AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 22-02-2014
Aflevering 9
TitelHoge Raad 29-11-2013
CiteertitelAB 2014/71
SamenvattingRechtsmachtverdeling bij proceskosten als bedoeld in art. 8:75 Awb. Burgerlijke rechter onbevoegd?
Samenvatting (Bron)Bestuurlijke handhaving tegen beter weten in? Onbevoegd binnendringen woning? Vergoeding kosten bezwaar en beroep. Exclusieve bevoegdheid bestuursrechter. Art. 8:75 lid 1 Awb. Art. 2 lid 3 Besluit proceskosten bestuursrecht. Afwijking forfaitaire vergoeding. Aanvullende bescherming door burgerlijke rechter?
AnnotatorC.N.J. Kortmann
UitspraakECLI:NL:HR:2013:1456
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 24-12-2013
CiteertitelAB 2014/72
SamenvattingBegrip waterstaatswerk. Leggerkaart en keurkaart.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 oktober 2011 heeft het dagelijks bestuur [appellant sub 1] onder oplegging van een last onder dwangsom gelast de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie A] te Kortgene te staken, voor zover wordt gebouwd op een waterstaatswerk zonder dat daarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 17, vierde lid, aanhef en onder a, van de Keur van de Zeeuwse Eilanden 2009 (hierna: de Keur 2009).
AnnotatorS. Handgraaf
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:2554
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 04-12-2013
CiteertitelAB 2014/73
SamenvattingDoorwerking Benelux-Overeenkomst in de Nederlandse rechtsorde
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 december 2009 heeft het college aan de stichting Stichting Faunabeheer Eenheid Fryslân (hierna: de Faunabeheereenheid) voor de periode van 7 december 2009 tot en met 6 december 2014 ontheffing verleend van het bepaalde in de artikelen 9 en 72, vijfde lid, van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) voor het doden van vossen van zonsondergang tot zonsopgang met gebruikmaking van het hagelgeweer of de kogelbuks en kunstmatige lichtbronnen, ter voorkoming van schade aan flora en fauna.
AnnotatorP. Mendelts
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:2207
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-10-2013
CiteertitelAB 2014/74
SamenvattingGaswinning Waddenzee. Hand aan de kraan. Voorzorgsbeginsel. Kring van belanghebbenden bij bodembeweging.
Samenvatting (Bron)Bij op 21 maart 2013 bekendgemaakt besluit (hierna: instemmingsbesluit MLV) heeft de minister ingestemd met het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: de NAM) ingediende, gewijzigde winningsplan Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen (hierna: MLV) als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Mijnbouwwet, betreffende de gasvoorkomens Nes, Moddergat, Lauwersoog-C, Lauwersoog-Oost, Lauwersoog-West en Vierhuizen-Oost, gelegen in de gemeenten Dongeradeel en De Marne.
AnnotatorW.R. van der Velde
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:1766
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 17-04-2013
CiteertitelAB 2014/75
SamenvattingBeperking aan de doorwerking van EU-recht door middel van richtlijnconforme uitleg en rechtstreekse werking in geval van facultatieve richtlijnbepalingen.
Samenvatting (Bron)Verlenen bouwvergunning tweede fase voor het bouwen van een OV-terminal onder voorwaarde dat de leuningen van de roltrappen berekend worden op een horizontale belasting van 3 kN/m¹. Dit betekent dat het college voor de roltrappen een gelijkwaardig veiligheidsniveau heeft geëist als voor vaste trappen als bedoeld in art. 2.2, eerste lid, in verbinding gelezen met art. 2.24, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003. De Afdeling stelt vast dat de Machinerichtlijn en de bijbehorende NEN-EN 115-1 van toepassing zijn op de voorwaarde. De Afdeling is van oordeel dat het Bouwbesluit 2003 geen dwingende eisen voor de belasting van roltrappen voorschrijft. Dientengevolge biedt het Bouwbesluit 2003 geen grondslag voor de voorwaarde die door het college ten aanzien van de roltrappen aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 1 februari 2010 is verbonden. De door het college gestelde voorwaarde heeft tot gevolg dat roltrappen die voldoen aan NEN-EN 115-1 en daarmee aan de Machinerichtlijn, niet in de OV-terminal geïnstalleerd mogen worden en dat deze moeten worden aangepast, naar gesteld met aanzienlijke kosten als gevolg. Zodoende ziet de Afdeling zich voorts gesteld voor de vraag of de Machinerichtlijn toelaat dat verdergaande beschermende maatregelen worden genomen dan bepaald in de geharmoniseerde norm. Nu van de afwijkmogelijkheden die de Machinerichtlijn biedt door de (centrale) overheid geen gebruik is gemaakt, kan het college op basis van het nationale recht geen beschermende voorwaarde stellen die verder gaat dan volgt uit de bij deze richtlijn horende volledig geharmoniseerde norm. Het opleggen van de verdergaande beschermende voorwaarde door het college komt in feite neer op een beroep op de