Jurisprudentie in Nederland

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie in Nederland
Datum 11-11-2014
Aflevering 9
RubriekArbeidsrecht
TitelRechtbank Midden-Nederland 02-09-2014
CiteertitelJIN 2014/185
SamenvattingOntslag op staande voet, Dringende reden, Buitenproportioneel geweld, Docent
Samenvatting (Bron)De leraar van een vmbo-college in Ottoland, die op 24 juni 2014 op staande voet werd ontslagen, mag zijn werkzaamheden hervatten. Dat heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland vandaag in een kort geding beslist. De leraar was op 20 juni 2014 met leerlingen op excursie. Na afloop van het uitje ontstond rumoer in de bus. De leraar vroeg de aanstichter van het rumeur viermaal voorin de bus te komen zitten. Uiteindelijk heeft de docent de jongen naar de voorkant van de bus gebracht. De leerling stribbelde hierbij tegen. Bij aankomst op school heeft de leraar de jongen opnieuw vastgepakt om hem naar een kamer te brengen. Het vmbo-college ontsloeg de man op staande voet omdat de leraar buitenproportioneel geweld zou hebben gebruikt tegen de leerling. De leraar vordert in het kort geding de mogelijkheid om zijn werkzaamheden bij het vmbo-college te hervatten. Daarnaast wil de man doorbetaling van zijn loon. Volgens de kantonrechter is niet vast komen te staan dat de leerkracht buitenproportioneel geweld heeft gebruikt. De blauwe plekken bij de leerling zijn veroorzaakt door een stevige grip van de leerkracht, bedoeld om de leerling mee te laten werken, in combinatie met tegenstribbelende bewegingen van de leerling. Dit zou anders zijn geweest als er blauwe plekken waren ontstaan terwijl de leerling geen weerstand had geboden. De leraar heeft tegen zijn ontslag beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep. De kantonrechter heeft vandaag bepaald dat de leraar zijn werkzaamheden mag hervatten tot de Commissie van Beroep heeft besloten over het ontslag. Tot dat moment moet het vmbo-college ook het loon van de leraar doorbetalen.
AnnotatorE. van Vliet
UitspraakECLI:NL:RBMNE:2014:3839
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 18-09-2014
CiteertitelJIN 2014/186
SamenvattingStrijd tussen ouders, Gezamenlijk gezag, Hoofdverblijfplaats, Contactregeling
Samenvatting (Bron)Gezag Hoofdverblijf Zorgregeling Aan de wettelijke criteria voor beëindiging van het gezamenlijk gezag is niet voldaan, nu het ontbreken van een goede onderlinge communicatie niet zonder meer met zich brengt dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Onvoldoende is gebleken dat het uitoefenen van het gezamenlijk gezag tot dusverre tot problemen heeft geleid. Eenhoofdig gezag acht het hof bovendien bij een intensieve contactregeling niet passend. De contactregeling verloopt ondanks het ontbreken van een goede communicatie en het verschil in opvoedstijl zonder noemenswaardige incidenten zodat er geen aanleiding bestaat deze regeling te wijzigen, nu dit geen einde zal maken aan de hevige partnerstrijd tussen partijen. Nu de contactregeling niet wijzigt ziet het hof evenmin aanleiding om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen.
AnnotatorM.M. Schouten
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2014:3706
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelRechtbank Overijssel 16-07-2014
CiteertitelJIN 2014/187
SamenvattingKinderalimentatie, Partneralimentatie, Aanvaardbaarheidstoets, Draagkrachtloos inkomen
Samenvatting (Bron)Rechtbank corrigeert formule t.b.v. de vaststelling van de kinderalimentatie ivm (niet verwijtbare/niet vermijdbare) lasten van de man. Omdat de draagkracht volgens de formule onvoldoende is om in de kosten van de kinderen te voorzien, maar er wel voldoende draagkracht is voor partneralimentatie, wendt de rechtbank de netto voor partneralimentatie beschikbare draagkracht aan ter bestrijding van de kosten van de kinderen.
