Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 07-07-2016
Aflevering 27
RubriekVooraf
TitelNo man is an island
CiteertitelNJB 2016/1341
SamenvattingHoe begrijpelijk ook de irritatie bij de andere lidstaten is over zoveel lichtzinnigheid en arrogantie waarmee de Britten de hele EU hebben meegesleept in een crisis, het is wijzer hen niet het vel over de oren te trekken.
Auteur(s)T. Spronken
Pagina1899-1899
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelInformationele solidariteit bij terrorismebestrijding
CiteertitelNJB 2016/1342
SamenvattingNa de aanslagen in Parijs en Brussel staat betere en snellere gegevensuitwisseling – zowel nationaal als internationaal – ten behoeve van terrorismebestrijding hoog op de politieke agenda. In dit artikel staat de normering van geïntensiveerde gegevensuitwisseling centraal. Daarbij gaat het allereerst om de beoordeling welke gegevens aan een andere (binnenlandse of buitenlandse) instantie mogen worden verstrekt. Spiegelbeeldig daaraan is de beoordeling welke gegevens door de ontvangende instantie mogen worden gebruikt. Betoogd wordt dat informationele solidariteit zal bijdragen aan de totstandkoming van een rechtsstatelijke basisinfrastructuur voor gegevensuitwisseling. Die informationele solidariteit houdt in dat wederzijdse bereidheid bestaat gegevens te delen én openheid naar elkaar wordt gegeven over de herkomst van gegevens. Een snel en adequaat systeem van gegevensuitwisseling kan daardoor worden gerealiseerd.
Auteur(s)M.F.H. Hirsch Ballin
Pagina1900-1909
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelFormele rechtskracht tien jaar na ‘Delisea’ - Over procedeerdwang, herroepen primaire besluiten en de illusie van een sluitend systeem
CiteertitelNJB 2016/1343
SamenvattingOver procedeerdwang, herroepen primaire besluiten en de illusie van een sluitend systeem.
Auteur(s)C.N.J. Kortmann
Pagina1910-1917
LinkVolledige tekst artikel (Stibbe)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekEssay
TitelAsielzoekers en hun eigendomsrecht
CiteertitelNJB 2016/1344
SamenvattingEen in enkele landen geïntroduceerde maatregel om asielaanvragen en -opvang beheersbaar te houden is om bij binnenkomst waardevolle bezittingen van asielzoekers af te nemen als bijdrage in de kosten van de opvang. Dit essay gaat in op de vraag in hoeverre deze maatregel zich verhoudt tot het eigendomsrecht. Ook wordt ingegaan op de wijze waarop Nederland asielzoekers en vergunninghouders verplicht bij te dragen in de kosten van de opvang.
Auteur(s)J.M. Steijns
Pagina1918-1921
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelAdvocaat en meningsuiting
CiteertitelNJB 2016/1345
SamenvattingEr is de afgelopen tijd in de media veel aandacht geweest voor de vrijheid van meningsuiting. Dit naar aanleiding van het Turkse optreden tegenover journalisten. Dat leidde tot ophef en verontwaardiging. Maar toen een Nederlands bestuursorgaan op ongrondwettige wijze ingreep in de meningsuiting van advocaat Meindert Stelling, bestond daarvoor geen aandacht. En dit veranderde niet toen de Haagse raad van discipline op 21 maart 2016 besloot dat Stelling niet langer advocaat mocht zijn.
Auteur(s)E. Olof
Pagina1922-1923
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 30-03-2016, 5878/08
CiteertitelNJB 2016/1946
SamenvattingArt. 2 EVRM. Recht op leven. Procedurele verplichtingen. Geen vervolging individuele politieagenten na dodelijk politievuur. Effectief onderzoek. Niet-vervolgingsbeslissing binnen beoordelingsruimte. Geen schending.
Samenvatting (Bron)Remainder inadmissible;No violation of Article 2 - Right to life (Article 2-1 - Effective investigation) (Procedural aspect)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2016:0330JUD000587808
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 26-04-2016, 10511/10
CiteertitelNJB 2016/1347
SamenvattingVerbod van onmenselijke behandeling. Levenslange gevangenisstraf. Ontbreken van perspectief of vrijlating. Geen herbeoordelingsmechanisme. Geen voorzieningen voor psychiatrische behandeling. Schending.
