Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 14-01-2016
Aflevering 2
RubriekVooraf
TitelTechnische vooruitgang in het aansprakelijkheidsrecht
CiteertitelNJB 2016/70
SamenvattingVlak voor de jaarwisseling verscheen een visiedocument van het Verbond van Verzekeraars (Onderweg naar morgen; www.verzekeraars.nl) waarin door autoverzekeraars een onderzoek naar een stelselherziening – van aansprakelijkheidsverzekering naar verkeersverzekering – werd aangekondigd. Deze aankondiging is in allerlei media positief ontvangen – ‘schadeclaim na ongeluk mogelijk sneller uitbetaald’ –, maar dat is hooguit een neveneffect van een herziening die een heel andere achtergrond heeft.
Auteur(s)T. Hartlief
Pagina107-107
LinkVolledige tekst artikel (NJBlog)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelNieuwe kwaliteits- en klachtenwet voor gezondheidszorg - Oplossing of problemen erbij?
CiteertitelNJB 2016/71
SamenvattingDoor de op 1 januari 2016 in werking getreden Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), een wet waarvan de noodzaak breed werd betwist, verandert er het nodige op het gebied van kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg. De normen van deze wet gelden voor een grotere groep zorgaanbieders dan voorheen, onder het regime van de Wet BIG en de Kwaliteitswet zorginstellingen het geval was. Maar de Wkkgz is niet op alle onderdelen even duidelijk en juridisch weldoordacht.
Auteur(s)H.C.B. van der Meer , D.Y.A. van Meersbergen , A.C. Hendriks
Pagina108-114
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelOpenheid over medische fouten vereist beleid
CiteertitelNJB 2016/72
SamenvattingZorginstellingen moeten een beleid formuleren inzake openheid rond incidenten en op grond daarvan de randvoorwaarden voor een goede praktijk creëren. Bij een dergelijk beleid is openheid van zaken (‘open disclosure’) de norm. Een open benadering maakt een integratie mogelijk tussen enerzijds de plicht van artsen en zorginstellingen om adequaat te reageren op incidenten, en anderzijds het algemene beleid inzake kwaliteit en veiligheid van de zorg. Hierdoor ontstaat een samenhangend geheel van acties en maatregelen voor gevallen waarin de zorgverlening heeft geleid tot een situatie die niet de bedoeling was.
Auteur(s)J. Legemaate
Pagina115-116
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelToetsingspraktijk euthanasie voor sommige artsen onrechtvaardig
CiteertitelNJB 2016/73
SamenvattingVoor een aantal artsen schiet de Nederlandse euthanasiewet (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding; WTL) op een voor hen belangrijk punt tekort. Dokters van wie een euthanasiegeval is beoordeeld, kunnen geen beroep aantekenen tegen de betreffende uitspraak van de Regionale toetsingscommissie euthanasie (Rte). De lopende vijfjaarlijkse evaluatie van de WTL biedt de wetgever de mogelijkheid deze tekortkoming te repareren.
Auteur(s)L. Enthoven
Pagina117-121
LinkVolledige tekst artikel (NJBlog)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelHet hondje van minister Pels Rijcken - Over verwijzingen naar eerdere vervolgingen van politieke ambtsdragers
CiteertitelNJB 2016/74
SamenvattingArtikel 119 Grondwet schrijft voor dat leden van de Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht staan voor de Hoge Raad. Bij berichtgeving over artikel 119 Grondwet rouleert steevast het verhaal van minister Pels Rijcken en zijn loslopende hond. Maar hoe zat dat nu precies?
Auteur(s)M.J.M. Verhulst , G. Boogaard
Pagina122-123
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 20-10-2015, 40378/10
CiteertitelNJB 2016/75
SamenvattingArt. 6 lid 1 EVRM. Besluit omtrent woonvoorziening betreft vaststelling burgerlijk recht. Onderzoek door bestuur gevolgd door beperkte rechterlijke toets voldoet aan eisen art. 6 lid 1 EVRM. Geen schending.
Samenvatting (Bron)No violation of Article 6 - Right to a fair trial (Article 6 - Administrative proceedings;Article 6-1 - Civil rights and obligations;Independent tribunal)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2015:1020JUD004037810
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/76
SamenvattingRechtsvordering tot verzekeringsuitkering. Verjaring. Overgangsrecht. HR: Art. 7:942 (oud) BW heeft onmiddellijke werking. De in die bepaling vermelde verjaringstermijn vangt pas aan nadat de verzekeraar de aanspraak heeft afgewezen op de in die bepaling voorgeschreven wijze. Het hof heeft echter niet vastgesteld dat de verzekeraar de aanspraak op de voorgeschreven wijze heeft afgewezen.