AnnotatorM.A. Baeten
UitspraakECLI:NL:RBOVE:2014:5014
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 10-06-2014
CiteertitelJIN 2014/188
SamenvattingPauliana, Paulianeus handelen ex art. 3:45 BW, Wetenschap van benadeling, Aandelenoverdracht, Certificering
Samenvatting (Bron)Paulianeus handelen ex. artikel 3:45 BW. Wetenschap van benadeling.
AnnotatorS.J. Bais
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2014:1724
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 12-06-2014
CiteertitelJIN 2014/189
SamenvattingEnquête, Onmiddellijke voorzieningen getroffen, Bestuurders geschorst, Benoeming van een onafhankelijke bestuurder en beheerder van aandelen
Samenvatting (Bron)OK; Enquete; onmiddellijke voorzieningen getroffen; bestuurders geschorst; benoeming van een onafhankelijke bestuurder en beheerder van aandelen; behandeling enqueteverzoek aangehouden; art. 2:345, 349a lid 2 en lid 3 BW.
AnnotatorP. Haas
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2014:2514
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 01-08-2014
CiteertitelJIN 2014/190
SamenvattingOndernemingskamer, Enquête, Verzoek een onderzoek te bevelen en onmiddellijke voorzieningen te treffen wordt afgewezen, Corporate opportunities, Bestuurstaak, Bestuurdersaansprakelijkheid
Samenvatting (Bron)Ondernemingskamer; enquête; verzoek een onderzoek te bevelen en onmiddellijke voorzieningen te treffen wordt afgewezen
AnnotatorJ. van der Kraan
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2014:3136
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 19-08-2014
CiteertitelJIN 2014/191
SamenvattingArt. 2:9 BW, In casu geen ernstig verwijt aan de bestuurder te maken, Vorderingsgerechtigd is rechtspersoon
Samenvatting (Bron)artikel 2:9 BW; in casu geen ernstig verwijt aan de bestuurder te maken; vorderingsgerechtigd is rechtspersoon.
AnnotatorM. Poelsema
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2014:2810
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 04-09-2014
CiteertitelJIN 2014/192
SamenvattingOK, Enquête, Mondelinge uitspraak, Impasse in AvA, Onderzoek bevolen en onmiddellijke voorzieningen getroffen
Samenvatting (Bron)OK. Enquete. Mondelinge uitspraak. Impasse in ava. Onderzoek bevolen en onmiddellijke voorzieningen getroffen.
AnnotatorE. Baghery
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2014:3738
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 05-09-2014
CiteertitelJIN 2014/193
SamenvattingProcesrecht, Tenuitvoerlegging verstekvonnis door derdenbeslag, Aanvang verzettermijn
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Tenuitvoerlegging verstekvonnis door derdenbeslag. Aanvang verzettermijn. Art. 143 lid 2 en 3 Rv i.v.m. art. 144, aanvang en onder b, Rv. Bij toepassing van verzettermijnen mag het recht van partijen op toegang tot de rechter niet in de kern worden aangetast (HR 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9154, NJ 2010/526). Derdenbeslagene was niets aan veroordeelde verschuldigd, maar betaalt ten onrechte aan beslaglegger. Is verzettermijn gaan lopen?
AnnotatorM.C. van Rijswijk , P.H. Frerichs
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2629
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 26-09-2014
CiteertitelJIN 2014/194
SamenvattingLandelijk procesreglement gerechtshoven, Akte niet-dienen, Administratieve vergissing
Samenvatting (Bron)Procesrecht; Landelijk procesreglement gerechtshoven. Bezwaar tegen akte niet-dienen. Onjuiste vermelding in roljournaal door administratieve vergissing. Functie roljournaal. Vertrouwen advocaat op juistheid van (niet-correcte) vermelding in roljournaal van het op de rol verhandelde.
AnnotatorN. de Boer
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2813
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 26-09-2014
CiteertitelJIN 2014/195
SamenvattingProcesrecht, Pilotreglement, Akte-niet-dienen
Samenvatting (Bron)Procesrecht; pilotreglement Hof Den Bosch. Bezwaar tegen akte niet-dienen. Verzoeken om uitstel voor verrichten proceshandeling. Van het pilotreglement afwijkende vermeldingen in door het hof in het roljournaal ter beschikking gestelde formulieren. Vertrouwen advocaat op juistheid van (niet-correcte) informatie. Cassatie; afstand van proceskostenveroordeling.
