Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 11-04-2015
Aflevering 14
RubriekVooraf
TitelDe rest van je leven
CiteertitelNJB 2015/677
SamenvattingEen periodieke heroverwegingsregeling, waardoor invrijheidstelling niet illusoir is, is niet genoeg om te voldoen aan de vereisten van art. 3 EVRM. De roep om levenslang hangt weer in de lucht. In de zaak van Holleeder, die nu door de getuigenissen van zijn zussen en ex-vrouw in verband zou kunnen worden gebracht met een aantal dodelijke afrekeningen. Nog voordat het proces hierover is begonnen, wordt in de media al voorspeld dat levenslang niet kan uitblijven.
Auteur(s)T.N.B.M. Spronken
Pagina865-865
LinkVolledige tekst artikel (NJBlog)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelFiscale rulings en staatssteun - Tussen rechtszekerheid en belastingontwijking
CiteertitelNJB 2015/678
SamenvattingDe internationale belastingpraktijk ligt momenteel vanuit diverse hoeken onder vuur. Met grote namen als Starbucks, Apple en Amazon heeft de Europese Commissie in 2014 nadrukkelijk de aandacht gevestigd op fiscale rulings vanuit staatssteunperspectief. In deze bijdrage wordt de gemene deler aan knelpunten die uit deze zaken voortvloeien beschreven. Maar eerst komt aan de orde wat fiscale rulings eigenlijk zijn en welke plaats zij in het staatssteunkader innemen. Geconcludeerd wordt dat vooral in internationale verhoudingen het risico bestaat dat de EU door een te brede definitie van staatssteun haar lidstaten verder aan handen en voeten bindt, terwijl andere landen hun handen nagenoeg vrij hebben bij het verlenen van subsidies, garanties en belastingvoordelen.
Auteur(s)R.H.C. Luja
Pagina866-873
LinkVolledige tekst tijdschriftnummer (docplayer.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekEssay
TitelEn toen vloog er een stoel door de rechtszaal - De communicatieve functie van uitspraken
CiteertitelNJB 2015/679
SamenvattingDe uitspraak over het ongeluk in Meijel heeft veel beroering veroorzaakt. Dat toont aan dat het moment van de uitspraak hét moment is. Niet alleen om het oordeel van de rechtbank mee te delen, maar ook om ervoor te zorgen dat de betrokkenen dat oordeel begrijpen en accepteren.
Auteur(s)G.G. van der Bruggen
Pagina874-877
LinkVolledige tekst artikel (NJBlog)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelPrivacybescherming online kan beter - De mythe van geïnformeerde toestemming
CiteertitelNJB 2015/680
SamenvattingDe huidige privacyregels leggen veel nadruk op de geïnformeerde toestemming van internetgebruikers. Met zulke toestemmingsregels probeert de wet mensen in staat te stellen om keuzes te maken in hun eigen belang. Maar inzichten uit gedragsstudies trekken de effectiviteit van deze wetgevingstactiek in twijfel. Zo klikken internetgebruikers in de praktijk ‘OK’ op vrijwel elk toestemmingsverzoek dat op hun scherm verschijnt. De wet zou meer aandacht moeten geven aan de daadwerkelijke bescherming van de privacy van mensen die het internet opgaan.
Auteur(s)F.J. Zuiderveen Borgesius
Pagina878-883
LinkVolledige tekst artikel (IViR)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelDe aarde is plat - Over de terminologie van het kinderpardon en de wonderlijke betekenis die daar volgens de hoogste bestuursrechter door de staatssecretaris aan gegeven mag worden: hoe gekker de invulling hoe terughoudender de rechterlijke toets
CiteertitelNJB 2015/681
SamenvattingOp 4 maart 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in een viertal uitspraken de zeer strikte interpretatie van het Kinderpardon door de staatssecretaris goedgekeurd. De wijze waarop de ABRvS dit heeft gedaan is verbijsterend: de ABRvS praat recht wat krom is.
