Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 22-06-2016
Aflevering 5
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 03-02-2016
CiteertitelRSV 2016/73
SamenvattingAppellante kan de inlichtingenverplichting in volle omvang betwisten, ondanks een eerdere rechterlijke uitspraak over schending inlichtingenplicht.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om kwijtschelding resterende vordering. De terugvordering van de onverschuldigd betaalde WAO-, ZW- en TW-uitkering is het gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Niet voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 57 van de WAO, 33 van de ZW en 20 van de TW om voor kwijtschelding in aanmerking te komen, zodat aan het Uwv niet de bevoegdheid toekomt om van verdere terugvordering af te zien.
AnnotatorA. Tollenaar
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:445
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 04-03-2016
CiteertitelRSV 2016/74
SamenvattingWUL — inbreuk eigendomsrecht — bijtelling privégebruik auto — inkomen uit arbeid — geen overgangsrecht
Samenvatting (Bron)Wet uniformering loonbegrip. Bijtelling privégebruik auto. Verrekening met uitkering. Geen ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:916
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 11-01-2016
CiteertitelRSV 2016/75
SamenvattingBestuurlijke boete bijstand. Invulling begrip grove schuld. Geen sprake van verminderde verwijtbaarheid. Financiële omstandigheden/draagkracht aanleiding voor matiging.
Samenvatting (Bron)Nadere invulling en uitwerking boeteregime in bijstandszaken. Nadere vaststelling boete door de Raad; 6.920,- euro wordt 2.510,- euro. Grove schuld. Ernstige, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid, waardoor ten onrechte of tot te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. Boete in beginsel 75% van benadelingsbedrag. Financiële omstandigheden/ draagkracht aanleiding voor matiging: 18 maal 10% van toepasselijke bijstandsnorm.
AnnotatorH.F. van Rooij , C.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:12
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 15-03-2016
CiteertitelRSV 2016/76
SamenvattingVerplichte terugvordering. Matiging terugvordering bij verzwegen gezamenlijke huishouding.
Samenvatting (Bron)Verplichte terugvordering. Matiging terugvordering bij verzwegen gezamenlijke huishouding. Rechtspraak verplicht terugvorderingsregime ABW/ Abw. Per saldo niet meer terugvorderen dan ten onrechte is genoten. Reparatoir karakter. Bewijslast.
AnnotatorL. op den Camp , C.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:995
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 15-03-2016
CiteertitelRSV 2016/77
SamenvattingVerplichte intrekking en terugvordering. Overgangsrecht. Uitleg temporele werking in verhouding tot bevoegdheidsgrondslag. Betekenis zesmaandenjurisprudentie. Uitleg dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Samenvatting (Bron)Overgangsrecht. Verplichte intrekking en terugvordering. Uitleg temporele werking in verhouding tot bevoegdheidsgrondslag. Invulling begrip dringende redenen bij terugvorderingsverplichting. Betekenis zesmaandenjurisprudentie.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:952
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 29-03-2016
CiteertitelRSV 2016/78
SamenvattingAfwijzing bijstand voor minderjarige die bij grootmoeder en voogd woont — inkomen van verzorgers speelt rol bij beoordeling zeer dringende redenen.
Samenvatting (Bron)Afwijzing bijstand voor minderjarige die bij oma en voogd verblijft. Uitsluitingsgrond. Inkomen van verzorgers speelt rol bij beoordeling zeer dringende redenen. Geen rechtsongelijkheid. Geen discriminatie.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1098
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 05-04-2016
CiteertitelRSV 2016/79
SamenvattingUitsluitingsgrond aart. 13 lid 2, aanhef en onder d, WWB is van toepassing: betrokkene heeft zich op zodanige wijze gedragen dat hieruit ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen niet heeft willen nakomen.
Samenvatting (Bron)Terecht toepassing uitsluitingsgrond 'ondubbelzinnig' gebleken niet mee te willen werken aan arbeidsverplichting. Niet te verwachten dat het gedrag aangepast zou worden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1219
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Oost-Brabant 13-10-2015
CiteertitelRSV 2016/80
SamenvattingVoorlopige voorziening — indicatie voor begeleiding — maatwerkvoorziening — schatting kostprijs voorziening — hoogte eigen bijdrage.
