Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Uitgever Boom Juridische Uitgevers
Tijdschrift Tijdschrift voor Gezondheidsrecht
Datum 28-07-2016
Aflevering 5
RubriekRedactioneel
TitelOeps, USB-stickje kwijt
CiteertitelTvGr 2016/
SamenvattingSinds 1 januari 2016 kan er een forse bestuurlijke boete volgen als een organisatie ingeval van een datalek verzaakt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) hiervan te verwittigen. De instelling is hiervoor de verantwoordelijke, maar die verwacht wel van de medewerkers dat zij het lek melden. In de praktijk is echter nog niet duidelijk wat meldenswaardig is.
Auteur(s)M.C. Ploem
Pagina287-287
LinkBestellen volledige tekst artikel (BJu)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelHet tuchtrecht voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg: de betekenis van de tweede tuchtnorm voor de ontvankelijkheid
CiteertitelTvGR 2016, 5, p. 288
SamenvattingIn deze bijdrage wordt de reikwijdte van de tweede tuchtnorm van de Wet BIG in kaart gebracht. Daarbij wordt nagegaan of wijziging van de betreffende norm noodzakelijk c.q. wenselijk is. Geconstateerd wordt dat de tuchtrechter de afgelopen jaren geen consistente lijn heeft gevolgd bij de uitleg van de tweede tuchtnorm, hetgeen onwenselijk is. Aanbevolen wordt om de tuchtnorm(en) te wijzigen in een zogenoemde betamelijkheidsnorm en om in het kader van de ontvankelijkheid niet langer te toetsen aan de reikwijdte van de tuchtnorm(en).
Auteur(s)C.A. Bol , J.C.J. Dute
Pagina288-329
LinkBestellen volledige tekst artikel (BJu)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelKroniek rechtspraak Scheidsgerecht Gezondheidszorg en aanpalende geschillen
CiteertitelTvGR 2016, 5, p. 330
SamenvattingIn deze kroniek worden de belangrijkste uitspraken van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg alsmede uitspraken van de civiele rechter in aanpalende geschillen, over de periode juni 2014 tot en met april 2016 behandeld. Het gaat dan om uitspraken in het kader van geschillen over de arbeidsovereenkomst dan wel de toelatingsovereenkomst van medisch specialisten, vernietigingsperikelen en tot slot procesrechtelijke aspecten.
Auteur(s)T.A.M. van den Ende , F. Lijffijt
Pagina330-339
LinkBestellen volledige tekst artikel (BJu)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Strafrecht
TitelRechtbank Amsterdam 13-05-2016
CiteertitelTvGr 2016/300
Samenvatting
Samenvatting (Bron)In hulpeloze toestand brengen met de dood als gevolg door toedienen insuline, bijzondere voorwaarde gedurende de proeftijd van vijf jaar niet het beroep van verzorgende mogen uitoefenen.
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2016:2916
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Bestuursrecht
TitelRechtbank Midden-Nederland 21-12-2015
CiteertitelTvGr 2016/301
Samenvatting(GGz Centraal/minister van VWS). Verweerder is op grond van Kwzi verplicht tot geheimhouding van medische patiëntgegevens, wat voorgaat op de Wob. Ook de definitieve, onomkeerbare strekking van afwijzing van het verzoek (en dus openbaarmaking) speelt een rol in dit oordeel.
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Bestuursrecht
TitelRaad van State 24-02-2016
CiteertitelTvGr 2016/302
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 juli 2014 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om herregistratie als fysiotherapeut in het zogenoemde BIG-register afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:470
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Bestuursrecht
TitelRaad van State 01-06-2016
CiteertitelTvGr 2016/303
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 oktober 2013 heeft de inspecteur aan de huisartsenpraktijk het bevel gegeven dat de in de huisartsenpraktijk werkzame huisarts [overledene] met ingang van 2 oktober 2013 om 14.00 uur voor de duur van zeven dagen geen zorg meer in de huisartsenpraktijk verleent en niet anderszins betrokken is bij (de organisatie van) de individuele gezondheidzorg in de huisartsenpraktijk, tot het moment dat de door [overledene] te verlenen zorg en diens betrokkenheid bij (de organisatie van) de individuele gezondheidzorg in de huisartsenpraktijk naar het oordeel van de inspecteur aantoonbaar voldoet aan de voorwaarden van verantwoorde zorgverlening, als omschreven in de Kwaliteitswet zorginstellingen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2016:1502
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerecht in Eerste Aanleg van Aruba 04-05-2016
CiteertitelTvGr 2016/304
Samenvatting (Bron)Onjuiste diagnose. Tekortkoming. Onrechtmatige daad.