AnnotatorN. de Boer
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2798
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 26-09-2014
CiteertitelJIN 2014/196
SamenvattingProcesrecht, Pilotreglement, Akte-niet-dienen
Samenvatting (Bron)Procesrecht; pilotreglement Hof Den Bosch. Akte niet-dienen na afwijzing verzoek om nader uitstel voor verrichten proceshandeling. Gebruik onjuist H-formulier, niet vermelden van klemmende redenen. Beslissing op verzoek op zodanig tijdstip dat in geval van weigering de verzoeker nog de gelegenheid heeft de proceshandeling tijdig te verrichten (HR 17 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1774, NJ 2013/376).
AnnotatorN. de Boer
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2804
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 26-09-2014
CiteertitelJIN 2014/197
SamenvattingInternationaal privaatrecht, Vereisten erkenning buitenlands vonnis, Formele uitvoerbaarheid, Verkapte exequaturprocedure
Samenvatting (Bron)Internationaal privaatrecht. Vordering tot betaling uit hoofde van een overeenkomst van borgtocht overeenkomstig de veroordeling in een Russisch vonnis. Vereisten voor erkenning van een buitenlands vonnis op de voet van art. 431 lid 2 Rv (HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1183, NJ 1994/348, HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1184, NJ 1994/350). Is vereist dat het buitenlandse vonnis uitvoerbaar is in het land van herkomst? Begrip ‘uitvoerbaar’ in art. 31 EEX-Verdrag (thans art. 38 lid 1 EEX-Verordening) (HvJEU 29 april 1999, ECLI:EU:C:1999:213, NJ 2000/477). Mogelijkheid om (subsidiair) aan de rechter een nieuwe inhoudelijke beoordeling van het geschil te vragen. Bewijskracht buitenlands vonnis (vgl. HR 23 januari 1976, ECLI:NL:HR:1976:AD7917, NJ 1977/123). HR doet zelf de zaak af.
AnnotatorM. Teekens
LinkVolledige tekst annotatie (tk.nl)
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2838
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 16-09-2014
CiteertitelJIN 2014/198
SamenvattingSalduz, Bewijsuitsluiting, Onrechtmatig binnentreden
Samenvatting (Bron)OM-cassatie. 1. Salduz. 2. Bewijsuitsluiting. 3. Onrechtmatig binnentreden. Ad 1. In zijn overwegingen m.b.t. de schending van de ‘Salduz-norm’ heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat aan de enkele mededeling van verdachte dat hij “zijn rechten kent” - waarmee het Hof kennelijk doelde op de door verdachte bij de aanvang van het verhoor gedane mededeling - niet de conclusie kan worden verbonden dat hij ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en is, ook in het licht van hetgeen door de A-G bij het Hof ter terechtzitting in h.b. is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Ad 2. Aan zijn oordeel dat ook “het overig bewijs in het dossier” dat is vergaard na het verhoor van verdachte op 26 februari 2008 dient te worden uitgesloten van het bewijs heeft het Hof ten grondslag gelegd dat dit bewijsmateriaal is totstandgekomen op grond van enkel de bekennende verklaring van vedachte die hij heeft afgelegd nadat hij geconfronteerd was met de inhoud van de geheimhoudersgesprekken die niet tot het bewijs mogen worden gebezigd. In ECLI:NL:HR:BY5321 heeft de HR regels geformuleerd voor de toepassing van bewijsuitsluiting als rechtsgevolg van een vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv t.a.v. bewijsmateriaal dat rechtstreeks als gevolg van een bepaald vormverzuim is verkregen. Mede in het licht van die regels moeten aan de vaststelling van rechtsgevolgen t.a.v. de zogenoemde vruchten van dat bewijsmateriaal motiveringseisen worden gesteld zodat ook in cassatie met voldoende precisie kan worden getoetst in hoeverre dat andere bewijsmateriaal telkens daadwerkelijk kan worden aangemerkt als uitsluitend en rechtstreeks gevolg van eerder verkregen, nadien uitgesloten bewijsmateriaal. In dit opzicht schiet de motivering van het Hof tekort, zodat het middel slaagt. Ad 3. Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de WWM kan worden aangenomen o.b.v. anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die informatie was in het onderhavige geval vervat in een melding van de CIE. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat aan deze CIE-informatie waarvan de betrouwbaarheid kennelijk niet kon worden vastgesteld geen redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens en munitie a.b.i. art. 49 WWM kan worden ontleend, zodat het binnentreden in het perceel X als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Dat oordeel is zonder nadere motivering niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat tot doorzoeking is overgegaan nadat een verbalisant had geconstateerd dat in het Xpol-systeem is geregistreerd dat tegen verdachte aangifte is gedaan t.z.v. bedreiging met een vuurwapen, waarmee, zoals het Hof heeft vastgesteld, kennelijk wordt gedoeld op een aangifte van 16 juli 2007 door een medewerker van de afdeling burgerzaken.