Samenvatting (Bron)Verzekeringsrecht. Verjaring van de rechtsvordering tot het doen van uitkering? Stuiting van de verjaring (art. 7:942 leden 2-3 (oud) BW). Overgangsrecht (art. 68a, 72 en 75 Ow NBW).
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3618
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/77
SamenvattingSociaal plan. Uitleg. Een sociaal plan voorziet in een bezwaarprocedure en bepaalt dat indien de bezwarencommissie het bezwaar tegen het besluit van de werkgever gegrond verklaart, de werkgever verplicht is een nieuw besluit te nemen ‘met inachtneming van de uitspraak van de bezwarencommissie’. Het hof legt dit aldus uit dat de werkgever gebonden is aan de uitspraak van de bezwarencommissie. HR: Het oordeel van het hof dat de werkgever de bepaling redelijkerwijs niet anders heeft kunnen begrijpen dan in de door het hof genoemde zin en dat zij geacht moet worden daarmee ondubbelzinnig te hebben ingestemd, is niet onbegrijpelijk.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Uitleg sociaal plan, waarin ook bezwarencommissie is ingesteld. Is oordeel bezwarencommissie over een in dat plan overeengekomen regeling van vroegpensioen bindend voor de werkgever? Ondubbelzinnige afstand van recht op toegang tot overheidsrechter.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3623
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/78
SamenvattingSchadebegroting. Na afgebroken onderhandelingen vordert eiser vergoeding van het positief contractsbelang in de vorm van gemiste rendementen over een periode van dertig jaar. Het hof wijst de vordering voor het grootste gedeelte af op de grond dat aannemelijk is dat eiser zijn inspanningen na enige tijd elders rendabel had kunnen maken. HR: Gelet op het partijdebat en gegeven de omstandigheden van het geval, is het oordeel van het hof niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting (Bron)Contractenrecht. Afgebroken onderhandelingen, vergoeding van positief contractsbelang. Vaststelling gemist rendement; motiveringsklachten.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3632
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/79
SamenvattingCAO. Uitleg. Contractswisseling. Een bedrijf is tot 31 december 2013 gebonden aan een CAO. In november 2013 krijgt het bedrijf de opdracht om met ingang van 2 januari 2014 werkzaamheden uit te voeren. HR: In de periode waarin het aan de CAO gebonden was, is voor het bedrijf de verplichting ontstaan om de werknemers die op 2 januari 2014 aan de voorwaarden zouden voldoen, een arbeidsovereenkomst aan te bieden.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Heraanbesteding. Uitleg art. 38; verplichting voor de nieuwe opdrachtnemer tot aanbieding van arbeidsovereenkomsten ontstaan voor of na eindigen algemeen verbindend verklaring?
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3634
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/80
SamenvattingToestemming echtgenoot. Normale uitoefening van het bedrijf. Een bedrijf verkeert in financiële moeilijkheden en gaat een overbruggingskrediet aan. De directeur-grootaandeelhouder stelt zich persoonlijk borg. Zijn echtgenote ondertekent niet mee. HR: Zonder nadere motivering is onbegrijpelijk hoe het hof tot het oordeel is gekomen dat het aangaan van het overbruggingskrediet behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf plachten te worden verricht.
Samenvatting (Bron)Personen- en familierecht. Toestemming echtgenoot vereist voor borgstelling door bestuurder van vennootschap? Art. 1:88 lid 1, onder c, BW. Is overbruggingskrediet aangegaan ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van die vennootschap (art. 1:88 lid 5 BW)?
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3606
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/81
SamenvattingImmuniteit van jurisdictie. Toegang tot de rechter. Ingevolge een verdrag geniet de internationale organisatie ESA immuniteit van jurisdictie. Zij kent een eigen interne rechtsgang voor geschillen met haar werknemers. De werknemers betogen met een beroep op art. 6 EVRM dat de Nederlandse overheidsrechter bevoegd is hun arbeidsgeschil te berechten. HR: Bij de beantwoording van de vraag of toekenning van immuniteit van jurisdictie aan een internationale organisatie is geoorloofd, komt het erop aan of de immuniteit van jurisdictie het wezen van iemands recht op toegang tot de rechter aantast.
