Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 21-09-2016
Aflevering 32
RubriekVooraf
TitelWat is schade vergoeden?
CiteertitelNJB 2016/1649
SamenvattingWat is rechtens relevante schade en wat zinvolle schadevergoeding? Het is mooi dat ons systeem ruimte biedt voor uiteenlopende benaderingen en aan rechtsontwikkeling, maar houvast ontbreekt.
Auteur(s)T. Hartlief
Pagina2293-2293
LinkVolledige tekst artikel (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelProactieve politiecontrole en onderscheid naar etniciteit of nationaliteit
CiteertitelNJB 2016/1650
SamenvattingRacial profiling en discriminatie door de politie domineren het maatschappelijk debat in de Verenigde Staten. Waar de rellen in Ferguson in 2014 na de dood van zwarte tiener Michael Brown het onderwerp scherp op de (inter)nationale publieke en politieke agenda zette, hebben er zich sindsdien diverse incidenten van vermeend raciaal gemotiveerd politiegeweld voorgedaan die maken dat het laatste woord over deze complexe kwesties nog niet is gezegd.2 Ook in Nederland werd de discussie over etnisch profileren en discriminatie recent weer aangewakkerd door de staandehouding van rapper Typhoon, welke met name zou zijn ingegeven door diens huidskleur.3 Naast de politie blijken ook burgers te profileren. Zo werd onlangs een vliegtuig aan de grond gehouden omdat een passagier meende in een Arabische medepassagier een terrorist te ontwaren.4 Voor wat betreft de politie is de terugkomende vraag of profileren incidenteel voorkomt of dat het een structureel probleem is. Wij willen ons beperken tot het proactief politieoptreden, waarbij er nog geen verdachte of verdenking is. Daarbij laten we de kwestie of het etnisch profileren al dan niet structureel voorkomt links liggen en buigen ons over de vraag of en zo ja op welke wijze dat proactief optreden kan worden uitgevoerd zonder dat daarbij sprake is van discriminatie naar ras of nationaliteit.
Auteur(s)P.R. Rodrigues , M.A.H. van der Woude
Pagina2294-2302
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekEssay
TitelAntonin Scalia (1936-2016) - Opvattingen en invloed van een briljant jurist
CiteertitelNJB 2016/1651
SamenvattingIn februari van dit jaar overleed onverwacht het vooraanstaande lid van het Amerikaanse Hooggerechtshof, Antonin Scalia. Hij wordt algemeen beschouwd als een briljant jurist en staat bekend om zijn uitgesproken opvattingen over de rol van de rechter in de samenleving. In deze bijdrage wordt enig licht geworpen op de betekenis van Scalia voor de rechtsontwikkeling in de Verenigde Staten aan de hand van de belangrijkste doctrines en leerstukken die voor het Amerikaanse recht zo kenmerkend zijn.
Auteur(s)E. Janse de Jonge
Pagina2303-2309
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
Titel‘Schone slaapsters’ - Pleidooi voor een actievere rol van toezichthouders bij collectief schadeverhaal
CiteertitelNJB 2016/1652
SamenvattingRecent onderzoek wijst uit dat het met de waarborgen die claimorganisaties bieden voor goede belangenbehartiging niet goed is gesteld. De naleving van de daarvoor opgestelde Claimcode schiet nog sterk tekort. Het ziet er naar uit dat de wetgever de toegang tot de rechter voor deze organisaties fors gaat beperken. In deze bijdrage wijzen wij erop dat hierdoor een handhavingstekort aan de kant van consumenten dreigt te ontstaan. Hieraan kan worden tegemoetgekomen door toezichthouders een actievere rol te laten spelen bij de afwikkeling van collectieve consumentenclaims. De wettelijke basis is er al, maar leidt een sluimerend bestaan. Het is tijd om deze schone slaapsters te wekken.
Auteur(s)E. Bauw , T.E. van der Linden
Pagina2310-2314
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekEssay
TitelHoud de straat maar op afstand, daar is iedereen bij gebaat
CiteertitelNJB 2016/1653
SamenvattingDit is het winnende essay van de essaywedstrijd die de Rechtspraak in het kader van de Dag van de Rechtspraak 2016 organiseerde. Het thema van zowel Dag als wedstrijd was: de rechter tussen staat en straat. Klaas Nijenhuis bepleit enige afstand tussen rechters en burgers. Dat is volgens hem inherent aan het vak van rechter en mede dáárdoor kan een rechter onpartijdig over geschillen beslissen. Legitimiteit en vertrouwen krijgt de rechter vooral door onpartijdig en vanaf een afstand kwalitatief hoge uitspraken te doen.