AnnotatorC.J.A. de Bruijn
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2670
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 23-09-2014
CiteertitelJIN 2014/199
SamenvattingGebruik van ingetrokken getuigenverklaringen voor het bewijs
Samenvatting (Bron)Gebruik van bij de politie afgelegde, nadien bij de R-C of ttz. ingetrokken, getuigenverklaringen voor het bewijs. Voortbouwend appel. Verplichting tot oproeping van de betreffende getuige. De HR ziet in ‘voortbouwend appel’ aanleiding de regels gesteld in ECLI:NL:HR:1994:AB7528, NJ 1994/427, wat betreft de appelfase, te nuanceren. Met een ‘voortbouwend appel’ valt immers niet goed te verenigen dat de rechter in h.b. steeds ambtshalve als getuige moet oproepen de persoon wiens in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring, welke tijdens een verhoor door de R-C of tijdens de tz. in e.a. is ingetrokken, het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van vd bij het tlgd. rechtstreeks kan volgen. Het ligt bij voortbouwend appel in de rede dat het aan de procespartijen en de appelrechter wordt overgelaten te beoordelen of een zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel eist dat die persoon op de tz. als getuige wordt gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat X ttz. in e.a. als getuige in de zaak van vd is gehoord en aldaar zijn bij de politie afgelegde, vd belastende verklaring heeft gewijzigd en een op essentiële punten vd ontlastende, nadere verklaring heeft afgelegd. I.c. doet zich hier, gelet op de verklaring van Y, niet de situatie voor dat de tegenover de politie afgelegde verklaring van X het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van vd bij het onder 1 en 2 tlgd. rechtstreeks kan volgen. Deze zaak moet niettemin met zodanige situatie op één lijn worden gesteld, nu deze wordt gekenmerkt door de bijz. omst. dat de verklaring van Y omtrent de betrokkenheid van vd bij het onder 1 en 2 tlgd. uitsluitend is gebaseerd op hetgeen X hem heeft meegedeeld. Het p-v van de tz. in h.b. houdt in dat vd aldaar is verschenen en ook zijn raadsman aanwezig was. Het p-v houdt niet in dat aldaar door of namens vd is verzocht X als getuige op te roepen met het oog op het onder 1 en 2 tlgd., zodat in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat een zodanig verzoek niet is gedaan. Evenmin heeft het Hof ambtshalve de oproeping van X als getuige ttz. bevolen. ’s Hofs oordeel dat diens in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring voor het bewijs van het onder 1 en 2 tlgd. kan worden gebruikt, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Cag: anders.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2753
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 23-09-2014
CiteertitelJIN 2014/200
SamenvattingBewijsklacht wetenschap bestemming, Art. 10a Opiumwet
Samenvatting (Bron)Vervolg op ECLI:NL:HR:2011:BQ0048. Bewijsklacht wetenschap bestemming, art. 10a Opiumwet. ’s Hofs oordeel dat vd, die al voor zijn aanhouding op het vliegveld had begrepen dat hij “een fout” had gemaakt, wist dat de poedermengsels van paracetamol en cafeïne resp. fenacetine, bestemd waren om een feit bedoeld in art. 10.4 Ow, t.w. het opzettelijk bewerken van een hoeveelheid heroïne en cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof klaarblijkelijk heeft aangenomen en heeft kunnen aannemen dat vd bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de poedermengsels de “illegale/criminele bestemming” van het versnijden van drugs zouden hebben.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
UitspraakECLI:NL:HR:2014:2757
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 18-06-2014
CiteertitelJIN 2014/201
SamenvattingSluiting coffeeshop ‘Easy Going’, Last onder bestuursdwang, Rechtspersoon belanghebbende, Collectief belang, Statutaire doelstelling
