AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 05-08-2013
Aflevering 29
TitelHoge Raad, 21-09-2012, 11/01791
CiteertitelAB 2013/220
SamenvattingPrivaatrechtelijk overheidscontract. Strekking art. 4. Huisvestingswet. Onaanvaardbare doorkruising Huisvestingswet? Twee-wegenleer. Woonruimteverdeling. Instandhouding woningvoorraad.
Samenvatting (Bron)Overheidsprivaatrecht. Uitoefening privaatrechtelijke bevoegdheden door gemeente; overeenkomsten waarmee woningvoorraad in stand kan worden gehouden. Beroep op onaanvaardbare doorkruising Huisvestingswet; strekking art. 4 Huisvestingswet.
AnnotatorF.J. van Ommeren
Pagina1289-1294
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BW6730
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 05-12-2012, 201112232/1/A2
CiteertitelAB 2013/221
SamenvattingNadeelcompensatie bij tijdelijke omzetderving ten gevolge van infrastructurele maatregelen. Beoordelingsvrijheid. Omzetdrempel. Differentiatie tussen verschillende typen onderneming. Motiveringsplicht.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 januari 2011 heeft de minister een verzoek om nadeelcompensatie voor schade als gevolg van groot onderhoud aan de Rijkswegen A4, A17 en A58 afgewezen.
AnnotatorM.K.G. Tjepkema
Pagina1294-1298
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BY5105
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 05-06-2013, 201205690/1/T1/A2
CiteertitelAB 2013/222
SamenvattingNadeelcompensatie bij tijdelijke kostenstijging ten gevolge van infrastructurele maatregel. Beoordelingsvrijheid. Kostendrempel of korting?
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 16 februari 2010 heeft de minister een verzoek van [appellante] om vergoeding van nadeel als gevolg van het afsluiten van de Hollandse Brug voor vrachtverkeer afgewezen.
AnnotatorM.K.G. Tjepkema
Pagina1298-1305
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:CA2052
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 17-04-2013, 201209917/1/V6
CiteertitelAB 2013/223
SamenvattingWav-boete. Hoogte bestuurlijke boete. 50% matiging. Nieuwe lijn motivering boetetoemeting. Samenstel van feiten en omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft de minister [appellante] een boete van 16.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
AnnotatorO.J.D.M.L. Jansen
Pagina1305-1308
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7772
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 22-05-2013, 201204739/1/V6
CiteertitelAB 2013/224
SamenvattingWav-boete. Hoogte bestuurlijke boete. 50% matiging. Samenstel van feiten en omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 11 april 2011 heeft de minister [appellante] een boete opgelegd van 24.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
AnnotatorO.J.D.M.L. Jansen
Pagina1308-1310
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:CA0712
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 22-05-2013, 201210610/1/V6
CiteertitelAB 2013/225
SamenvattingWav-boete. Hoogte bestuurlijke boete. 50% matiging. Samenstel van feiten en omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 19 juli 2011 heeft de minister de vennootschap een boete opgelegd van 64.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
AnnotatorO.J.D.M.L. Jansen
Pagina1311-1313
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:CA0649
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 06-03-2013, 201110762/1/A3
CiteertitelAB 2013/226
SamenvattingEen dierenexperimentencommissie zoals bedoeld in art. 10a van de Wet op de dierproeven is geen bestuursorgaan in de zin van art. 1:1, eerste lid, Awb.