Auteur(s)C.A.F.M. Grütters
Pagina884-885
Linkvolledige tekst artikel (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelDe Crisis- en herstelwet: veel ambitie, nauwelijks effect?
CiteertitelNJB 2015/682
SamenvattingReactie op Bert Marseille, Boudewijn de Waard, Kars de Graaf, Patricia van Ling, Hanna Tolsma en Emil Verheul over de directe, indirecte en mogelijke neveneffecten van de op 31 maart 2010 in werking getreden Crisis- en herstelwet.
Auteur(s)M.M.H.C. Arnolds
Pagina886-886
LinkVolledige tekst tijdschriftnummer (docplayer.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelNaschrift
CiteertitelNJB 2015/683
SamenvattingAuteurs beargumenteren aan de hand van de reactie op hun eerdere artikel (nogmaals) waarom zij de positieve blik van Arnolds en Van Helden op de werking van de Chw vooralsnog niet delen.
Auteur(s)A.T. Marseille , B.W.N. de Waard , K.J. de Graaf , P.C.E. van Ling , H.D. Tolsma , E.F. Verheul
Pagina887-887
LinkVolledige tekst tijdschriftnummer (docplayer.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelEerste en Tweede Kamer revisited?
CiteertitelNJB 2015/684
SamenvattingChristiaan Roorda wil de ‘moeizame en ongemakkelijke positie’ van de Eerste Kamer verbeteren door een andere taakverdeling en een ander kiesstelsel (NJB 2015/406, afl. 8, p. 503-508). Degenkamp signaleert dat Roorda, met (onder meer) het voorstel om voortaan niet meer de kamer te ontbinden ingeval van een conflict tussen kabinet en Eerste Kamer, het politieke karakter van de wetgever wegredeneert. Dat terwijl de wetgever een hoe dan ook een entiteit is met een politiek karakter. Wel zijn er oplossingen denkbaar om het partijpolitieke invloed binnen de wetgever af te zwakken.
Auteur(s)J.Th. Degenkamp
Pagina888-888
LinkVolledige tekst tijdschriftnummer (docplayer.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelNaschrift
CiteertitelNJB 2015/685
SamenvattingRoorda neemt het commentaar van Degenkamp ter harte en erkent dat wetgeving inderdaad alles met politiek te maken heeft. Hij benadrukt dat de Eerste Kamer nu al een veel minder partijpolitiek karakter heeft, en wil daarom de wetgevende taak bij de Tweede Kamer weghalen. Hij vreest dat Degenkamps suggestie om de Eerste Kamer door middel van loting samen te stellen zal leiden tot minder deskundigheid.
Auteur(s)C. Roorda
Pagina888-888
LinkVolledige tekst tijdschriftnummer (docplayer.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 16-12-2014, 4184/10
CiteertitelNJB 2015/686
SamenvattingArt. 6 lid 1 jo. lid 3 onder d EVRM. Gebruik verklaring van ter zitting afwezige getuige. Bevestiging van Al-Khawaja en Tahery vs. Het Verenigd Koninkrijk.
CASE OF HORNCASTLE AND OTHERS v. THE UNITED KINGDOM
Samenvatting (Bron)No violation of Article 6+6-3-d - Right to a fair trial (Article 6 - Criminal proceedings;Article 6-1 - Fair hearing) (Article 6 - Right to a fair trial;Article 6-3-d - Examination of witnesses)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2014:1216JUD000418410
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 16-12-2014, 50541/08, 50571/08, 50573/08 en 40351/09
CiteertitelNJB 2015/687
SamenvattingArt. 6 lid 1 jo. lid 3 (c) EVRM. Salduz-zaak. Gebruik bij politieverhoor zonder rechtsbijstand afgelegde verklaringen. Terrorismezaak.