Samenvatting (Bron)Internationaal publiekrecht. Immuniteit van jurisdictie van internationale organisatie (European Space Agency) voor arbeidsgeschillen met haar werknemers. Toegang tot de rechter (art. 6 EVRM); biedt interne Appeals Board een rechtsgang met effectieve rechtsbescherming? Rechtspraak EHRM; toepassing van Unierecht.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3609
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/82
SamenvattingCMR. Materieel toepassingsgebied. Aansprakelijkheid van de vervoerder. C draagt D op zaken te vervoeren van Nederland naar Finland. Tijdens het vervoer geeft D verkeerde containernummers door. De zaken worden tijdig en in goede staat in Finland afgeleverd, maar het vervolgvervoer naar Rusland loopt vertraging op doordat de douane-documenten de van D afkomstige verkeerde containernummers vermelden. HR: De CMR regelt de in dit geding bedoelde aansprakelijkheid niet en staat niet aan het aannemen daarvan in de weg. Die aansprakelijkheid moet worden beoordeeld naar nationaal recht.
Samenvatting (Bron)Vervoersrecht. CMR. Betekenis HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1333, NJ 1995/114 (Cargofoor). Schade door tekortkoming in gegevensverstrekking die tot schade leidt na einde vervoersovereenkomst. Beoordeling naar nationaal recht.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3624
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/83
SamenvattingOnrechtmatige overheidsbesluiten. Een belanghebbende vordert schadevergoeding op de grond dat hij vertraging heeft opgelopen bij de uitvoering van zijn bouwplannen door onrechtmatige besluiten waarbij een bestemmingsplan is vastgesteld en goedgekeurd. HR: Het hof heeft niet voorbij kunnen gaan aan de stellingen van de belanghebbende, die steun vinden in het destijds geldende art. 44 Woningwet(oud).
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Onjuiste vaststelling bestemmingsplan. Schade door ontnemen bouwmogelijkheid? Art. 44 Woningwet (oud). Formele rechtskracht.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3625
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/84
SamenvattingOnrechtmatige perspublicatie. In twee publicaties in Quote wordt de volledige naam vermeld van een verdachte in een faillissementsfraudezaak. Het hof acht de publicaties onrechtmatig. HR: Uit de in het cassatiemiddel genoemde uitspraken van het EHRM volgt niet dat het oordeel van het hof berust op een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot art. 10 EVRM.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige daad. Aansprakelijkheid van journalist en uitgever voor publicaties waarin de volledige naam van de verdachte is vermeld. Vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM); eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM). Belangenafweging; noodzakelijkheidstoets (art. 10 lid 2 EVRM); rechtspraak EHRM.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3627
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/85
SamenvattingEen cliënte vordert schadevergoeding van een advocatenmaatschap en haar drie maten wegens een beroepsfout. De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe. Een van de maten treedt uit. De maatschap en de twee overgebleven maten gaan in hoger beroep. Het hof vermindert de schadevergoedingsplicht wegens eigen schuld. HR: 1. Belang. Hoofdelijkheid. De omstandigheid dat de uitgetreden maat geen hoger beroep heeft ingesteld, brengt niet mee dat de maatschap en de overgebleven maten belang misten bij het hoger beroep. 2. Grenzen rechtsstrijd. Het is onbegrijpelijk dat het hof in de memorie van grieven een beroep heeft gelezen op eigen schuld van de cliënte op de door het hof genoemde grond.
Samenvatting (Bron)Beroepsaansprakelijkheidsrecht. Procesrecht. Schadevergoeding wegens wanprestatie van advocatenmaatschap. Rechtsgevolg van het feit dat één van de leden van de tot schadevergoeding veroordeelde maatschap niet mede hoger beroep heeft ingesteld. Beroep van advocatenmaatschap op eigen schuld (art. 6:101 BW). Grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3637
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/86
SamenvattingToepassing maatstaven medeplegen uit HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474. Ontoereikende motivering medeplegen van brandstichten, aangezien daarvoor niet zonder meer voldoende is dat de verdachte bij ‘de groep’ is gebleven toen onder meer flessen met wasbenzine werden aangereikt aan mensen op het dak van het pand waar brand is gesticht, dat hij is blijven kijken naar hetgeen gebeurde, dat hij naar het dak heeft gewezen en dat hij op twee momenten hulp heeft verleend aan personen die van het dak afklommen en daar kennelijk brand hadden gesticht.
