Jurisprudentie in Nederland

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie in Nederland
Datum 10-06-2015
Aflevering 4
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 03-02-2015
CiteertitelJIN 2015/72
SamenvattingProeftijd, Schriftelijkheid, Bollemeijer/TPG, Onregelmatige opzegging, Matiging
Samenvatting (Bron)Ingevolge artikel 7:652 lid 2 BW dient de proeftijd schriftelijk te worden overeengekomen en wel - krachtens artikel 7:652 leden 3 en 4 BW - bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Het vierde lid van artikel 7:652 BW bepaalt dat bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een proeftijd van ten hoogste één maand kan worden overeengekomen, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor minder dan twee jaren. Het zesde lid van deze bepaling bepaalt dat van het vierde lid slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden afgeweken ten nadele van de werknemer. In de onderhavige zaak gaat het om een overeengekomen proeftijd van twee maanden, met een proeftijdontslag in de tweede maand, bij een arbeidsovereenkomst met een looptijd van negen maanden. Aangezien tussen partijen vaststaat dat de schriftelijke arbeidsovereenkomst, die is gedateerd op 8 oktober 2012 en waar in artikel 2.2 een proeftijd van twee maanden is opgenomen, die niet eerder dan op 26 of 29 november 2012 door De Wit is ondertekend, is dit proeftijdbeding in strijd met de wet en niet binnen de proeftijd van een maand schriftelijk overeengekomen. Waar tevens tussen partijen vaststaat dat De Wit op 29 november 2012 is ontslagen, komt Bos geen beroep toe op voormeld proeftijdbeding in artikel 2.2 van de arbeidsovereenkomst. Bos heeft zich voorts beroepen op het proeftijdbeding uit de CAO Tuincentra (artikel 2.3 van deze CAO), welke CAO krachtens artikel 10 van de arbeidsovereenkomst op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. De volgende vraag die het hof dient te beantwoorden is of hier sprake is van de uitzondering van het zesde lid. De desbetreffende CAO is niet algemeen verbindend verklaard noch zijn Bos of De Wit aan deze CAO gebonden doordat zij lid zijn van één der CAO-sluitende partijen. De CAO is, ook naar partijen stellen, uitsluitend door incorporatie op de arbeidsovereenkomst van De Wit als Public Relations Manager van toepassing geworden. Ingevolge HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF2166 (Bollemeijer - TPG) rechtvaardigt in beginsel ook een dergelijke door incorporatie toepasselijke CAO dat de daarin vervatte afwijking van zogeheten driekwart bindend recht, op de desbetreffende arbeidsovereenkomst van toepassing is. In dit geval is de arbeidsovereenkomst met het incorporatiebeding evenwel eerst op schrift gesteld nadat de termijn van één maand van artikel 7:652 vierde lid BW reeds was verstreken. Naar 's hofs oordeel kan in dit geval het alsnog van toepassing verklaren van de CAO Tuincentra op het punt van afwijkend beding voor de duur van een proeftijd niet meer ten nadele van de werknemer werken. Bos heeft nog aangevoerd dat ook de toepasselijkheid van de CAO Tuincentra reeds tevoren mondeling zou zijn overeengekomen. Naar 's hofs oordeel kan dit Bos evenwel niet baten. Vast staat immers dat in de volledige eerste maand waarin de arbeidsovereenkomst heeft geduurd er niets tussen partijen op papier stond, noch een proeftijdbeding noch een schriftelijke verwijzing naar de toepasselijkheid van de CAO. Het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:652, tweede lid, BW brengt met zich dat er tenminste enige schriftelijke neerslag van het proeftijdbeding aanwezig is, en bij een proeftijd die uitsluitend op een incorporatiebeding is gestoeld betekent dit dat het beding, om de hier aan de orde zijnde gelding als bedoeld in artikel 7:652, zesde lid, te verkrijgen, schriftelijk moet zijn aangegaan opdat de werknemer duidelijk weet waar hij aan toe is (vgl. hof Leeuwarden 9 november 2005 ECLI:NL:GHLEE:2005:AU5980 ). Het hof gaat derhalve aan de bewijsaanbiedingen zijdens Bos op dit punt voorbij als niet ter zaken dienend. De hiervoor gestelde vraag beantwoordt het hof dan ook in ontkennende zin.
