Uitspraken Sociale Zekerheid

Uitgever Sdu
Tijdschrift Uitspraken Sociale Zekerheid
Datum 19-08-2015
Aflevering 9
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 22-04-2015
CiteertitelUSZ 2015/215
SamenvattingIntrekking met terugwerkende kracht, Schending inlichtingenverplichting, Marque-project, Simulatie, Belastend besluit.
Samenvatting (Bron)Niet is voldoende onderbouwd dat appellant met opzet, te weten met het doel een WIA-uitkering te verkrijgen, zich tijdens de onderzoeken door de verzekeringsartsen van het Uwv anders heeft voorgedaan dan op grond van zijn medische toestand op dat moment in de rede lag. De Raad herroept de besluiten van 28 november 2012 en 23 januari 2013 waarbij aan appellant het recht op een WIA-uitkering is ontzegd, en betaalde uitkeringen zijn teruggevorderd.
AnnotatorA. Wit
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1295
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 08-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/216
SamenvattingSchatting op feitelijke verdiensten, Berekening maatmanloon en berekening feitelijke verdiensten, Overgangsrecht SV-loon, Reiskostenvergoeding, Fiscaal forfait, Reductiefactor, ATV-uren.
Samenvatting (Bron)Arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op 1 juni 2012, zodat het Uwv conform artikel 12b, vierde lid van het SB terecht bij de vaststelling van de in aanmerking te nemen feitelijke verdiensten, is uitgegaan van het SV-loon. De wetgever heeft mogelijke effecten op het ao-percentage onderkend. Bij de feitelijke verdiensten heeft het Uwv (alleen) de fiscaal belaste reiskostenvergoeding van 13 cent per kilometer in aanmerking genomen welke kilometervergoeding door de werkgever is verantwoord als SV-loon. Het standpunt van het Uwv ten aanzien van dagloon en maatmanloon is goed te volgen en afdoende onderbouwd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1919
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 18-03-2015
CiteertitelUSZ 2015/217
SamenvattingVerwijtbare werkloosheid, Bedrijfseconomisch ontslag, Vrijwillig vertrek.
Samenvatting (Bron)WW-uitkering na gebruikmaken vertrekregeling. Bezwaar van de minister tegen de toekenning van WW-uitkering aan werkneemster is terecht ongegrond verklaard. Toetsingskader voor de vraag of een werknemer verwijtbaar werkloos is geworden indien deze werknemer vrijwillig gebruik maakt van een tot stand gebrachte vertrekregeling. Op werkneemster was op grond van haar functie bij het ministerie het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012 (SFB) van toepassing. Werkneemster was aangewezen als behorend tot een voorrangsgroep, en daarmee heeft te gelden als een aangewezen ambtenaar in de zin van het SFB. In het geval van werkneemster kan niet worden gezegd dat sprake is geweest van een beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van de werknemer in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW. De rechtbank is ten onrechte tot een andersluidend oordeel gekomen. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
AnnotatorG.C. Boot
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:857
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 27-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/218
SamenvattingOntslagname, Voortzetting redelijkerwijs niet te vergen.
