AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 15-06-2013
Aflevering 24
TitelRaad van State, 01-05-2013, 201201975/1/A3
CiteertitelAB 2013/167
SamenvattingDocument dat na de hoorzitting maar voor het nemen van het besluit op bezwaar wordt overlegd, moet in beginsel bij de beslissing op bezwaar worden betrokken.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 16 juni 2008 heeft het College het verzoek van ARTU om terug te komen op het besluit van 1 februari 2007 afgewezen.
AnnotatorL.M. Koenraad
Pagina985-991
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ9093
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelAfdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02-11-2012, 201011923/1/H3
CiteertitelAB 2013/168
SamenvattingLast onder dwangsom. Afsluiting korter dan een jaar verhindert ontstaan openbaarheid niet. Concreet zicht op legalisatie?
Samenvatting (Bron)Bij onderscheiden besluiten van 16 februari 2010 heeft het college Vivare en [appellant sub 2A] op straffe van bestuursdwang gelast een hekwerk en een poort op het pad tussen de percelen Hilhorstweg 21a en 23 in Oosterbeek (hierna: het pad) te verwijderen en verwijderd te houden.
AnnotatorJ.H.A. van der Grinten
Pagina991-998
UitspraakECLI:NL:RVS:2011:BU3135
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 17-04-2013, 201200785/1/A3
CiteertitelAB 2013/169
SamenvattingOpenbaarheid. Intern beraad; persoonlijke beleidsopvattingen. Bedoeling opsteller document.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 februari 2010 heeft de Raad van Bestuur een verzoek van [appellant] om informatie, neergelegd in documenten die betrekking hebben op een door de Stichting Internet Service Provider Belang Nederland (hierna: de klager) ingediende klacht over de door de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland gehanteerde staffelkorting, voor zover dat zag op een document met nummer 6644/24 (hierna: het conceptbesluit), deels afgewezen.
AnnotatorP.J. Stolk
Pagina998-1002
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7753
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 13-02-2013, 201102186/1/R1
CiteertitelAB 2013/170
SamenvattingExploitatieplanregels dienen voldoende duidelijk zijn. Hierin verwijzen naar niet nader gedefinieerd beleid is niet toegestaan. Voor het opnemen van een fondsbijdrage in de exploitatieopzet is een structuurvisie vereist.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 11 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Wijde Wiericke" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.
AnnotatorW.J. Bosma
Pagina1002-1007
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ1283
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 15-03-2013, 11/4974 ZW + 11/4975 ZW
CiteertitelAB 2013/171
SamenvattingDe werkgever als (categoraal) belanghebbende bij een Ziektewetuitkering na strafontslag. Een categoraal belanghebbende heeft niet altijd een processueel belang.
Samenvatting (Bron)Onderscheid (categoraal) belanghebbende en (processueel) belang bij werkgever.
AnnotatorA. Tollenaar
Pagina1008-1011
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ4697
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-05-2012, 11/3537 WMO + 11/3538 WWB + 11/3863 WMO
CiteertitelAB 2013/172
SamenvattingZowel toelating tot opvang in natura als bekostiging ervan zijn een Awb-besluit.
Samenvatting (Bron)Toestemming aan de Stichting de Open Deur appellant financieel te steunen in de vorm van een bedrag van 375,-- per maand gedurende de periode van 1 juli 2010 tot en met september 2010 vanuit het gemeentelijke fonds. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Er is sprake van onvoldoende procesbelang. Het resultaat dat appellant met zijn bezwaar beoogde te bereiken - continuering van de maandelijkse betaling van 375,-- - is gerealiseerd met de latere verlenging van de toekenning tot het moment waarop appellant daarvan feitelijk geen gebruik meer maakte. Bezwaar niet-ontvankelijk. De beslissing tot het verlenen van toestemming is een besluit in de zin van de Awb, hetwelk ook ten aanzien van appellant op rechtsgevolg is gericht in die zin dat wordt beslist dat hij recht heeft op bekostiging van zijn opvang. Vernietiging aangevallen uitspraak en vernietiging van bestreden besluit 3. Omdat het resultaat dat appellant met zijn bezwaar beoogde te bereiken reeds is bereikt is er geen aanleiding het college op te dragen opnieuw op het bezwaarschrift van appellant te beslissen. Afwijzing aanvraag voor toegang tot de maatschappelijke opvang. Het college is met de maandelijkse toekenning van een bedrag van 375,-- aan appellant ter voorkoming van dakloosheid teruggekomen op zijn weigering. Vernietiging aangevallen uitspraak en vernietiging bestreden besluit 1. Herroeping van het primaire besluit.