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 8 mei 2012 heeft de burgemeester aan [exploitant] een last onder bestuursdwang opgelegd, strekkende tot sluiting van coffeeshop 'Easy Going' voor de duur van één maand met ingang van 11 mei 2012.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:2171
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 06-08-2014
CiteertitelJIN 2014/202
SamenvattingWeigering omgevingsvergunningen, Verbindendheid beheersverordening, Bekendmaking in de Staatscourant en op de gemeentelijke website, Beschikbaarstelling op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl, Beschikbaarheid tekst beheersverordening op een algemeen toegankelijke wijze, Uitwerking criterium algemene toegankelijkheid, Wijze van beschikbaar stellen, Toereikende vorm van bekendmaking, Verschillen in IMRO-codes vastgestelde en gepubliceerde beheersverordening
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft het college geweigerd aan [wederpartij] omgevingsvergunning te verlenen voor het oprichten van een kassencomplex, drie warmteopslagtanks en een bedrijfsgebouw met laad- en loskuil op de percelen, kadastraal bekend Zundert, sectie B, nummers 4560, 4711 en 4713.
AnnotatorG. Overkleeft-Verburg
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:2972
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11-03-2014
CiteertitelJIN 2014/203
SamenvattingOnrechtmatige overheidsdaad, Actieve informatieverstrekking, Aansprakelijkheid gemeente voor nalaten informatie te verstrekken over vergunningplicht
Samenvatting (Bron)Vordering van appellant op grond van onrechtmatige overheidsdaad omdat de gemeente volgens appellant niet heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplicht door hem niet informeren over de noodzaak om naast de benodigde gemeentelijke ligplaatsvergunning een vergunning bij Rijkswaterstaat aan te vragen voor het innemen van een ligplaats op grond van de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De vordering wordt afgewezen. De gemeente behoefde de bij haar ingediende vergunningaanvraag slechts te toetsen aan die wetten en regelingen ter zake waarvan zij het bevoegd gezag was. Degene die een activiteit wenst uit te voeren moet zelf vooraf een onderzoek verrichten naar de benodigde vergunningen.
AnnotatorS.A.L. van de Sande
UitspraakECLI:NL:GHARL:2014:2010
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRechtbank Amsterdam 03-07-2014
CiteertitelJIN 2014/204
SamenvattingEvenementenvergunning, Zorgvuldigheid, Gevaar voor openbare orde
Samenvatting (Bron)Evenementenvergunning voor de intocht van Sinterklaas in 2013 in Amsterdam. Toetsing aan het arrest Aksu tegen Turkije van het EHRM. Verweerder heeft niet getoetst aan artikel 8 van het EVRM. Vernietiging wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. In het kader van de finale geschillenbeslechting beoordeelt de rechtbank of de figuur van Zwarte Piet leidt tot een negatieve stereotypering van zwarte mensen. In de aanvraag en de vergunning is niets opgenomen over de figuur van Zwarte Piet, zodat deze er niet aan in de weg staat dat gebruik wordt gemaakt van het stereotype Zwarte Piet (zwart, dikke rode lippen, dom, knecht). De rechtbank komt tot op grond van e-mails van het College voor de rechten van de mens, een onderzoeksrapport van het bureau statistiek van de gemeente Amsterdam en de verklaringen van eisers tot de conclusie dat deze figuur van Zwarte Piet een negatieve stereotypering is van zwarte mensen. Omdat sprake is van een zekere mate van ernst, leidt dit ook tot een inbreuk op het privéleven. In dat geval dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van de zwarte eisers en van de maatschappij. Het is aan verweerder om die belangenafweging te maken.
AnnotatorJ.G. Brouwer
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2014:3888
Artikel aanvragenVia Praktizijn