Samenvatting (Bron)WW-uitkering is ten onrechte blijvend geheel geweigerd. Appellant heeft ontslag genomen omdat er onaanvaardbare risicos werden genomen door met het schip in slechte staat te varen en hij daarvoor niet de verantwoordelijkheid wilde te nemen. Er is sprake geweest van een situatie met serieuze risicos voor de veiligheid, de gezondheid, het materiaal en het milieu, op welke situatie werkgeefster ondanks aandringen van appellant niet reageerde, zodat van appellant redelijkerwijs niet langer de voortzetting van het dienstverband kon worden gevergd. Er is daarom geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1773
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 03-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/219
SamenvattingSollicitatieplicht, Acquisitie.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek van eigenrisicodrager voor de WW om het WW-toekenningbesluit te herzien. Ontoereikende onderbouwing van het verzoek. Geen concrete argumenten of feiten aangevoerd die er op duiden dat de zogenoemde vrij te laten uren die aan werknemer zijn toegekend, onjuist zouden zijn. Details van de door werknemer opgevoerde sollicitaties ontbreken, maar zijn beschrijvingen duiden er op dat in acht van de door hem opgevoerde sollicitaties sprake was van een activiteit gericht op het eigen bedrijf. Werknemer heeft derhalve onvoldoende gesolliciteerd. Het Uwv was daarom gehouden een maatregel op te leggen. Het Uwv zal de schade dienen te vergoeden die appellante heeft geleden als gevolg van het niet opleggen van een maatregel.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1842
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 12-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/220
SamenvattingDuurzaam gescheiden leven, Belang ongehuwdverklaring.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. Het college heeft in de bestreden besluiten, door voor deze periode te toetsen aan artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van de WWB, dat ziet op ex-gehuwden die een gezamenlijke huishouding voeren, een onjuiste maatstaf aangelegd. Indien sprake is van gehuwden moet worden getoetst aan artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de WWB. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Vernietiging uitspraak. Vernietiging besluiten. Rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten blijven in stand.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1487
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 12-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/221
SamenvattingRechtmatig verblijf, Intrekking verblijfsvergunning, Vernietiging door rechtbank, Vernietiging uitspraak rechtbank door Raad van State, Gelijkstellingsbepaling, Uitkomst vreemdelingenprocedure.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. Periode 1) Appellante, van Afghaanse nationaliteit, had in de periode van 27 november 2007 tot en met 20 oktober 2011 als een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling recht op bijstand. Aangezien appellante als een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling recht op bijstand en er dus, anders dan het college meent, geen sprake was van ten onrechte verleende bijstand als bedoeld in artikel 54, derde lid, aanhef en onder b, van de WWB, was het college niet bevoegd de bijstand van appellante over die periode in te trekken. Periode 2) De gelijkstelling eindigde op grond van artikel 11, derde lid, van de WWB op 21 oktober 2011. Aangezien zij vanaf die datum evenmin op grond van artikel 11, tweede lid, van de WWB kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, valt appellante onder artikel 16, tweede lid, van de WWB, en kan aan haar, zelfs uit hoofde van zeer dringende redenen, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in die periode geen bijstand ingevolge de WWB worden verleend. Gelet hierop was het college bevoegd de bijstand van appellante met ingang van 21 oktober 2011 in te trekken. Het college zal een nieuwe berekening van het terug te vorderen bedrag moeten maken.
AnnotatorV.M. Bex-Reimert
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1495
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 12-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/222
SamenvattingMiddelen, Beheren woning dochter tijdens afwezigheid, Hennepkwekerij, Op geld waardeerbare activiteiten, Opnamen creditcardrekeningen, Bijdragen inwonende kinderen, Middelen in periode waarin geen inkomen en geen bijstand is ontvangen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. Boete. Schending inlichtingenverplichting omdat appellante het college niet heeft gemeld dat zij de woning van haar dochter beheerde op een zodanige wijze (hennepkwekerij) dat gesproken kan worden van op geld waardeerbare activiteiten. Appellante heeft opnames van de creditcardrekening gedaan tot een bedrag van in totaal 11.500,-. Tevens zijn er diverse overschrijvingen gedaan van de rekeningen van haar kinderen op de bankrekening van appellante tot een totaalbedrag van 5.000,-. Het college heeft terecht het saldo van de opnames en de terugstortingen op de creditcardrekening, alsmede de overschrijvingen van de kinderen als middelen aangemerkt en op de bijstand in mindering gebracht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1488
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 26-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/223
SamenvattingGeen bijstand met terugwerkende kracht, Wetenschap over recht (aanvullende) bijstand, Verantwoordelijkheid bij belangenbehartiging.
Samenvatting (Bron)Toekenning bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan eerder, dan de datum waarop appellante zich heeft gemeld, bijstand moet worden verleend.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1619
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 26-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/224
SamenvattingMiddelen, Betaalde vliegtickets, Wegenbelasting.
