Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 01-07-2015
Aflevering 26
RubriekVooraf
TitelBelastinghervorming en Bevingsbelasting
CiteertitelNJB 2015/1246
SamenvattingDe belastinghervormers kunnen nog een nieuwe bestemmingsheffing overwegen: een aardbevingsbelasting ten laste van de bevingveroorzakers, die aftrekbaar is voor de vennootschapsbelasting, zodat ook de Staat 25% meebetaalt.
Auteur(s)P.J. Wattel
Pagina1707-1707
LinkVolledige tekst artikel (NJBlog)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelRegulering van de aardgaswinning in Groningen - Nieuwe uitdagingen gekoppeld aan Napoleontische uitgangspunten
CiteertitelNJB 2015/1247
SamenvattingRecente ontwikkelingen rondom het Groningengasveld tonen de noodzaak aan van een heroverweging van het bestaande reguleringskader. De Mijnbouwwet zal op een aantal relevante onderdelen moeten worden aangepast. Dit betreft om te beginnen de positie en de belangen van de betrokken burgers. Het lijkt daarnaast evident om in dit kader ook nog eens naar de rol van de Technische Commissie Bodembeweging te kijken, die juist werd ingesteld om de belangen van de burger bij de olie- en gaswinning te behartigen. Ook wordt aanbevolen om de rol en aard van het winningsplan nog eens onder ogenschouw te nemen. Recente ervaringen hebben bovendien wederom aangetoond dat onafhankelijk toezicht cruciaal is bij het gehele proces van checks and balances. Wettelijke verankering van de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen is in dat kader noodzakelijk.
Auteur(s)M.M. Roggenkamp
Pagina1708-1715
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelGaswinning en het recht op veiligheid
CiteertitelNJB 2015/1248
SamenvattingBij het beoordelen van het winningsplan dient de minister eerst de vraag te beantwoorden of het winningstempo en de winningswijze alsmede de door de NAM met het oog op de veiligheid voorgestelde maatregelen voldoen aan de minimale Europeesrechtelijke maatstaven. Waarborgt het winningsplan het recht op leven niet of onvoldoende, dan dient de minister niet met het ongewijzigde plan in te stemmen. Het recht op leven is niet ‘afkoopbaar’ met een schadevergoeding. Dat is tot nu toe wel de benaderingswijze van de minister geweest.
Auteur(s)J.G. Brouwer
Pagina1716-1723
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelAansprakelijkheid van de mijnbouwexploitant - Over causaliteit en preventie
CiteertitelNJB 2015/1249
SamenvattingMijnbouw in Nederland heeft een lange traditie en begint niet bij Slochteren. Ook de schadevergoeding als gevolg van mijnbouw kent een lange traditie. De Mijnwet 1810 (Napoleon) kende een absolute aansprakelijkheid van de mijnbouwexploitant voor de schade die de huiseigenaar daardoor leed (artikel 15). In 2003 was de Mijnwet van 1810 – nadat zij twee keer was aangepast – rijp om te worden vervangen. Bij de totstandkoming werd lang gesproken over de omkering van de bewijslast, maar uiteindelijk koos de wetgever hier niet voor. Nu ligt er een initiatief van een tweetal Kamerleden in de vorm van een amendement op de Mijnbouwwet, dat reeds in de Tweede Kamer werd aangenomen. Is dat nodig, verstandig, lost het problemen op? Naast de causaliteitskwestie wordt in deze bijdrage (kort) ingegaan op de vraag onder welke omstandigheden de kosten die gepaard gaan met preventieve maatregelen op de exploitant kunnen worden verhaald.
Auteur(s)F.T. Oldenhuis
Pagina1724-1732
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelGeldt het Burgerlijk Wetboek nog in Groningen? Over de aansprakelijkheid van de NAM voor waardedaling van onroerende zaken
CiteertitelNJB 2015/1250
SamenvattingDe NAM heeft eenzijdig allerlei schaderegelingen in het leven geroepen en wil slechts op die basis schade vergoeden. Waar deze regelingen afwijken van het Burgerlijk Wetboek wordt dit de facto terzijde geschoven wanneer op die basis wordt afgewikkeld. Toetsing door de rechter van deze regelingen – in individuele procedures of collectieve acties – is van belang. In deze bijdrage staat de vraag centraal onder welke voorwaarden recht bestaat op vergoeding van de waardevermindering van onroerende goed. Voor beantwoording van deze vraag is gekozen vanwege de omvang van de op het spel staande financiële belangen en de actualiteit ervan, er is namelijk terzake een procedure aanhangig. De voorwaarden van de regeling van de NAM (par. 1) worden getoetst aan de regels van het schadevergoedingsrecht (par. 2). Paragraaf 3 bevat enkele slotoverwegingen.