AnnotatorE.F.V. Boot
UitspraakECLI:NL:GHARL:2015:715
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 24-02-2015
CiteertitelJIN 2015/73
SamenvattingOpvolgend werkgeverschap, Ketenregeling, Overgang van onderneming, Gedeeltelijke overgang, Zodanige banden-criterium
Samenvatting (Bron)Overgang van onderneming (art. 7:662 BW) en opvolgend werkgeverschap. Aan de toepasselijkheid van art. 7:668a BW staat niet in de weg dat de werkneemster voor een deel van de werktijd in dienst is gebleven bij de vorige werkgever.
AnnotatorS. Palm
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2015:516
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 03-03-2015
CiteertitelJIN 2015/74
SamenvattingZieke werknemer, Detentie, Loon tijdens ziekte, Geen arbeid, geen loon
Samenvatting (Bron)Zieke werkneemster, die vervolgens wordt gedetineerd, maakt in kort geding aanspraak op (door)betaling van het loon door de werkgever.
AnnotatorA. Stamoulis , R. de Vos
LinkVolledige tekst annotatie (stamoulisadvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:GHARL:2015:1507
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelRechtbank Limburg 15-09-2014
CiteertitelJIN 2015/75
SamenvattingZieke werknemer, Loonopschorting, Schending controlevoorschriften, Bijkomende omstandigheden, Ontslag op staande voet, Vixia/Gerrits
Samenvatting (Bron)---
AnnotatorJ.C.A. Ettema
UitspraakECLI:NL:RBLIM:2014:7965
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelRechtbank Overijssel 04-03-2015
CiteertitelJIN 2015/76
SamenvattingMedezeggenschap, Nalevingsvordering, Deskundige, Kosten ondernemingsraad, Bemiddeling bedrijfscommissie
Samenvatting (Bron)Verzoek OR ex art. 36 WOR. Niet ontvankelijk. Geen te vervullen taak als bedoeld in art. 22 WOR.
AnnotatorA. Briejer
UitspraakECLI:NL:RBOVE:2015:1194
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelGerechtshof Den Haag 18-02-2015
CiteertitelJIN 2015/77
SamenvattingContactregeling met kleinkind, Nauwe persoonlijke betrekking, Familierechtelijke betrekking, Family life
Samenvatting (Bron)Grootmoeder niet-ontvankelijk in verzoek omgangsregeling. Bewijsaanbod gepasseerd.
AnnotatorM.M. Schouten
UitspraakECLI:NL:GHDHA:2015:777
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 26-02-2015
CiteertitelJIN 2015/78
SamenvattingKinderalimentatie, Verwijtbaar inkomensverlies, Voor herstel vatbaar, Bepaling fictief inkomen, Belang aanleveren stukken, Terugbetalingsverplichting alimentatiegerechtigde, Mogelijkheid tot verrekening
Samenvatting (Bron)Kinderalimentatie. Niet voor herstel vatbaar, maar wel verwijtbaar inkomensverlies. Met fictief inkomen rekening houden. Terugbetalingsverplichting vaststellen voor teveel ontvangen kinderalimentatie door alimentatiegerechtigde.
AnnotatorL. van Straten
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2015:789
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelRechtbank Noord-Nederland 25-02-2015
CiteertitelJIN 2015/79
SamenvattingVerdeling huwelijksgemeenschap, Gelden onder uitsluitingsclausule, (Deels prijsgeven) vergoedingsrecht, Reprise
Samenvatting (Bron)Gelden onder uitsluitingsclausule verkregen, vordering op de gemeenschap van goederen, reprise, deels prijs geven van vergoedingsrecht.
