AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 01-06-2013
Aflevering 22
TitelHoge Raad, 11-01-2013, 11/04142
CiteertitelAB 2013/149
SamenvattingOnrechtmatige overheidsdaad. Overschrijding redelijke termijn in vreemdelingenprocedure; lange duur van de aanvraagfase of de bezwaarfase; aanspraak op vergoeding van immateriële schade? Overeenkomstige toepassing van art. 6 EVRM is begrensd.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Overschrijding redelijke termijn in vreemdelingenprocedure; lange duur van de aanvraagfase of de bezwaarfase; aanspraak op immateriële schadevergoeding? Overeenkomstige toepassing van art. 6 EVRM is begrensd.
AnnotatorT. Barkhuysen , M.L. van Emmerik
Pagina899-909
UitspraakECLI:NL:HR:2013:BX8360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 17-04-2013, 201200753/1/A3
CiteertitelAB 2013/150
SamenvattingWet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid kan betrekking hebben op meer documenten. Er ligt daarom een enkele aanvraag voor waarop is beslist. Bestuursorgaan is geen dwangsom verschuldigd wegens niet tijdig beslissen.
Samenvatting (Bron)Besluit waarbij verweerder aan appellante verschillende documenten heeft verstrekt die zien op een bepaalde verkeersovertreding. (…) Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij geen dwangsom heeft verbeurd. Zij voert hiertoe aan dat verweerder op twee van de negen verzoeken om openbaarmaking geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft volgens appellante miskend dat haar negen verzoeken moeten worden gezien als afzonderlijke verzoeken. (…) De Afdeling overweegt dat uit artikel 3, eerste lid, van de Wob volgt dat een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid betrekking kan hebben op meer documenten. In de omstandigheid dat het verzoek van appellante strekt tot openbaarmaking van verschillende documenten over het opleggen van de verkeersboete, heeft de rechtbank derhalve terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de brief uit meer verzoeken in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wob bestond. (…) Verweerder heeft bij besluit verschillende documenten, die betrekking hebben op de verkeersboete, openbaar gemaakt en aan appellante verstrekt. Over twee andere documenten heeft verweerder in dat besluit overwogen dat deze niet kunnen worden verstrekt, omdat de documenten niet bestaan. Uit het besluit kan worden afgeleid dat verweerder daarmee een besluit op het verzoek van appellante heeft genomen. Dat met dat besluit, naar appellante betoogt, geen volledige reactie op haar verzoek is gegeven, omdat verweerder daarin niet heeft gemotiveerd waarom twee andere specifiek door haar verlangde documenten niet openbaar worden gemaakt, doet daaraan niet af. Artikel 4:13, eerste lid, van de Awb eist louter dat binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn een besluit wordt genomen. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de juistheid van het genomen besluit. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante, indien zij van mening was dat in het besluit ten onrechte niet is gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar zijn gemaakt, dat had kunnen aanvoeren in een bezwaarschriftprocedure. Nu het besluit van verweerder binnen de beslistermijn van vier weken is genomen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat verweerder tijdig op het verzoek van appellante heeft beslist. Dit oordeel is, anders dan appellante betoogt, niet in strijd met het doel van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb. Het doel van die bepaling is onder meer de burger een effectief rechtsmiddel te bieden tegen trage besluitvorming van bestuursorganen. Het gaat dan met name om situaties waarin een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn op een aanvraag of een bezwaarschrift reageert.
AnnotatorR. Stijnen
Pagina909-911
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7733
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Rotterdam, 21-03-2013, C/10/419055 / KG ZA 13-161
CiteertitelAB 2013/151
SamenvattingWet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Civielrechtelijk kort geding. Misbruik van recht. Illegale kamerverhuurder mag nog maar beperkt aantal aanvragen per maand doen bij de gemeente die handhavend heeft opgetreden.
Samenvatting (Bron)Gemeente Dordrecht treedt handhavend op tegen illegale kamerverhuurder. Illegale kamerverhuurder reageert met het indienen van honderden bezwaar- en beroepschriften en verzoeken op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur, met de erkenning dat hij dat doet om te "zieken." De gemeente Dordrecht vordert in een civiel kort geding een verbod om meer dan 10 verzoeken per maand (uitgezonderd bezwaren en beroepen) te doen. Eis toegewezen wegens misbruik van bevoegdheid.
AnnotatorR. Stijnen
Pagina911-916
UitspraakECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 18-12-2012, 11/983 WWB
CiteertitelAB 2013/152
SamenvattingWet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Overgangsrecht. Dwangsom wegens niet tijdig beslissen. Nalaten een dwangsombesluit te nemen. Finale geschilbeslechting. Bij de bestuursrechter kan bij het reële beroep worden geklaagd dat het bestuursorgaan heeft nagelaten om een besluit in de zin van art. 4:18 Awb te nemen. Procesbelang.
Samenvatting (Bron)Vaststelling hoogte dwangsom. Het college heeft nagelaten uit eigen beweging een dwangsom aan appellant toe te kennen. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 4:18 van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak in zoverre dient te worden vernietigd. De Raad zal zelf in de zaak voorzien en op grond van artikel 4:17, tweede lid, van de Awb de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen op € 1.260,--. Zorgvuldig onderzoek. Het college heeft voorts Aob Compaz verzocht een onderzoek in te stellen om inzicht te verschaffen in de competenties en mogelijkheden van appellant. Dat onderzoek was bedoeld om meer duidelijkheid te verkrijgen over de wijze waarop de arbeidsverplichtingen ingevuld kunnen worden en over de vraag of uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt haalbaar is. In dit verband is van belang dat het niet aan appellant is, maar aan het college om te bepalen welke re-integratievoorziening voor de belanghebbende is aangewezen en welk onderzoek daarvoor eventueel noodzakelijk is. Het college heeft bovendien niet de instemming van appellant nodig voor een dergelijk onderzoek.