Samenvatting (Bron)Niet in geschil is dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. Betwist wordt dat de financiële bijdragen van hun dochter als inkomen kunnen worden aangemerkt, omdat sprake is van een lening. In beginsel zijn kasstortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandontvanger middelen of inkomsten (vaste rechtspraak). De betalingen van de dochter voor een vliegticket voor appellante aan de touroperator en voor wegenbelasting direct aan de Belastingdienst, betreft niet feitelijk door appellanten ontvangen middelen, omdat de betalingen niet over de kas of rekening van appellanten liepen. Voorts is niet gebleken dat appellanten over deze bedragen redelijkerwijs konden beschikken. Vernietiging AU met toekenning pkv en gr.recht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1661
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 26-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/225
SamenvattingAfwijzing bijzondere bijstand, Inrichtingskosten, Reserveren, Aangaan van lening, Onderhoud van familie in Sri Lanka.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van inrichting van een nieuwe woning. Appellant had sinds 2006 kunnen voorzien dat hij op enig moment kosten voor verhuizing en inrichting zou moeten maken. Geen bijzondere omstandigheden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1620
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 26-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/226
SamenvattingAfwijzing bijzondere bijstand, Kosten eerste huur en inrichting, Bijzondere omstandigheden, Medische kosten zoon en echtgenote in Libanon.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het territorialiteitsbeginsel geen beletsel vormt om aan te nemen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden van betrokkene. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Dit betekent tevens dat het nader besluit, waaraan appellant opnieuw op grond van het territorialiteitsbeginsel de afwijzing van de gevraagde bijzondere bijstand heeft gehandhaafd, niet in stand kan blijven. Aansluitend moet worden bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. Rechtsgevolgen van het nader besluit kunnen niet in stand worden gelaten en kan de Raad evenmin zelf in de zaak voorzien, omdat appellant zich nog nader dient te beraden of aan betrokkene voor de betreffende kosten bijzondere bijstand kan worden verleend en, zo ja, of die bijstand, geheel of gedeeltelijk, in de vorm van een lening of om niet wordt verstrekt. De Raad draagt appellant op het gebrek te herstellen.
AnnotatorI.M. Lunenburg
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1607
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/227
SamenvattingAfwijzing verhoging bijstand tot gehuwdennorm, Redelijkerwijs beschikken over studiefinanciering partner, Stoppen met opleiding, Uitsluitingsgrond, Middelen.
Samenvatting (Bron)Partner stopt ten onrechte met de opleiding. Afwijzing aanvraag tot verhoging van de bijstand.
AnnotatorH.W.M. Nacinovic
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1884
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/228
SamenvattingTussenuitspraak, Intrekking bijstand, Jongere tot 27 jaar, Volgen studie zonder aanspraak op studiefinanciering, Niet te dwingen tot studie met studiefinanciering, Geen uitsluitingsgrond van toepassing.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Intrekking bijstand. Nu appellant voor de BBL-opleiding geen aanspraak kan maken op studiefinanciering, is niet voldaan aan de uitsluitingsgrond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, sub 1° van de WWB. Het bestreden besluit berust op een onjuiste grondslag en wordt daarom vernietigd. De Raad draagt het college op om het gebrek in het besluit te herstellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1701
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekVolksverzekeringen
TitelCentrale Raad van Beroep 13-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/229
SamenvattingKorting WAO-uitkering op AOW-toeslag, Geen ongerechtvaardigd onderscheid.
Samenvatting (Bron)Toekenning AOW-pensioen en een partnertoeslag, ten bedrage van 3,94 bruto over de maand maart 2013 en van 10,19 bruto per maand met ingang van april 2013. De WAO-uitkering is terecht op grond van de bepalingen van de AOW en het Inkomensbesluit volledig in mindering gebracht op de partnertoeslag. geen sprake van discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte doordat de WAO-uitkering in tegenstelling tot inkomen uit arbeid volledig in mindering wordt gebracht op de partnertoeslag. De rechtvaardiging voor het hier aan de orde zijnde onderscheid ligt in het motief van de wetgever om deelname aan het arbeidsproces (van de jongere partner van de AOW-gerechtigde) niet te ontmoedigen. Geen gronden voor het oordeel dat de toeslagregeling in de AOW de toetsing aan artikel 26 van het IVBPR (of enig ander discriminatieverbod waaraan de rechter vermag te toetsen) niet kan doorstaan. In de totstandkoming in 2003 van de Wgbh/cz is geen aanleiding gelegen daarover nu anders te oordelen. Voor zover het (gezins)inkomen onder het sociaal minimum ligt, komt dat niet voort uit de korting van de WAO-uitkering van de echtgenote op de toeslag, maar doordat op het AOW-pensioen en de toeslag een korting wordt toegepast in verband met niet-verzekerde jaren.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1598
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekVolksverzekeringen
TitelCentrale Raad van Beroep 22-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/230
SamenvattingOnttrekken aan tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende maatregel, AOW-pensioen ingegaan voor 1 januari 2011, Zorgvuldigheid.