UitspraakECLI:NL:OGEAA:2016:363
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 24-11-2015, c2014.478, ECLI:NL:TGZCTG:2015:321
CiteertitelTvGr 2016/305
SamenvattingKlachten tegen MDL-arts in verband met palliatieve sedatie. In eerste aanleg ongegrond verklaard. Informed consent door wilsbekwame patiënt. Intermitterende of tijdelijke sedatie kwam in de gegeven omstandigheden niet in aanmerking: de patiënt laten ontwaken zou ten opzichte van hem niet verantwoord zijn en zelfs in strijd met de richtlijn. Rol geloofsovertuiging (moslim). Waarschuwen afwezige familieleden? Beroep verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.390, ECLI:NL:TGZCTG:2016:177
CiteertitelTvGr 2016/306
SamenvattingKlacht tegen huisarts: klaagster is de dochter van de inmiddels overleden patiënt. De aangeklaagde huisarts heeft waargenomen voor de vaste huisarts van patiënt. Hij heeft de patiënt een aantal keren gezien waarbij de patiënt klaagde over aanhoudende buikpijn en rugpijn en later ook pijn in het linkerbeen. Na onderzoek van de internist bleek dat er bij de patiënt sprake was van een gebroken wervel en alvleesklierkanker in een vergevorderd stadium met uitzaaiingen naar de lever. Klaagster verwijt de aangeklaagde huisarts: 1. nalatigheid en het niet serieus nemen van de klachten van de patiënt; 2. de wijze van afhandeling na het overlijden; 3. onduidelijkheid ten aanzien van het dossier nu het dossier van de vaste huisarts toevoegingen bevat die niet in het dossier van de aangeklaagde huisarts staan; 4. de reactie van de huisarts ten aanzien van de behandeling van de klacht die klaagster bij de klachtencommissie Eerstelijnszorg heeft ingediend. Het RTG verklaart de klacht deels gegrond en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing op. Het CTG acht de oorspronkelijke klacht terecht maar de maatregel te licht en legt een berisping op.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.344, ECLI:NL:TGZCTG:2016:178
CiteertitelTvGr 2016/307
SamenvattingOp 22 november 2007 heeft tussen de arts en patiënte, de moeder van klager, een gesprek plaatsgevonden voor de zorg voor en de verblijfplaats van patiënte in de toekomst. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt, waarin staat dat patiënte in Het Zonnehuis wenst te blijven wonen. Patiënte heeft dit verslag voor akkoord getekend. Klager verwijt de arts dat zij in strijd met haar vertrouwensfunctie en in het economisch belang van haar werkgever en/of derden (samen met een verpleegster) patiënte haar handtekening onder het verslag heeft laten zetten. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het CTG is van oordeel dat klager geenszins heeft voldaan aan de op hem rustende last om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, waaruit blijkt dat de arts op het moment dat zij op 22 november 2007 het gespreksverslag door patiënte liet ondertekenen, zich door andere belangen heeft laten leiden dan de zorg die zij jegens patiënte had behoren te betrachten. Het beroep wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.351, ECLI:NL:TGZCTG:2016:179
CiteertitelTvGr 2016/308
SamenvattingKlacht tegen huisarts. Verweerder was reeds jaren de huisarts van klaagster. Zij heeft zich met klachten tot verweerder gewend nadat zij in 2011 een verkeersongeluk had gehad en een insectenbeet had opgelopen op haar enkel. In 2013 is bij klaagster een nekhernia geconstateerd. De klacht houdt in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster drie jaar lang niet serieus te nemen, waardoor zij al die tijd pijn heeft geleden met grote gevolgen voor haar welzijn. Daarnaast verwijt zij verweerder dat hij de klachten aan haar enkel na een insectenbeet niet serieus heeft genomen. Het RTG verklaart de klacht ongegrond. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.389, ECLI:NL:TGZCTG:2016:180
CiteertitelTvGr 2016/309
SamenvattingKlacht tegen huisarts. Klager is de zoon van de inmiddels overleden patiënte. Verweerster was de huisarts van patiënte. Patiënte was bekend met een mammacarcinoom en dementie en had na het doormaken van een hartinfarct in de avond en nacht te kampen met pijn. Klagers broer had de 24-uurszorg op zich genomen. De casemanager had geadviseerd om de huisarts te vragen om een zogenoemde terminaalverklaring zodat patiënte in aanmerking kon komen voor nachtzorg. Verweerster heeft patiënte eind juli 2014 bezocht en geen terminaalverklaring afgegeven. Begin augustus heeft een andere huisarts patiënte terminaal verklaard. De klacht houdt in dat verweerster zich tegen het einde van het leven van de patiënte onprofessioneel heeft gedragen, onzorgvuldig is geweest en tekort is geschoten in haar (medisch) handelen. In het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij in juli 2014 geen terminaalverklaring wilde afgeven, patiënte niet heeft onderzocht en het ziektebeloop van patiënte nadien niet heeft gevolgd. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.372, ECLI:NL:TGZCTG:2016:181
CiteertitelTvGr 2016/310
SamenvattingPatiënt wil een voortgezette arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. De behandelend cardioloog heeft aan de verzekeraar niet alleen informatie van feitelijke aard, maar ook een oordeel over de mate van arbeidsgeschiktheid gegeven. Daarmee heeft hij de richtlijnen inzake omgaan met medische gegevens van de KNMG niet in acht genomen. Waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.216, ECLI:NL:TGZCTG:2016:182
CiteertitelTvGr 2016/311
SamenvattingKlacht tegen een revalidatiearts. De arts wordt handelen in strijd met de vereiste zorgvuldigheid verweten door zonder medische reden de behandeling van klager te staken, klager naar een verpleeghuis te sturen dat niet geschikt voor hem was, geen ontslaggesprek te voeren met klager en in de ontslagbrief nieuwe informatie op te nemen over medicatie, welke informatie de familie en de crisisopvang niet heeft bereikt. Het RTG verklaart de klacht op onderdelen gegrond en legt de revalidatiearts de maatregel van waarschuwing op. Het CTG wijst de klacht grotendeels af.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.231, ECLI:NL:TGZCTG:2016:183
CiteertitelTvGr 2016/312
SamenvattingEen fysiotherapeut staakt de behandeling vanwege onvoldoende effect en suggereert patiënt zich tot een osteopaat te wenden. Het CTG geeft een omschrijving van het begrip ‘verwijzing’ en bepaalt dat alleen de huisarts naar een specialist kan verwijzen. In casu was feitelijk geen sprake van een verwijzing. Het beroep wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.244, ECLI:NL:TGZCTG:2016:184