CASE OF IBRAHIM AND OTHERS v. THE UNITED KINGDOM
Samenvatting (Bron)No violation of Article 6+6-3-c - Right to a fair trial (Article 6 - Criminal proceedings;Article 6-1 - Fair hearing) (Article 6 - Right to a fair trial;Article 6-3 - Rights of defence;Article 6-3-c - Defence through legal assistance);No violation of Article 6+6-3-c - Right to a fair trial (Article 6 - Criminal proceedings;Article 6-1 - Fair hearing) (Article 6 - Right to a fair trial;Article 6-3 - Rights of defence;Article 6-3-c - Defence through legal assistance)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2014:1216JUD005054108
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 13-01-2015, 44230/06
CiteertitelNJB 2015/688
SamenvattingArt. 10, 11 EVRM. Eis aan naturalisandus dat hij zich loyaal toont aan de staat en diens grondbeginselen vormt geen bestraffende maatregel die een inbreuk maakt op de vrijheden van meningsuiting en vergadering. Klacht omtrent gesteld arbitraire afwijzing naturalisatieverzoek valt buiten reikwijdte artikelen.
CASE OF PETROPAVLOVSKIS v. LATVIA
Samenvatting (Bron)Preliminary objection allowed (Article 35-3 - Ratione materiae)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2015:0113JUD004423006
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/689
SamenvattingAanbesteding. Facultatieve uitsluitingsgrond. Rechterlijke toets. Als uitkomst van een Europese aanbestedingsprocedure gunt de aanbestedende dienst de opdracht aan de inschrijver die op de eerste plaats is geëindigd. Vervolgens blijkt dat betrokkenen bij die inschrijver een ernstige beroepsfout hebben gemaakt door in een ander verband mededingingsbeperkende afspraken te maken. De aanbestedende dienst weigert de inschrijver om die reden van de aanbestedingsprocedure uit te sluiten, omdat de dienst een dergelijke uitsluiting niet proportioneel acht. De inschrijver die op de tweede plaats is geëindigd, maakt daar in dit kort geding bezwaar tegen. HR: De HR stelt prejudiciële vragen over de verhouding tussen Unierecht en nationaal recht bij de toepassing van facultatieve uitsluitingsgronden en over de omvang van de in dit verband aan te leggen rechterlijke toets.
Samenvatting (Bron)Aanbestedingsrecht. Kort geding. Ernstige beroepsfout inschrijver, facultatieve uitsluitingsgrond art. 45 lid 3 Bao en art. 45 lid 2 Richtlijn 2004/18/EG. Evenredigheid, beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Uitleg art. 45 Richtlijn 2004/18/EG, rechtspraak HvJEU. Verzet Unierecht zich tegen nationale verplichting voor aanbestedende diensten om uitsluiting vanwege ernstige beroepsfout te toetsen op evenredigheid? Belang formulering aanbestedingsvoorwaarden. Omvang rechterlijke toetsing beslissing aanbestedende dienst. Prejudiciële vragen aan HvJEU.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:757
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/690
SamenvattingAppelprocesrecht. Subjectieve cumulatie. De rechtbank wijst de vorderingen van de procespartijen B1 tot en met B16 toe, maar die van B17 af. In het hoger beroep tegen de toewijzingen, wijst het hof alsnog ook de vordering van B17 toe, ook al heeft B17 geen (incidenteel) appel ingesteld. HR: Het hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden.
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Grenzen van de rechtsstrijd. Hof heeft miskend dat geen grief is gericht tegen afwijzing vordering in eerste aanleg ten aanzien van één van de eisers. HR doet zelf de zaak af.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:759
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/691
SamenvattingEen door Y bestuurde auto rijdt X aan. X loopt letsel op. In de strafzaak tegen Y verklaart de strafrechter poging tot doodslag bewezen, maar aanvaardt hij het beroep op noodweer. In deze civiele zaak vordert X een verklaring voor recht dat de WAM-verzekeraar aansprakelijk is. HR: 1. Verklaring voor recht. Belang. Indien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, dient de rechter ervan uit te gaan dat eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat geldt ook als niet tevens een veroordeling tot schadevergoeding of tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd. 2. Bewijswaardering. De aanvaarding van een beroep op noodweer door de strafrechter laat de vrijheid in de bewijswaardering van de burgerlijke rechter onverlet.