Auteur(s)N.B. Nijenhuis
Pagina2315-2317
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelTijd voor een toegankelijkere cassatiedialoog?
CiteertitelNJB 2016/1654
SamenvattingDe civiele cassatiedialoog is goeddeels aan het publieke oog onttrokken. Hierdoor is het vaak onduidelijk op basis van welke feitelijke gegevens de Hoge Raad besluit een koers in te slaan. Bovendien ontbreekt hierdoor de mogelijkheid tot het voeren van een publiek debat omtrent bij de Hoge Raad voorliggende vragen. Dit komt de kwaliteit van de rechtsvorming en ontwikkeling niet ten goede.
Auteur(s)O. Ifzaren
Pagina2318-2319
LinkVolledige tekst artikel (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 19-05-2016, 7472/14, ECLI:CE:ECHR:2016:0519JUD000747214
CiteertitelNJB 2016/1655
SamenvattingRecht op vrijheid. Plaatsing van minderjarige in een gesloten opvoedcentrum. Geen schending. Beoordeling binnen een redelijke termijn. Schending. Recht op eerbiediging van privéleven. Monitoren van correspondentie en telefoongesprekken. Schending.
Samenvatting (Bron)No violation of Article 5 - Right to liberty and security (Article 5-1 - Deprivation of liberty;Article 5-1-d - Minors);Violation of Article 5 - Right to liberty and security (Article 5-4 - Review of lawfulness of detention);Violation of Article 8 - Right to respect for private and family life (Article 8-1 - Respect for correspondence);Non-pecuniary damage - award (Article 41 - Non-pecuniary damage;Just satisfaction)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2016:0519JUD000747214
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 14-06-2016, 49304/09, ECLI:CE:ECHR:2016:0614JUD004930409
CiteertitelNJB 2016/1656
SamenvattingPrivéleven. Gevangenis. Baard. Uiterlijk. Wezenlijk nadeel. Bij wet voorzien. Noodzaak inmenging.
Samenvatting (Bron)Violation of Article 8 - Right to respect for private and family life (Article 8-1 - Respect for private life)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2016:0614JUD004930409
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - HvJ EU
TitelHvJ EU 08-09-2016, C-160/15, ECLI:EU:C:2016:644
CiteertitelNJB 2016/1657
SamenvattingAuteursrecht en naburige rechten. Richtlijn 2001/29/EG. Informatiemaatschappij. Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten. Art. 3 lid 1. Mededeling aan het publiek. Begrip. Internet. Hyperlinks die toegang verschaffen tot beschermde werken die zonder toestemming van de rechthebbende toegankelijk zijn gemaakt op een andere website. Nog niet door de rechthebbende gepubliceerde foto’s. Met winstoogmerk plaatsen van dergelijke links.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 8 september 2016.#GS Media BV tegen Sanoma Media Netherlands BV e.a.#Verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Auteursrecht en naburige rechten - Richtlijn 2001/29/EG - Informatiemaatschappij - Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten - Artikel 3, lid 1 - Mededeling aan het publiek - Begrip - Internet - Hyperlinks die toegang verschaffen tot beschermde werken die zonder toestemming van de rechthebbende toegankelijk zijn gemaakt op een andere website - Nog niet door de rechthebbende gepubliceerde foto's - Met winstoogmerk plaatsen van dergelijke links.#Zaak C-160/15.
UitspraakECLI:EU:C:2016:644
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 09-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1658
SamenvattingEen man wijzigt zijn testament ten nadele van zijn kinderen. Ruim twee maanden later overlijdt hij. HR: 1. Wilsbekwaamheid. Stelplicht. In de regel voldoet de procespartij die aanvoert dat een erflater bij het maken van zijn testament niet in staat was zijn wil in vrijheid te vormen, aan haar stelplicht door een voldoende onderbouwde medische verklaring in het geding te brengen. 2. Grief. Kenbaarheidsvereiste. Indien de appellant volstaat met een verwijzing naar of herhaling van zijn stellingen in eerste aanleg, hangt het af van de omstandigheden van het geval of de grief voldoet aan het kenbaarheidsvereiste. 3. Bewijsaanbod in hoger beroep. Een grief die is gericht tegen het passeren van een bewijsaanbod in eerste aanleg, valt aan te merken als een bewijsaanbod in hoger beroep. De door appellanten in eerste aanleg gegeven toelichting op het bewijsaanbod, waarnaar zij in hoger beroep hebben verwezen, was voldoende.