Samenvatting (Bron)Slagende bewijsklacht medeplegen. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3474. Het Hof heeft voor zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van brandstichten i.h.b. in aanmerking genomen dat verdachte bij "de groep" is gebleven toen o.m. flessen met wasbenzine werden aangereikt aan mensen op het dak van het pand waar brand is gesticht, dat hij is blijven kijken naar hetgeen gebeurde, dat hij naar het dak heeft gewezen en dat hij op twee momenten hulp heeft verleend aan personen die van het dak afklommen en daar kennelijk brand hadden gesticht. Deze omstandigheden zijn niet z.m. voldoende om te kunnen aannemen dat verdachte het stichten van de brand heeft medegepleegd. De bewezenverklaring is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3571
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/87
SamenvattingOnschadelijk houden van een onder zijn hoede staand ‘gevaarlijk dier’, art. 425 aanhef en onder 2º Sr: een hond geldt niet eerst dan als ‘gevaarlijk’ in de zin van deze bepaling als die hond bij eerdere bijtincidenten betrokken is geweest. Ook een hond waarvan op grond van andere feiten of omstandigheden kan worden aangenomen dat hij gevaren oplevert welke voormelde wetsbepaling in het algemeen heeft willen voorkomen, moet als gevaarlijk worden aangemerkt.
Samenvatting (Bron)Hond betrokken bij bijtincident Chihuahua aan te merken als gevaarlijk dier? Art. 425 Sr. Hof heeft met juistheid geoordeeld dat hond niet eerst dan als "gevaarlijk" in de zin van art. 425 Sr kan worden aangemerkt als die hond bij eerdere bijtincidenten betrokken is geweest. Ook een hond waarvan o.g.v. andere f&o kan worden aangenomen dat hij gevaren oplevert welke voormelde wetsbepaling i.h.a. heeft willen voorkomen, moet als gevaarlijk in de zin van art. 425 Sr worden aangemerkt (vgl. ECLI:NL:HR:1992:ZC8999, NJ 1992/571). Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, geeft het oordeel van het Hof dat de hond reeds vóór de overtreding gevaarlijk voor personen kon zijn en derhalve een gevaarlijk dier in de zin van art. 425, aanhef en onder 2°, Sr is, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3579
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/88
SamenvattingMogelijk onterechte bewezenverklaring deel tenlastelegging inzake mishandeling, toch geen cassatie: of de verdachte opzettelijk heeft mishandeld door betrokkene te ‘rukken/duwen ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen’ kan in het midden blijven, want ook al zou het middel daarover gegrond zijn, dan zou zulks bij gebrek aan belang niet tot cassatie behoeven te leiden, aangezien de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast indien het gewraakte onderdeel uit de bewezenverklaring zou vervallen. Verdachte heeft aldus geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terug- of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.
Samenvatting (Bron)1. Mishandeling. Art. 300 Sr. 2. Vordering b.p., kosten rechtsbijstand, wettelijke rente. Ad 1. De juistheid van de bewijsklacht kan in het midden blijven, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde niet worden aangetast indien het gewraakte onderdeel uit de bewezenverklaring zou vervallen. Verdachte heeft daarom geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terug- of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling. Ad 2. Het hof heeft de kosten van rechtsbijstand van de b.p. ten onrechte vermeerderd met de wettelijke rente alsmede t.z.v. die kosten en rente de svm a.b.i. art. 36f Sr opgelegd. HR doet, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, wat het Hof had behoren te doen.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3572
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/89
SamenvattingPressieverbod bij verhoor verdachte, art. 29 Sv: in casu toereikende motivering van oordeel dat de verdachte tijdens het verhoor weliswaar ‘pijn aan beide handen heeft gehad en dat de verdachte het liefst naar huis wilde’, maar dat ‘niet gezegd kan worden dat verdachte zijn (bekennende) verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd’, aangezien de verwondingen noch de pijnstillende middelen hebben geleid tot een verminderd bewustzijn bij verdachte.