Samenvatting (Bron)Procesrecht, bewijsrecht. Belang bij verklaring voor recht dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, zonder (daaraan gekoppelde) vordering tot schadevergoeding. HR 30 maart 1951, NJ 1952/29. Bewijskracht vonnis strafrechter waarin beroep op noodweer is aanvaard (art. 350 Sv); waardering bewijs (art. 152 lid 2 Rv); dwingende bewijskracht (art. 161 Rv)?
UitspraakECLI:NL:HR:2015:760
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/692
SamenvattingNederlanderschap. Dubbele nationaliteit. Indien men gedurende een termijn van tien jaar ononderbroken hoofdverblijf buiten Nederland heeft, verliest men onder omstandigheden het Nederlanderschap. Deze termijn wordt gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap. Art. 61 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap bevat een opsomming van documenten die gelden als een dergelijke verklaring. HR: 1. Een ieder verbindende verdragsbepaling. Aan art. 7 lid 1, aanhef en onder e, van het Europees Verdrag inzake nationaliteit komt geen rechtstreekse werking toe. De op Nederland rustende verdragsverplichtingen vergen niet dat de nationale wet wordt uitgelegd op een wijze die strookt met die verdragsbepaling. 2. Verliestermijn. Stuiting. Limitatieve opsomming. De opsomming in art. 61 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap is limitatief.
Samenvatting (Bron)Verzoek tot vaststelling Nederlandse nationaliteit (art. 17 RWN). Dubbele nationaliteit. Hoofdverblijf buiten Nederland. Verliestermijn (art. 15 lid 1 aanhef en onder c RWN). Stuiting verliestermijn (art. 15 lid 4 RWN). Verklaring omtrent bezit Nederlanderschap (art. 15 lid 4 RWN). Nadere regels in art. 61 lid 1 BVVN. Rechtstreekse werking verdragen (art. 93 en 94 Gw). Europees Verdrag inzake Nationaliteit (EVN). Ontbreken effectieve band (art. 7 lid 1, aanhef en onder e, EVN).
UitspraakECLI:NL:HR:2015:761
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/693
SamenvattingHR. 1. Verjaring. Overgeslagen goed. Een vordering tot verdeling van een overgeslagen goed is niet aan verjaring onderhevig. 2. Grievenstelsel. Uitleg gedingstukken. Zonder nadere motivering is onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat appellante in hoger beroep niet is teruggekomen van haar standpunt dat een vordering tot verdeling van een overgeslagen goed aan een verjaringstermijn van twintig jaar onderhevig is.
Samenvatting (Bron)Personen- en familierecht. Verdeling algehele gemeenschap van goederen. Verdeling van een gemeenschapsgoed (art. 3:178 BW). Verdeling van een overgeslagen goed (art. 3:179 lid 2 BW). Verjaring.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:762
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/694
SamenvattingKlacht niet-vervolging minister. HR: De Hoge Raad is niet bevoegd opdracht te geven tot vervolging van een door een minister gepleegd ambtsmisdrijf als door klager bedoeld.
Samenvatting (Bron)Ambtsmisdrijven; art. 119 Gw, art. 76 RO, art. 483 leden 1 en 2 Sv. Kennelijk niet-ontvankelijk beklag over niet vervolgen minister. Hoge Raad niet bevoegd om vervolging te bevelen.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:764
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 24-03-2015
CiteertitelNJB 2015/695
SamenvattingToepassing en verduidelijking maatstaven medeplegen zoals volgend uit HR 2 december 2014, ECLI 2014:3474, NJB 2014/2278: het in dit arrest gestelde geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen – bijvoorbeeld in de vorm van ‘in vereniging’ – een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Ook wanneer de tenlastelegging het delictsbestanddeel ‘gepleegd door twee of meer verenigde personen’ bevat, zal de rechter derhalve moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. In casu kon het hof oordelen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit. A-G: anders.