Samenvatting (Bron)Beëindiging AOW-pensioen en toeslag. Het recht op AOW-pensioen is ingegaan vóór de invoering van artikel 8c van de AOW, welke regeling een vergaand gevolg verbindt aan het zich onttrekken aan een vrijheidsstraf of vrijheidsbeperkende maatregel, met welk gevolg betrokkene voorheen geen rekening hoefde te houden. De zorgvuldigheid met zich brengt dat de vaststelling dat betrokkene zich ten tijde van de inwerkingtreding van deze regeling onttrekt aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel, berust op actuele gegevens ten aanzien van (het voortduren van) het zich onttrekken. Niet in geschil is dat de Svb in het voetspoor van het CJIB zich enkel baseert op gegevens en uitvoeringshandelingen uit de jaren 2004/2005. Vaststaat verder dat in elk geval vanaf de toekenning van het AOW-pensioen in september 2009, de vaste woon- of verblijfplaats van appellant aan de Svb bekend was. Niet is gebleken van redenen die in de weg stonden aan een nadere poging tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Geconcludeerd moet worden dat in het geval van appellant de Svb niet op goede gronden heeft kunnen besluiten dat (nog steeds) sprake is van het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel of straf. Dit betekent dat de Svb ten onrechte het ouderdomspensioen van appellant heeft beëindigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1777
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekVolksverzekeringen
TitelCentrale Raad van Beroep 09-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/231
SamenvattingHerzien pensioen, Ongehuwden, Geen redelijke grond, Geen ‘informed consent’, Onrechtmatig huisbezoek, Gevolgen invoering art. 50 AOW op ‘informed consent’.
Samenvatting (Bron)Herziening van de AOW-pensioenen. Onrechtmatig huisbezoek. Wat appellanten tijdens de huisbezoeken hebben verklaard, dient buiten beschouwing dient te blijven bij de beantwoording van de vraag of zij een gezamenlijke huishouding voerden. Andere onderzoeksgegevens zijn niet voorhanden. Er is dan ook onvoldoende feitelijke grondslag voor het standpunt van de Svb dat appellanten in juni 2011 een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren. Dat ten gevolge van de invoering van artikel 50 van de AOW niet meer voldaan zou hoeven worden aan het vereiste van het verlenen van toestemming op basis van informed consent of dat daaraan minder verstrekkende eisen moeten worden gesteld, vindt geen grondslag in de tekst van dit artikel of in de wetsgeschiedenis.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1799
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten en voorzieningen
TitelCentrale Raad van Beroep 17-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/232
SamenvattingKosten voor aanschaf en gebruik snorscooter, Impasse tussen partijen.
Samenvatting (Bron)Weigering vervoersvoorziening in de vorm van een snorscooter. Hardheidsclausule. Het college heeft aan appellant een vergoeding aangeboden voor de aanschaf en het onderhoud van een snorscooter. De Raad houdt het ervoor dat het college daarmee in de bijzondere omstandigheden van dit geval aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan de in de Verordening neergelegde hardheidsclausule. Een snorscooter voor appellant is, gelet op zijn medische gesteldheid, een geëigende vervoersvoorziening voor de korte afstand is. Om uit de impasse te komen ziet de Raad aanleiding om te bepalen dat de snorscooter met hoes aan appellant in natura wordt verstrekt .