rechtstreekse toepassing van art. 15 van de Machinerichtlijn dan wel een uitleg van het Bouwbesluit 2003 in het licht van art. 15 van de Machinerichtlijn. Het college heeft art. 15 Machinerichtlijn niet mogen tegenwerpen via richtlijn conforme interpretatie van het Bouwbesluit 2003. Uit het arrest van het HVJEU, C-227/09 (Accardo) volgt dat er geen verplichting tot richtlijn conforme interpretatie bestaat wanneer het gaat om een facultatieve afwijkbepaling, zoals in artikel 15 van de Machinerichtlijn. Voorts volgt uit het arrest Accardo (overweging 53) dat de richtlijn zich ook niet verzet tegen richtlijn conforme interpretatie in geval van facultatieve bepalingen, indien mogelijk. Voor de beoordeling van die mogelijkheid is het nationale recht bepalend, waarbij de lidstaten gebonden zijn aan de algemene beginselen van het Unierecht, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel. Allereerst biedt het Bouwbesluit 2003 geen grondslag voor de door het college gestelde voorwaarde. Voorts blijkt uit het Warenwetbesluit machines dat niet is beoogd om gebruik te maken van de mogelijkheid om af te wijken van de Machinerichtlijn. Het toepassen van een strengere voorwaarde uit het Bouwbesluit 2003 is in zoverre niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever in het Warenwetbesluit machines. Reeds omdat dit in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel is het onder deze omstandigheden niet mogelijk om het Bouwbesluit 2003 via richtlijnconforme interpretatie als rechtsgrond te gebruiken voor het stellen van een strengere voorwaarde. Nu art. 15 van de Machinerichtlijn niet is geïmplementeerd in de Nederlandse rechtsorde, kan het college art. 15 van de Machinerichtlijn naar het oordeel van de Afdeling niet rechtstreeks tegenwerpen. Gelet op het voorgaande, heeft het college aan de bouwvergunning ten aanzien van de roltrappen niet een voorwaarde mogen verbinden die strenger is dan volgt uit NEN-EN 115-1. Het hoger beroep is gegrond. Vernietigt uitspraak Rb. Utrecht van 13-07-2011, LJN: BR4092.
AnnotatorR. Ortlep , M.J.M. Verhoeven
UitspraakECLI:NL:RVS:2013:BZ7904
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 20-11-2013
CiteertitelAB 2014/76
SamenvattingMededeling over lager persoonsgebonden budget is een besluit.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Pgb. Huishoudelijke verzorging. 1) De brief inhoudende verlaging uurtarief moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Het college heeft het bezwaar hiertegen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. 2) Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor het doen van boodschappen gebruik kan worden gemaakt van een boodschappenservice, waardoor geen noodzaak bestaat om daarvoor pgb toe te kennen. 1) De Raad draagt het college op het gebrek te herstellen.
AnnotatorI. Sewandono
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:2724
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 27-02-2013
CiteertitelAB 2014/77
SamenvattingBewijskracht van opgetekende verklaringen van toezichthouders. Verklaringen die niet door de getuigen zijn ondertekend. Geen urenschatting aan de hand van zorgvuldig onderzoek. Tussenuitspraak.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Onderzoek naar de omvang van de werkzaamheden van appellant vanaf september 2008 is door het Uwv niet verricht. Het Uwv is niet nagegaan of andere werkzaamheden die eigen zijn aan zelfstandig ondernemerschap in combinatie met de in- en verkoopwerkzaamheden in september 2008 al wel het aannemen van werkzaamheden van appellant als zelfstandige gedurende een werkweek met een omvang van ten minste 45,8 uur rechtvaardigen. Het bestreden besluit berust niet op een deugdelijke motivering. Het Uwv wordt opdragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. Dat betekent dat in een nieuw besluit tot uitgangspunt moet worden genomen dat van werkzaamheden van appellant als zelfstandige sprake is vanaf 9 september 2008 en dat de omvang van die werkzaamheden moet zijn vastgesteld op basis van een schatting waaraan een voldoende en zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2013:BZ3704
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 25-07-2013
CiteertitelAB 2014/78
SamenvattingIntrekking verleende vergunning wegens zakelijk samenwerkingsverband. Brief curator mag worden gebruikt door Landelijk Bureau Bibob.
Samenvatting (Bron)Wet Bibob Brief van curator behoort niet tot de openbare bronnen waarvan Bureau Bibob ingevolge artikel 12. tweede lid van de Wet Bibob gegevens mag verzamelen. Dat neemt echter niet weg dat van de informatie van een dergelijke brief wel gebruik mag worden gemaakt voor zover deze te herleiden is tot de openbare bronnen, in dit geval faillissementsverslagen; Zakelijk samenwerkingsverband. Sprake van ernstig vermoeden dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten
AnnotatorB. van der Vorm
UitspraakECLI:NL:CBB:2013:94
Artikel aanvragenVia Praktizijn