Samenvatting (Bron)Pressieverbod. Bekennende verklaring verdachte ondanks pijn t.g.v. brandwonden aan handen in vrijheid afgelegd? Art. 29.1 Sv. Hof heeft geoordeeld dat de verdachte tijdens het verhoor pijn aan beide handen heeft gehad en dat de verdachte het liefst naar huis wilde, maar dat niet gezegd kan worden dat verdachte zijn (bekennende) verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd. Dat oordeel is, in aanmerking genomen dat het Hof kennelijk heeft geoordeeld dat de verwondingen noch de pijnstillende middelen hebben geleid tot een verminderd bewustzijn, niet onbegrijpelijk en is in het licht van hetgeen ten verwere is aangevoerd, toereikend gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3580
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/90
SamenvattingAanwezigheid in auto van ‘radarontvangstapparaat’, art. 3 Besluit voertuigen. Niet slagend verweer verdachte dat in casu niet van een radarontvangstapparaat sprake was omdat het apparaat feitelijk niet functioneerde vanwege het ontbreken van de benodigde software. Voor het bewijs van geschiktheid als bedoeld in art. 3 Besluit voertuigen behoeft niet vast te staan dat het apparaat ten tijde van het constateren van de overtreding functioneerde. Wat betreft tot het verweer van de verdachte dat vanwege het ontbreken van de vereiste hardware niet sprake is van een ‘voor radardetectie geschikt apparaat’, had het hof nader behoren te motiveren waarom het van oordeel was dat dit verweer moest worden verworpen.
Samenvatting (Bron)Radarontvangstapparaat. Art. 3 jo. art. 2.1 Besluit voertuigen. s Hofs verwerping van het verweer van verdachte dat niet sprake is van een radarontvangstapparaat i.d.z.v. art. 2.1 Besluit voertuigen omdat het apparaat feitelijk niet functioneerde vanwege het ontbreken van de benodigde software is toereikend gemotiveerd. Voor het bewijs van geschiktheid a.b.i. art. 3 Besluit voertuigen behoeft namelijk niet vast te staan dat het apparaat t.t.v. het constateren van de overtreding functioneerde (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AX6420). Maar het oordeel van het Hof dat het - als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt aan te merken - verweer van verdachte dat vanwege het ontbreken van de vereiste hardware niet sprake is van een voor radardetectie geschikt apparaat moest worden verworpen, had nader behoren te worden gemotiveerd.
UitspraakECLI:NL:HR:2015:3576
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 09-12-2015
CiteertitelNJB 2016/91
SamenvattingOp ongeldig verklaarde examentoetsen gebaseerd havo-diploma mocht worden ingetrokken ondanks ontbreken uitdrukkelijke wettelijke grondslag.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 februari 2014 heeft de rector het besluit aan [appellant] het havo-diploma te verstrekken, ingetrokken.
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:3729
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 09-12-2015
CiteertitelNJB 2016/92
SamenvattingAppellant had door het op een trailer neerzetten en achterlaten van een voormalige SRV-wagen, waarin in het verleden brand heeft gewoed, redelijkerwijze kunnen vermoeden dat als nevengevolg van dit handelen de wagen in een toestand terecht zou kunnen komen waarbij de desbetreffende vloeistoffen op of in de bodem terecht kunnen komen en dat daardoor de bodem ter plaatse zou kunnen worden verontreinigd. College van burgemeester en wethouders heeft terecht geoordeeld dat hij door het niet nemen van maatregelen om verontreiniging van de bodem te voorkomen in strijd heeft gehandeld met de in art. 13 WBB vervatte zorgplicht.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 februari 2014 heeft het college zijn beslissing op schrift gesteld om op 11 februari 2014 ter hoogte van perceel 5 aan de Koopvaardijweg te Nijmegen spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter verwijdering van een voormalige SRV-wagen op een trailer, wegens overtreding van de artikelen 13 van de Wet bodembescherming en 10.1, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer. Bij besluit van 21 februari 2014 heeft het college medegedeeld dat een bedrag van 1.217,90 aan kosten voor de toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komt.
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:3753
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 21-12-2015
CiteertitelNJB 2016/93
SamenvattingVerzoek om schorsing vuurwerkverbod Hilversum afgewezen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 27 oktober 2014 heeft het college een gebied in het centrum van Hilversum aangewezen als gebied waar het, behoudens door de gemeente georganiseerde centrale vuurwerkshows, verboden is om tijdens de periode als bedoeld in artikel 2.6.3 van het Vuurwerkbesluit consumentenvuurwerk te bezigen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2015:3908
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 10-12-2015
CiteertitelNJB 2016/94
SamenvattingAppellant komt in aanmerking voor een hogere vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand dan de toegekende forfaitaire vergoeding.