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1931
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekVerzekeringsplicht
TitelCentrale Raad van Beroep 20-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/233
SamenvattingVerzekeringsplicht, Arbeidsovereenkomst, Detachering, WWB-gerechtigde.
Samenvatting (Bron)Ten onrechte ZW-uitkering geweigerd. Vanaf 4 januari 2011 tot en met 6 juni 2011 is in de relatie tussen appellante, de Stichting [Ph.] en Regionaal Historisch Centrum Limburg sprake geweest van een arbeidsovereenkomst. Appellante moet daarom worden aangemerkt als werknemer in de zin van de ZW.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1649
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 06-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/234
SamenvattingBoete, Gedeelde verwijtbaarheid.
Samenvatting (Bron)Boete. Gedeelde verwijtbaarheid wegens omissies in uitvoering WW.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1641
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/235
SamenvattingMaatregel, Zeer ernstig misdragen, Kwalificatie, Combinatie van gedragingen, Minimale verlaging, Maximale verlaging.
Samenvatting (Bron)Er is geen sprake geweest van zaakgericht fysiek geweld en mensgericht fysiek geweld en er kan daarom geen maatregel van 100% worden opgelegd. Dat sprake zou zijn van een combinatie van agressievormen, namelijk verbaal geweld en intimidatie, is onvoldoende grondslag voor het opleggen van de maximale maatregel. De Raad zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 5 maart 2013 te herroepen en de maatregel vast te stellen op 50% gedurende een maand. De Raad acht de verlaging van de bijstand met 50% over de gehele maand maart 2013 in overeenstemming met de ernst van de gedraging, de mate waarin appellant de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij ten tijde in geding verkeerde.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1703
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/236
SamenvattingOpschorten en intrekken, Gegevens onroerend goed in Turkije, Verzoek T.C. Kimlik-nummer en machtiging, Inlichtingen- en medewerkingsverplichting.
Samenvatting (Bron)Opschorting en intrekking bijstand. Schending medewerkings- en inlichtingenverplichting. Appellanten zijn eigenaar van een appartementencomplex met 5 appartementen en een vrijstaande woning met twee verdiepingen, waarvan de eerste verdieping is verhuurd, in Turkije met een waarde van in totaal 201.500,-. Het college heeft, door het risicoprofiel toe te passen en op grond daarvan onderzoek in het buitenland te doen, niet gehandeld in strijd met het verbod van ongerechtvaardigde discriminatie. Het college heeft daarom de gegevens voortkomend uit de pilot Onderzoek naar Vermogen in het Buitenland ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Appellanten hebben nagelaten tijdig de door het college gevraagde gegevens over te leggen. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het niet overleggen van de gevraagde gegevens hun niet kan worden verweten.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1791
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 23-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/237
SamenvattingEerste uitspraken boeteregime in bijstandszaken, Ingangsdatum boetebesluit, Overgangsrecht, Verwijtbaarheid, Opzet, Afronding boetes naar beneden.
Samenvatting (Bron)De Centrale Raad van Beroep beslist in een viertal uitspraken van 23 juni 2015 voor het eerst over de gevolgen van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in bijstandszaken. Uitgangspunt van deze wet is dat de opgelegde boete even hoog is als het bedrag dat de bijstandsgerechtigde teveel aan bijstand heeft ontvangen. Uit de uitspraken van de Raad blijkt dat een boete moet worden afgestemd op de individuele situatie van de bijstandsgerechtigde. In het geval van betrokkene die zes hennepplaten had geteeld en dit niet had doorgegeven, is de boete verlaagd van 100% naar 50%. Daarbij was van belang dat het ging om een relatief kleine hennepkwekerij (zes planten), betrokkene niet strafrechtelijk was vervolgd, hij telkens heeft gesteld dat de hennepplanten waren bedoeld voor eigen gebruik en er nog geen hennep was geoogst.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1879
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 23-06-2015
CiteertitelUSZ 2015/238
SamenvattingEerste uitspraken boeteregime in bijstandszaken, Ingangsdatum boetebesluit, Overgangsrecht, Verwijtbaarheid, Opzet, Afronding boetes naar beneden.
