Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 22-10-2013
Aflevering 10
RubriekBeroepsrecht
TitelCentrale Raad van Beroep, 21-06-2013, 10-7119 WAO
CiteertitelRSV 2013/252
SamenvattingSchadevergoeding - reiskosten
Samenvatting (Bron)Ten aanzien van de reiskosten heeft appellante gesteld dat zij in 2010 drie maal met de auto van Portimao in Portugal naar Nederland en terug is gereisd om een zitting bij de rechtbank Amsterdam bij te wonen. Daarnaast is in juni 2011 een vliegticket geboekt van Faro in Portugal naar Eindhoven in verband met een herkeuring door het Uwv. De reiskosten in beroep bedragen volgens de laatste opgave van appellante € 2.840,88 voor benzine (6 maal 2492 km á € 0,19) en € 213,40 voor een vliegticket en treinkaartje. De reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting van de Raad op 11 november 2011 bedroegen € 13,40. De Raad overweegt dat appellante ten tijde van de procedure in beroep woonde in Portugal. De Raad volgt, nu de reiskosten betreffen procedures in beroep bij de rechtbank, het Uwv niet in zijn standpunt dat op grond van artikel 26 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geen aanspraak zou bestaan op vergoeding van reiskosten. De rechtbank heeft driemaal een zitting gepland, te weten op 16 februari 2010, 14 juli 2010 en op 16 september 2010. De Raad acht voldoende aannemelijk dat het bericht inzake het uitstel van de zitting van 14 juli 2010 appellante niet tijdig heeft bereikt. De Raad ziet aanleiding om de kosten in verband met het bijwonen van de drie zittingen in beroep vast te stellen op een bedrag van € 500,- per zitting, voor vervoer per vliegtuig en trein van Faro (Portugal) naar Eindhoven en Amsterdam, in totaal € 1.500,-. De meerdere geclaimde kosten worden niet aangemerkt als redelijkerwijs gemaakte kosten.
Pagina852-853
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:746
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-07-2013, 11-523 WAO
CiteertitelRSV 2013/253
SamenvattingInbreuk op huisrecht. Schending art. 8 lid 2 van het EVRM. Buiten beschouwing laten van verklaringen tijdens huisbezoek.
Samenvatting (Bron)Intrekking WAO-uitkering. Terugvordering. Boete. Detentie in buitenlandse gevangenis. Met het huisbezoek op is zonder redelijke grond een inbreuk op het huisrecht van appellant gemaakt. Schending artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Hetgeen tijdens dat huisbezoek is verklaard zal buiten beschouwing worden gelaten. Los van het huisbezoek is echter ook informatie verkregen waaruit de detentie blijkt. Geen dringende reden van terugvordering af te zien. Schending inlichtingenverplichting. De opgelegde boete van € 1.020,- is een evenredige sanctie, gelet op de ernst van de overtreding en de omstandigheden van appellant.
Pagina853-856
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:879
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-07-2013, 12-978 WAO-T
CiteertitelRSV 2013/254
SamenvattingIntrekking WAO-uitkering - onttrekking aan een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Intrekking WAO-uitkering. Ontrekking aan een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Pagina856-859
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1240
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 19-07-2013, 10-6358
CiteertitelRSV 2013/255
SamenvattingArbeidsongeschiktheidsbeoordeling - maatman - meaximering urenomvang -terugwerkende kracht - gewijzigd Schattingsbesluit -temporele werking.
Samenvatting (Bron)Tussen partijen is niet in geschil dat de maatmanarbeid van betrokkene op juiste wijze is vastgesteld. In deze procedure resteert de vraag of appellant gehouden was om het vastgestelde recht van betrokkene op een WAO-uitkering te doen ingaan met volledige terugwerkende kracht tot en met 2 juni 2005. De Raad constateert dat appellant het recht van betrokkene op een WAO-uitkering in overeenstemming met het gewijzigde Schattingsbesluit heeft vastgesteld met ingang van 2 maart 2007.