Samenvatting (Bron)Preliminary objections dismissed (Article 34 - Locus standi;Victim);Violation of Article 3 - Prohibition of torture (Article 3 - Degrading punishment;Inhuman punishment) (Substantive aspect);Non-pecuniary damage - finding of violation sufficient (Article 41 - Non-pecuniary damage;Just satisfaction)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2016:0426JUD001051110
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1348
SamenvattingErfrecht. Bij testament bepaalt een erflater dat zijn kinderen hun legitieme portie eerst kunnen opeisen, indien zijn echtgenote overlijdt. Op 16 november 2001 overlijdt de erflater. Een zoon doet vóór 16 november 2006 een beroep op de legitieme portie, en na 16 november 2006 eist hij die daadwerkelijk op, bij leven van de echtgenote. In verband met die vordering laat hij conservatoir beslag leggen. Hoge Raad: 1. Beslag. Niet-opeisbare vordering. Niet is uitgesloten dat conservatoir beslag kan strekken ter verzekering van een vordering die (nog) niet opeisbaar is. 2. Legitieme portie. Opeising. Overgangsrecht. Degene die volgens het oude erfrecht zijn bevoegdheden als legitimaris kon uitoefenen, behoudt die bevoegdheden totdat sedert het overlijden van de erflater vijf jaren zijn verstreken. Redelijke wetsuitleg brengt mee dat de legitimaris zijn bevoegdheid kon uitoefenen door het binnen die termijn afleggen van een verklaring dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen. Niet was vereist dat hij binnen die termijn zijn legitieme portie daadwerkelijk opeiste.
Samenvatting (Bron)Erfrecht. Aanspraak op legitieme portie. Conservatoir beslag mogelijk op niet-opeisbare vordering (art. 441 Rv)? Overgangsrecht, art. 128 Ow NBW: in welke vorm kan legitimaris ‘oude’ bevoegdheden uitoefenen gedurende overgangstermijn?
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1271
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1349
SamenvattingSchenking. Misbruik van omstandigheden. Bewijslastverdeling. Een zuster stelt dat haar broer door stukken te vervalsen en met misbruik van de geestestoestand van hun inmiddels overleden moeder, heeft bewerkstelligd dat de moeder schenkingen aan hem heeft gedaan, en vordert een verklaring voor recht dat de schenkingen nietig zijn. Het hof laat de zuster toe tot bewijslevering. Hoge Raad: Het hof had toepassing moeten geven aan de bijzondere regel van bewijslastverdeling van art. 7:176 BW.
Samenvatting (Bron)Erfrecht, schenking. Beroep erfgenaam op vernietigbaarheid van schenkingen aan andere erfgenaam wegens misbruik van omstandigheden. Bijzondere regel inzake bewijslastverdeling (art. 7:176 BW).
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1272
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1350
SamenvattingSchade. In verband met een reddingsplan voor de voetbalclub Vitesse spreken gedeputeerden van de provincie Gelderland over een bijdrage van de Provincie aan het plan (verlaging van de huur voor het stadion) zonder te waarschuwen dat slechts sprake is van een verplichting zich in te spannen om instemming van de Provinciale Staten te verkrijgen. Vitesse vordert schadevergoeding. Het hof verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure. Die beslissing wordt in stand gelaten in HR 25 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5420, NJ 2010/371. In deze schadestaatprocedure wijst het hof de vordering af. Hoge Raad: 1. Winstafdracht. Indien geen schade is geleden, is er geen plaats voor toekenning van ‘winstafdracht’ op grond van art. 6:104 BW. 2. Schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure kunnen niet – opnieuw of alsnog – in de hoofdprocedure gegeven oordelen worden bestreden. 3. Dualisme. Bij het aannemen van gebondenheid van een provincie zonder instemming van het terzake volgens de wet bevoegde orgaan, moet grote terughoudendheid worden betracht.