Auteur(s)A.J. Verheij
Pagina1733-1738
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelAansprakelijkheid voor aardbevingsschade vanuit rechtseconomisch perspectief - Een kwestie van beschermingsniveau
CiteertitelNJB 2015/1251
SamenvattingVanuit rechtseconomisch perspectief kan worden gesteld dat voor een correcte internalisering van de aardbevingskosten de maximale variant van schadecompensatie nodig is. Deze vorm leidt ertoe dat alle relevante toekomstige aardbevingskosten worden vergoed. Tevens ontstaat daardoor een economisch correcte prikkel voor bij de winning en exploitatie betrokken partijen om de totale (maatschappelijke) kosten in ogenschouw te nemen. Deze vorm van compensatie geeft aan burgers het belangrijke signaal af dat zij hun belangen gerespecteerd weten.
Auteur(s)O. Couwenberg
Pagina1739-1744
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGaswinning Groningen
TitelAardbevingen en rechtsbedeling - De (on)mogelijkheden van governance als alternatief voor rechtspraak
CiteertitelNJB 2015/1252
SamenvattingVanuit rechtseconomisch perspectief kan worden gesteld dat voor een correcte internalisering van de aardbevingskosten de maximale variant van schadecompensatie nodig is. Deze vorm leidt ertoe dat alle relevante toekomstige aardbevingskosten worden vergoed. Tevens ontstaat daardoor een economisch correcte prikkel voor bij de winning en exploitatie betrokken partijen om de totale (maatschappelijke) kosten in ogenschouw te nemen. Deze vorm van compensatie geeft aan burgers het belangrijke signaal af dat zij hun belangen gerespecteerd weten.
AnnotatorH.E. Bröring , J. Roelfsema
Pagina1745-1753
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 24-02-2015, 30587/13
CiteertitelNJB 2015/1253
SamenvattingGodsdienstvrijheid. Verstoring godsdienstige viering door demonstratie. Gebrekkig onderzoek naar gewelddadigheden. Schending.
CASE OF KARAAHMED v. BULGARIA
Samenvatting (Bron)Preliminary objection dismissed (Article 34 - Victim);Preliminary objection dismissed (Article 35-1 - Exhaustion of domestic remedies);Remainder inadmissible;Violation of Article 9 - Freedom of thought conscience and religion (Article 9 - Positive obligations;Article 9-1 - Freedom of religion;Manifest religion or belief);Non-pecuniary damage - award (Article 41 - Non-pecuniary damage;Just satisfaction)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2015:0224JUD003058713
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - HvJ EU
TitelHvJ EU 04-06-2015, C-543/13, ECLI:EU:C:2015:359
CiteertitelNJB 2015/1254
SamenvattingSociale zekerheid van migrerende werknemers. Verordening 1408/71. Begrip ‘pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten’. Verstrekkingen. Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat. Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering wordt afgesloten. Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten. Nuttig effect van verordening 1408/71.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 juni 2015.#Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen E. Fischer-Lintjens.#Verzoek van de Centrale Raad van Beroep om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 27 - Bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b) - Begrip ,pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten' - Verstrekkingen - Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat - Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering is afgesloten - Verklaring van niet-verzekering krachtens de wettelijke regeling inzake de verplichte zorgverzekering van de woonlidstaat - Ontbreken, als gevolg daarvan, van de verplichting tot betaling van bijdragen in die lidstaat - Intrekking met terugwerkende kracht van die verklaring - Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten - Onderbreking van de dekking van het risico van ziekte door een dergelijke verzekering - Nuttig effect van verordening nr. 1408/71.#Zaak C-543/13.