Pagina859-861
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1164
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 09-08-2013, 11-6183 WAJONG-T
CiteertitelRSV 2013/256
SamenvattingIngangsdatum recht op arbeids- en inkomensondersteuning - duurzame arbeidsongeschiktheid.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Het Uwv heeft de aanvraag van appellante dus terecht getoetst aan de bepalingen neergelegd in hoofdstuk 2 van de Wet Wajong. Dit heeft in dit geval geen gevolgen voor de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar wel voor de ingangsdatum van het recht op arbeids- en inkomensondersteuning. Het Uwv heeft zijn standpunt dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid onvoldoende deugdelijk onderbouwd. De Raad draagt het Uwv op het gebrek in het besluit te herstellen.
Pagina861-864
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1378
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-08-2013, 10-4023 WWB
CiteertitelRSV 2013/257
SamenvattingBijzondere bijstand - relatie art. 35 en 15 WWB en art. 5 en 6 WJZ.
Samenvatting (Bron)Ter uitvoering van de tussenuitspraak ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1551, heeft het college op 1 mei 2013 een nieuw besluit genomen, waarbij bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met onderzoek van de minderjarige zoon in het Poliklinisch Therapeutisch Centrum Zonnehuizen te Zeist en voor de kosten van twee consulten door hoogbegaafdheidsspecialist R. Derksen is geweigerd. Nu appellante geen indicatieprocedure bij Bureau Jeugdzorg in gang heeft gezet, is de noodzaak van de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft gevraagd niet vast te stellen. Het college heeft zich bij het nadere besluit kunnen baseren op de voorgeschreven procedure van de Wjz. Nu die procedure niet is gevolgd, was nader onderzoek van het college niet aangewezen.
Pagina864-867
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1545
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 27-08-2013, 11-7414 WWB
CiteertitelRSV 2013/258
SamenvattingBijzondere bijstand kosten beha's - geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Weigering bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van vier beha’s voor een bedrag van in totaal € 60,--. Geen sprake van noodzakelijke meerkosten. Vervanging van goederen als deze is voorzienbaar en dient uit de lopende bijstandsuitkering te worden bekostigd, anders dient daarvoor te worden gereserveerd. Niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel.
AnnotatorH. van Deutekom
Pagina867-870
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1537
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-09-2013, 13-3594 WWB
CiteertitelRSV 2013/259
SamenvattingSchending informatieverplichting door onbeantwoord laten van vragen naar personalia en adres vriendin. Deze vragen vormen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM. Inbreuk is gerechtvaardigd.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. Kortsluiting. Intrekking bijstand. Verzoeker heeft in strijd met artikel 17, eerste lid, van de WWB niet voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De vanwege het college aan verzoeker gestelde vragen naar de personalia en het adres van zijn vriendin vormen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. Van een nodeloze schending van het recht op privacy, zoals verzoeker heeft gesteld, is geen sprake. Niet valt in te zien op welke andere - minder belastende - wijze het college de rechtmatigheid van de bijstand had kunnen onderzoeken. De gevolgen van de weigering van verzoeker de betreffende vragen te beantwoorden komen voor zijn rekening en risico. Als gevolg hiervan kon het college het recht op bijstand niet vaststellen.
Pagina870-873
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1631
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-09-2013, 11-6651 WWB
CiteertitelRSV 2013/260
SamenvattingMaatregel: verlaging bijstand met 20% voor de duur van 36 maanden. Tekortschietend bessef van verantwoordelijkheid: verkoop schip aan dochter ver onder de marktprijs. Gevolgen weigering toestemming voor taxatie.
Samenvatting (Bron)Verlaging bijstand gedurende 36 maanden met 20%. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat appellanten onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan hebben betoond door hun schip ver onder de marktprijs te verkopen. Dat appellant geen toestemming voor de taxatie wilde geven omdat hij in zijn beleving sinds 2001 geen eigenaar meer was van het schip, moet voor zijn rekening blijven. Door de opstelling van appellant kon het college de reële marktwaarde van het schip medio 2010 niet vaststellen en de periode niet bepalen waarin appellanten met dat bedrag in hun levensonderhoud hadden kunnen voorzien. Niet kan worden geoordeeld dat het college niet in redelijkheid de duur van de maatregel heeft kunnen vaststellen op 36 maanden.