Samenvatting (Bron)Overheidsaansprakelijkheid. Schadestaatprocedure na HR 25 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5420, NJ 2010/371 (Provincie Gelderland/Vitesse). Causaal verband. Winstafdracht (art. 6:104 BW). Verhouding tussen schadestaat en hoofdprocedure. Geen klachten mogelijk tegen oordelen in de hoofdprocedure. Overweging ten overvloede over primaire grondslag van de vordering in de hoofdprocedure.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1309
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1351
SamenvattingOnteigening. Hoge Raad: 1. Complexwaarde. Afwijkende waarde. Aan een onteigend stuk grond dat deel uitmaakt van een complex kan een andere waarde worden toegekend dan de complexwaarde, indien de bijzondere ligging of hoedanigheid van die grond de waarde daarvan zodanig beïnvloedt dat bij een veronderstelde verkoop ervan in het vrije commerciële verkeer tussen een redelijk handelend verkoper en een redelijk handelend koper een hogere of lagere prijs tot stand zou komen dan de complexwaarde. 2. Bijzondere rechtsgang. In de bijzondere rechtsgang van de onteigeningsprocedure past niet dat de rechter zich zou moeten buigen over de stelling van de onteigende dat de onteigenaar aansprakelijk is wegens onrechtmatige daad, waarbij het gaat om schade die geen onteigeningsgevolg is.
Samenvatting (Bron)Onteigeningsrecht. Schadeloosstelling na onteigening van verontreinigd perceel dat deel uitmaakt van een complex; minderwaarde perceel of omslag over het hele complex (art. 40d Ow)? Moet rekening worden gehouden met mogelijke aansprakelijkheid van onteigenaar voor de bodemverontreiniging van het onteigende? Noodzaak van vervangende aankoop (wederbelegging).
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1273
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1352
SamenvattingSchadevergoeding. Verzekeringsuitkering. In het pand van M ontstaat brand, die overslaat naar een naastgelegen loods, waardoor landbouwmachines van D verloren gaan. De brandverzekeraar van D keert een bedrag uit, onder aftrek van een eigen risico. D spreekt M aan voor het eigen risico. Hoge Raad: Het oordeel dat de verzekeringsuitkering moet worden aangemerkt als strekkend tot vergoeding van de door D geleden schade waarvoor M aansprakelijk is, is niet onbegrijpelijk. D bestrijdt niet de begroting door het hof van haar totale schade. Anders dan het onderdeel veronderstelt, is die schade door de verzekeringsuitkering geheel vergoed.
Samenvatting (Bron)Vaststelling schade op grond van onrechtmatige daad. Invloed schadeverzekeringsuitkering. Benadeelde vordert bedrag eigen risico. Is de schade door de verzekeringsuitkering geheel vergoed?
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1276
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 24-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1353
SamenvattingKostenverhaal op de Staat. Twee personen in dienst van de Staat vliegen met een helikopter tegen hoogspanningsleidingen aan, waardoor de stroom uitvalt bij huishoudens in verschillende gemeenten. De gemeenten spreken de Staat aan wegens onrechtmatige daad. Hoge Raad: 1. Doorkruisingsleer. Rampenbestrijding. Brandweertaak. Er is geen aanknopingspunt voor de stelling van de Staat dat de Wet rampen en zware ongevallen een regeling bevat die aan kostenverhaal door gemeenten op een bijzondere wettelijke grond, zoals onrechtmatige daad, in de weg zou staan of die door dat kostenverhaal onaanvaardbaar zou worden doorkruist. Het oordeel van het hof dat de onderhavige brandweerkosten niet zien op de uitvoering van de in art. 1 lid 4, aanhef en onder b, Brandweerwet 1985 omschreven brandweertaak, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 2. Schade. Loonkosten. Het oordeel van het hof dat de schade erin bestaat dat de gemeenten tegenover de door hen betaalde loonkosten het resultaat van de reguliere werkzaamheden van de ambtenaren hebben moeten missen, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Kostenverhaal door gemeenten op Staat i.v.m. stroomstoring door helikopterongeval. Doorkruising van bijdrageregeling Wet rampen en zware ongevallen? Verhaal brandweerkosten in strijd met HR 11 december 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0788, NJ 1994/639 (Bluskosten Vlissingen)? Verwijzing naar HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3594, NJ 2015/366. Vergoedbaarheid loonkosten eigen ambtenaren. Verwijzing naar HR 19 december 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5664, NJ 1976/280.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1278
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 21-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1354