AnnotatorE.A. Slappendel
LinkVolledige tekst artikel (La Gro Advocaten)
UitspraakECLI:NL:RBNNE:2015:815
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelHoge Raad 06-02-2015
CiteertitelJIN 2015/80
SamenvattingPersonenvennootschappen, Faillissementsrecht, WSNP
Samenvatting (Bron)Faillissementsrecht. WSNP. Hoge Raad komt terug van regel (laatstelijk HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3574, NJ 2010/15) dat het faillissement van een vof steeds en noodzakelijkerwijs het faillissement van de vennoten ten gevolge heeft. Aard vof, afgescheiden vermogen; afzonderlijke vorderingen op vof en vennoten; schuldsaneringsregeling voor vennoten; HvJEU 15 december 2011, zaak C-191/10, ECLI:EU:C:2011:838, NJ 2012/258 (Rastelli); art. 6 EVRM. Afzonderlijke verzoeken en beoordeling nodig.
AnnotatorJ. van der Kraan
UitspraakECLI:NL:HR:2015:251
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelHoge Raad 27-02-2015
CiteertitelJIN 2015/81
SamenvattingBestuurdersaansprakelijkheid, Persoonlijk ernstig verwijt (indirect) bestuurder
Samenvatting (Bron)Bestuurdersaansprakelijkheid. Slagende klachten tegen oordeel dat (indirect) bestuurder geen persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van na faillissementsaanvraag aan bank verstrekte betalingsopdrachten. Onbekendheid (indirect) bestuurder met terugwerkende kracht faillissement kan mede van belang zijn. Stelplicht terzake. (Samenhang met HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0614, NJ 2012/421)
AnnotatorP. Haas
LinkVolledige tekst annotatie (AKD)
UitspraakECLI:NL:HR:2015:499
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelHoge Raad 20-03-2015
CiteertitelJIN 2015/82
Samenvatting403-verklaring, Groepsvrijstelling, Achterstelling, Doorwerking, Zelfstandige vorderingsrechten
Samenvatting (Bron)Onteigening vermogensbestanddelen en effecten SNS Reaal en SNS Bank. Verzoek tot vaststelling schadeloosstelling, art. 6:8-10 Wft. Recht op volledige vergoeding van de schade, werkelijke waarde onteigende vermogensbestanddeel of effect. Formele rechtskracht onteigeningsbesluit. Betekenis overwegingen ABRvS in uitspraak over rechtmatigheid onteigeningsbesluit voor vaststelling schadeloosstelling; duaal stelsel Wft. Motiveringseisen voor aanbod schadeloosstelling minister? Zelfstandig oordeel Ondernemingskamer Maatstaf waardebepaling onteigende vermogensbestanddelen en effecten, art. 6:9 lid 1 Wft. Peilmoment; te verwachten toekomstperspectief; prijs die zou zijn overeengekomen tussen redelijk handelde partijen (meest biedende gegadigde?). Strekking art. 6:8 en 6:9 Wft. Al dan niet in aanmerking te nemen omstandigheden: hoedanigheid van systeemrelevante financiële instelling, dwangpositie Minister; SREP-besluit van DNB; relatieve betekenis beurskoers; waardeverhogend effect verleende staatssteun (art. 6:9 lid 2 Wft). Achterstelling van onteigende vorderingen. Betekenis oordeel ABRvS over achterstelling. Doorwerking 403-verklaring SNS Reaal op waarde achtergestelde vorderingen. Zijn crediteuren van achtergestelde vorderingen op SNS Bank bij aanspraak op grond van 403-verklaring SNS Reaal ook als achtergesteld te beschouwen ten opzichte van de concurrente crediteuren van SNS Reaal? Uitleg 403-verklaring naar objectieve maatstaven. Verplichtingen SNS Reaal uit hoofde van 403-verklaring; beginsel van gelijkheid van crediteuren (art. 3:277 lid 1 BW). Uitleg overeenkomst van achterstelling tussen crediteuren en SNS Bank (art. 3:277 lid 2 BW), invloed op verhaalspositie crediteuren ten opzichte van derde (SNS Reaal). Aard achterstellingsbeding. Invloed van (uit voldoening van andere 403-vorderingen voortvloeiende) regresvorderingen van SNS Reaal op SNS Bank; art. 6:11 BW. Deskundigenbericht, aan deskundige te verstrekken informatie, medewerkingsplicht partijen, art. 198 lid 3 Rv (HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626 en BB3676, NJ 2010/542 en 543). Kosten van door belanghebbenden ingeschakelde deskundigen: geen schade in de zin van art. 6:8 lid 1 Wft, maar kosten van het geding in de zin van art. 6:11 lid 4 Wft; redelijkheidstoets, rechtspraak art. 50 lid 4 Ow. Verzuim OK om te beslissen met betrekking tot bepaalde obligaties.