Pagina873-876
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1625
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekMaatschappelijke ondersteuning
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-08-2013, 11-3733 WMO
CiteertitelRSV 2013/261
SamenvattingVaststelling eigen bijdrage - verzamelinkomen Belastingdienst - bijzonder geval - hardheidsclausule.
Samenvatting (Bron)De Raad stelt vast dat met betrekking tot de hoger beroepen van betrokkene ten aanzien van 2007 en 2009 nog in geding is de vraag of in haar geval een uitzondering moet worden gemaakt op het uitgangspunt dat bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het door de Belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen. De situatie waarin betrokkene verkeert vormt niet een dergelijk bijzonder geval om van de dwingendrechtelijke regeling af te wijken. Met betrekking tot het hoger beroep van CAK is in geding of CAK bij de vaststelling van de eigen bijdrage voor het zorgjaar 2009 de in de Verordening opgenomen hardheidsclausule dient te betrekken. De beroepsgrond van CAK over de hardheidsclausule slaagt en deze komt voor vernietiging in aanmerking. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat CAK de eigen bijdragen voor betrokkene voor de zorgjaren 2007 en 2009 op juiste wijze heeft vastgesteld.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
Pagina876-880
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1321
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-08-2013, 11 3560 WSF en 11/4756 WSF
CiteertitelRSV 2013/262
SamenvattingElektronische bekendmaking besluiten - aanvang bezwaartermijn.
Samenvatting (Bron)Elektronische besluiten van de IB-Groep. Het bezwaarschrift van betrokkene is onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Inhoudelijk: Primair is in geschil of betrokkene voorafgaand aan de omzetting van een uitwonendenbeurs in een thuiswonendenbeurs met ingang van september 2009 in de gelegenheid is gesteld de afwijking tussen het aan appellant opgegeven woonadres en het GBA-adres ongedaan te maken, zoals vereist in artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000. Betrokkene heeft verwijtbaar nagelaten om tegelijk met of kort na de opgave aan de GBA van het nieuwe woonadres, het eerder aan appellant opgegeven foutieve woonadres te corrigeren. Wat door betrokkene is aangevoerd kan niet leiden tot vernietiging van het besluit van 11 augustus 2011.
Pagina880-885
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1216
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep, 28-08-2013, 13-257 WSF
CiteertitelRSV 2013/263
SamenvattingUitwonendenbeurs - herziening - onderzoek.
Samenvatting (Bron)Aanpassing hoogte studiefinanciering. De namens de Minister verrichte onderzoeken bieden onvoldoende grondslag voor het standpunt dat betrokkene thuiswonend was. Het onderzoek heeft niet op een deugdelijke wijze plaatsgevonden. De in het verslag van het onderzoek gepresenteerde feiten vinden geen steun in de resultaten van het verrichte onderzoek. De resultaten van het verrichte onderzoek laten aanzienlijk te veel ruimte voor het trekken van een andere conclusie dan door de Minister is gedaan. De gedingstukken geven ook geen aanknopingspunten voor de aanwezigheid van een wijziging in de woonsituatie van betrokkene gedurende de in geding zijnde periode. Voor het maken van een knip in de periode als gedaan door de rechtbank is dan ook geen plaats.
Pagina885-887
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1758
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 08-05-2013, 11/2491 WW + 11/2492 WW + 11/2501 WW + 11/2502 WW + 11/3974 WW
CiteertitelRSV 2013/264
SamenvattingOntslag op eigen verzoek - materiële beoordelingen - gevolgen van keuze voor uitkering - keuze tussen beëindigingsvergoeding ter afloop van voor rekening van werkgever komende uitkering of ontslag zonder vergoeding - voor verwijtbaarheidsvraag niet van belang wie initiatief nam tot onderhandeling - intrekking uitkering gevolg van bezwaar werkgever - geen sprake van schuld of toedoen bij betrokkene.
Samenvatting (Bron)Beëindiging dienstbetrekking op verzoek. Het Uwv heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de verwijtbaarheid van de werkloosheid van werkneemster.