SamenvattingBevel dat de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn: hierbij moet worden vooropgesteld dat een rechterlijke uitspraak in de regel pas tenuitvoergelegd mag worden nadat zij onherroepelijk is geworden en dat de in art. 14e Sr voorziene uitzondering op deze regel over de dadelijke uitvoerbaarheid van de ingevolge art. 14c Sr gestelde bijzondere voorwaarden dan wel het ingevolge art. 14d Sr uit te oefenen toezicht voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen kan hebben. De rechter zal in de motivering ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 14e Sr gestelde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder zal hij in een uitspraak waarin ten laste van de verdachte een misdrijf is bewezenverklaard dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als zijn oordeel tot uitdrukking dienen te brengen dat en waarom ernstig rekening ermee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan. In casu ontoereikende motivering hof; de Hoge Raad doet de zaak om redenen van doelmatigheid zelf af. A-G: anders.
Samenvatting (Bron)Bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van gestelde bijz. voorwaarden en reclasseringstoezicht. Art. 14c, 14d, 14e.1 Sr. De HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:537, i.h.b. dat de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dient te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 14e Sr gestelde voorwaarden is voldaan. Meer i.h.b. zal hij in een uitspraak waarin t.l.v. verdachte een misdrijf is bewezenverklaard dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als zijn oordeel tot uitdrukking dienen te brengen dat en waarom ernstig rekening ermee moet worden gehouden dat verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan. I.c. heeft het Hof dadelijke uitvoerbaarheid bevolen “nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”, maar dat oordeel in zijn strafmotivering ontoereikend gemotiveerd. HR doet zaak zelf af en vernietigt bevel. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1237
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 21-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1355
SamenvattingMotivering oplegging maatregel van TBS met verpleging van overheidswege: bij oplegging daarvan ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (art. 38e Sr) dient de rechter zulks – bij voorkeur in de bewoordingen van art. 359 lid 7 Sv – in zijn motivering van de maatregel van TBS tot uitdrukking te brengen. Als zodanig misdrijf kan ook de strafbaarstelling van art. 6 WVW 1994 gelden, aangezien het daarbij gaat om – kort gezegd – een ernstig misdrijf met de dood of (zwaar) lichamelijk letsel als gevolg. In casu kon hof tot de opgelegde TBS komen. A-G: anders.
Samenvatting (Bron)Oplegging Tbs-maatregel bij veroordeling t.z.v. art. 6 jo. 175 WVW 1994. Motiveringsplicht ex art. 359.7 Sv. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2013:BY8434: ingeval aan verdachte de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege is opgelegd t.z.v. een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, dient de rechter zulks – bij voorkeur in de bewoordingen van art. 359.7 Sv – in zijn motivering van de maatregel tot uitdrukking te brengen. I.c. faalt de klacht over het oordeel van het Hof dat de Tbs-maatregel wordt opgelegd t.z.v. een misdrijf als hiervoor bedoeld. De strafbaarstelling van art. 6 WVW 1994 betreft immers - kort gezegd - een ernstig misdrijf met de dood of (zwaar) lichamelijk letsel als gevolg. ’s Hofs oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, gelet op de vastgestelde f&o, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1240
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 21-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1356
SamenvattingIntrekking hoger beroep na terugwijzing in cassatie: tot de aanvang van de behandeling van het hoger beroep bestaat de mogelijkheid het hoger beroep geheel of gedeeltelijk in te trekken conform art. 453 en 454 Sv, waarmee wordt gedoeld op de eerste terechtzitting in hoger beroep; daaronder is dus niet begrepen de eerste terechtzitting in hoger beroep volgend op een geslaagd cassatieberoep met een verwijzingsopdracht van de Hoge Raad aan een hof om de zaak op het bestaande hoger beroep geheel of ten dele opnieuw dan wel verder te berechten en af te doen. Ondertussen geldt dat indien na de aanvang van de behandeling van het hoger beroep bezwaren niet worden gehandhaafd, een dergelijke ‘intrekking’ onder omstandigheden tot toepassing van art. 416 lid 2 en lid 3 Sv kan leiden, om welke toepassing procespartijen bovendien kunnen verzoeken; die regel geldt evenwel niet bij de voortzetting van de behandeling van het hoger beroep na een geslaagd cassatieberoep.