AnnotatorJ. van der Kraan
UitspraakECLI:NL:HR:2015:661
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelHoge Raad 20-03-2015
CiteertitelJIN 2015/83
Samenvatting403-verklaring, Groepsvrijstelling, Achterstelling, Doorwerking, Zelfstandige vorderingsrechten
Samenvatting (Bron)Onteigening vermogensbestanddelen en effecten SNS Reaal en SNS Bank. Verzoek tot vaststelling schadeloosstelling, art. 6:8-10 Wft. Recht op volledige vergoeding van de schade, werkelijke waarde onteigende vermogensbestanddeel of effect. Formele rechtskracht onteigeningsbesluit. Betekenis overwegingen ABRvS in uitspraak over rechtmatigheid onteigeningsbesluit voor vaststelling schadeloosstelling; duaal stelsel Wft. Motiveringseisen voor aanbod schadeloosstelling minister? Zelfstandig oordeel Ondernemingskamer Maatstaf waardebepaling onteigende vermogensbestanddelen en effecten, art. 6:9 lid 1 Wft. Peilmoment; te verwachten toekomstperspectief; prijs die zou zijn overeengekomen tussen redelijk handelde partijen (meest biedende gegadigde?). Strekking art. 6:8 en 6:9 Wft. Al dan niet in aanmerking te nemen omstandigheden: hoedanigheid van systeemrelevante financiële instelling, dwangpositie Minister; SREP-besluit van DNB; relatieve betekenis beurskoers; waardeverhogend effect verleende staatssteun (art. 6:9 lid 2 Wft). Achterstelling van onteigende vorderingen. Betekenis oordeel ABRvS over achterstelling. Doorwerking 403-verklaring SNS Reaal op waarde achtergestelde vorderingen. Zijn crediteuren van achtergestelde vorderingen op SNS Bank bij aanspraak op grond van 403-verklaring SNS Reaal ook als achtergesteld te beschouwen ten opzichte van de concurrente crediteuren van SNS Reaal? Uitleg 403-verklaring naar objectieve maatstaven. Verplichtingen SNS Reaal uit hoofde van 403-verklaring; beginsel van gelijkheid van crediteuren (art. 3:277 lid 1 BW). Uitleg overeenkomst van achterstelling tussen crediteuren en SNS Bank (art. 3:277 lid 2 BW), invloed op verhaalspositie crediteuren ten opzichte van derde (SNS Reaal). Aard achterstellingsbeding. Invloed van (uit voldoening van andere 403-vorderingen voortvloeiende) regresvorderingen van SNS Reaal op SNS Bank; art. 6:11 BW. Deskundigenbericht, aan deskundige te verstrekken informatie, medewerkingsplicht partijen, art. 198 lid 3 Rv (HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626 en BB3676, NJ 2010/542 en 543). Kosten van door belanghebbenden ingeschakelde deskundigen: geen schade in de zin van art. 6:8 lid 1 Wft, maar kosten van het geding in de zin van art. 6:11 lid 4 Wft; redelijkheidstoets, rechtspraak art. 50 lid 4 Ow. Verzuim OK om te beslissen met betrekking tot bepaalde obligaties.