CiteertitelTvGr 2016/313
SamenvattingKlacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts: a) dat hij niet zelf heeft geregeld dat patiënt verder werd onderzocht nadat de psychiater duidelijk had aangegeven dat het probleem niet op zijn vakgebied lag, maar dat er wel degelijk iets niet in orde was; b) dat het journaal van het huisbezoek onvolledig is, nu daarin het gesprek met de psychiater niet is weergegeven en daaruit ook niet blijkt welke beslissing uiteindelijk genomen is. Het RTG heeft de klacht gegrond verklaard en de huisarts de maatregel van berisping opgelegd. Het CTG stelt vast dat de huisarts tijdens zijn huisbezoek op zaterdag 30 juni 2012 geen lichamelijk onderzoek heeft verricht, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Ondanks de slechte toestand van patiënt had de huisarts een betere anamnese kunnen en moeten uitvragen en, voor zover enigszins mogelijk, lichamelijk onderzoek moeten doen zoals een controle van hartslag en bloeddruk en enig neurologisch onderzoek. Dat patiënt in een korte tijdspanne daarvoor al vijf keer door een arts was gezien zonder resultaat en er twee dagen later een consult bij de neuroloog stond gepland, doet hier niet aan af. Het CTG is van oordeel dat de verslaglegging door de huisarts in dit geval onvoldoende is, mede in het licht van het geheel ontbreken van een verslag van het telefoongesprek tussen de huisarts en de psychiater diezelfde avond. Het beroep van de huisarts wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.321, ECLI:NL:TGZCTG:2016:185
CiteertitelTvGr 2016/314
SamenvattingKlacht tegen psychiater. Klaagster is een instelling die ambulante geestelijke gezondheidszorg aanbiedt. Verweerder was bij klaagster aangesloten door middel van een raamovereenkomst van opdracht. Een patiënte heeft bij klaagster een klacht over verweerder ingediend in verband met het met haar aangaan van een seksuele relatie. Klaagster heeft na een intern onderzoek een melding bij IGZ gedaan en verwijt verweerder een persoonlijke (seksuele) relatie met een patiënte te zijn aangegaan. Het RTG heeft de klacht gegrond verklaard en aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een jaar opgelegd. Het CTG verwerpt het beroep van verweerder en gelast publicatie van de beslissing.
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.332, ECLI:NL:TGZCTG:2016:187
CiteertitelTvGr 2016/315
SamenvattingKlacht tegen chirurg. Bij de moeder van klaagster is de galblaas verwijderd. Anderhalve dag na de operatie wordt patiënte suf en heeft zij een lage bloeddruk en veel buikpijn. In de daaropvolgende nacht wordt besloten tot een proeflaparotomie, die de volgende ochtend wordt uitgevoerd. De oorzaak van het probleem wordt bij de operatie niet gevonden. Patiënte is later die dag overleden. Klager verwijt verweerder, die niet in het ziekenhuis aanwezig was maar als achterwacht fungeerde, dat hij niet adequaat heeft gehandeld. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klaagster.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.347, ECLI:NL:TGZCTG:2016:188
CiteertitelTvGr 2016/316
SamenvattingKlacht tegen plastisch chirurg werkzaam in particuliere kliniek. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een explantatie-operatie (verwijderen borstprotheses) verricht. Na de operatie is een complicatie (nabloeding) opgetreden die door de plastisch chirurg met een hersteloperatie is verholpen. Na de hersteloperatie is klaagster overgebracht naar een regulier ziekenhuis. Klaagster heeft geklaagd over de postoperatieve nazorg die zij na de explantatie-operatie heeft gekregen. Het RTG heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de maatregel van schorsing voor de duur van een jaar opgelegd. De plastisch chirurg is van die beslissing in beroep gekomen. Het CTG heeft een aantal klachtonderdelen alsnog (gedeeltelijk) ongegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de lagere maatregel opgelegd van voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.379, ECLI:NL:TGZCTG:2016:189
CiteertitelTvGr 2016/317
SamenvattingKlacht tegen gynaecoloog. Klaagster, zelf huisarts, heeft zichzelf verwezen naar verweerster in verband met klachten van buikpijn en irregulair bloedverlies. Klaagster is eenmaal door verweerster gezien en vervolgens doorverwezen naar een collega voor een hysteroscopie. Klaagster verwijt verweerster dat zij de later ontdekte endometriose niet heeft herkend en voorts onzorgvuldigheid en onvoldoende communicatie. Het RTG heeft de klacht afgewezen en het beroep van klaagster wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.380, ECLI:NL:TGZCTG:2016:190
CiteertitelTvGr 2016/318
SamenvattingKlacht tegen gynaecoloog. Klaagster, zelf huisarts, is door een collega van verweerster gezien en vervolgens doorverwezen naar verweerster voor een hysteroscopie. Klaagster verwijt verweerster dat zij de poliep niet goed heeft verwijderd en voorts onzorgvuldigheid en onvoldoende communicatie. Het RTG heeft de klacht afgewezen en het beroep van klaagster wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.381, ECLI:NL:TGZCTG:2016:191
CiteertitelTvGr 2016/319
SamenvattingKlacht tegen gynaecoloog. Bij klaagster, zelf huisarts, is door een collega van verweerster een jaar eerder een poliep verwijderd. Klaagster meldt zich met dezelfde klachten als een jaar eerder bij verweerster die haar doorverwijst naar een collega voor, opnieuw, een hysteroscopie. Klaagster verwijt verweerster dat zij de later ontdekte endometriose niet heeft herkend en voorts onzorgvuldigheid en onvoldoende communicatie. Het RTG heeft de klacht afgewezen en het beroep van klaagster wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.418, ECLI:NL:TGZCTG:2016:192
CiteertitelTvGr 2016/320
SamenvattingKlacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klaagster behoorde te betrachten door haar, zonder een diagnose te stellen of haar door te verwijzen, naar huis te zenden met de mededeling dat zij zich bij uitblijven van verbetering op maandag bij haar huisarts kon melden. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG stelt voorop dat bij de tuchtrechtelijke toetsing van het handelen van de huisarts rekening gehouden moet worden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen (2006) en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard, en verwerpt het beroep.