Pagina887-892
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:CA0443
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 30-05-2013, 12/1258 WW
CiteertitelRSV 2013/265
Samenvatting(tijdelijk) ouderdomspensioen in mindering gebracht op uitkering - voorwaardelijke aanspraak die is vervallen: geen ontneming of beperking van bestaand eigendomsrecht in de zin van artikel 1 Eerste Protocol EVRM.
Samenvatting (Bron)(Tijdelijk) ouderdomspensioen wordt in mindering gebracht op de WW-uitkering. Omdat appellante de dienstbetrekking waaruit het pensioen wordt ontvangen en de dienstbetrekking waaruit de werkloosheid is ontstaan voor het intreden van de werkloosheid niet naast elkaar heeft vervuld is de uitzondering van artikel 34, zevende lid, van de WW niet op haar van toepassing. Beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM faalt: Zie LJN AU3927, waarin is overwogen dat een voorwaardelijke aanspraak die is vervallen omdat niet aan de voorwaarden is voldaan, niet valt onder het begrip “possessions” in artikel 1 van het Eerste Protocol. De aanspraak van appellante op een WW-uitkering kan niet volledig worden gerealiseerd omdat de voorwaarden daartoe ontbreken op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW, in samenhang met artikel 34, achtste lid, van de WW en de op dit lid gebaseerde Regeling. Dit betekent dat het bestreden besluit niet strekt tot ontneming of beperking van een bestaand eigendomsrecht van appellante. Beroep op artikel 1 van de Gw faalt: Toetsing van artikel 34 van de WW aan artikel 1 van de Gw is op grond van artikel 120 van de Gw niet toegestaan.
Pagina892-895
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:CA1700
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 03-07-2013, 11-4893
CiteertitelRSV 2013/266
SamenvattingOntslag op initiatief van werkgever versus ontlsag op verzoek van werknemer - reden beëindiging bepalend - materiële beoordeling - beleidsmatig uitgangspunt bij ontslag wegens bedrijfseconomische redden: initiatief werkgever - in overeenstemming met bedoeling wetgever - beëindigingsovereenkomst voorziet in ontslag op verzoek werknemer met op sociaal plan gebaseerde vergoeding - onderzoeksplicht UWV.
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft werkneemster terecht een WW-uitkering toegekend. In de beëindigingsovereenkomst tussen werkgeefster en werkneemster is onder andere vastgelegd dat in verband met een zogenoemde overformatie bij werkgeefster een sociaal plan geldt en dat werkgeefster na het eindigen van de arbeidsovereenkomst aan werkneemster een uit dat sociaal plan voortvloeiende vergoeding zal betalen. In het geval van werkneemster niet kan worden gezegd dat sprake is geweest van een beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van de werknemer in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW.
Pagina895-899
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:820
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 05-07-2013, 12/1400 WW
CiteertitelRSV 2013/267
SamenvattingBestuurslid van een coöperatieve vereniging in dienstbetrekking-gezagsverhouding.
Samenvatting (Bron)Aan de drie criteria voor een arbeidsovereenkomst wordt voldaan zodat appellant in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stond ten opzichte van de coöperatie en op grond van artikel 3, eerste lid, van de WW werknemer was in de zin van de WW. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
Pagina899-901
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:884
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-08-2013, 12-1882 WW
CiteertitelRSV 2013/268
SamenvattingBeleidsregel terug- en invordering (Beleidsregel).
Samenvatting (Bron)Verzoek om kwijtschelding. Voor de beoordeling of appellant in aanmerking komt voor een kwijtschelding moet per vordering worden bezien of voldaan wordt aan de wettelijke voorwaarden. Het Uwv was ten tijde van het bestreden besluit niet bevoegd van verdere terugvordering van de onverschuldigd betaalde WW-uitkering af te zien. Ten aanzien van de onverschuldigd betaalde ZW-uitkering en WAO-uitkering was het Uwv in beginsel wel bevoegd om van terugvordering af te zien. Het Uwv hanteert het beleid dat afhankelijk van de hoogte van de resterende vordering de vordering na vijf of tien jaar kan worden afgeboekt, waarbij geldt dat die termijn tien jaar is voor een vordering die meer dan € 2.269,- bedraagt. De vorderingen in het kader van de ZW en WAO bedroegen op het moment waarop het bestreden besluit werd genomen meer dan € 2.269,-. Op dat moment was de termijn van tien jaar nog niet verstreken.