UitspraakECLI:EU:C:2015:359
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - HvJ EU
TitelHvJ EU 04-06-2015, C-579/13, ECLI:EU:C:2015:369
CiteertitelNJB 2015/1255
SamenvattingStatus van langdurig ingezeten derdelanders. Richtlijn 2003/109/EG. Art. 5 lid 2, art. 11 lid 1. Nationale wettelijke regeling die aan derdelanders die de status van langdurig ingezetene hebben verworven, op straffe van een geldboete een inburgeringplicht oplegt, waarvoor een examen moet worden behaald.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 juni 2015.#P en S tegen Commissie Sociale Zekerheid Breda en College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amstelveen.#Verzoek van de Centrale Raad van Beroep om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Status van langdurig ingezeten derdelanders - Richtlijn 2003/109/EG - Artikelen 5, lid 2, en 11, lid 1 - Nationale wettelijke regeling die aan derdelanders die de status van langdurig ingezetene hebben verworven, op straffe van een geldboete een inburgeringplicht oplegt, waarvoor een examen moet worden behaald.#Zaak C-579/13.
UitspraakECLI:EU:C:2015:369
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1256
SamenvattingOnrechtmatige overheidsdaad. In een landelijk gebied ligt een voormalige dienstwoning. Het college van B&W zegt aan de eigenaar van de woning toe dat het de woning in het ontwerp-bestemmingsplan zal opnemen met de bestemming ‘woondoeleinden’. Het college komt de toezegging niet na. De eigenaar vordert schadevergoeding. HR: 1. Formele rechtskracht. De vordering stuit niet af op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan. 2. Kansschade. De schade bestaat in een gemiste kans op verwezenlijking van de plannen van de eigenaar. Het onzekere antwoord op de vraag of het bestemmingsplan met inbegrip van de woonbestemming voor de woning tot stand zou zijn gekomen dient tot uitdrukking te komen in de bepaling van de grootte van die kans, derhalve in de schadeberekening. Indien geen grond bestaat om op voorhand ervan uit te gaan dat die kans nihil of zeer klein is, dient de schade zo nodig bij wijze van schatting te worden bepaald.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Onjuiste inlichtingen gemeente? Niet-nakomen toezegging door B&W betreffende ontwerpbestemmingsplan. Staat formele rechtskracht bestemmingsplan aan schadevordering in de weg? Grondslag vordering; gemiste kans als gevolg van niet-nakoming toezegging. Causaal verband tussen niet-nakoming en gemiste kans, begroting schade.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1683
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1257
SamenvattingBenadeelde partij. Vordering in strafzaak. Hoger beroep. HR: De strafrechter in eerste aanleg heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij van oordeel was dat de vordering niet was gebaseerd op het aan de verdachte gemaakte strafrechtelijk verwijt. Tegen deze beslissing heeft de wet geen hoger beroep opengesteld. In een bijzondere appelmogelijkheid behoeft ook niet te worden voorzien.
Samenvatting (Bron)Strafprocesrecht. Ontvankelijkheid hoger beroep bij burgerlijke rechter tegen niet-ontvankelijkverklaring door strafrechter van benadeelde partij. Uitleg art. 421 lid 4 Sv.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1688
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1258
SamenvattingSchuldsanering. Teruggevorderde uitkering. Ten aanzien van iemand die een Wwb-uitkering geniet, wordt de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Vervolgens vordert de gemeente een deel van de genoten uitkering terug. Daarna wordt de schone lei verleend. Valt de vordering tot terugbetaling van te veel genoten uitkering onder de schone lei-verklaring? HR: Indien het besluit tot terugvordering van bijstand die in de periode voorafgaand aan het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling ten onrechte is genoten, pas na het van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling is genomen, valt de vordering tot terugbetaling onder de werking van de schuldsaneringsregeling.
Samenvatting (Bron)WSNP. Valt vordering gemeente tot terugbetaling teveel ontvangen bijstandsuitkering onder schone lei van art. 358 lid 1 Fw? Datum ontstaan vordering terugbetaling; intrekkingsbesluit met werking voor verleden (art. 54 lid 3 en 58 Wwb). Analoge toepassing art. 299 lid 1 onder b Fw.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1693
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1259
SamenvattingDeelgeschil. Hoger beroep. HR: 1. Cassabiliteit. Tegen de uitspraak in het hoger beroep dat op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv tegen een deelgeschilbeschikking is ingesteld, staat cassatieberoep open. 2. Tussentijds cassatieberoep. Een uitspraak in het hoger beroep tegen een deelgeschilbeschikking dat is ingesteld op de voet van art. 1019cc lid 3, aanhef en onder a, Rv, is een tussenuitspraak, tenzij het hof zelf de zaak heeft afgedaan. 3. Dagvaardingsprocedure. De procedure waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv (mede) wordt opgekomen tegen een beschikking in een deelgeschil, is een dagvaardingsprocedure. 4. Proceskosten. De regeling van art. 1019aa Rv ter zake van proceskosten is niet van toepassing op de procedure waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv wordt opgekomen tegen de deelgeschilbeschikking.
