVRM appellant opvang te bieden, omdat hij over onderdak beschikte. Raad: Vast staat dat appellant gelet op zijn verblijfsstatus op grond van de artt. 10 en 11 van de Vreemdelingenwet 2000 geen aanspraak kan maken op toelating tot de maatschappelijke opvang in de zin van de Wmo in de gemeente Amsterdam. Ook staat vast dat appellant ten tijde hier van belang over opvang beschikte die hij bekostigde vanuit de bijdrage van 375,-- per maand die hij uit het Aidsfonds ontving. Volgens appellant is hij, door zijn HIV-infectie, een kwetsbaar persoon en is de Staat in het licht van art. 8 EVRM verplicht hem te helpen. Dit houdt volgens appellant in dat mensen die moeten terugkeren, tot ze zijn vertrokken een veilige verblijfplek hebben en genoeg geld om te overleven. De bijdrage uit het Aidsfonds is volgens appellant geen adequate voorziening. Dit omdat het om een vrijwillige bijdrage gaat die ieder moment kan worden beëindigd en omdat het bedrag te laag is om in adequate opvang te voorzien. Nog daargelaten de vraag of - gelet op de mate van kwetsbaarheid van appellant - art. 8 EVRM het college tot enige vorm van maatschappelijke opvang dwingt - stelt de Raad, onder verwijzing naar zijn uitspraken van 4 augustus 2011 (LJN:BR5385) en 12 juni 2012 (LJN: BW9140), vast dat appellant ten tijde hier van belang over opvang beschikte in de vorm van een bedrag van 375,-- per maand uit het Aidsfonds. Dat bedrag kan in de gegeven omstandigheden als voorziening voor tijdelijke opvang toereikend worden geacht. Reeds daarom is niet gebleken dat de weigering van het college om appellant toe te laten tot de maatschappelijke opvang geen blijk geeft van een fair balance tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de weigering van die toegang en de particuliere belangen van appellant om wel toegelaten te worden.
Pagina391-393
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1732
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-02-2013, 10/3543 VALYS
CiteertitelRSV 2013/114
SamenvattingValys - hoog persoonlijke kilometerbudget - voorwaarde mens-machinecombinatie - rechtszekerheid.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om een voorziening in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget. Appellante maakt (...) gebruik van een scootmobiel, die langer is dan de door de NS toegestane maximale lengte van 1.50 meter. De Inca Sprint is blijkens de door appellante bij de rechtbank overgelegde gegevens 1.63 meter. Gelet op de rapportage van indicatiesteller F. Dehue is (het) uitgangspunt van de besluitvorming van Argonaut dat appellante vanwege haar beperkingen gebruik maakt van deze scootmobiel. Argonaut heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt, waarvan eerst in hoger beroep afstand is genomen, onjuist zou zijn.
Pagina393-395
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1747
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelHof van Justitie van de Europese Unie, 17-01-2012, C-347/10
CiteertitelRSV 2013/115
SamenvattingSociale zekerheid van migrerende werknemers; Verordening (EG) nr. 1408/71; territoriale werkingssfeer van die verordening; al dan niet toepasselijkheid van EU-recht op het Nederlands deel van het continentaal plateau; uitsluiting van Nederlandse verplichte verzekering van een werknemer op het Nederlands deel van het continentaal plateau omdat hij niet woonachtig is in Nederland maar in een andere lidstaat.

(A. Salemink / Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Grote kamer) van 17 januari 2012. # A. Salemink tegen Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. # Verzoek om een prejudiciele beslissing: Rechtbank Amsterdam - Nederland. # Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Werknemer tewerkgesteld op gasboorplatform op Nederlands gedeelte van continentaal plat - Verplichte verzekering - Weigering van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering. # Zaak C-347/10.
Pagina395-401
UitspraakECLI:EU:C:2012:17
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelHof van Justitie van de Europese Unie, 27-09-2012, C-137/11
CiteertitelRSV 2013/116
SamenvattingSociale zekerheid van migrerende werknemers en zelfstandigen; Verordening (EG) nr. 1408/71; conflictregels; art 13 en 14 quater; persoon die werkzaamheden in loondienst of geen werkzaamheden verricht in de ene lidstaat; werkzaamheden anders dan in loondienst in de andere lidstaat; onweerlegbaar rechtsvermoeden.

(Partena VZW / Les Tartes de Chaumont-Gistoux SA)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012. # Partena ASBL tegen Les Tartes de Chaumont-Gistoux SA. # Verzoek om een prejudiciele beslissing: Cour du travail de Bruxelles - Belgie. # Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikelen 13 en 14 quater - Toepasselijke wetgeving - Zelfstandigen - Socialezekerheidsregeling - Aansluiting - Persoon die werkzaamheden in loondienst of geen werkzaamheden verricht in ene lidstaat - Werkzaamheden anders dan in loondienst in andere lidstaat - Mandataris van vennootschap - Verblijf in andere lidstaat dan die van zetel van vennootschap - Besturen van vennootschap vanuit staat van verblijf - Nationale regeling die onweerlegbaar vermoeden bevat dat beroepsbezigheid als zelfstandige wordt uitgeoefend in lidstaat van zetel van vennootschap - Verplichte aansluiting bij sociaal statuut van zelfstandigen van die lidstaat. # Zaak C-137/11.
Pagina401-408
UitspraakECLI:EU:C:2012:593
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 26-02-2013, 11/453 WWB, 11/454 WWB
CiteertitelRSV 2013/117
SamenvattingSchending inlichtingenverplichting door bijrijder vrachtwagen - begrip werkplek.
Samenvatting (Bron)Intrekking en beëindiging bijstand. Door geen volledige opgave te doen van de werkzaamheden van appellant hebben appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden.
Pagina408-411
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2364
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 26-02-2013, 11/7019 WIJ + 12/1577 WIJ
CiteertitelRSV 2013/118
SamenvattingInkomensvoorziening alleenstaande ouder - schoolverlaterskorting niet in strijd met discriminatieverbod - buitenwettelijk begunstigend beleid - afstemming op WSF-norm - sv-korting is evenmin in strijd met waarborg art. 8 EVRM - heffingskorting is in aanmerking te nemen inkomen.
Samenvatting (Bron)Inkomensvoorziening alleenstaande ouder. Schoolverlaterskorting. Korting is niet in strijd met discriminatieverbod. Buitenwettelijk begunstigend beleid. Afstemming op WSF-norm. Schoolverlaterskorting is evenmin in strijd met waarborg artikel 8 EVRM. Heffingskorting is in aanmerking te nemen inkomen.
Pagina411-414
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2321
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 20-02-2013, 11/4984 WMO
CiteertitelRSV 2013/119
SamenvattingStrijkplank - therapeutisch doel - compensatieplicht.
Samenvatting (Bron)De door appellante aangevraagde aan de muur bevestigbare strijkplank, die in hoogte verstelbaar is dient een therapeutisch doel en valt niet binnen de reikwijdte van de op grond van de Wmo op het college rustende compensatieplicht. Met de toegekende hulp bij het huishouden wordt appellante voldoende gecompenseerd voor de beperkingen die zij ondervindt bij het voeren van het huishouden.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina414-416
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1741
Artikel aanvragenVia Praktizijn