Pagina901-903
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1333
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep, 07-08-2013, 12-5659 WW
CiteertitelRSV 2013/269
SamenvattingTerugvordering onverschuldig betaalde gelden, niet zijnde uitkeringen. Anderszins onverschuldigd betaald. Pensioenpremies van betrokkene en andere werknemer. Uitkeringsrelatie en betaling ter uitvoering WW. Geen rechtstreeks verband met uitkering vereist.
Samenvatting (Bron)12/5659 WW: In het onderhavige geval gaat het om een situatie waarbij het Uwv aan een uitkeringsgerechtigde abusievelijk een bedrag aan pensioenpremie heeft betaald dat niet alleen betrekking heeft op hem maar ook op een andere werknemer van zijn voormalige werkgever. Deze situatie valt onder de reikwijdte van artikel 36, eerste lid, van de WW. 12/6028 WW: Betrokkene wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet betwist dat onverschuldigd aan hem is betaald. Het standpunt van betrokkene, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen en geoordeeld dat hij niet bevoegd was tot verrekening, slaagt evenmin. Betrokkene wordt evenmin gevolgd in zijn standpunt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten van het vernietigde besluit, voor zover dit ziet op de onverschuldigde betaling van de voor hem bestemde pensioenpremies (deel A). Er bestond geen aanleiding om het bestuursorgaan te veroordelen tot integrale vergoeding van de gemaakte proceskosten. 13/1246 WW: Het Uwv heeft terecht beslist dat betrokkene niet heeft aangetoond dat de berekende aflossingscapaciteit onjuist is.
Pagina903-906
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1417
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 31-07-2013, 12/2423 AWBZ
CiteertitelRSV 2013/270
SamenvattingOnrechtmatig indicatiebesluit - pgb
Samenvatting (Bron)Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellanten de gestelde schade niet bij het Zorgkantoor kunnen declareren. Het niet afdoende kunnen verantwoorden van de zorgkosten is, in een geval als het onderhavige, een omstandigheid die voor rekening van CIZ komt en die CIZ niet aan appellanten kan tegenwerpen. Appellanten hebben verschillende verzoeken gedaan tot vergoeding van de schade. Voor de alsnog gevraagde vergoeding van de proceskosten en de gevraagde vergoeding van de gedeclareerde kilometers ziet de Raad geen aanleiding. Wel is het bestaan en de omvang van de schade die voortvloeit uit de zorgkosten voldoende aannemelijk gemaakt. Ook komt het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente voor toewijzing in aanmerking.
Pagina907-910
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1259
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep, 14-08-2013, 13-3302 AWBZ-VV
CiteertitelRSV 2013/271
SamenvattingVerlaging indicatie persoonlijke verzorging - spoedeisend belang - aftrek van 1 uur per etmaal - uitleg definitie gebruikelijke zorg.
Samenvatting (Bron)De voorzieningenrechter acht het door verzoeker gestelde zorgbelang in dit geval op zichzelf spoedeisend, nu de indicatie voor Persoonlijke verzorging met ingang van 9 mei 2013 is verlaagd van klasse 3 naar klasse 1. Ter beoordeling van de voorzieningenrechter staat de vraag of CIZ bij bestreden besluit 2 bij de indicatie van de Persoonlijke verzorging terecht de aftrek van één uur per etmaal heeft toegepast. Gelet op de redactie van de Beleidsregels 2013 volgt de voorzieningenrechter het standpunt van CIZ dat met de aftrekregel is bedoeld het begrip gebruikelijke zorg nader in te vullen en niet om de aanspraken van de verzekerde te beperken. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of de Beleidsregels 2013 berusten op een juiste uitleg van de definitie van gebruikelijke zorg in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bza en in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 2, derde lid, van het Bza. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Het CIZ heeft de aftrek van één uur per etmaal in bestreden besluit 2 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht toegepast.
Pagina910-913
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:1419
Artikel aanvragenVia Praktizijn