Samenvatting (Bron)Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door appellant gestelde fiscale (loon)schade niet als een gevolg van het vernietigde plaatsingsbesluit kan worden aangemerkt en daarom de minister niet kan worden toegerekend. Anders dan de rechtbank is de Raad echter van oordeel dat appellant in aanmerking komt voor een hogere vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand dan de o.g.v. het Bpb toegekende forfaitaire vergoeding. In bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken, vaste rechtspraak. Hier doet zich een uitzonderlijk geval voor. De redelijkerwijs te maken kosten voor rechtsbijstand, gemoeid met het opkomen tegen het bestreden besluit tot aan het oordeel van de rechtbank van 31 maart 2010, bedragen 11.314,- onder aftrek van de reeds toegekende vergoeding.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4672
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 15-12-2015
CiteertitelNJB 2016/95
SamenvattingBetrokkene is erin geslaagd aannemelijk te maken dat het feit dat de bankrekening op zijn naam staat in dit geval niet de vooronderstelling rechtvaardigt dat hij redelijkerwijs kan beschikken over dat vermogen.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. Boete. Betrokkene is medehouder van bankrekening. Betrokkene is erin geslaagd aannemelijk te maken dat de vooronderstelling (van de bankrekening op naam) in dit geval niet opgaat. Daarbij acht de Raad van belang dat het tegoed op de en/of-rekening [] [nummer 2] geheel afkomstig was van K, dat de aanleiding en het motief van de omzetting in een en/of-rekening was gelegen in de gezondheidssituatie van K en de specifieke ouder-kind zorgrelatie, en dat uit de bankmutaties niet is gebleken dat betrokkene bedragen van deze rekening voor zichzelf heeft aangewend. Daarnaast is niet zonder betekenis dat de omzetting in de en/of-rekening heeft plaatsgevonden ruim voordat betrokkene bijstand is toegekend, dat betrokkene in feite heeft gehandeld alsof zij enkel gemachtigd was op de en/of-rekening van K en niet buiten de grenzen van die machtiging is getreden, en dat de en/of-rekening later weer is omgezet in een bankrekening enkel op naam van K.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4542
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/96
SamenvattingDe aard en systematiek van de WAO verzetten zich tegen een afkoopsom als door appellant verzocht.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om arbeidsongeschiktheidsuitkering tot de einddatum ineens ter beschikking te stellen. De aard en systematiek van de WAO verzetten zich tegen een afkoopsom als door appellant verzocht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4694
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 18-12-2015
CiteertitelNJB 2016/97
SamenvattingHet terugbetalen van het teveel ingehouden bedrag kan niet worden aangemerkt als een rechtshandeling aangezien zij niet is gericht op enig rechtsgevolg.
Samenvatting (Bron)Geen besluit. Het bezwaar van appellante is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het terugbetalen van het teveel ingehouden bedrag kan niet worden aangemerkt als een rechtshandeling aangezien zij niet is gericht op enig rechtsgevolg. Hiertoe wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 3 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:834, in welke uitspraak is geoordeeld dat op grond van een vaststellingsovereenkomst gedane betalingen en specificaties daarvan geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4636
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 24-12-2015
CiteertitelNJB 2016/98
SamenvattingToezending besluit per e-mail.
Samenvatting (Bron)Op grond van de gedingstukken staat vast dat partijen sinds de ziekmelding van appellant op 23 maart 2010 hoofdzakelijk via de e-mail communiceerden en dat dit ook het geval was in de periode waarin het besluit van 9 mei 2011 is genomen. Appellant heeft voorts op 2 september 2012 gereageerd op het e-mailbericht van 10 mei 2011 en heeft daarbij verzocht om hem het ontslagbesluit opnieuw via een e-mailbericht toe te zenden. De minister heeft appellant het ontslagbesluit van 9 mei 2011 op 10 september 2012 opnieuw via een e-mailbericht toegezonden. De Raad is van oordeel dat appellant in ieder geval op 2 september 2012 duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij langs de elektronische weg bereikbaar is. Appellant heeft de ontvangst van het e-mailbericht van 10 september 2012 niet ontkend.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4797
Artikel aanvragenVia Praktizijn