Samenvatting (Bron)Deelgeschilprocedure, art. 1019w Rv. Cassatieberoep tegen uitspraak in hoger beroep tegen deelgeschilbeschikking, art. 1019cc lid 3 en art. 398 Rv; cassatieberoep tegen tussenuitspraak, art. 1019cc lid 3 onder a en art. 401a lid 2 Rv. Is procedure op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv dagvaardings- of verzoekschriftprocedure? Wisselbepaling, art. 69 Rv. Begroting kosten in art. 1019cc lid 3-procedure; is art. 1019aa Rv van toepassing?
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1689
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1260
SamenvattingCollectieve actie. Het Dr. Sarphatihuis in Amsterdam is een instelling voor onder meer demente personen. In 2013 werd daar een onaangekondigde actie gevoerd, waarbij leidinggevenden niet tot de instelling werden toegelaten. Was de actie onrechtmatig? HR: De Hoge Raad nuanceert de betekenis van zijn eerdere rechtspraak over de onrechtmatigheid van collectieve acties en geeft een aangepast beoordelingskader: zie hoofdtekst. Tegen deze achtergrond is de rechtsopvatting van het hof onjuist.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Kort geding. Vordering tot verbod onaangekondigde collectieve acties. Beoordeling rechtmatigheid collectieve acties, art. 6 en art. G ESH (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077). Nuancering van in rechtspraak ontwikkelde ‘spelregels’ (vgl. HR 30 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9402, NJ 1986/688, en HR 28 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4618, NJ 2000/292). Maatstaf beoordeling, verdeling stelplicht. Gevaar voor geestelijke of lichamelijke gezondheid van kwetsbare personen (vgl. HR 22 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0424, NJ 1992/508). Aard collectieve actie (bedrijfsbezetting?).
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1687
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1261
SamenvattingIncidenteel appel. HR: Het hof heeft miskend dat in het verweerschrift in hoger beroep een incidenteel appel besloten lag.
Samenvatting (Bron)Personen- en familierecht. Alimentatie. Grenzen rechtsstrijd. Ligt in verweerschrift incidenteel appel besloten? Uitleg gedingstukken.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1690
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 19-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1262
SamenvattingToegang tot de rechter. Verplichte procesvertegenwoordiging. Het cassatieverzoekschrift is niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit gebrek is niet hersteld. HR: Het beroep dat verzoekers ter rechtvaardiging van dit gebrek hebben gedaan op art. 6 EVRM, faalt op de in de conclusie van de A-G vermelde gronden.
Samenvatting (Bron)Niet-ontvankelijkheid. Cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad, art. 426a lid 1 Rv. Beroep op art. 6 EVRM.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1684
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 16-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1263
SamenvattingValse aangifte, art. 188 Sr: deze bepaling ziet op het geval dat aangifte of klacht is gedaan van een strafbaar feit met de wetenschap dat dit feit in het geheel niet is gepleegd, met dien verstande dat voor toepassing van die bepaling voldoende is dat in de aangifte opzettelijk in strijd met de waarheid, feiten worden meegedeeld in zodanige bewoordingen dat degene aan wie de aangifte wordt gedaan, daaruit moet begrijpen dat op zekere tijd en plaats een bepaald strafbaar feit is gepleegd. In casu sprake van valse aangifte omdat hetgeen verdachte tijdens een gesprek met twee rechercheurs van de zedenafdeling van de politie heeft verklaard over haar vermeende slachtofferschap in een zedenzaak als een uitbreiding, versterking en verzwaring van een eerdere aangifte door de moeder van de verdachte werd beschouwd.