AnnotatorR. Stijnen
Pagina916-921
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY6581
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 13-03-2013, 201207699/1/A1
CiteertitelAB 2013/153
SamenvattingBeslissing tot niet-terugbetaling van een dwangsom is geen besluit in de zin van de Awb, het betreft een weigering om een feitelijk handelen te verrichten.
Samenvatting (Bron)BESLUIT. HANDHAVING. De mededeling in een besluit dat een reeds betaalde dwangsom niet wordt teruggestort, omdat deze verschuldigd was, brengt geen wijziging in rechten of plichten, maar behelst een weigering een feitelijke handeling te verrichten. Deze mededeling is niet gericht op rechtsgevolg. Dat in dat besluit door verweerder is aangegeven dat is besloten de reeds betaalde dwangsom niet terug te betalen, maakt niet dat deze mededeling als een besluit moet worden aangemerkt.
AnnotatorT.N. Sanders
Pagina921-924
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ3999
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 27-02-2013, 201202287/1/A3
CiteertitelAB 2013/154
SamenvattingHandhavend optreden onevenredig. Geen concreet zicht op legalisatie, toch noodzaak tot gedogen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 september 2010 hebben het college en de burgemeester, ieder voor zover bevoegd, het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van de kartbaan op het perceel Voorweg 1 te Strijen en de op dit perceel aanwezige bouwwerken afgewezen en het verzoek om intrekking van de op grond van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW) verleende vergunning (hierna: DHW-vergunning) en de exploitatievergunning eveneens afgewezen.
AnnotatorF.R. Vermeer
Pagina924-929
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ2533
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 27-02-2013, 201208608/1/A3
CiteertitelAB 2013/155
SamenvattingBepaling in een ministeriële regeling dat uitsluitend een verklaring afgegeven door één in dat besluit genoemde instantie als bewijsstuk wordt erkend is een algemeen verbindend voorschrift.
Samenvatting (Bron)Bij brief van 14 april 2011 heeft de minister een verzoek van SVMNIVO om de Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet (hierna: de Regeling) te wijzigen afgewezen.
AnnotatorA. Drahmann
Pagina929-933
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ2498
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 20-03-2013, SGR 12/4470
CiteertitelAB 2013/156
SamenvattingStichting is met openbaar gezag bekleed omdat deze als enige rechtspersoon is aangewezen die bevoegd is tot het afgeven van een verklaring en het ontbreken van deze verklaring een dwingende weigeringsgrond oplevert voor een DHW-vergunning.
Samenvatting (Bron)De examencommissie van de SVH is een bestuursorgaan in de zin van de Awb. De door verweerster in rekening gebrachte kosten voor een aanvraag van een SVH-verklaring dienen dan ook te berusten op een wettelijke grondslag. Daarvan is niet gebleken. De vraag of de diploma-eisen van een door eiseres overgelegd diploma sociale hygiëne, verstrekt door het Centraal Instituut Horeca-examinering (CIHEX), gevestigd te België, niet aan de door de SVH ontwikkelde eindtermen voldoen heeft verweerster onvoldoende gemotiveerd beantwoord. Ook is niet voldaan aan de onderzoeksplicht, nu verweerster heeft nagelaten te onderzoeken of de diploma-eisen van het CIHEX qua kennis en inzicht in sociale hygiëne het beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd. Gegrond beroep. Vernietiging van het bestreden besluit.
AnnotatorA. Drahmann
Pagina933-938
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6929
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 03-10-2012, 201108758/1/A2
CiteertitelAB 2013/157
SamenvattingNiet is voldaan aan de voorwaarden van de uitvoeringsovereenkomst voor het verstrekken van subsidie; minister bevoegd subsidie lager vast te stellen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van overmachtsituatie. Lagere vaststelling niet in strijd met evenredigheidsbeginsel. Normaal ondernemingsrisico.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 24 juni 2009 is de in 2005 aan [appellante] verleende subsidie voor het project in Georgië '[bedrijf A] Frozen Fruits and Vegetables' (hierna: het project) lager vastgesteld op € 65.125,00 en het verstrekte voorschot teruggevorderd tot een bedrag van € 505.145,00.
AnnotatorJ.R. van Angeren
Pagina938-944
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BX8975
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-12-2012, 09/6454 WAO + 11/6722 WAO + 12/3378 WAO
CiteertitelAB 2013/158
SamenvattingBestuurlijke lus. Tegenkomen op eindbeslissing in tussenuitspraak.
Samenvatting (Bron)Niet gebleken is dat het terug te vorderen bedrag onjuist is berekend, hetgeen door appellante ook niet wordt bestreden. Met betrekking tot het standpunt van appellante dat de terugvordering ook over het jaar 2001 is verjaard, wordt overwogen dat in de tussenuitspraak reeds is vastgesteld dat daarvan geen sprake is. De Raad ziet geen rechtsgrond op deze vaststelling, nu deze in de tussenuitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is gedaan, terug te komen. Van feiten of omstandigheden die eerst na het doen van de tussenuitspraak bekend zijn geworden, is de Raad ook ten aanzien van het jaar 2001 niet gebleken. Vastgesteld wordt dat appellante zich in feite kan verenigen met de restitutie van het bedrag.
AnnotatorR. Ortlep
Pagina944-946
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BY6255
Artikel aanvragenVia Praktizijn