Samenvatting (Bron)Medeplegen. In ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de HR enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, i.h.b. gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer i.h.b. met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. N.a.v. de CAG verdient opmerking dat het voorgaande in vergelijkbare zin geldt indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Ook in een geval waarin de tll. het delictsbestanddeel ‘gepleegd door twee of meer verenigde personen’ bevat, zal de rechter derhalve moeten beoordelen of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. In ECLI:NL:HR:2014:3474 is voorts overwogen dat de bijdrage van de medepleger in de regel zal worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Indien verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijv. door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, i.h.b. dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen. I.c. geeft ’s Hofs oordeel omtrent medeplegen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:718
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 24-03-2015
CiteertitelNJB 2015/696
SamenvattingBeraadslaging naar aanleiding van zittingsonderzoek eerste aanleg zoals het volgens het proces-verbaal van die zitting heeft plaatsgehad: in casu ontbrak in hoger beroep dit proces-verbaal, zodat sprake is van niet-naleving van het voorschrift van art. 442 lid 2 Sv. Niet naleving van dit voorschrift leidt eerst dan tot nietigheid indien de verdachte door het verzuim in enig belang is geschaad. Daarvan is in casu volgens de Hoge Raad geen sprake. Eenvoudige belediging politiefunctionaris door tegen deze ‘kaolo’ te zeggen, art. 266 jo. 267 Sr: een uitlating die jegens iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is gedaan, moet hier als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Daarvan is in het algemeen sprake indien de uitlating woorden bevat die op zichzelf genomen een beledigend karakter hebben. Het oordeel van het hof – dat ervan uit is gegaan dat ‘kaolo’ klootzak betekent – dat ‘kaolo’ een uitlating is die beledigend is en in de onderhavige situatie ook niet anders dan beledigend kan zijn bedoeld getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting.
Samenvatting (Bron)1. Wijzen van arrest mede n.a.v. het onderzoek ttz. in e.a., art. 422.2 Sv. 2. Belediging van een politieambtenaar, art. 266 jo. 267 Sr. Ad 1. Het Hof heeft vastgesteld dat het p-v van de tz. in e.a. ontbreekt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het Hof , anders dan art. 422.2 Sv voorschrijft, niet heeft beraadslaagd n.a.v. het onderzoek op de tz. in e.a., zoals het volgens het p-v van die tz. heeft plaatsgehad. Niet naleving van dit voorschrift is in de wet niet uitdrukkelijk met nietigheid bedreigd en zodanige nietigheid vloeit evenmin voort uit de aard van dat voorschrift. Niet naleving leidt eerst dan tot nietigheid indien verdachte door het verzuim in enig belang is geschaad (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AY9214). I.c. blijkt niet dat verdachte door het verzuim in enig belang is geschaad. Ad 2. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BI5623. Het Hof is ervan uitgegaan dat ‘kaolo’ ‘klootzak’ betekent. ’s Hofs oordeel dat dit een uitlating is die beledigend is en “i.c. (ook) niet anders dan beledigend kan zijn bedoeld” getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is voorts niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:709
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 24-03-2015
CiteertitelNJB 2015/697
SamenvattingHerzieningsaanvraag op novumgrond vanwege gewijzigd deskundigenoordeel omtrent toepasselijke vuurwapencategorie, art. 457 lid 1 sub c Sv: aanvraag gegrond.