Samenvatting (Bron)Jeugdzaak. 1. Valse aangifte. Art. 188 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2011:BR2981: Art. 188 Sr heeft betrekking op het geval dat aangifte of klacht is gedaan van een strafbaar feit met de wetenschap dat dit feit in het geheel niet is gepleegd met dien verstande dat voor toepassing van die bepaling voldoende is dat in de aangifte opzettelijk in strijd met de waarheid, feiten worden meegedeeld in zodanige bewoordingen dat degene aan wie de aangifte wordt gedaan, daaruit moet begrijpen dat op zekere tijd en plaats een bepaald strafbaar feit is gepleegd. In zijn overweging dat hetgeen verdachte tijdens het gesprek op 27 oktober 2011 met 2 rechercheurs van de zedenafdeling van de politie heeft verklaard als een uitbreiding, versterking en verzwaring van een eerdere aangifte door de moeder van verdachte werd beschouwd, heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat bedoelde rechercheurs uit de door verdachte op 27oktober 2011 afgelegde nadere verklaring hebben begrepen dat op zekere tijd en op een aangegeven plaats het door verdachte in die verklaring vermelde strafbare feit was gepleegd. Gelet op het voorgaande geeft ’s Hofs oordeel dat sprake is van een aangifte i.d.z.v. art. 188 Sr niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 2. Bewijsklacht: mist feitelijke grondslag.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1654
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 16-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1264
SamenvattingFictieve informatie als geheim dat uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift moet worden bewaard, art. 272 Sr? In casu is dat het geval nu de (deels) gefingeerd/ verzonnen informatie bestemd was om niet verder te worden bekendgemaakt.
Samenvatting (Bron)Falende bewijsklacht art. 272 Sr. Is fictieve informatie aan te merken als een geheim a.b.i. art. 272 Sr? Vervolg op ECLI:NL:HR:2011:BP4650. Het middel is gebaseerd op de opvatting dat de informatie betreffende een ontmoeting tussen X en Y niet kan worden aangemerkt als een geheim dat bewaring verdient, aangezien die informatie (deels) gefingeerd/verzonnen was. Die opvatting is onjuist, nu deze naar het Hof heeft vastgesteld was bestemd om niet verder te worden bekendgemaakt.
Pagina
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1662
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 16-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1265
SamenvattingVraag of opzetheling tevens schuldheling omvat: opzettelijk handelen sluit op zichzelf niet uit dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ‘redelijkerwijs moest vermoeden’ dat het geld uit misdrijf afkomstig was en dat het handelen van de verdachte daarom kan worden aangemerkt als schuldwitwassen, art. 420quater Sr.
Samenvatting (Bron)OM-cassatie. Verhouding opzet en schuld. ’s Hofs oordeel komt er - kort gezegd - op neer dat het Hof van oordeel is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - het niet tenlastegelegde - “opzetwitwassen” , terwijl het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen voor het tenlastegelegde “schuldwitwassen”. Indien het Hof tot uitdrukking heeft willen brengen dat niet kon worden bewezen dat verdachte “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was omdat sprake was van “opzettelijk” handelen van verdachte en van “opzetwitwassen”, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de daaraan ten grondslag liggende redenering onjuist is. Dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld sluit op zichzelf niet uit dat, indien zulks is tenlastegelegd, bewezen kan worden verklaard dat verdachte “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was en dat het handelen van verdachte daarom kan worden aangemerkt als “schuldwitwassen” a.b.i. art. 420quarter Sr. Indien het Hof niet van bovenstaande onjuiste opvatting is uitgegaan, is het oordeel dat niet kon worden bewezen dat “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was, niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen hetgeen het Hof heeft vastgesteld omtrent het aangetroffen geld en omtrent het ontbreken van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1660
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 16-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1266
SamenvattingRoekeloosheid in filefuik-zaak, art. 6 jo. 175 WVW 1994: in casu toereikende bewijsvoering voor roekeloosheid nu uit de bewijsvoering door het hof kan worden afgeleid dat het hof acht heeft geslagen op het samenstel van gedragingen van de verdachte, welk samenstel roekeloosheid impliceert. Vordering benadeelde partij van rechtsbijstandkosten, art. 592a Sv: zulke kosten gelden als proceskosten waaromtrent de rechter ingevolge art. 592a Sv in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven. Daarbij mag de rechter in hoger beroep vrij een hoger bedrag in aanmerking nemen dan het bedrag van de in eerste aanleg toegewezen kosten. De wettelijke motiveringsvoorschriften strekken zich niet uit tot de daarin opgenomen beslissing omtrent het bedrag der kosten noch tot de vaststelling van wat tot die kosten moet worden gerekend.