AnnotatorI. Sewandono
Pagina1011-1014
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BW6239
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 02-05-2012, 11/5339 WMO + 11/6236 WWB
CiteertitelAB 2013/173
SamenvattingRechtsgevolg toelating tot opvang is dat betrokkene recht heeft op die toelating.
Samenvatting (Bron)1) Het college heeft ten onrechte het bezwaar tegen de brief van 2 december 2010, waarin is medegedeeld dat een regeling waaraan een Rotterdam status, de voorganger van de -zogenaamde bbb-regeling- zou kunnen worden ontleend het college onbekend is, niet-ontvankelijk verklaard. Het college ziet de toelating tot deze opvang als een feitelijke handeling en niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling. Daarom is ook voor een informerende brief gekozen. De brief van 2 december 2010 behelst een weigering om appellant op te vangen op grond van de - voorganger van - de bbb-regeling. Deze weigering is op rechtsgevolg gericht. 2) Afwijzing aanvraag om toegang tot de maatschappelijke opvang onder verwijzing naar artikel 20 van de Wmo berust op goede gronden. Het college heeft daarbij aangegeven dat op grond van de Wmo Rotterdam is aangewezen als centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en dat een aantal criteria zijn ontwikkeld voor toelating tot die opvang, waaraan niet is voldaan. Koppelingswetgeving. Uit het rapport van de GGD-arts komt in onvoldoende mate naar voren dat de fysieke en psychische gezondheid van appellant substantieel wordt bedreigd wanneer hij verstoken blijft van opvang. Appellant behoort gelet op zijn gezondheidstoestand niet tot de categorie van kwetsbare personen die gezien artikel 8 van het EVRM in het bijzonder recht heeft op bescherming van hun gezin- of privéleven. Niet gebleken dat de weigering van toelating tot maatschappelijke opvang in de gegeven omstandigheden geen blijk geeft van een fair balance tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de weigering van die toegang en de particuliere belangen van appellant om wel toegelaten te worden.
AnnotatorI. Sewandono
Pagina1014-1024
UitspraakECLI:NL:CRVB:2012:BW5501
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof 's-Gravenhage, 18-12-2012, 200.107.734/01
CiteertitelAB 2013/174
SamenvattingDe Staat mag coffeeshops verbieden wiet aan niet-ingezetenen te verkopen; het streven van de Staat om de omvang van coffeeshops te beperken en drugstoerisme tegen te gaan rechtvaardigen het verschil in behandeling.
Samenvatting (Bron)De Staat mag coffeeshops verbieden wiet aan niet-ingezetenen te verkopen; objectieve en redelijke gronden voor het gemaakte onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen; met name het streven van de Staat om de omvang van coffeeshops te beperken en drugstoerisme tegen te gaan kunnen het verschil in behandeling tussen ingezetenen en niet-ingezetenen rechtvaardigen.
AnnotatorJ.G. Brouwer
Pagina1024-1027
UitspraakECLI:NL:GHSGR:2012:BY6073
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-01-2013, AWB 12/4648 HOREC
CiteertitelAB 2013/175
SamenvattingInterlokale en internationale belangen bij de bestrijding van drugscriminaliteit rechtvaardigen het ingezetenencriterium. Het beslotenclubcriterium gaat de redelijke beleidsbepaling te buiten, nu het om de oprichting van strafbare verenigingen gaat.
Samenvatting (Bron)Last onder bestuursdwang opgelegd aan coffeeshop wegens niet naleven van ingezetenen- en beslotenclubcriterium. Het ingezetenencriterium is niet in strijd met de Grondwet of internationale verdragen. Het gemaakte onderscheid tussen in Nederland wonende en buitenlandse klanten wordt gerechtvaardigd door interlokale en internationale belangen bij de bestrijding van drugscriminaliteit. Met het beslotenclubcriterium stimuleert de overheid de oprichting van verenigingen die het plegen van strafbare feiten faciliteren, hetgeen de redelijke beleidsbepaling te buiten gaat.
AnnotatorJ.G. Brouwer
Pagina1028-1032
UitspraakECLI:NL:RBZWB:2013:BY8753
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Limburg, 25-04-2013, AWB 12/1516
CiteertitelAB 2013/176
SamenvattingHet bij beleidsregels opleggen van verplichtingen aan burgers is niet toegestaan. De burgemeester heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een minder vergaande maatregel dan het ingezetenencriterium niet mogelijk is.