Samenvatting (Bron)Verzoeker heeft niet aangeboren hersenletsel. Verzoeker had een indicatie op grond van de Awbz voor 1 uur begeleiding per week. Verzoeker betaalde hiervoor een eigen bijdrage per 4 weken van 37,- en sinds het vervallen van de Wtcg-toeslag per 1 januari 2015 een bedrag van 61,- per 4 weken. Bij het bestreden besluit heeft verweerder meegedeeld dat de hoogte van de eigen bijdrage maximaal de kostprijs van deze maatwerkvoorziening bedraagt, te weten 505,85. Bij een aanvullend besluit heeft verweerder de kostprijs in het individuele geval van verzoeker vastgesteld op het aantal uren dat verzoeker afneemt, vermenigvuldigd met een geschatte uurprijs van 60,-. De wetgever heeft rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat een belanghebbende is aangewezen op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo, maar dat die belanghebbende gezien de hoogte van zijn inkomen en vermogen de volledige kostprijs van de maatwerkvoorziening in de vorm van een eigen bijdrage moet voldoen. Dat dit indien de gemeente daarvoor kiest - in voorkomende gevallen tot hoge kosten voor de belanghebbende leidt is dus door de wetgever voorzien en aanvaard. Dit betekent echter wel dat de kostprijs van een maatwerkvoorziening zorgvuldig moet worden vastgesteld. In de verordening en de daarop gebaseerde nadere regels is niet gewaarborgd dat voor iedere individuele belanghebbende een kostprijs voor de maatwerkvoorziening wordt vastgesteld die de gemeente ook daadwerkelijk aan de aanbieder betaalt. Schatting van een kostprijs is naar voorlopig oordeel geen toegestane vorm van vaststelling van de kostprijs als bedoeld in artikel 2.1.4 van de Wmo, reeds omdat dit niet de prijs is waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening heeft ingekocht. Gezien de grootte van het samenwerkingsverband waarin verweerder met andere gemeenten de zorg heeft ingekocht, is immers aannemelijk dat de samenwerkende gemeenten vanwege schaalvoordelen en efficiencywinst een aanmerkelijk lagere prijs hebben bedongen dan de prijs die voor begeleiding individueel (basis) aan particulieren in rekening wordt gebracht. De staatssecretaris acht het blijkens de hiervoor genoemde antwoorden op kamervragen voorts van belang dat gemeenten maatwerk leveren, en dat, indien zou blijken dat de bestaande systematiek in individuele gevallen leidt tot een ongewenste uitkomst, de gemeente in zon geval borgt dat een cliënt niet om financiële redenen afziet van ondersteuning. Hoewel artikel 2.1.4, derde lid, van de Wmo dit naar voorlopig oordeel bepaald niet uitsluit, lijkt het er toch op alsof de staatssecretaris het de taak van de gemeenten acht er voor zorg te dragen dat de eigen bijdrage in relatie tot de kostprijs van de maatwerkvoorziening niet zodanig hoog oploopt dat de belanghebbende afziet van het gebruik van de maatwerkvoorziening. Dat is in het onderhavige geval echter precies wat dreigt te gaan gebeuren. Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Het feit dat iemand op zichzelf in staat is een hoge eigen bijdrage te betalen betekent immers niet dat betaling van die eigen bijdrage onmiddellijk kan worden ingepast in het bestaande uitgavenpatroon, dat immers mede gevormd is met inachtneming van de voorheen geldende lagere eigen bijdrage. Omdat onduidelijk is wanneer het aangekondigde nieuwe beleid zal ingaan en wat de inhoud daarvan zal zijn ziet de voorzieningenrechter aanleiding de tot en met 31 augustus 2015 geldende eigen bijdrage te handhaven.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2015:5888
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 09-03-2016
CiteertitelRSV 2016/81
SamenvattingTillift en douche-toiletstoel in bruikleen – Wmo – grondslag eigen bijdrage – kostprijs voorziening.