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19-05-2016, c2015.419, ECLI:NL:TGZCTG:2016:193
CiteertitelTvGr 2016/321
SamenvattingKlacht tegen een internist. Klaagster verwijt de internist dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klaagster behoorde te betrachten door klaagster op zaterdag of zondag niet zelf te zien, een afwachtend beleid te adviseren, geen, althans een onjuiste, diagnose te stellen, geen collega’s te raadplegen en slecht te communiceren met de huisartsenpost na 8 oktober 2006. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG stelt vast dat de internist klaagster niet zelf gezien heeft en geen verslag heeft gedaan van de behandeling van klaagster in haar medisch dossier, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Dit klemt des te meer omdat de internist, naar eigen zeggen, op 7 en 8 oktober 2006 in ieder geval tussen 09.00 uur en 17.00 uur wel in het ziekenhuis aanwezig was. Voor zover in het medisch dossier verslag is gedaan van de behandeling van klaagster, is dit gedaan door collega’s van de internist. Op basis van de aan de internist bekende informatie had hij op 8 oktober 2006 bij aankomst in het ziekenhuis klaagster als eerste moeten bezoeken. Het CTG sluit niet uit dat als de internist klaagster omstreeks 09.00 uur zelf had gezien, hij op basis van het klinische beeld een proactiever beleid had ingezet. Uit het feit dat de internist op 8 oktober 2006 om 07.00 uur het eerder door hem ingezette beleid slechts heeft uitgebreid met het starten van een antibioticum, zonder daarover zelf iets in het medisch dossier te noteren, blijkt dat hij de situatie van klaagster ernstig heeft onderschat. Daarmee heeft de internist tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Op basis van het voorgaande acht het CTG de klacht tegen de internist gegrond. Het CTG tekent hierbij nog wel aan dat daarmee niet is gezegd dat een actiever optreden van de internist tot een voor klaagster gunstiger afloop zou hebben geleid. Het CTG volstaat met het opleggen van een waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.413, ECLI:NL:TGZCTG:2016:194
CiteertitelTvGr 2016/322
SamenvattingKlacht tegen verzekeringsarts (BMA-arts, BMA = Bureau Medische Advisering), die een advies heeft uitgebracht aan de IND in verband met artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze zou ten onrechte niet hebben onderzocht of de beschikbare alternatieven in het land van herkomst (Armenië) geschikt zijn voor klager. De arts had volgens klager voorts een specialist moeten raadplegen omdat zij zelf niet de benodigde kennis had. Klacht, mede op grond van vaste rechtspraak van het CTG, in eerste aanleg afgewezen. Beroep verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 17-05-2016, c2015.414, ECLI:NL:TGZCTG:2016:195
CiteertitelTvGr 2016/323
SamenvattingKlacht tegen een basisarts bij het BMA, die de IND heeft geadviseerd over een andere cliënt, (ruim) nadat een verzekeringsarts bij het BMA over klager advies had uitgebracht aan de IND. Klager verwijt de arts dat zij heeft nagelaten binnen het BMA na te gaan of eerdere adviezen naar aanleiding van haar onderzoek herbeoordeling behoefden. Klacht in eerste aanleg afgewezen. Beroep verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 26-05-2016, c2015.267, ECLI:NL:TGZCTG:2016:196
CiteertitelTvGr 2016/324
SamenvattingPatiënte, geboren in 1923 en overleden in 2014, leed aan een dementiesyndroom, had last van hallucinaties en was suikerpatiënt. Klager is de zoon van patiënte. De arts was in de periode waarop de klacht betrekking heeft de hoofdbehandelaar van patiënte. Klager verwijt de arts dat hij is tekortgeschoten in het medicatiebeleid en in de zorg die hij ten opzichte van patiënte behoorde te betrachten, alsmede in de communicatie zowel ten opzichte van zijn collega’s als ten opzichte van patiënte en haar familie. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG is van oordeel dat de arts onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn taak als hoofdbehandelaar. De arts heeft er onvoldoende blijk van gegeven dat hij een weloverwogen medisch beleid heeft gevoerd, dat heeft gemonitord en geëvalueerd. Voorts kan niet uit de stukken worden afgeleid dat de arts bij de behandeling van patiënte voldoende de regie heeft genomen. De arts heeft bij zijn handelen de wijze waarop hij behoorde te communiceren met zowel zijn medebehandelaars als de familie van patiënte veronachtzaamd. Omdat de arts op meerdere punten is tekortgeschoten in de zorg die hij jegens patiënte had behoren te betrachten, is een berisping op zijn plaats. De uitspraak van het RTG wordt daarom vernietigd.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 26-05-2016, c2015.243, ECLI:NL:TGZCTG:2016:197
CiteertitelTvGr 2016/325
SamenvattingKlacht tegen een arts/psychiater in opleiding. Klager verwijt de arts dat deze tijdens zijn opname zijn vrijheden opzettelijk en structureel heeft ontnomen en zijn verzoeken in dat verband zonder opgaaf van reden heeft geweigerd. Daarnaast wordt de arts verweten dat hij klager gedurende diens opname van klager tot het nemen van zware medicatie heeft verplicht. Tot slot beklaagt klager zich over het feit dat de kwaliteitscoördinator van het KCAP zijn klacht over zijn vrijheidsbeperking niet in behandeling heeft genomen. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het beroep wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 26-05-2016, c2015.367, ECLI:NL:TGZCTG:2016:198