Samenvatting (Bron)Erfrecht, procesrecht. Vordering tot vernietiging testament. Geestelijke stoornis erflater? Stelplicht en bewijslast; bewijsaanbod in hoger beroep met verwijzing naar stellingen eerste aanleg.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2047
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1659
SamenvattingLegaliteitsbeginsel en oplegging bijkomende straf van ontzetting van de uitoefening van het beroep van belastingadviseur/ belastingconsulent ingevolge art. 235 lid 1 Sr en art. 69 lid 6 AWR: de invoering op 1 april 2010 van de in deze bepalingen voorziene mogelijkheid van oplegging van een bijkomende straf, houdt een uitbreiding in van de toepasselijke regels van sanctierecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan voor 1 april 2010, heeft het Hof miskend dat de genoemde bepalingen op grond van het in art. 1 lid 1 Sr vervatte legaliteitsbeginsel jegens de verdachte buiten toepassing dienen te blijven. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
Samenvatting (Bron)Art. 1.1 Sr, 225.1 Sr, 235.1 Sr, 69.2 AWR en 69.6 AWR. Bijkomende straf: ontzetting van de uitoefening van het beroep van belastingadviseur/belastingconsulent. De in art. 235.1 Sr en art. 69.6 AWR vervatte bepalingen voorzien in de mogelijkheid van oplegging van een (bijkomende) straf. De invoering hiervan per 1 april 2010 (Stb. 2009, 245) houdt derhalve een uitbreiding in van de toepasselijke regels van sanctierecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan voor 1 april 2010, heeft het Hof miskend dat de genoemde bepalingen op grond van het in art. 1.1 Sr vervatte legaliteitsbeginsel t.a.v. verdachte buiten toepassing dienen te blijven. HR vernietigt uitspraak t.a.v. de bijkomende straf.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2023
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1660
SamenvattingStrafbare voorbereiding diefstal met geweld, art. 46 jo. 312 Sr: in casu blijkt het uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid welk ‘crimineel doel’ de verdachte met het voorhanden hebben van de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen voor ogen had, mede erop gelet dat onder meer ook sprake was van een voorverkenning, een routebeschrijving en een vooraf bepaalde globale aankomsttijd.
Samenvatting (Bron)Voorbereiding diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, art. 46 Sr jo. artt. 312 en 317 Sr. Bewijsklacht. Het kennelijke oordeel van het Hof dat uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid blijkt welk crimineel doel verdachte met het voorhanden hebben van de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen voor ogen had, is niet onbegrijpelijk, nu het Hof naast de omstandigheid dat het op een koopavond naar een stad rijden met vuurwapens waaronder twee pistoolmitrailleurs, waarvan één doorgeladen, munitie, verhullende kleding, breekijzers/vuisthamers en lege tassen wijst op de intentie van het toepassen van geweld en/of dreigen met geweld en het met gevulde tassen terugkomen van de reis ook betekenis heeft toegekend aan de omstandigheid dat er () onder meer sprake was van een voorverkenning, een routebeschrijving en een vooraf bepaalde (globale) aankomsttijd, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden voorbereid om het naar tijd en plaats, nader bepaalde, in de bewezenverklaring omschreven misdrijf te plegen. Samenhang met 15/01564.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2025
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1661
SamenvattingBedrieglijke bankbreuk art. 341 aanhef en onder 1˚ Sr: deze bepaling ziet op onder meer alle handelingen van de in staat van faillissement verklaarde, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers verricht, waardoor hetgeen rechtens onder het bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorde te komen, buiten diens bereik en beheer wordt gehouden. Daarvan kan geen sprake zijn indien de desbetreffende goederen omdat zij aan een derde toebehoren buiten het faillissement blijven (vergelijk HR 5 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0569, NJ 1997/138). In casu niet begrijpelijk oordeel hof dat goederen rechtens onder bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorden.