Samenvatting (Bron)Tillift en douche-toiletstoel in 2002 in bruikleen verstrekt. In december 2007 verstrekking voortgezet op grond van de Wmo. Op 15 juli 2012 is de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012 in werking getreden. Per 22 april 2013 is voor beide voorzieningen een eigen bijdrage vastgesteld. Voldoende gelegenheid tot beraad over Pgb geboden. Vaste rechtspraak dat grondslag van de eigen bijdrage is de kostprijs van de voorziening. Geen reden toepassing hardheidsclausule op grond van aangevoerde omstandigheden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:978
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Noord-Nederland 17-03-2016
CiteertitelRSV 2016/82
SamenvattingWmo — huishoudelijke hulp — verlaagd urentarief
Samenvatting (Bron)Wmo. Huishoudelijke hulp. Verlaagd urentarief. Vraag of een ingeschakelde verpleegkundige valt onder begrip 'professionele zorgverlener' als het gaat om huishoudelijke hulp. Gegrond beroep.
UitspraakECLI:NL:RBNNE:2016:1255
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 23-03-2016
CiteertitelRSV 2016/83
SamenvattingToewijzing verhuiskostenvergoeding.
Samenvatting (Bron)Toewijzing verhuiskostenvergoeding. Anders dan het college is de Raad van oordeel dat het college aan artikel 4 van de Wmo geen bevoegdheid kan ontlenen om appellant de gevraagde voorziening te weigeren. Gelet op artikel 5 van de Wmo is het de gemeenteraad die in de Verordening regels dient op te nemen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen. Nu noch in artikel 4, noch in enig ander artikel van de Verordening is bepaald dat een voorziening wordt geweigerd of kan worden geweigerd indien deze voorzienbaar was, bestaat voor de door het college gehanteerde weigeringsgrond geen wettelijke grondslag. De Raad zal zelf in de zaak voorzien en aan appellant een verhuiskostenvergoeding toekennen van 2.950,-.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1074
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Oost-Brabant 23-03-2016
CiteertitelRSV 2016/84
SamenvattingZorg niet meer ten laste van het pgb mogen brengen — geen kwalitatief goede zorg.
Samenvatting (Bron)AWBZ, Wlz, pgb, Zorggroep Helmond. Rechtbank laat besluit om voor de toekomst niet meer te accepteren dat bij Zorggroep Helmond ingekochte zorg ten laste van pgb mag worden gebracht in stand. Dit omdat voldoende aannemelijk is dat eiser bij Zorggroep Helmond geen kwalitatief goede zorg zal inkopen. Besluit idzv art 1:3 Awb. Rechtsvaststelling. Procesbelang.
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2016:1297
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 30-03-2016
CiteertitelRSV 2016/85
SamenvattingBesluit — bekendmaking.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard. Nu het besluit (inhoudende herziening studiefinanciering, omdat appellant niet woonachtig is op het gba-adres) is verzonden naar het bij de minister laatstelijk bekende adres van appellant, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bestreden besluit in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb bekend is gemaakt.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1143
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Gelderland 31-03-2016
CiteertitelRSV 2016/86
SamenvattingBoete — wettelijk bewijsvermoeden.
Samenvatting (Bron)Wet studiefinanciering 2000; herziening studiefinanciering, uitwonendenbeurs, artikel 1.5, wettelijk bewijsvermoeden; boete en lagere tegenbewijsdrempel. Naar het oordeel van de rechtbank is het hanteren van een dergelijk wettelijk bewijsvermoeden bij het opleggen van een boete niet in strijd met artikel 6 van het Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hierbij is van belang dat voor de vaststelling van de overtreding van artikel 1.5 van de Wsf niet vereist is dat sprake is van opzet of grove schuld. Indien dit wel het geval zou zijn is een wettelijk bewijsvermoeden niet voldoende om de boete op te baseren. Het wettelijke bewijsvermoeden laat echter onverlet dat de studerende tegenbewijs mag leveren en aldus het wettelijke bewijsvermoeden kan ontzenuwen. Dat is het geval als in dat tegenbewijs genoeg aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de vaststelling dat de studerende in de betrokken periode wel woonde op het opgegeven adres. Indien de studerende met betrekking tot die periode of een deel daarvan daarin slaagt, kan de boete in zoverre niet worden gebaseerd op de herziening van de studiefinanciering. Dit tegenbewijs hoeft, anders dan bij de herziening, niet zodanig te zijn dat daarmee onomstotelijk wordt aangetoond dat de studerende gedurende (een deel van) de periode voorafgaande aan de vastgestelde overtreding van artikel 1.5 van de Wsf feitelijk wel woonde op het desbetreffende BRP-adres. Aangezien het hier om een boete gaat acht de rechtbank, mede in het licht van het bepaalde in artikel 6, tweede lid, EVRM een lagere tegenbewijsdrempel aangewezen.