Samenvatting (Bron)Herziening i.v.m. gewijzigd deskundigenoordeel. Gegrond.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:712
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 27-02-2015
CiteertitelNJB 2015/698
SamenvattingDeelnemer aan internetpoker kan zich alleen beroepen op vrijheid van dienstenverkeer. Bepaling plaats van vestiging aanbieder internetpoker.
Samenvatting (Bron)Artt. 1, lid 1, letter a en e, art. 2, lid 2, en art. 3, lid 1, letter a en c, Wet KSB (tekst 2009 en 2010); art. 56 VWEU. Plaats van vestiging aanbieder internetpoker is bepalend voor kwalificatie als binnenlands of buitenlands kansspel. Deelnemer aan internetpoker kan zich alleen beroepen op vrijheid van dienstenverkeer. Bepaling plaats van vestiging aanbieder internetpoker.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:471
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 13-03-2015
CiteertitelNJB 2015/699
SamenvattingAlgemeen bestuursrecht. Mandatering rechtsgeldig op grond van elektronisch register van gemandateerde ambtenaren; gebrekkige bekendmaking van mandaatbesluit leidt niet tot nietigheid (vergelijk art. 6:22 Awb). Met de strekking van artikel 10:5, lid 2, Awb, te weten het dienen van de duidelijkheid en bewijsbaarheid van een mandaatbesluit, laat zich verenigen dat ook met elektronisch gecommuniceerde schrifttekens aan de eis van schriftelijkheid kan worden voldaan. Mandaatbesluit had om werking te verkrijgen bekend te worden gemaakt door (zie art. 3:42 Awb) kennisgeving van het besluit of de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant. Nu belanghebbende niet is benadeeld door de gebrekkige bekendmaking, moet worden aangenomen dat, in overeenstemming met het beginsel dat ten grondslag ligt aan art. 6:22 Awb, dit aan de onderhavige beschikking klevende formele gebrek niet tot nietigheid van dit besluit leidt.
Samenvatting (Bron)Antidumpingrechten, algemeen bestuursrecht; art. 10:5, 10:9 en 10:11 Awb, art. 4, 5, 64, 78, 201, 217 en 221 CDW; mandatering rechtsgeldig op grond van elektronisch register van gemandateerde ambtenaren; gebrekkige bekendmaking van mandaatbesluit leidt niet tot nietigheid; de inspecteur mag een uitnodiging tot betaling uitreiken ook indien hij eerder aan een andere persoon voor dezelfde schuld een uitnodiging tot betaling heeft uitgereikt en vernietigd; vertegenwoordiging bij het doen van een douaneaangifte; na het aanvaarden van de douaneaangifte is het vervangen van de persoon van de aangever door een andere persoon niet mogelijk.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:550
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 13-03-2015
CiteertitelNJB 2015/700
SamenvattingStelplicht en bewijslast bij verzoek om schadevergoeding ex art. 8:73 Awb. De door de wetgever beoogde aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht gaat niet zover dat de bestuursrechter moet afwijken van de in het bestuursrecht in het algemeen geldende regels omtrent stelplicht en bewijslast. Art. 6:97 BW brengt niet mee dat de rechter bij de beoordeling of er grond is voor het toekennen van schadevergoeding de overigens gebruikelijke regels van stelplicht en bewijslast buiten toepassing moet laten.