CiteertitelTvGr 2016/326
SamenvattingArtsen in een bestuurlijke of leidinggevende functie kunnen onder omstandigheden voor hun handelen tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn. Het CTG is van oordeel dat de geneesheer-directeur direct verantwoordelijk is voor de door hem opgestelde geneeskundige verklaring ten behoeve van de rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf in het kader van de Wet Bopz. De besluitvorming rondom een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging, waarbij sprake is van vrijheidsbeneming, dient zorgvuldig tot stand te komen. De termijn waarvoor een rechterlijke machtiging wordt verleend, dient te worden aangemerkt als een harde termijn, die uitsluitend kan worden verlengd door een expliciete rechterlijke beslissing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 27-05-2016, c2015.398, ECLI:NL:TGZCTG:2016:202
CiteertitelTvGr 2016/327
SamenvattingKlacht tegen een psychiater. Klager verwijt hem dat hij 1) geen goed Pro Justitia-advies heeft uitgebracht; 2) klager in het kader van het onderzoek maar 18 minuten heeft gesproken, hetgeen de vergaande maatregel van tbs met dwangverpleging niet rechtvaardigt; en 3) hem tijdens het onderzoek niet correct heeft bejegend door ongepaste opmerkingen te maken. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.285, ECLI:NL:TGZCTG:2016:204
CiteertitelTvGr 2016/328
SamenvattingKlacht tegen gz-psycholoog. Klager is in 2012 bij verweerster, gz-psycholoog, onder behandeling geweest. Wegens ziekte heeft zij de behandeling van klager overgedragen, aanvankelijk voorlopig en in maart 2014 definitief. Klager voert de volgende klachtonderdelen aan: 1) het dossier is door klager opgevraagd in verband met de overstap naar een andere behandelaar; klager heeft tot op het moment van het indienen van het klaagschrift nog geen dossier ontvangen; 2) klager heeft in december 2012 gebeld met verweerster voor een spoedafspraak en deze afspraak niet gekregen; en 3) met klager is in de behandelovereenkomst afgesproken dat met schematherapie zou worden gestart en dat is niet gebeurd. Het RTG wijst de klacht af. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.295, ECLI:NL:TGZCTG:2016:205
CiteertitelTvGr 2016/329
SamenvattingKlacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft zich voor behandeling van depressies en dwangklachten aangemeld bij de psychologenpraktijk van verweerder, klinisch psycholoog, en is daar meer dan twee jaar in behandeling geweest bij een gz-psychologe (destijds) in opleiding. Op enig moment is de therapie op initiatief van klager geëindigd. Aansluitend zijn er nog verschillende mailcontacten tussen klager en de behandelend psychologe geweest waarin klager aangaf moeite te hebben met het beëindigen van de therapie, nu hij zeer aan de psychologe gehecht was geraakt. Na beëindiging van dit contact heeft klager zijn mailberichten tot verweerder gericht. Klager verwijt verweerder dat: 1) hij niet de zorg in acht heeft genomen die van hem als hoofdbehandelaar mocht worden verwacht door – kort gezegd: a. de behandeling door een niet-gekwalificeerde psycholoog te laten uitvoeren; b. de behandeling door een gz-psycholoog in opleiding te laten uitvoeren zonder adequate supervisie; c. onvoldoende informatie te verstrekken; d. geen hulp te bieden toen het na de behandeling slecht ging met klager; e. zijn beroepsgeheim te schenden; en f. onjuiste informatie over de diagnose te verstrekken. Voorts verwijt klager verweerder: 2) zijn dossierplicht te hebben geschonden door ondeugdelijke dossiervorming en door na afloop van de behandeling wijzigingen in het dossier aan te brengen; 3) geen adequate klachtenregeling te hebben; 4) zich niet toetsbaar op te stellen; 5) onvoldoende waarborging privacy; en 6) in strijd te hebben gehandeld met de door de zorgverzekeraar gestelde eisen. Het RTG oordeelt de klachtonderdelen 1a, 1b + 3 gegrond, klachtonderdeel 2 deels gegrond, verklaart klager niet-ontvankelijk ten aanzien van klachtonderdeel 6, en acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Het legt een waarschuwing op. Het CTG verklaart meer klachtonderdelen gegrond en legt een berisping op.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.296, ECLI:NL:TGZCTG:2016:206
CiteertitelTvGr 2016/330
SamenvattingKlacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft zich voor behandeling van depressies en dwangklachten aangemeld bij de psychologenpraktijk van een klinisch psycholoog, en is daar meer dan twee jaar in behandeling geweest bij verweerster, destijds gz-psycholoog in opleiding. Op enig moment is de therapie op initiatief van klager geëindigd. Verweerster is pas een half jaar na het beëindigen van de therapie van klager in het BIG-register ingeschreven. Klager verwijt verweerster dat zij: 1. zich na het beëindigen van de behandeling niet toetsbaar heeft opgesteld; 2. als hulpverlener niets heeft ondernomen toen ze ervan op de hoogte was dat het slecht met klager ging; 3. ondanks het verzoek van klager op 29 oktober 2012 geen diagnose aan hem heeft verstrekt; 4. op geen enkele manier actie heeft ondernomen om de ontstane situatie op te lossen, terwijl ze op z’n minst als medeveroorzaker van de problemen gezien kan worden. Het RTG verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op de periode voordat klaagster in het BIG-register stond ingeschreven en voor het overige ongegrond. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.318, ECLI:NL:TGZCTG:2016:207