Samenvatting (Bron)De Afdeling conformeert zich in onderhavige uitspraak aan haar uitspraak van 17 oktober 2000 (LJN: AA8308). In deze uitspraak was eerder geoordeeld dat de DEC geen bestuursorgaan is als bedoeld in art. 1:1, lid 1, onder b, van de Awb omdat de DEC niet met enig openbaar gezag is bekleed. Daartoe werd onder meer overwogen dat nu de advisering van de DEC niet van doorslaggevende betekenis is, niet met vrucht kan worden gezegd dat de commissie de publiekrechtelijke bevoegdheid heeft tot het bepalen van de rechtspositie van de vergunninghouder waar het betreft het gebruik van de vergunning. In onderhavige uitspraak wordt dit door de Afdeling nog scherper geformuleerd: er moet sprake zijn van het eenzijdig en bindend bepalen van de rechtspositie. Overigens wordt opgemerkt dat het VUmc na een positief advies van de DEC de dierproef mag uitvoeren, zonder tussenkomst van een ander orgaan (art. 10a, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet op de dierproeven). In deze situatie heeft de DEC wel direct invloed op de wijze van gebruik van de vergunning door het VUmc. Nu het volgens de Afdeling echter moet gaan om het eenzijdig en bindend bepalen van de rechtspositie, kan ook in deze situatie geen sprake zijn van een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1.1, lid 1, onder b, van de Awb. Het VUmc kan ondanks een positief advies namelijk nog afzien van de dierproef. Het CBb hanteert in de uitspraak van 31 maart 2009 (LJN: BI0337) het criterium dat van uitoefening van openbaar gezag sprake is in zoverre door een rechtspersoon uitvoering wordt gegeven aan krachtens publiekrecht aan haar opgedragen overheidstaken en daaraan verbonden bevoegdheden worden uitgeoefend.
AnnotatorH. Peters
Pagina1313-1316
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ3372
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 27-02-2013, 201201193/1/A3
CiteertitelAB 2013/227
SamenvattingOngeldigverklaring rijbewijs. Bijzondere vergewisplicht CBR bij psychiatrische rapportage alcoholmisbruik.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 25 mei 2011 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard voor alle categorieën.
AnnotatorI. Sewandono
Pagina1316-1327
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ2493
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 03-04-2013, 201110836/1/A4
CiteertitelAB 2013/228
SamenvattingAfdeling is van oordeel dat het voorkomen of beperken van parkeer- en verkeershinder niet het belang van de bescherming van het milieu in de zin van de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer betreft.
Samenvatting (Bron)Verlenen revisievergunning als bedoeld in art. 8.4, lid 1 van de Wet milieubeheer voor een honden- en kattenpension annex paardenhouderij. Appellant sub 3 en appellant sub 4 stellen dat met de aangevraagde situatie de verkeersoverlast in de omgeving zal toenemen, nu het aantal verkeersbewegingen toeneemt. Appellant sub 3 heeft ter zitting toegelicht dat reeds veel hinder wordt ondervonden van het verkeer van en naar de trimsalon. De toename van het aantal verkeersbewegingen heeft volgens hem een nadelig effect op al bestaande parkeerhinder op de openbare weg en de verkeersveiligheid voor onder meer fietsende jeugd. Het belang van de verkeersveiligheid vindt bescherming in andere regelgeving, zoals de Wegenverkeerswet, en betreft niet het belang van de bescherming van het milieu in de zin van de artt. 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer. De gevolgen van het in werking zijn van de inrichting voor de verkeersveiligheid konden voor het college dan ook geen aanleiding zijn om de gevraagde vergunning te weigeren of daaraan voorschriften te verbinden. Ook het belang van het voorkomen of beperken van parkeer- en verkeershinder, zoals onder 7 omschreven, vindt bescherming in andere regelgeving, zoals de Wegenverkeerswet. Anders dan in eerdere uitspraken, is de Afdeling thans van oordeel dat ook dit belang niet het belang van de bescherming van het milieu in de zin van de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer betreft. Anders dan in die eerdere uitspraken is overwogen, is er wat dit belang betreft geen plaats voor een aanvullende toets in het kader van de Wet milieubeheer ten opzichte van die andere regelgeving, zoals de Wegenverkeerswet.
AnnotatorV.M.Y. van 't Lam
Pagina1327-1332
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7577
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 25-03-2013, 05/6963 MAW-T + 05/7103 MAW-T + 12/953 MAW-T
CiteertitelAB 2013/229
SamenvattingDe maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de naar oorlogsgebied uitgezonden militair in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, zien op de periode na afloop. Operationele beslissingen worden niet aan de zorgplicht getoetst. Geen risicoaansprakelijkheid overheidswerkgever.