AnnotatorE. Baghery
LinkVolledige tekst annotatie (AKD)
UitspraakECLI:NL:HR:2015:661
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 05-02-2015
CiteertitelJIN 2015/84
SamenvattingOnderzoek naar beleid en gang van zaken wegens niet-ingrijpen bij dochters en tegenstrijdig belang bestuurder
Samenvatting (Bron)OK, Enquete, vennootschap grijpt niet in bij dochters die mogelijk onverschuldigde betalingen verrichten, mogelijk tegenstrijdig belang bestuurder. bestuurder wordt geschorst bij wijze van onmiddellijke voorziening.
AnnotatorE.J.H. Zandbergen , m. essaghir
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2015:278
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 24-02-2015
CiteertitelJIN 2015/85
SamenvattingUitkoopprocedure, Hoor en wederhoor, Kostenverhoging deskundigenonderzoek
Samenvatting (Bron)OK; uitkoopprocedure; stelsel van hoor en wederhoor onverkort van toepassing op opmerkingen of verzoeken die partijen in een uitkoopprocedure aan deskundige doen toekomen; partijen vrij om afwijkende afspraken te maken; buiten gemaakte afspraak gehandeld; zozeer tekort gedaan aan stelsel van hoor en wederhoor dat het deskundigenrapport niet de grondslag voor beslissing kan vormen; nieuw deskundigenbericht gelast; vergoeding eerste deskundige bepaald; verzochte kostenverhoging, gedaan na indiening rapport, gehonoreerd.
AnnotatorF. Oostlander
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2015:642
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelRechtbank Amsterdam 13-11-2014
CiteertitelJIN 2015/86
SamenvattingBlokkeringsregeling, Aanbiedingsregeling, Verlof verkoop in beslag genomen aandelen, Rol deurwaarder, Geen prospectusplicht
Samenvatting (Bron)beschikking; verlof verkoop in beslag genomen aandelen; rol deurwaarder; geen prospectusplicht;
AnnotatorR.A. Wolf
LinkVolledige tekst annotatie (Rogierwolf.nl)
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2014:7725
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelJIN 2015/87
Samenvatting(Appel)procesrecht, Grenzen van de rechtsstrijd, Devolutieve werking hoger beroep
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Grenzen van de rechtsstrijd. Hof heeft miskend dat geen grief is gericht tegen afwijzing vordering in eerste aanleg ten aanzien van één van de eisers. HR doet zelf de zaak af.
Annotatorm. essaghir , M.C. van Rijswijk
UitspraakECLI:NL:HR:2015:759
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 27-03-2015
CiteertitelJIN 2015/88
SamenvattingProcesrecht, Bewijsrecht, Belang bij verklaring voor recht dat aansprakelijkheid bestaat
Samenvatting (Bron)Procesrecht, bewijsrecht. Belang bij verklaring voor recht dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, zonder (daaraan gekoppelde) vordering tot schadevergoeding. HR 30 maart 1951, NJ 1952/29. Bewijskracht vonnis strafrechter waarin beroep op noodweer is aanvaard (art. 350 Sv); waardering bewijs (art. 152 lid 2 Rv); dwingende bewijskracht (art. 161 Rv)?
AnnotatorJ. van Weerden
UitspraakECLI:NL:HR:2015:760
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 03-04-2015
CiteertitelJIN 2015/89
SamenvattingBeroepsaansprakelijkheid notaris, Ministerieplicht, Geheimhoudingsplicht notaris, Betekenis oordeel tuchtrechter in civiele aansprakelijkheidsprocedure
Samenvatting (Bron)Beroepsaansprakelijkheid notaris. Ministerieplicht (art. 21 lid 1 Wna). Functie notaris in het rechtsverkeer (HR 15 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1801, NJ 1996/629). Zorgplicht notaris ingeval van vermoeden dat rechten van derden beletsel vormen voor levering of bezwaring; bekendheid verkrijger met wanprestatie van vervreemder (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740, NJ 2014/194). Geheimhoudingsplicht notaris (art. 22 Wna), kenbare feiten. Wanneer dient notaris ministerie te weigeren? Betekenis oordeel tuchtrechter voor aansprakelijkheidsprocedure (HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2080, NJ 2008/528 (Vie d'Or)). Voorrang oudste recht op levering (art. 3:298 BW)?