Samenvatting (Bron)De Centrale Raad van Beroep beslist in een viertal uitspraken van 23 juni 2015 voor het eerst over boeten in bijstandszaken. De belangrijkste algemene punten in deze zaken zijn: 1. Ingangsdatum Boetebesluit. De Raad heeft ambtshalve geoordeeld dat de ingangsdatum van het Boetebesluit voor bijstandszaken 1 januari 2013 is. De geconstateerde onduidelijkheid in de regelgeving leidt er niet toe dat het Boetebesluit buiten toepassing moet blijven bij de met ingang van 1 januari 2013 opgelegde boetes op grond van de WWB. Ook zonder het per 1 juli 2014 ingevoegde artikel 6b van het Boetebesluit biedt het Boetebesluit voldoende grondslag om vast te stellen dat het Boetebesluit mede is gebaseerd op de WWB. 2. Overgangsrecht. In beide zaken had het college bij de voor en na 1 januari 2013 doorlopende schending van de inlichtingenverplichting een knip aangebracht. De bedragen van de tot 1 januari 2013 op te leggen maatregel zijn opgeteld bij de vanaf1 januari 2013 vast te stellen boete en tezamen opgelegd als boete. Het op deze wijze toepassen van het lichtere sanctiestelsel (tot 1-1-2013) acht de Raad niet in strijd met geldende verdragsbepalingen. Niet van belang is of de boete feitelijk kan worden geëffectueerd, bijv. omdat de betrokkene niet langer bijstand ontvangt. 3. Toetsing boetes algemeen. Aangesloten wordt bij de in de uitspraak van de WW-kamer van de Raad van 24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3754 neergelegde uitgangspunten en de daaraan gekoppelde differentiatie in percentages van het benadelingsbedrag. Een beboetbare gedraging leidt bij gewoneverwijtbaarheid tot een boete ter hoogte van 50% van het benadelingsbedrag. Afwijking naar boven is gerechtvaardigd bij opzet of grove schuld, afwijking naar beneden is aangewezen als sprake is van verminderde verwijtbaarheid bij de overtreder. De Raad geeft thans een omschrijving van wat onder opzet in dit verband wordt verstaan: het willens en wetens handelen of nalaten, wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. Het bestuursorgaan moet aantonen dat daarvan sprake is. Het bestuursorgaan dient tevens op basis van de beschikbare informatie, zo nodig aangevuld met door de betrokkene nader te verstrekken inlichtingen of gegevens, te beoordelen of sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Als opzet of grove schuld is aangetoond dan is daarmee gegeven dat van verminderde verwijtbaarheid geen sprake is. 4. Afronding boetes. Afronding conform art. 2.2 van het Boetebesluit (naar boven op een veelvoud van 10) kan tot een hoger bedrag leiden dan het benadelingsbedrag. Dat is in strijd met art.18a.1 van de WWB en dus onjuist. Indachtig het gegeven dat afronding op een veelvoud van 10 de voorkeur heeft, acht de Raad bij een 100% boete een afronding op een veelvoud van 10 naar beneden aangewezen. Bij een boete, waarbij een knip is gemaakt in de periode vóór en na 1 januari 2013 zal het samengestelde boetebedrag veelal niet zijn afgerond, omdat voor de voor 1 januari 2013 geldende afstemming geen afronding is voorzien. In deze zaak oordeelt de Raad dat opzet is aangetoond, omdat betrokkene de werkzaamheden willens en wetens niet heeft gemeld om te voorkomen dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor zijn uitkering of zou kunnen leiden tot strafvervolging. In dit geval kon wel een boete van 100% worden opgelegd.