UitspraakECLI:NL:RBGEL:2016:1785
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 04-11-2015
CiteertitelRSV 2016/87
SamenvattingVrijwillige gebruikmaking van vertrekregeling — toetsingskader bij beoordeling of sprake is van verwijtbare werkloosheid — materiële beoordeling vereist — uitgangspunt dat vertrek is toe te schrijven aan bedrijfseconomische grond.
Samenvatting (Bron)Vrijwillig gebruik van vertrekregeling. Weigering WW-uitkering. Beëindiging dienstbetrekking is te wijten aan appellant. Met nader besluit geheel tegemoetgekomen. Ontbreken procesbelang van appellant. Het besluit van 12 juni 2015 komt niet tegemoet aan de minister terwijl deze ook gronden heeft aangevoerd tegen dat besluit. De minister wordt geacht van rechtswege beroep te hebben ingesteld tegen dat besluit, zodat dit besluit thans ter beoordeling voorligt. Anders dan de minister heeft gesteld brengt de omstandigheid dat appellant niet HPK is en niet behoorde tot een groep van aangewezen ambtenaren niet mee dat het ontslag van appellant niet kan worden aangemerkt als een beëindiging van de dienstbetrekking om bedrijfseconomische redenen. Door in te gaan op de door de minister aangeboden vertrekregeling heeft appellant geheel conform de circulaire een bijdrage geleverd aan de krimpdoelstellingen van de minister. De wens van appellant om een eigen bedrijf op te zetten maakt dit niet anders.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4201
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 09-11-2015
CiteertitelRSV 2016/88
SamenvattingVerzwegen werkzaamheden rond verbouwing café van zuster — verricht in economisch verkeer — verkrijgen van geldelijk voordeel redelijkerwijs te verwachten — eventuele onzekerheid over precieze omvang werkzaamheden strekt niet ten voordele van betrokkene — ten onrechte werkzaamheden niet gemeld — verlies hoedanigheid werknemer over gewerkte uren.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering WW-uitkering. Oplegging boete. Schending inlichtingenverplichting. Verzwegen werkzaamheden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4197
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 11-11-2015
CiteertitelRSV 2016/89
SamenvattingUitsluitend beschikbaar gesteld voor arbeid bij eigen werkgeefster — geen sprake van een voor toepassing van de WW reële beschikbaarheid — beweegredenen voor opstelling betrokkene niet relevant — begrip beschikbaarheid voor arbeid geeft feitelijke toestand aan — concurrentiebeding stond niet in de weg aan beschikbaarstelling voor andere arbeid.
Samenvatting (Bron)Weigering WW-uitkering. Uitleg begrip "beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden". Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van beschikbaarheid van appellant vanaf de datum dat hij zijn werkzaamheden voor de voormalig werkgever heeft beëindigd. Dit betekent dat het Uwv appellant terecht per 3 juli 2009 een WW-uitkering heeft ontzegd omdat hij per die datum niet voldeed aan de voorwaarden voor het recht op WW-uitkering.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4199
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 02-12-2015
CiteertitelRSV 2016/90
SamenvattingWeigering werkaanbod niet onterecht — onvrede over werkaanbod begrijpelijk — kwalificatie als ‘Dagobert Duck-contract’ niet aan te merken als uiterst negatief — geen sprake van zeer onbehoorlijk gedrag.