Samenvatting (Bron)Intrekking h.b. mogelijk na terugwijzing zaak door HR? De HR stelt voorop dat tot de aanvang van de behandeling van het h.b. de mogelijkheid bestaat het h.b. geheel of gedeeltelijk in te trekken op de wijze die in de art. 453 en 454 Sv is voorzien (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP2709). Daarmee wordt gedoeld op de eerste tz. in h.b. Daaronder is niet begrepen de eerste tz. in h.b. volgend op een geslaagd cassatieberoep met een verwijzingsopdracht van de HR aan een hof om de zaak op het bestaande h.b. geheel of ten dele opnieuw dan wel verder te berechten en af te doen. In ECLI:NL:HR:2011:BP2709 is voorts geoordeeld dat indien na de aanvang van de behandeling van het h.b. bezwaren niet worden gehandhaafd, e.d. ‘intrekking’ onder omstandigheden tot toepassing van art. 416.2 en 416.3 Sv kan leiden, om welke toepassing procespartijen kunnen verzoeken. Die regel geldt niet bij de voortzetting van de behandeling van het h.b. na een geslaagd cassatieberoep. ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte zijn h.b. niet meer kon intrekken na het (deels) geslaagde cassatieberoep is juist. Hetzelfde geldt voor zijn kennelijke oordeel dat het na de terugwijzing van de zaak door de HR niet langer handhaven van de bezwaren, geen consequenties kon hebben voor de ontvankelijkheid en omvang van het h.b.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1236
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 21-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1357
SamenvattingIn casu hoeven het slagende cassatiemiddel over de onjuiste kwalificatie door het hof niet tot cassatie te leiden, nu – gelet op het in casu toepasselijke strafmaxima en de in het onderhavige geval opgelegde straf alsmede dat het het hof vrijstond bij de strafoplegging rekening te houden met de niettenlastegelegde omstandigheid dat de bewezenverklaarde inbraak is gepleegd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt – het belang van de verdachte bij zijn cassatieberoep niet evident is.
Samenvatting (Bron)Kwalificatieklacht. Verdachte heeft niet een evident belang bij zijn klacht over de onjuiste kwalificatie van de onder 1 bewezenverklaarde diefstal als gepleegd “in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt”, in aanmerking genomen dat voor de 2 diefstallen die beide gepleegd zijn onder de strafverzwarende omstandigheden van art. 311.1.5o Sr (d.m.v. braak, resp. valse sleutels), gelet op art. 57 Sr een gevangenisstraf van ten hoogste 8 jaren had kunnen worden opgelegd; het Hof 5 maanden heeft opgelegd aan verdachte; en het Hof bij de strafoplegging rekening mocht houden met de niet tlgd. omstandigheid dat de onder 1 bewezenverklaarde diefstal is gepleegd “in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt”. De HR verklaart het beroep met toepassing van art. 80a RO n-o.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:1238
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 22-06-2016
CiteertitelNJB 2016/1358
SamenvattingOvername betalingsverplichting. Werknemer. Buitenwettelijk begunstigende beleid.
Samenvatting (Bron)Betrokkene procedeert op eigen titel en wil in zijn hoedanigheid van vakbond en rechtshulpverlener aan zijn leden kosten vergoed zien die hij heeft gemaakt voor het aanvragen van faillissement van werkgeefster. De omstandigheid dat betrokkene zelf geen werknemer is betekent reeds dat betrokkene geen recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk IV van de WW.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:2343
Artikel aanvragenVia Praktizijn