AnnotatorG.J. de Bock
LinkVolledige tekst annotatie (tk.nl)
UitspraakECLI:NL:HR:2015:831
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 07-04-2015
CiteertitelJIN 2015/90
SamenvattingWitwassen
Samenvatting (Bron)Witwassen, art. 420bis Sr. HR herhaalt recente rechtspraak over de kwalificatie van witwassen, i.h.b. ECLI:NL:HR:2014:3618. I.c. gaat het om onder verdachte in zijn woning aangetroffen geldbedragen van 20.500,- en 9.000,-. 's Hofs bewijsvoering houdt in dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Vervolgens heeft het Hof bij de kwalificatie van het bewezenverklaarde voorhanden hebben van deze geldbedragen als 'witwassen' - in minder juiste bewoordingen - tot uitdrukking gebracht dat niet "aannemelijk" is geworden dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Niet alleen vloeit het tegendeel niet rechtstreeks voort uit 's Hofs bewijsvoering en is door of namens verdachte niets aangevoerd over het op 8 september 2008 voorhanden hebben van die geldbedragen door eigen misdrijf, maar de onder 2 bewezenverklaarde misdrijven (kort gezegd: uitvoer van cocaïne in de maand juni 2008 en voorbereiding van de verkoop enz. van cocaïne op 8 september 2008) zijn ook niet zodanig dat daaruit z.m. volgt dat verdachte de geldbedragen kennelijk door deze misdrijven heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Conclusie AG: anders.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
UitspraakECLI:NL:HR:2015:888
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 07-04-2015
CiteertitelJIN 2015/91
SamenvattingGedragsbeïnvloedende maatregel
Samenvatting (Bron)Jeugdzaak. Art. 77w Sr. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn door het multidisciplinaire team van de Raad opgemaakte rapport geadviseerd verdachte een gedragsmaatregel a.b.i. art. 77w Sr (GBM) op te leggen. De psycholoog heeft in zijn separaat opgemaakte rapport geconcludeerd dat het opleggen aan de verdachte van een GBM een te zware maatregel is. Het Hof heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd. Het middel berust op de opvatting dat het onderhavige advies van de Raad voor de Kinderbescherming moet worden ondersteund door een separaat advies met een gelijkgerichte conclusie van een gedragsdeskundige. Die opvatting is onjuist. Tekst noch strekking van art. 77w.2 Sr rechtvaardigt die opvatting.
AnnotatorM.L.C.C. de Bruijn-Lückers
UitspraakECLI:NL:HR:2015:905
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 07-04-2015
CiteertitelJIN 2015/92
SamenvattingHoofdelijke aansprakelijkheid bij ontneming
Samenvatting (Bron)Profijtontneming. Hoofdelijke aansprakelijkheid. Art. 36e.7 Sr. HR beperkt de hoofdelijke aansprakelijkheid. Deze zal zich naar verwachting slechts in een beperkt aantal gevallen voordoen. 1. s Hofs oordeel dat het wederrechtelijk voordeel dat door betrokkene is verkregen uit het feit waarvoor hij in de hoofdzaak is veroordeeld moet worden geschat op 9.298,-, is niet toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het gaat om diefstal met braak in vereniging. s Hofs overweging dat niet kan worden vastgesteld welk aandeel van het totale voordeel aan betrokkene kan worden toegerekend, is in dit verband geen toereikende motivering, nu de vaststelling dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en de schatting van de omvang daarvan vooraf gaan aan de vraag welk aandeel van het totale voordeel aan betrokkene moet worden toegerekend. 