Samenvatting (Bron)Bedrieglijke bankbreuk, art. 341.1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:1996:ZD0569, NJ 1997/138, i.h.b. dat indien goederen buiten het faillissement vallen omdat ze aan een derde toebehoren geen sprake kan zijn van goederen die rechtens onder het bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorden te komen. Het Hof heeft de juistheid in het midden gelaten van de stellingen van de verdediging dat een groot aantal goederen was geleased of gekocht door een derde en derhalve niet aan de B.V. in eigendom toebehoorde. Gelet hierop en in aanmerking genomen het vooropgestelde is het oordeel van het Hof dat deze goederen evenwel vanwege de rechten en plichten uit de leaseovereenkomst goederen waren die rechtens onder bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorden te komen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Samenhang met 14/06508.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2021
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1662
SamenvattingVerhoorbijstandrecht: datum vanaf wanneer het recht geldt voor de verdachte om zich tijdens zijn verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman. Dit recht geldt, behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken, vanaf het wijzen van het arrest op 22 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3608). Ondertussen wordt aan een verzuim van zodanige verhoorbijstand in de periode van 22 december 2015 tot 1 maart 2016 bij wijze van overgangsrechtelijke regel niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting verbonden.
Samenvatting (Bron)Overgangsrecht t.z.v. Salduz. Middel roept de vraag op vanaf wanneer het in HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608 neergelegde recht op rechtsgeleerde bijstand tijdens verhoren door de politie geldt. Dat recht geldt vanaf het arrest van 22 december 2015. Uit dat arrest volgt dat en waarom ten aanzien van een verzuim van zodanige verhoorbijstand in de periode van 22 december 2015 tot 1 maart 2016 bij wijze van overgangsrechtelijke regel niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting wordt verbonden. Mede in het licht van het arrest van 22 december 2015 geeft het oordeel o.m. dat verdachte zijn raadsman heeft kunnen consulteren, en dat de enkele omstandigheid dat verdachte tijdens zijn verhoor door de politie niet feitelijk is bijgestaan door zijn raadsman dan wel hem niet de mogelijkheid daartoe is geboden niet maakt dat reeds daarom de verklaring van verdachte niet voor het bewijs kan worden gebezigd, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2018
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1663
SamenvattingVervolgingrecht: in casu vervolging van onjuiste aangifte omzetbelasting in strijd met de ATV-richtlijnen 2006.
Samenvatting (Bron)Verwerping beroep op n-o OM. Onjuiste aangifte omzetbelasting. Richtlijnen aanmelding, transactie en vervolging fiscale delicten en douanedelicten, Stcrt. 2005, 247 (de ATV-Richtlijnen 2006). Gelet op s Hofs vaststelling dat verdachte als ondernemer in de zin van de Wet omzetbelasting 1968 een onjuiste aangifte heeft gedaan en dat het fiscaal nadeel 12.000 - dus minder dan 12.500 - bedraagt, is s Hofs oordeel dat het OM niet in strijd met de ATV-richtlijnen 2006 heeft gehandeld door tot strafvervolging over te gaan, ontoereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het in die richtlijnen gehanteerde drempelbedrag voor ondernemers 12.500 bedraagt.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2020
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1664
SamenvattingOverzichtsarrest bewijsmotiveringsvoorschriften bij bevestiging of vernietiging door een gerechtshof van een mondeling vonnis uit eerste aanleg: de Hoge Raad gaat hierop uitgebreid in voor zowel het geval dat dit bij schriftelijk arrest gebeurt als de situatie waarin het hof mondeling arrest wijst.
Samenvatting (Bron)Art. 359.3 Sv. Klacht in cassatie dat het Hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft doen steunen op b.m. waarvan de inhoud niet in het bestreden arrest is opgenomen. Voorafgaande opmerkingen HR over bewijsmotiveringsvoorschriften n.a.v. bestaande onduidelijkheden omtrent de toepassing van de voorschriften door een hof ingeval van bevestiging dan wel vernietiging van een mondeling vonnis. Opmerkingen hebben betrekking op 1) bevestiging van een mondeling vonnis bij een schriftelijk arrest, 2) vernietiging van een mondeling vonnis bij een schriftelijk arrest en 3) bevestiging en vernietiging van een mondeling vonnis bij mondeling arrest. Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197). I.c. vernietiging mondeling vonnis bij een schriftelijk arrest. Ad 2: In geval van vernietiging van een mondeling vonnis dient het arrest van de meervoudige kamer van het hof te voldoen aan o.a. 359.3 eerste volzin Sv, ingevolge welke bepaling het hof de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn arrest moet vermelden. Het hof kan in zo een geval wat betreft de bewijsvoering dus niet volstaan met het slechts uit de aantekening mondeling vonnis overnemen van de daarin overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het p-v van de tz. en/of andere processtukken, tenzij zich het geval voordoet als bedoeld in 359.3 tweede volzin Sv (bekennende verdachte). I.c. deed zich niet voor het geval als bedoeld in art. 359.3 tweede volzin Sv en kon het Hof wat betreft de bewijsvoering dus niet volstaan met de verwijzing naar het p-v van de tz. van de Pr.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2026
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1665
SamenvattingSchakelbewijs op basis van modus operandi: onjuist is de opvatting dat bij de bewijsvoering slechts van zogenoemd schakelbewijs kan worden gebruik gemaakt indien de aan dat bewijs ontleende modus operandi steunt op de aan meer dan één ander bewezenverklaard feit ten grondslag gelegde bewijsmiddelen. In casu toereikende motivering hof mede erop gelet dat de modus operandi en het signalement van de verdachte van de overval op het filiaal van Zeeman op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi en het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde overval op het filiaal van Blokker.