Samenvatting (Bron)Inkomstenbelasting. Procesrecht. Art. 8:73, lid 1, Awb. Stelplicht en bewijslast met betrekking tot geleden schade. Relatie met burgerlijk recht.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:559
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 20-03-2015
CiteertitelNJB 2015/701
SamenvattingVerhouding strafrecht en bestuursrecht / bestuurlijkeboeterecht. Beginselen van behoorlijk bestuur. Zorgvuldigheidsbeginsel. Onschuldpresumptie art. 6 EVRM. Parallelle procedures. Mag bewijsmateriaal dat dat door strafrechter als onrechtmatig verkregen is aangemerkt, worden gebruikt voor belastingheffing en boete-oplegging? Hoge Raad ziet geen aanleiding om terug te komen op het in HR BNB 1992/306 [ECLI:NL:HR:1992:ZC5028] geformuleerd ‘zozeer indruist’-criterium (anders: de A-G). In hoeverre is de belastingrechter gebonden aan een eerder door de strafrechter gegeven oordeel: (i) belastingrechter dient zelfstandig te beoordelen welke feiten als vaststaand kunnen worden aangenomen; (ii) evenmin gebondenheid wat betreft beantwoording van de juridische vraag of de bewijsgaring in een strafzaak onrechtmatig is geweest; wel komt een bijzonder gezag toe aan oordeel strafrechter; daarom bij afwijking motiveringsplicht belastingrechter; (iii) met betrekking tot de vraag of onrechtmatige bewijsgaring tijdens een strafrechtelijk onderzoek, gebruik mag worden gemaakt in de fiscale procedure, is de belastingrechter niet gebonden aan oordeel van de strafrechter (want ander beoordelingskader). Verhouding met 6 EVRM en arrest Melo Tadeu: indien de uitsluiting van het bewijs in de strafzaak heeft geleid tot een vrijspraak, vormt een oordeel van de belastingrechter dat wél op dit bewijs gebaseerd is op zichzelf geen inbreuk op het in art. 6 lid 2 EVRM neergelegde vermoeden van onschuld, tenzij de uitspraak van de belastingrechter twijfel oproept over de juistheid van een vrijspraak van hetgeen de verdachte in de strafzaak werd verweten.
Samenvatting (Bron)Beginselen van behoorlijk bestuur; zorgvuldigheidsbeginsel; art. 359a Sv; gebruik van bewijsmateriaal dat door strafrechter als onrechtmatig verkregen is aangemerkt voor belastingheffing en boete-oplegging. HR BNB 1992/306 (“zozeer indruist”) in het licht van latere rechtspraak over toepassing van art. 359a Sv (rechtsgevolgen van vormverzuimen). Betekenis van een beslissing van de strafrechter over bruikbaarheid van onrechtmatig verkregen bewijs.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:643
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 20-03-2015
CiteertitelNJB 2015/702
SamenvattingImmateriëleschadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn. Indien een belanghebbende door de rechter op alle geschilpunten in het ongelijk wordt gesteld, maar er wel een immateriëleschadevergoeding wordt toegekend, dient de rechter het griffierecht aan belanghebbende te laten vergoeden en een proceskostenvergoeding te worden toegekend (anders: het Hof). Wegingsfactor ‘licht’ (0,5 punt) voor het gewicht van de zaak.
Samenvatting (Bron)Artikel 8:73 Algemene wet bestuursrecht. Indien een belanghebbende door de rechter op alle geschilpunten in het ongelijk wordt gesteld, maar er wel een immateriële schadevergoeding wordt toegekend, dient de rechter het griffierecht aan belanghebbende te laten vergoeden. Ook dient een proceskostenvergoeding te worden toegekend, indien overigens aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:660
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/703
SamenvattingLegaliteitsbeginsel. Terugwerkende kracht. Fenomeen van ‘wetgeven per persbericht’. Vanaf 21 september 2011 wel een grondslag voor heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, als gevolg van (de terugwerkende kracht van) de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, Stb. 2011, 440. Deze wet geeft ook (alsnog) een juridische grondslag voor heffingshandelingen tussen 21 september 2011 en de inwerkingtreding van die wet.
Samenvatting (Bron)Art. 229, lid 1, letter b, Gemeentewet; art. 1, EP, EVRM. Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart, Stb. 2011, 440. Rechten voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart na 21 september 2011 terecht geheven.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:743
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelNJB 2015/704
SamenvattingGriffierecht en diverse belanghebbenden (gerechtigden tot een nalatenschap); van iedere belanghebbende griffierecht te heffen. Door rechtbank benoemde vereffenaar ontleent aan die hoedanigheid geen eigen bevoegdheid tegen de uitspraken op bezwaar rechtsmiddel in te stellen; geen belanghebbende in de zin van artikel 26a AWR.