2. Toepassing van art. 36e.7 Sr. De HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:1997:AB7714 en ECLI:NL:HR:2004:AQ8489 omtrent het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel en de mogelijkheid van pondspondsgewijze toerekening aan mededaders. Uit de wetsgeschiedenis bij art. 36e.7 Sr volgt dat met de daarin voorziene regeling niet is beoogd af te doen aan het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel. Art. 36e.7 Sr, dat voorziet in de mogelijkheid van hoofdelijke aansprakelijkheid voor een gezamenlijke betalingsverplichting, moet zo worden begrepen dat het gaat om individuele verplichtingen tot betaling aan de staat van het totale bedrag van het geschatte wederrechtelijk voordeel dat door twee of meer personen uit een door hen gepleegd strafbaar feit is verkregen. Alleen indien het verkregen wederrechtelijk voordeel als gemeenschappelijk voordeel kan worden aangemerkt waarover ieder van de mededaders kan beschikken of heeft kunnen beschikken, tast oplegging van een hoofdelijke betalingsverplichting het karakter van de ontnemingsmaatregel niet aan. Dit gemeenschappelijk voordeel kan dan aan ieder van de mededaders voor het geheel worden toegerekend. Indien door twee of meer personen een strafbaar feit is gepleegd dat wederrechtelijk voordeel heeft opgeleverd, kan daaraan echter niet z.m. de conclusie worden verbonden dat het verkregen voordeel als gemeenschappelijk voordeel moet worden aangemerkt. Het hangt af van de omstandigheden van het geval wanneer daarvan sprake zal zijn. Conclusie AG: anders.
AnnotatorC.J.A. de Bruijn
UitspraakECLI:NL:HR:2015:873
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 14-01-2015
CiteertitelJIN 2015/93
SamenvattingAcceptatie van melding van een uitweg vanaf een woonperceel, Besluit, Rechtshandeling, Verbod aanleg uitweg, Uitblijven reactie op melding, Voor de rechtsbescherming met een besluit gelijkgesteld, Voorwaarden verbonden aan melding, Verduidelijking jurisprudentie
Samenvatting (Bron)Bij brief van 27 juni 2012 heeft het college de melding van [aanvrager] van de uitweg vanaf het woonperceel [locatie 1] te [plaats] geaccepteerd en hieraan voorschriften verbonden.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:14
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 20-1-2015, 201405164/2/A3
CiteertitelJIN 2015/94
SamenvattingVerzoek om informatie te verschaffen, Bestuursorgaan, Besluit, Absolute competentie
AnnotatorS.A.L. van de Sande
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 21-01-2015
CiteertitelJIN 2015/95
SamenvattingOmgevingsvergunning, Toegang tot rechter, Relativiteitsvereiste
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 22 juli 2013 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het pand op het perceel [locatie] in Groningen (hierna onderscheidenlijk: het pand en het perceel) als restaurant voor de duur van 15 jaar en het wijzigen van de gevels van het pand.
AnnotatorR.J.N. Schlössels
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:96
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelCentrale Raad van Beroep 19-12-2014
CiteertitelJIN 2015/96
SamenvattingHeroverweging in bezwaar, Reformatio in peius, Rechtszekerheid
Samenvatting (Bron)Intrekking WAO-uitkering, die ten onrechte op grond van artikel 43a van de WAO is toegekend. Effectuering per toekomende datum. Voldoende medische grondslag. Er kan geen rekening worden gehouden met de door appellante gestelde toename van haar psychische klachten, omdat in de FML geen beperkingen in verband met deze klachten waren opgenomen. Niet gebleken van een toename van de fysieke beperkingen van appellante.
AnnotatorA.M.M.M. Bots
UitspraakECLI:NL:CRVB:2014:4322
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 30-12-2014
CiteertitelJIN 2015/97
SamenvattingSubsidieverlening, Lagere subsidievaststelling, Opgewekt vertrouwen, Vertrouwensbeginsel, Reformatio in peius
Samenvatting (Bron)Regeling LNV-subsidies, onderdeel: collectieve acties in de visketen subsidieverlening lagere subsidievaststelling opgewekt vertrouwen
AnnotatorA.M.M.M. Bots
UitspraakECLI:NL:CBB:2014:485
Artikel aanvragenVia Praktizijn