CiteertitelTvGr 2016/331
SamenvattingKlacht tegen arts, werkzaam bij een arbodienst. Klaagster was als verpleegkundige werkzaam in een ziekenhuis en heeft zich na een incident uiteindelijk ziek gemeld. Het RTG geeft waarschuwing aan arts omdat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden, de conclusies uit het rapport van Skils verkeerd aan de werkgever heeft doorgegeven en zichzelf heeft aangeduid met de titel bedrijfsarts, hoewel zij dat niet is. Klaagster is in beroep gegaan tegen het ongegrond verklaren van twee andere klachtonderdelen, te weten dat zij klaagster onvoldoende heeft beschermd en geholpen en dat zij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de re-integratie van klaagster. Het beroep wordt verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.319, ECLI:NL:TGZCTG:2016:208
CiteertitelTvGr 2016/332
SamenvattingKlacht tegen BMA-verzekeringsarts die adviezen heeft uitgebracht aan de IND over de gezondheidstoestand van klager in verband met artikel 64 Vreemdelingenwet 2000. Klager, een minderjarige met een ernstige, zeldzame, aangeboren hartafwijking, verwijt de arts dat de adviezen onzorgvuldig en ondeskundig zijn, dat de vraagstelling aan de vertrouwensarts onjuist / te summier is geweest en dat de arts ten onrechte geen gerede twijfel heeft geuit. Het RTG oordeelt dat de arts tekort is geschoten voor wat betreft onderzoek, feitengaring, vraagstelling en conclusie en waarschuwt de arts. Het CTG overweegt dat de vraagstelling van de IND leidend is voor de door een BMA-arts uit te brengen adviezen. De beroepsgronden van de arts slagen grotendeels. Zoals de arts ook heeft erkend, staat echter vast dat het advies van 19 juli 2012 niet de (juiste) feiten en omstandigheden waarop het berust vermeldt, alsmede dat het rapport gebreken vertoont in de uiteenzetting van de gronden waarop de conclusies over het afwezig zijn van een medische noodsituatie steunen; de arts heeft nagelaten om bij de behandelaars te informeren of de noodzakelijke derde operatie die klager moest ondergaan inmiddels had plaatsgevonden. Dit brengt mee dat niet voldaan is aan de criteria zoals deze door het CTG in zijn uitspraak van 30 januari 2014 zijn geherformuleerd (ECLI:NL:TGZCTG:2014:17) en rechtvaardigt een waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.355, ECLI:NL:TGZCTG:2016:209
CiteertitelTvGr 2016/333
SamenvattingKlacht tegen gz-psycholoog. Er is een langlopend geschil tussen klager en zijn ex-partner, met wie hij samen een dochter heeft. In het kader van een gerechtelijke procedure over een omgangsregeling heeft verweerster, gz-psycholoog, op verzoek van het gerechtshof klagers dochter psychologisch onderzocht. Dit heeft geleid tot haar rapportage ‘Civielrechtelijk onderzoek’. De conclusie luidde dat klagers dochter niet gebaat was bij contact met klager. Klager kan zich niet vinden in de wijze waarop verweersters rapportage tot stand is gekomen, noch in het daaruit voortvloeiende advies. Klager verwijt verweerster dat zij een feitelijk onjuist psychologisch rapport heeft opgesteld op basis van aannames en onvoldoende onderzoek. Ook is het rapport gebaseerd op een onvolledig dossier. Uit het rapport blijkt volgens klager onterecht dat zijn kind bang voor hem zou zijn. Er zouden feiten zijn verhuld. De moeder van zijn kind is juist degene die schadelijk gedrag vertoont jegens het kind en dit komt ten onrechte niet tot uitdrukking in het rapport. Het RTG verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond. Het CTG verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij de klacht heeft willen uitbreiden met nieuwe klachtonderdelen en verwerpt het beroep voor het overige.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.356, ECLI:NL:TGZCTG:2016:210
CiteertitelTvGr 2016/334
SamenvattingDe aangeklaagde orthopedisch chirurg is op basis van eigen onderzoek, de ernst van de klachten van klager, de bevindingen uit de anamnese en het onderzoek van een collega tot de conclusie gekomen dat er een indicatie bestond voor het opereren van klager en het plaatsen van een totale heupprothese. In de maanden na de operatie heeft klager, na een korte verbetering, pijnklachten aan de heup gehouden. Klager verwijt de aangeklaagde orthopedisch chirurg dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door hem zonder indicatie te opereren. Klager stelt dat hij als gevolg van dit onnodig operatief ingrijpen blijvend is geïnvalideerd. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.357, ECLI:NL:TGZCTG:2016:211
CiteertitelTvGr 2016/335
SamenvattingKlager is door de aangeklaagde orthopedisch chirurg voor de tweede maal aan zijn heup geopereerd. Na deze operatie heeft de behandelend neuroloog geoordeeld dat er sprake is van neuropathie van de nervus femoralis. Klager verwijt de aangeklaagde orthopedisch chirurg dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij jegens klager behoorde te betrachten door hem zonder indicatie te opereren. Klager stelt dat de orthopedisch chirurg niet tot een operatie had moeten overgaan nu de cup op de juiste plek bleek te zitten. Er was dus geen reden om de cup te vervangen. Klager stelt dat hij als gevolg van onnodig operatief ingrijpen blijvend is geïnvalideerd. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.371, ECLI:NL:TGZCTG:2016:212
CiteertitelTvGr 2016/336