Samenvatting (Bron)Toewijzing ongekorte WW-uitkering. Dat het contract voor servicemedewerker een tijdelijke functie betrof, en diende als overbrugging voor de periode dat appellant niet over een beveiligerspas beschikte, blijkt niet uit het contract en ook niet uit enig ander stuk. Integendeel, vastgesteld is dat [S.] nooit een aanvraag heeft gedaan voor de voor het werk voor beveiliger noodzakelijke verlenging van de beveiligerspas. Er is dan ook geen sprake van dat appellant met zijn uitlating of opstelling enige op hem rustende verplichting op grond van de WW heeft geschonden. Vernietiging uitspraak. Vernietiging besluit.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2015:4280
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Noord-Holland 10-12-2015
CiteertitelRSV 2016/90
SamenvattingDoor de CRvB is het uitgangspunt verlaten dat het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen ouder en kind in de regel niet aannemelijk is — aangenomen wordt dat bedoeld uitgangspunt ook in de verhouding tussen partners niet langer wordt gehandhaafd — ter beantwoording van de vraag of sprake is geweest van een gezagsverhouding dienen alle relevante omstandigheden te worden beoordeeld.
Samenvatting (Bron)Verweerder heeft eiseres een uitkering betalingsonmacht op grond van de WW geweigerd. Eiseres is de partner van één van de directeuren. In dit geschil staat centraal de vraag of sprake is van een gezagsverhouding. De rechtbank gaat ervan uit dat het uitgangspunt van de CRvB dat het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen ouder en kind in de regel niet aannemelijk is, ook is verlaten in de verhouding tussen partners. Voor de vraag of sprake is geweest van een gezagsverhouding dienen alle relevante omstandigheden beoordeeld te worden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is geweest van een gezagsverhouding. Vernietiging van het bestreden besluit. Beroep gegrond.
UitspraakECLI:NL:RBNHO:2015:10894
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 10-02-2016
CiteertitelRSV 2016/92
SamenvattingAdvies door betrokkene ingeschakelde deskundige over zorgbehoefte betrokkene.
Samenvatting (Bron)Dat betrokkene zich ten behoeve van een reactie op de notitie van CIZ van 24 juni 2014 van advies heeft laten dienen door Welpart B.V. was gezien de inhoud van die brief niet onredelijk en daarom geen herhaling van zetten, zoals door CIZ is betoogd. De door Welpart B.V. gefactureerde kosten zijn niet onredelijk. Het tarief van 100,- per uur is, afgezet tegen het maximumtarief van 116,09 per uur voor werkzaamheden van min of meer wetenschappelijke of bijzondere aard, genoemd in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, niet onredelijk. Verwezen wordt naar de uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2950. Dat bij CIZ de functie van indicatiesteller een functie op HBO-niveau is, doet hieraan niet af.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:464
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 11-03-2016
CiteertitelRSV 2016/93
SamenvattingVerhaal op werkgever — eigenrisicodrager — zwangerschap en bevalling — directe aansluiting op wachttijd.
Samenvatting (Bron)Artikel 82, vierde lid, Wet WIA moet zo worden uitgelegd dat de kosten van de WGA-uitkering niet ten laste van een werkgever worden gebracht, als de klachten ten gevolge van zwangerschap of bevalling grond zijn geweest tot de toekenning van ziekengeld krachtens de verzekering op grond van de dienstbetrekking van de werkneemster met die werkgever. Daarbij dient wel de eis gesteld te worden dat de WGA-uitkering wordt toegekend in directe aansluiting op een wachttijd, waarin laatstelijk een uitkering op grond van de ZW werd ontvangen. Er is daarbij geen grond een onderscheid te maken tussen de tekst van artikel 82, vierde lid, zoals luidende voor en de tekst vanaf 1 augustus 2009.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:864
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 16-03-2016
CiteertitelRSV 2016/94
SamenvattingGeschikt om arbeid te hervatten — glad geval — beëindiging arbeidsovereenkomst — eigenrisicodrager.
Samenvatting (Bron)Werkgeefster heeft appellant ten onrechte niet aangemerkt als een glad geval. Zowel appellant als de arbo-arts waren immers van mening dat appellant nog niet geheel geschikt was om zijn arbeid te hervatten. Dat betekent dat appellant recht had op ziekengeld vanaf het moment dat hij in verband met het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst niet langer recht had op loon. De werkgeefster heeft verzuimd een ZW-uitkering toe te kennen en is daarom verschuldigd om ziekengeld uit te keren. Vernietiging uitspraak. Beroep gegrond. Vernietiging besluit.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:1042
Artikel aanvragenVia Praktizijn