Samenvatting (Bron)Filefuik-zaak. 1. Roekeloosheid, art. 6 jo. art. 175 WVW 1994. 2. Klacht over toewijzing door de bp-en gevorderde kosten voor rechtsbijstand, art. 592a Sv. Ad 1. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:960. V.zv. het middel klaagt dat ’s Hofs motivering tekortschiet nu de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet z.m. toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte “roekeloos” i.d.z.v. art. 6 jo. art. 175 WVW 1994 heeft gereden, faalt het. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat het Hof acht heeft geslagen op het samenstel van gedragingen van verdachte, welk samenstel eruit bestaat dat verdachte, kort gezegd, als bestuurder van een motorrijtuig, terwijl hij aan verschillende achtervolgende politieauto’s probeerde te ontkomen, zonder voldoende aandacht voor het overige verkeer over een afstand van ruim 25 km met snelheden variërend tussen 120 en 160 km/u en daarmee met aanmerkelijke overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheden heeft gereden, waarbij hij links en rechts slingerend andere weggebruikers heeft ingehaald, meerdere achtervolgende politieauto’s heeft geramd en uiteindelijk met hoge snelheid tegen de auto van het so. is aangereden terwijl verdachte niet beschikte (en ook nooit heeft beschikt) over een rijbewijs en hij verkeerde onder invloed van het gebruik van cannabis. Aldus heeft het Hof toereikend in zijn bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier een uitzonderlijk geval a.b.i. ECLI:NL:HR:2013:960, rov. 4.4 voordoet. Ad 2. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2000:ZD1786 en HR 22 mei 1935, NJ 1936/1064. Op deze overwegingen stuit de klacht af. Ambtshalve: strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1656
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 16-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1267
SamenvattingHoren als getuige van rechter-commissaris aangaande de aan een NN-getuige verleende status van bedreigde getuige: de beantwoording van de vraag of een getuige terecht als een bedreigde getuige in de zin van art. 226a Sv is aangemerkt, is onttrokken aan het oordeel van de zittingsrechter, tenzij bijzondere fundamentele gebreken in de zin van art. 6 EVRM kleven aan de wijze van totstandkoming of aan de inhoud van een door de rechter ingevolge de art. 226a en/of 226b Sv omtrent een getuige gegeven bevel; daarom in casu noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Horen als getuige van rechter-commissaris aangaande betrouwbaarheid van verklaringen van NN-getuige: dit verzoek, dat in casu voor het eerst is gedaan ter terechtzitting in hoger beroep, is – via art. 415 Sv – een verzoek in de zin van art. 331 lid 1 Sv jo. art. 328 Sv om toepassing te geven aan art. 315 Sv; noodzakelijkheidscriterium van toepassing.
Samenvatting (Bron)Afwijzingen getuigenverzoeken. 1. Verzoek horen R-C ter toetsing van de aan NN-getuige verleende status van bedreigde getuige. 2. Verzoek horen R-C over betrouwbaarheid van de door de bedreigde getuige afgelegde verklaring. Ad 1. HR herhaalt maatstaf uit ECLI:NL:HR:1998:ZD1214, NJ 1999/88. Het Hof heeft deze maatstaf niet miskend en zijn oordeel is gelet op hetgeen is aangevoerd ook niet onbegrijpelijk. Ad 2. Dit verzoek is een verzoek a.b.i. art. 331.1 jo 328 jo 315 Sv. Het Hof heeft de juiste maatstaf toegepast en zijn beslissing is, mede gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1664
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 29-05-2015
CiteertitelNJB 2015/1268
SamenvattingBestuurlijke boeterecht. De vraag of een rechtspersoon opzet of grove schuld valt te verwijten, moet in het fiscale bestuurlijke boeterecht, evenals in het strafrecht, worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. De enkele omstandigheid dat de gedraging van een derde, zoals een personeelslid of een externe kracht, aan een rechtspersoon wordt toegerekend, kan niet rechtvaardigen dat het bij die derde aanwezige opzet of diens grove onzorgvuldigheid wordt aangemerkt als opzet of grove schuld van de rechtspersoon.
Samenvatting (Bron)Art. 13 bis, lid 1 Wet LB 1964 en art. 67f, lid 1 AWR. Artikel 13bis, lid 1 Wet LB 1964 niet van toepassing indien auto’s alleen worden gebruikt voor uitvoering van bepaalde opdrachten in het belang van de werkgever. De vraag of een rechtspersoon opzet of grove schuld valt te verwijten, moet in het fiscale bestuurlijke boeterecht, evenals in het strafrecht, worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 29-05-2015
CiteertitelNJB 2015/1269
SamenvattingEén dwangsom voor twee te laat gedane uitspraken op bezwaar betreffende twee afzonderlijke WOZ-beschikkingen.