SamenvattingDe door de Inspectie aangeklaagde orthopedisch chirurg heeft bij een patiënt die aan de voorste kruisband (VKB) van het linkerbeen geopereerd had moeten worden, de VKB van het rechterbeen verwijderd en vervangen door een plastiek (links/rechtsverwisseling). De Inspectie verwijt de orthopedisch chirurg dat hij als operateur niet zorgvuldig heeft gehandeld en de Richtlijn Het Peroperatieve Traject niet zorgvuldig heeft gevolgd. Hij heeft de time-outprocedure onjuist toegepast en een onveilige werkwijze gevolgd, waardoor patiënt aan de verkeerde knie is geopereerd. Het RTG oordeelt de klacht gegrond en legt de orthopedisch chirurg een berisping op. Het CTG verwerpt het beroep van de orthopedisch chirurg.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.410, ECLI:NL:TGZCTG:2016:213
CiteertitelTvGr 2016/337
SamenvattingKlacht tegen huisarts. Klaagster heeft zich tot verweerster gewend in verband met gynaecologische klachten en klachten met betrekking tot het hals-keelgebied. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar niet serieus heeft genomen. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van klaagster wordt door het CTG verworpen.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.416, ECLI:NL:TGZCTG:2016:214
CiteertitelTvGr 2016/338
SamenvattingKlacht tegen een psychiater. Klager heeft tot tweemaal toe geklaagd over door de psychiater opgestelde pro Justitia rapportages. In deze klacht verwijt klager de psychiater dat hij persisteert bij zijn rapportages en beroept hij zich op het correctierecht. Het RTG heeft de klacht afgewezen en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het CTG verwerpt het beroep.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.437, ECLI:NL:TGZCTG:2016:215
CiteertitelTvGr 2016/339
SamenvattingKlacht tegen huisarts. Klager verwijt verweerder dat hij ernstig in gebreke is gebleven door niet tijdig de ernst van de bij klager aanwezige klachten in te zien. Klager stelt dat hij daardoor bij zowel een liesbreuk als de bij klager geconstateerde maagkanker pas in een laat stadium is doorverwezen. Het RTG heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.172, ECLI:NL:TGZCTG:2016:217
CiteertitelTvGr 2016/340
SamenvattingKlacht tegen een internist. Het RTG heeft op 13 april 2015 beslist dat klaagster niet kon worden ontvangen in haar klacht omdat het klaagschrift niet voldeed aan het bepaalde in artikel 65 lid 2 Wet BIG en artikel 4 Tuchtrechtbesluit BIG. Het CTG stelt voorop dat het RTG op juiste gronden heeft geoordeeld dat klaagster niet kon worden ontvangen in haar klacht. De bestreden beslissing dient daarom te worden bevestigd. Op basis van het door klaagster ondertekende (aanvullende) beroepschrift en de nadere toelichting daarop door klaagster tijdens de zitting op 5 april 2016, is voor het CTG echter wel (voldoende) duidelijk gebleken tegen welke arts de klacht zich richt, wat klaagster deze arts verwijt en op welke feiten en omstandigheden de klacht berust. Hieruit volgt dat klaagster in beroep wel ontvangen kan worden in haar klacht. (Mede) op verzoek van partijen zal het CTG de zaak zelf afdoen. Klaagster verwijt de internist – in de kern – dat onder zijn verantwoordelijkheid patiënte te lang op de spoedeisende hulp heeft gelegen zonder enige vorm van behandeling / medisch ingrijpen, met als gevolg dat patiënte is overleden. Het CTG is van oordeel dat de internist geen tuchtrechtelijk verwijt treft en wijst de klacht af.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.260, ECLI:NL:TGZCTG:2016:219
CiteertitelTvGr 2016/341
SamenvattingKlacht tegen een psychiater/geneesheer-directeur. Klager verwijt de psychiater dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door de geneeskundige verklaring d.d. 18 maart 2014 te ondertekenen zonder enige controle van het dossier. Het RTG heeft de klacht gegrond verklaard en de psychiater een waarschuwing opgelegd. De psychiater heeft als geneesheer-directeur een geneeskundige verklaring ondertekend met de volgende afsluitende zin: ‘Ondergetekende verklaart van oordeel te zijn dat voornoemde persoon lijdt aan een stoornis van de geestvermogens als gevolg waarvan de persoon gevaar doet veroorzaken dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.’ Een zodanige verklaring over het eigen oordeel over de vraag of betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens heeft de psychiater niet anders kunnen afleggen dan in zijn hoedanigheid van psychiater, welke hoedanigheid ook in de verklaring onder ‘gegeven psychiater’ achter zijn persoonsgegevens is aangekruist. Het ondertekenen van de geneeskundige verklaring valt dan onder de reikwijdte van artikel 47 Wet BIG. Dat dit handelen van de psychiater ook vatbaar is voor toetsing door de civiele rechter, staat aan een toetsing (aan andere normen) door de tuchtrechter niet in de weg. Klager is terecht door het RTG in zijn klacht ontvangen. De klacht wordt ook in beroep (deels) gegrond bevonden. Het RTG heeft de psychiater een waarschuwing opgelegd. Hoewel in beroep minder klachtonderdelen gegrond worden bevonden dan in eerste aanleg, acht ook het CTG een waarschuwing op zijn plaats. Gelet op het bepaalde in artikel 74 lid 5 Wet BIG wordt opgemerkt dat deze beslissing met eenparigheid van stemmen is genomen. Genoemde maatregel is bedoeld als een zakelijke terechtwijzing zonder het stempel van persoonlijke laakbaarheid op het handelen te drukken. Met deze terechtwijzing wil het CTG het belang benadrukken van het betrachten van de grootste zorgvuldigheid bij het opmaken en ondertekenen van een geneeskundige verklaring tot het hiervoor vermelde doel.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.300, ECLI:NL:TGZCTG:2016:220