Samenvatting (Bron)Toepassing art. 13b Opiumwet. Sluiting coffeeshop voor de duur van één maand wegens overtreding gedoogcriteria (Damoclesbeleid). Eiser heeft gehandeld in strijd met het ingezetenencriterium (i-criterium), nadat al eerder tijdens een controle een overtreding van het besloten clubcriterium (b-criterium) was vastgesteld (waarvoor eiser door verweerder bij besluit van eerdere datum een waarschuwing is gegeven). Met betrekking tot de in verweerders Damoclesbeleid opgenomen i- en b- criteria acht de Rb. het van belang of het hier gaat om zuivere, op de formele wet terug te voeren, gedoogcriteria of dat het beleid verplicht tot een actief handelen. De Rb. is van oordeel dat het i-criterium (louter) een gedoogvoorwaarde betreft, aangezien dit geen verplichtingen voor burgers bevat. Met het b-criterium, daarentegen, worden verplichtingen voor de coffeeshophouder in het leven geroepen, te weten de documentatie van de leden door middel van een daartoe aan te leggen controleerbare ledenlijst. Het bij beleidsregels opleggen van verplichtingen aan burgers is echter op grond van vaste jurisprudentie niet toegestaan (vgl. HR, 29-10-2004, LJN: AP1359). Dit betekent dat onderhavige beroepsgrond van eiser met betrekking tot het b-criterium slaagt en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De Rb. stelt vast dat verweerder op grond van art.13b van de Opiumwet bevoegd is om bestuursdwang toe te passen. Verweerder heeft vervolgens (gewijzigde) beleidsregels vastgesteld inzake de toepassing van voormeld artikel: het Damoclesbeleid Coffeeshops 2012. De Rb. is van oordeel dat dit beleid, waarbij verweerder aansluiting heeft gezocht bij de (gewijzigde) Aanwijzing Opiumwet, niet in strijd is met art. 13b van de Opiumwet. De door eiser gestelde onevenredigheid is, naar het oordeel van de Rb. geen zelfstandige grond voor onverbindendverklaring van de beleidsregels (Damoclesbeleid) van de burgemeester en zal, in relatie tot het gestelde discriminerende effect van de beleidsregels, door de Rb. nader worden besproken. De Rb. is dan ook van oordeel dat deze beroepsgrond van eiser moet worden verworpen. De Rb. is voorts van oordeel dat het Damoclesbeleid moet worden getoetst aan art. 1 van het 12de Protocol, omdat de burgemeester zich door middel van het Damoclesbeleid heeft verplicht tot het voeren van het gedoogbeleid en het in verband daarmee toelaten van een nadere aangeduide groep (ingezetenen) tot de coffeeshops. De Rb. is, op grond van de jurisprudentie van het EHRM, van oordeel dat art. 1 van het 12de Protocol is geschonden indien: a. er sprake is van een ongelijke behandeling in het genot van een (EVRM) recht van personen die zich in een relevante vergelijkbare situatie bevinden; en b. deze ongelijke behandeling is gebaseerd op een persoonlijke eigenschap of status die door art. 1 van het 12de Protocol wordt beschermd; c. met de ongelijke behandeling objectief gezien geen redelijk en legitiem doel wordt nagestreefd; of d. er geen redelijke verhouding bestaat van proportionaliteit tussen de ongelijke behandeling en het nagestreefde doel. De Rb. is hierbij van oordeel dat het geschil zich toespitst op de proportionaliteit van het i-criterium. De ABRS heeft in haar uitspraak van 29-06-2011 (LJN: BQ9684) overwogen dat voor het met het ingezetenencriterium gemaakte indirecte onderscheid naar nationaliteit objectieve en redelijke gronden bestaan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester (destijds) aannemelijk gemaakt dat de openbare orde in de gemeente Maastricht door de toenemende stroom niet ingezetenen wordt aangetast en dat die aantasting met het in de APV en het besluit van de burgemeester van 13 juli 2006 neergelegde ingezetenencriterium kan worden tegengegaan. De burgemeester heeft verder aannemelijk gemaakt dat met minder verstrekkende maatregelen de openbare orde in de gemeente onvoldoende wordt gewaarborgd. De Rb. is van oordeel dat verweerder, in het kader van het motiveringsbeginsel, in onderhavige zaak niet kan volstaan met een verwijzing naar de (openbare orde) situatie in Maastricht in 2008 (waar de uitspraak van de Afdeling betrekking op heeft), maar dient te motiveren waarom ook thans een minder vergaande maatregel (dan het i-criterium) niet mogelijk zou zijn. () De Rb. is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd danwel heeft onderzocht dat het i-criterium de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De Rb. merkt in dit verband nog op dat het hier gaat om toetsing (door de Rb.) van lokaal beleid, waarbij de proportionaliteitstoets per gemeente zeer verschillend kan uitpakken. De Rb. is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt in strijd is met het motiveringsbeginsel.
AnnotatorJ.G. Brouwer
Pagina1032-1041
UitspraakECLI:NL:RBLIM:2013:BZ8548
Artikel aanvragenVia Praktizijn