Samenvatting (Bron)art. 4:17 Awb; één dwangsom voor twee te laat gedane uitspraken op bezwaar (naast elkaar gelegen woningen).
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1352
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 05-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1270
SamenvattingPrejudiciële vragen ter zake van de Dienstenrichtlijn. Leges ter zake verzoek om instemming (met graafwerkzaamheden) als bedoeld in de Telecommunicatiewet. Zijn leges bij de toepassing van het Unierecht aan te merken als belastingen, althans als belastingen in de zin van de Dienstenrichtlijn? Valt onder reikwijdte Dienstenrichtlijn ook een zuiver interne situatie? Valt instemmingsvereiste onder Dienstenrichtlijn? Juridische betekenis van een in een overweging in preambule vermelde begrenzing die niet in de bewoordingen van de Dienstenrichtlijn zelf tot uitdrukking lijkt te zijn gebracht? Leent art. 13 lid 2 Dienstenrichtlijn zich voor rechtstreekse toepassing? Verschillende vragen inzake de voorwaarde dat de kosten evenredig moeten zijn met de kosten van de vergunningprocedures.
Samenvatting (Bron)Art. 2, lid 3, art. 4 en art. 13, lid 2, Dienstenrichtlijn. Hoge Raad stelt prejudiciële vragen ter zake van toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn en uitleg van art. 13, lid 2, van die richtlijn.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:1467
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 27-05-2015
CiteertitelNJB 2015/1271
SamenvattingProactieve aanwijzing kan ook worden gegeven als college van gedeputeerde staten geen gebruik heeft gemaakt van ter beschikking staande wettelijke middelen als het geven van een reactieve aanwijzing of het instellen van beroep.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 juni 2014 heeft het college besloten de raad van de gemeente Hardenberg (hierna: de raad) een aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Bergentheim overeenkomstig de bij de aanwijzing gegeven voorschriften.
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:1652
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 27-05-2015
CiteertitelNJB 2015/1272
SamenvattingDwangsom bij niet tijdig beslissen. Van een prematuur beroep is geen sprake in het geval na de indiening van een ingebrekestelling de omstandigheden zodanig wijzigen dat van een aanvrager niet (meer) kan worden gevergd dat hij de resterende termijn van de ingebrekestelling afwacht alvorens hij beroep zou kunnen instellen.
Samenvatting (Bron)Een redelijke uitleg van artikel 6:12, derde lid, van de Awb brengt mee dat geen sprake is van een prematuur beroep in het geval na de indiening van een ingebrekestelling de omstandigheden zodanig wijzigen dat van een aanvrager niet (meer) kan worden gevergd dat hij de resterende termijn van de ingebrekestelling afwacht alvorens hij beroep zou kunnen instellen. Deze situatie doet zich voor. Een redelijke uitleg van artikel 4:17, derde lid, van de Awb brengt hier mee dat de dag waarop het beroep is ingesteld de eerste dag is waarover de dwangsom is verschuldigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1871
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1273
SamenvattingPartner stopt ten onrechte met opleiding, geen recht op verhoging bijstand.
Samenvatting (Bron)Partner stopt ten onrechte met de opleiding. Afwijzing aanvraag tot verhoging van de bijstand.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1884
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 10-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1274
SamenvattingWanneer is er sprake van een aanzienlijk verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten?
Samenvatting (Bron)Geen verlenging no-riskpolis. Weigering ZW-uitkering. Het Uwv heeft een onjuiste invulling gegeven aan het in artikel 29c van de ZW neergelegde criterium van een aanzienlijk verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten. Voorts heeft het Uwv zich geen voldoende beeld gevormd van de omstandigheden van werkneemster. Opdracht herstel gebrek.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1941
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 11-06-2015
CiteertitelNJB 2015/1275
SamenvattingExpliciete waarschuwing dat ontslag zal worden verleend.
Samenvatting (Bron)Ontslag. Gelet op het ingrijpende karakter van het ontslag dat wordt verleend op grond van een fictieve aanvraag als bedoeld in artikel 34e, eerste lid, van het ARAR en de strekking van het beleid om de ambtenaar daartegen bescherming te bieden, is voor een extensieve interpretatie geen plaats.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1845
Artikel aanvragenVia Praktizijn