Samenvatting (Bron)Dubbel hoger beroep. Tussenuitspraak. De Raad bepaalt - evenals de rechtbank s-Gravenhage eerder deed - dat de Minister van Defensie in deze zaak niet voldeed aan de op hem als werkgever rustende zorgplicht. Daarom is de minister ook verantwoordelijk voor door de Dutchbat III-militair (Dutchbatter) geleden schade. De Raad vindt dat de minister bij beëindiging van de missie in Zagreb en daarna niet genoeg nazorg aanbood. Daardoor kreeg de PTSS bij de militair een blijvend karakter. De minister moet binnen drie maanden een nieuw besluit nemen. De Raad zal nadat de minister dat nieuwe besluit heeft genomen daarover een oordeel geven en einduitspraak doen. De Raad is het niet met de rechtbank, maar wel met de minister eens dat bij de feitelijke uitvoering van de missie Dutchbat III de zorgplicht voldoende was. De Raad wijst er daarbij op dat - de militair voldoende opgeleid en getraind was om een militaire missie uit te voeren; - niet is gebleken dat het materieel in het begin van Dutchbat III niet voldeed aan de noodzakelijke technische eisen; - de minister niet verantwoordelijk is voor de oorlogsomstandigheden ter plaatse. De Raad is ook van oordeel dat de zorgplicht niet mag worden beoordeeld aan de hand van onder oorlogsomstandigheden genomen operationele beslissingen. De aard van het militaire bedrijf verzet zich daartegen (zie ook LJN AN8521).`
AnnotatorP.R.M. Berends-Schellens
Pagina1332-1341
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ1164
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-02-2013, 11/2259 AW
CiteertitelAB 2013/230
SamenvattingAls een ambtenaar op andere gronden wordt ontslagen, moet een eventuele aanvullende ontslagvergoeding op basis van een vaste formule worden berekend.
Samenvatting (Bron)Toekenning ontslagvergoeding. Verstoring van de arbeidsrelatie. De directeur heeft een overwegend aandeel gehad in het voortbestaan van de impasse. De directeur heeft appellante volledig onverwacht geconfronteerd met hetgeen volgens hem op 6 mei 2009 is voorgevallen. Daarin heeft de directeur direct fors ingezet door de handelwijze van appellante niet integer te noemen en de reactie van appellante meteen voor onjuist te houden. Het aandeel van de directeur op de impasse wordt geschat op 75%. Anders dan de rechtbank, is de Raad van oordeel dat er geen aanleiding was om appellante op 19 mei 2009 heen te zenden. Vernietiging uitspraak. De Raad zal zelf in de zaak voorzien door appellante een vergoeding toe te kennen. De ontslagvergoeding moet worden berekend door de vier dienstjaren gedeeld door 2 te vermenigvuldigen met het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag ten tijde van het ontslag en daarop de factor van 0,75 toe te passen.
AnnotatorR. van Arkel
Pagina1341-1344
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2043
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-02-2013, 11/4516 AW + 11/4486 AW + 11/4485 AW + 11/4517 AW
CiteertitelAB 2013/231
SamenvattingAls een ambtenaar op andere gronden wordt ontslagen, moet een eventuele aanvullende ontslagvergoeding op basis van een vaste formule worden berekend.
Samenvatting (Bron)Toekenning ontslagvergoeding. Naar het oordeel van de Raad was sprake van een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie tussen betrokkene en zijn leidinggevende. Met de brief van de leidinggevende zijn de verhoudingen onnodig op scherp gesteld, omdat daarin - voor betrokkene volkomen onverwacht - wordt gesproken van een beëindiging van het dienstverband. Het aandeel van de raad van bestuur in de verstoorde verhoudingen wordt op meer dan 80% geschat. De ontslagvergoeding van betrokkene moet dus worden berekend door 12 dienstjaren gedeeld door 2, te vermenigvuldigen met het bruto maandsalaris ten tijde van het ontslag, inclusief toelage verzwarende omstandigheden van 10% en inclusief vakantietoeslag en daarop de factor 1 toe te passen. Dit leidt tot een totaalbedrag dat lager is dan door de rechtbank is toegekend.