CiteertitelTvGr 2016/342
SamenvattingKlacht tegen psychiater. De klacht heeft enerzijds betrekking op de aan de inmiddels overleden zus van klager verleende zorg en de wijze waarop klager daarbij is betrokken en anderzijds op de behandeling in verband met een depressie van klager zelf. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.301, ECLI:NL:TGZCTG:2016:221
CiteertitelTvGr 2016/343
SamenvattingKlacht tegen specialist ouderengeneeskunde. De klacht heeft betrekking op de aan de inmiddels overleden zus van klager verleende zorg en de wijze waarop klager daarbij is betrokken. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.302, ECLI:NL:TGZCTG:2016:222
CiteertitelTvGr 2016/344
SamenvattingKlacht tegen psychiater. De klacht heeft betrekking op de aan de inmiddels overleden zus van klager verleende zorg en met name op het feit dat verweerder in de met hem gevoerde gesprekken nooit inhoudelijk is ingegaan op de door klager aan de instelling gemaakte verwijten. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.303, ECLI:NL:TGZCTG:2016:223
CiteertitelTvGr 2016/345
SamenvattingKlacht tegen psychiater. De klacht heeft betrekking op de aan de inmiddels overleden zus van klager verleende zorg en met name op het feit dat verweerster in de met haar gevoerde gesprekken nooit inhoudelijk is ingegaan op de door klager aan de instelling gemaakte verwijten. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep van klager.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-06-2016, c2015.342, ECLI:NL:TGZCTG:2016:224
CiteertitelTvGr 2016/346
SamenvattingKlacht tegen internist. Zes maanden na een doorgemaakte trombose is bij de echtgenoot van klaagster een darmtumor gediagnosticeerd en enkele dagen nadien is klager getroffen door een longembolie. Klaagster verwijt verweerster dat zij niet eerder het Hb-gehalte van patiënt heeft gecontroleerd en voorts dat zij bewust het risico heeft genomen op het ontstaan van een longembolie door de antistollingsmedicatie voortijdig te staken. Het RTG verklaart de klacht in zijn geheel gegrond en berispt de internist. Het CTG vernietigt de beslissing in eerste aanleg en verklaart de klacht alleen gegrond voor zover de internist heeft nagelaten naar aanleiding van de tijdens een telefonisch consult door patiënt geuite klachten het Hb-gehalte te (laten) bepalen. Het CTG waarschuwt verweerster.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Regionale Tuchtcolleges Gezondheidszorg
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18-05-2016, 15144, ECLI:NL:TGZREIN:2016:38
CiteertitelTvGr 2016/347
SamenvattingVerweerster, psychiater, wordt verweten haar geheimhoudingsplicht te hebben geschonden door informatie uit een gesprek met klaagster te delen met de verwijzend huisarts van klaagster. De huisarts wordt, gezien de behandelingsovereenkomst, beschouwd als medebehandelaar. De klacht is ongegrond.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Regionale Tuchtcolleges Gezondheidszorg
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18-05-2016, 15122, ECLI:NL:TGZREIN:2016:39
CiteertitelTvGr 2016/348
SamenvattingVerweerster heeft destijds als vertrouwensarts de protocollen van het AMK niet zorgvuldig nageleefd, waardoor onder meer motivering in het dossier ontbreekt en er niet zorgvuldig onderzoek is gedaan alvorens de kinderen aan de vader toe te vertrouwen en de moeder te beschuldigen van kindermishandeling. De arts krijgt een berisping.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Regionale Tuchtcolleges Gezondheidszorg
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18-05-2016, 15176, ECLI:NL:TGZREIN:2016:43
CiteertitelTvGr 2016/349
SamenvattingKlacht jegens een dienstdoende arts van een huisartsenpost wegens onvoldoende deskundig, professioneel en adequaat handelen. De arts zoekt op verzoek van de familie een crisisbed voor een verwarde oudere patiënt, maar vindt dit niet binnen de stichting waar patiënt verblijft. De arts heeft nagelaten zowel de patiënt als andere opties te onderzoeken. De klacht is gegrond en de arts krijgt een waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Regionale Tuchtcolleges Gezondheidszorg
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18-05-2016, 15185, ECLI:NL:TGZREIN:2016:44
CiteertitelTvGr 2016/350
SamenvattingVerweerder, huisarts, heeft niet adequaat gehandeld ten aanzien van het euthanasieverzoek van de patiënt en is tekortgeschoten in zijn communicatie met patiënt en zijn naasten. Tevens was er sprake van onjuiste bejegening. De klacht wordt deels gegrond geacht en de huisarts krijgt een waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht - Regionale Tuchtcolleges Gezondheidszorg
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 17-05-2016, 2015-064, ECLI:NL:TGZRSGR:2016:55
CiteertitelTvGr 2016/351
SamenvattingKlacht tegens een bedrijfsarts die, zonder te beschikken over actuele medische informatie en zonder het bespreken van de vragen gesteld op een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), een prognose heeft gegeven, in plaats van dat hij de op dat moment bestaande belastbaarheid van patiënte heeft vastgesteld. De klacht is gegrond en de bedrijfsarts krijgt een waarschuwing.
LinkVolledige tekst uitspraak (Tuchtrecht Overheid)
Artikel aanvragenVia Praktizijn