AnnotatorA.G. Mein
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1801
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelHvJ EU 04-06-2015, C-543/13, ECLI:EU:C:2015:359
CiteertitelUSZ 2015/239
SamenvattingToekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat, Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering wordt afgesloten, Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 juni 2015.#Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen E. Fischer-Lintjens.#Verzoek van de Centrale Raad van Beroep om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 27 - Bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b) - Begrip ,pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten' - Verstrekkingen - Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat - Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering is afgesloten - Verklaring van niet-verzekering krachtens de wettelijke regeling inzake de verplichte zorgverzekering van de woonlidstaat - Ontbreken, als gevolg daarvan, van de verplichting tot betaling van bijdragen in die lidstaat - Intrekking met terugwerkende kracht van die verklaring - Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten - Onderbreking van de dekking van het risico van ziekte door een dergelijke verzekering - Nuttig effect van verordening nr. 1408/71.#Zaak C-543/13.
UitspraakECLI:EU:C:2015:359
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelCentrale Raad van Beroep 22-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/240
SamenvattingUitsluiting verzekering inwonend gezinslid, Geen verboden onderscheid.
Samenvatting (Bron)Korting op AOW-pensioen en toeslag. Uitsluiting van de verplichte verzekering voor de AOW. Deze kortingen vinden hun grond in het feit dat appellant werkzaam is geweest voor het ICTY, en voor het SCSL in samenhang met de betreffende zetelovereenkomsten. Door de Hoge Raad is - kort gezegd - geoordeeld dat artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst dwingt tot uitsluiting van de verplichte verzekering van de in die bepaling genoemde personen, dat dit ook geldt indien deze personen geen vergelijkbare rechten kunnen ontlenen aan regelingen van de VN en dat de uitsluiting van de verzekering niet in strijd is met het discriminatieverbod of artikel 1 van het Eerste Protocol. Geen verdacht onderscheid als genoemd in artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1851
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelCentrale Raad van Beroep 29-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/241
SamenvattingAOW-gerechtigde die in Spanje woont, Verdragsgerechtigde, Conflictregels.
Samenvatting (Bron)Buitenlandbijdrage ZVW. Betrokkene is terecht als verdragsgerechtigde aangemerkt. Geen aanleiding in deze zaak nieuwe prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1682
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 15-04-2015
CiteertitelUSZ 2015/242
SamenvattingToezending besluit aan gemachtigde, Voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Samenvatting (Bron)De dwangsomregeling beoogt een financiële prikkel in de Awb op te nemen voor bestuursorganen om te besluiten binnen de geldende beslistermijnen. Niet in geschil is dat het Uwv het besluit van 3 april 2012 per gelijke datum heeft verzonden aan appellante en haar werkneemster en niet, zoals was verzocht, (ook) aan gemachtigde van appellante. Het Uwv heeft met juistheid bepaald dat na 3 april 2012 niet langer een dwangsom is verschuldigd aangezien het Uwv op die datum niet langer in gebreke is gebleven. Vanaf dat moment is er namelijk geen sprake meer van de situatie dat het besluit nog langer is uitgebleven.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1296
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 22-04-2015
CiteertitelUSZ 2015/243
SamenvattingTerugvordering voorschot TW na 1 juli 2009, Art. 4:95 lid 4 Awb niet van toepassing.
Samenvatting (Bron)Terugvordering voorschot TW na 1 juli 2009. Art. 4:95 lid 4 Awb is niet van toepassing.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1265
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 13-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/244
SamenvattingPensioenoverzicht, Besluit, Toe te passen wetgeving.
Samenvatting (Bron)Analoog aan de rechtspraak over de herhaalde aanvraag dient de Svb bij een in rechte vaststaand pensioenoverzicht bij de aanvraag AOW de gehele potentieel verzekerde periode opnieuw te beoordelen. Een pensioenoverzicht een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen in rechte opgekomen kan worden. Echter, niet gezegd kan worden dat, ook voor de toekomst, het voorheen via een pensioen overzicht vastgestelde aantal verzekerde jaren definitief vaststaat. Op het moment van het intreden van het feitelijk rechtsgevolg dient de Svb opnieuw te onderzoeken in welke jaren iemand verzekerd was. Partijen verschillen van mening over de vraag of Besluit 3/80, dan wel het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid (EVSZ) in de situatie van appellant van toepassing is. Op grond van artikel 14, onder d, van het EVSZ was op appellant, die werkzaam was in dienst van de Turkse overheid, reeds op die grond de Turkse wetgeving van toepassing. Uit het dossier blijkt dat appellant in de jaren in geding in Turkije verzekerd was voor een Turks ouderdomspensioen. Hij kan dus niet tegelijkertijd verzekerd zijn geweest in Nederland.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1590
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 19-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/245
SamenvattingToestemming inzage en gebruik strafdossier, Ten grondslag leggen aan besluitvorming.