Samenvatting (Bron)Griffierecht en diverse belanghebbenden (gerechtigden tot een nalatenschap); door rechtbank benoemde vereffenaar ontleent aan die hoedanigheid geen eigen bevoegdheid tegen de uitspraken op bezwaar rechtsmiddel in te stellen; van elke belanghebbende griffierecht te heffen.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:741
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 11-02-2015
CiteertitelNJB 2015/705
SamenvattingSchending onschuldpresumptie bij weigering horecavergunning.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 24 april 2012 heeft het college geweigerd [appellante] een vergunning te verlenen voor de uitoefening van het horecabedrijf Maison Hélène aan de [locatie] te {plaats].
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:331
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 10-03-2015
CiteertitelNJB 2015/706
SamenvattingNiet valt in te zien dat niet als uitgangspunt mag worden genomen dat (voormalig) studenten tijdelijk geen aanspraak kunnen maken op langdurigheidstoeslag.
Samenvatting (Bron)Langdurigheidstoeslag; uitzicht op inkomensverbetering; (voormalig) studenten; uitsluiting in verordening; hardheidsclausule. De Raad komt tot de conclusie dat de gemeenteraad met het vaststellen van artikel 2, tweede lid, in verbinding met artikel 6, van de verordening binnen de grenzen van haar verordenende bevoegdheid is gebleven. (…)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:792
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 24-03-2015
CiteertitelNJB 2015/707
SamenvattingGewijzigd inzicht dat uitsluitend berust op een aanvankelijke onjuiste waardering van feiten en omstandigheden. Dat maakt het besluit van 20 augustus 2012 onrechtmatig. Het college heeft het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar op grond van art. 7:15 lid 2 Awb ten onrechte afgewezen.
Samenvatting (Bron)Uit het bestreden besluit blijkt dat het college de grondslag van het besluit van 20 augustus 2012 niet langer juist achtte. Er is sprake van een gewijzigd inzicht dat uitsluitend berust op een aanvankelijke onjuiste waardering van feiten en omstandigheden. Dat maakt het besluit van 20 augustus 2012 onrechtmatig. De onrechtmatigheid is niet aan appellanten maar aan het college te wijten. Dat door aflossingen hangende de bezwaarfase inmiddels aan de eisen voor kwijtschelding is voldaan, doet aan het vorenstaande niet af. Het college heeft het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, dan ook ten onrechte afgewezen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:875
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 26-03-2015
CiteertitelNJB 2015/708
SamenvattingAan een ontslagregeling zijn partijen gebonden op grond van het beginsel van rechtszekerheid dat niet alleen geldt voor het bestuursorgaan maar ook voor de ambtenaar. Appellant was gebonden aan de afspraak die hij met de korpschef had gemaakt over de beëindiging van zijn dienstverband.
Samenvatting (Bron)Weigering ingangsdatum ontslag met twee jaar uit te stellen in verband met verhoging AOW-leeftijd. Appellant was gebonden aan de afspraak die hij met de korpschef had gemaakt over de beëindiging van zijn dienstverband. Vanwege het ook voor de korpschef geldende beginsel van rechtszekerheid had appellant niet meer de mogelijkheid om zonder instemming van de korpschef zijn ontslagverzoek in te trekken. De verhoging van de AOW-leeftijd waarover tijdens de opname van het eindeloopbaanverlof van appellant meer duidelijk is gekomen, levert geen grond op appellant niet gebonden te achten aan zijn afspraak met de korpschef over de beëindiging van zijn dienstverband. De wijziging van de AOW-leeftijd was voor appellant geen onvoorziene omstandigheid.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:912
Artikel aanvragenVia Praktizijn