AnnotatorR. van Arkel
Pagina1344-1351
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ2044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 03-05-2013, AWB 10/565 AWB 10/569
CiteertitelAB 2013/232
SamenvattingVernietiging. Erga omnes-werking vernietiging versus uitgaan van onrechtmatigheid.
Samenvatting (Bron)hoger beroepen niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang
AnnotatorR. Ortlep
Pagina1351-1352
UitspraakECLI:NL:CBB:2013:CA0922
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof Amsterdam, 06-11-2012, 200.098.282/01
CiteertitelAB 2013/233
SamenvattingAfwijzing vordering verhoging erfpachtcanon in verband met wijziging gebruik. Wilsovereenstemming, onvoorwaardelijke toestemming. Redelijkheid en bestendig erfpachtbeleid.
Samenvatting (Bron)Bekrachtiging van Rb Amsterdam 17 augustus 2011, LJN: BT8289. Renaultgebouw heeft o.a. een horecabestemming gekregen. Gemeente heeft daaraan uiteindelijk niet de voorwaarde van (substantiële) canonverhoging verbonden. Redelijkheid en billijkheid of het beleid sinds 1966 maken dat niet anders.
AnnotatorA.H.J. Hofman
Pagina1352-1360
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2012:BY3243
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Amsterdam, 04-07-2013, 12/2095 WOB
CiteertitelAB 2013/234
SamenvattingHet samenstel van financiële afhankelijkheid en verschillende vormen van sturing en toezicht maakt dat Prorail B.V. werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris in de zin van art. 3 WOB 1992.
Samenvatting (Bron)RTL Nederland B.V. (RTL) heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu verzocht om in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) informatie te verstrekken over de punctualiteit (vertrek- en aankomsttijden) van de treinen van NS in de periode van 2009 tot heden. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen omdat de door RTL gevraagde informatie, volgens de staatssecretaris niet bij hem berust en ook niet hoeft te berusten. De informatie is fysiek niet op het departement aanwezig en hij heeft daar dan ook geen toegang toe. Voor zover de gevraagde informatie bij ProRail of de NS aanwezig is, merkt de staatssecretaris op dat deze niet werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid. Het zijn zelfstandige privaatrechtelijke rechtspersonen en er is geen sprake van overwegende overheidsinvloed. NS en ProRail zijn slechts gehouden die informatie aan de staatssecretaris te verstrekken die voor de uitvoering van de concessie noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde informatie zich bij ProRail bevindt. De rechtbank is van oordeel dat ProRail grotendeels financieel afhankelijk is van de staatssecretaris. Verder beschikt de staatssecretaris over verschillende vormen van sturing en toezicht op ProRail, die zijn uitgewerkt in de Beheerconcessie. Via het aandeelhouderschap van de Staat, heeft de staatssecretaris verder belangrijke sturings- en toezichtbevoegdheden, die hij ook daadwerkelijk benut. De rechtbank is van oordeel dat genoemde omstandigheden ieder op zichzelf beschouwd onvoldoende zijn om te kunnen spreken van overwegende overheidsinvloed. Het samenstel van deze omstandigheden leidt de rechtbank echter tot de conclusie dat in dit geval sprake is van overwegende overheidsinvloed voor zover het de publieke taakvoering door ProRail betreft met betrekking tot de taken als spoorbeheerder en verkeersleider, met onder meer als kernprestatie de kwaliteit van de informatievoorziening. De rechtbank concludeert dat ProRail in ieder geval voor wat betreft de hier relevante publieke taken als een onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris werkzaam bedrijf moet worden aangemerkt en dat de daarmee samenhangende informatie die zich bij ProRail bevindt daarom onder de reikwijdte van artikel 3 van de Wob valt. De staatssecretaris was dan ook gehouden de door RTL gevraagde informatie bij ProRail op te vragen en vervolgens inhoudelijk te toetsen of die informatie openbaar gemaakt kon worden op grond van de Wob. Nu de staatssecretaris dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd en komt het daarom voor vernietiging in aanmerking.
AnnotatorH. Peters
Pagina1360-1367
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2013:3969
Artikel aanvragenVia Praktizijn