Samenvatting (Bron)Het proces-verbaal van de politie, afkomstig uit het strafdossier, kan wel aan de onderhavige besluitvorming ten grondslag worden gelegd, zoals de rechtbank in de AU terecht heeft overwogen. Het proces-verbaal biedt voorts een voldoende grondslag voor het standpunt van het Uwv dat betrokkene, gelet op wat in het proces-verbaal is opgenomen over het casinobezoek van betrokkene in de te beoordelen periode, de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1636
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 22-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/246
SamenvattingWettelijke rente, Nabetaling, Verrekening.
Samenvatting (Bron)Weigering wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit terecht de afwijzing van het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over de met de bijstandsuitkering verrekende nabetaling aan WGA-uitkering gehandhaafd. De door appellant aangevoerde grond dat bijstand en werknemersverzekeringen niet binnen hetzelfde sociale zekerheidsstelsel vallen slaagt niet.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1774
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 22-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/247
SamenvattingBestuursorgaan, Werkgever, Eigenrisicodrager, Re-integratieplicht, Besluit.
Samenvatting (Bron)Appellant heeft werkgever (ERD) verzocht hem cursusgelden te vergoeden voor het behoud van zijn beroepscertificering. Werkgever heeft dit verzoek bij e-mailbericht van 6 november 2012 afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft appellant bezwaar gemaakt en nadien bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing van werkgever op het bezwaar. Uit de verklaringen ter zitting van de Raad vloeit voort dat de vergoeding van de cursuskosten geen verband houdt met de wettelijke re-integratieplicht van werkgever abi artikel 42 van de Wet WIA, maar dat de weigering haar oorsprong vindt in de civielrechtelijke verhouding tussen partijen als werkgever en als werknemer. In die verhouding treedt werkgever niet op als bestuursorgaan, zodat de beslissing van 6 november 2012 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen op grond van artikel 7:1 van de Awb bezwaar kan worden gemaakt.
AnnotatorM.J.A.C. Driessen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1712
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 26-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/248
SamenvattingHeroverweging in bezwaar, Kennelijke fout, Samenhang verantwoordingsonderdelen.
Samenvatting (Bron)Met appellant stelt de Raad vast dat de staatssecretaris met het bestreden besluit 2 het in de tussen uitspraak vastgestelde gebrek niet op juiste wijze heeft hersteld en in die zin niet heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Geen aanleiding om bij de herberekening tevens rekening te houden met de post vluchtelingenwerk omdat dit buiten de omvang van het geding valt. Bestreden besluit 2 is gebaseerd op een onjuiste grondslag. Opdracht aan de staatssecretaris om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak van de Raad. Er is grond aanwezig voor toewijzing van het verzoek om renteschade. Veroordeling pkv en gr. recht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1688
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 27-05-2015
CiteertitelUSZ 2015/249
SamenvattingAfwachting termijn ingebrekestelling redelijkerwijs niet te verlangen, Geen prematuur beroep, Redelijke wetsuitleg, Dwangsom.
Samenvatting (Bron)Een redelijke uitleg van artikel 6:12, derde lid, van de Awb brengt mee dat geen sprake is van een prematuur beroep in het geval na de indiening van een ingebrekestelling de omstandigheden zodanig wijzigen dat van een aanvrager niet (meer) kan worden gevergd dat hij de resterende termijn van de ingebrekestelling afwacht alvorens hij beroep zou kunnen instellen. Deze situatie doet zich voor. Een redelijke uitleg van artikel 4:17, derde lid, van de Awb brengt hier mee dat de dag waarop het beroep is ingesteld de eerste dag is waarover de dwangsom is verschuldigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:1871
Artikel aanvragenVia Praktizijn