Samenvatting (Bron)Schakelbewijs. Overvallen op Zeeman en Blokker. De opvatting dat bij de bewijsvoering slechts van schakelbewijs kan worden gebruik gemaakt indien de aan dat bewijs ontleende modus operandi steunt op de aan meer dan één ander bewezenverklaard feit ten grondslag gelegde b.m. vindt geen steun in het recht. Het oordeel van het Hof dat verdachte ook de overval op het filiaal van Zeeman heeft begaan, is toereikend gemotiveerd, ook in het licht van hetgeen namens verdachte is aangevoerd. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat het Hof heeft kunnen oordelen dat de modus operandi en het signalement van verdachte van de overval op het filiaal van Zeeman op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi en het signalement van verdachte tijdens de door hem gepleegde overval op het filiaal van Blokker.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2024
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 06-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1666
SamenvattingCassatiemiddel over afwijzing getuigenverzoek door hof op de grond dat hetgeen bij gelegenheid van de regiezitting ter tafel is gekomen onvoldoende basis biedt om het verzoek te kunnen toewijzen: de Hoge Raad oordeelt dat, nu de verdediging het verzoek bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling van de zaak niet meer naar voren heeft gebracht, het in cassatie niet nader toegelichte belang van de verdachte bij de klacht niet evident; volgt toepassing art. 80a RO. Aan cassatieschriftuur te stellen eisen: voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking stellige en duidelijke klachten over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen.
Samenvatting (Bron)Art. 80a RO, verzoek horen getuigen. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:1496 m.b.t. het voorafgaand aan de tz. of tijdens de inhoudelijke behandeling kenbaar maken van de wens van de verdediging de getuigen alsnog te horen na de afwijzing van een verzoek getuigen op te roepen op basis van wat bij gelegenheid van een regiezitting ter tafel ligt. I.c. heeft het Hof het verzoek tot het horen van getuigen afgewezen omdat het zich op basis van wat bij gelegenheid van de regiezitting ter tafel was onvoldoende ingelicht achtte om het verzoek te kunnen toewijzen. Nu de verdediging het verzoek bij gelegenheid van de inhoudelijke behandeling van de zaak niet meer naar voren heeft gebracht, is het in cassatie niet nader toegelichte belang van verdachte bij de klacht niet evident. De HR verklaart het beroep gezien art. 80a RO n-o. CAG: verwerping beroep (geen 80a). Samenhang met 14/06186.
UitspraakECLI:NL:HR:2016:2022
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 22-08-2016
CiteertitelNJB 2016/1667
SamenvattingMotivering wrakingsverzoek.
Samenvatting (Bron)De Raad neemt de verzoeken om wraking niet in behandeling. Een volgend verzoek van verzoeker om wraking wordt wegens misbruik in de onderhavige procedures niet in behandeling wordt genomen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:3168
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 24-08-2016
CiteertitelNJB 2016/1668
SamenvattingHet Zorginstituut had dienen te onderzoeken of de overtreding verwijtbaar was.
Samenvatting (Bron)Ten onrechte boete opgelegd wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering. Verwijtbaarheid niet onderzocht. Nu het Zorginstituut in dit geval ten onrechte nagelaten heeft zich te beraden of artikel 5:41 van de Awb in de weg staat aan het opleggen van de boete, dient het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:3186
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 31-08-2016
CiteertitelNJB 2016/1669
SamenvattingDe onderzoeksbevoegdheid van de bestuursrechter eindigt niet na het vooronderzoek, noch na het verzenden van de kennisgevingen voor de zitting.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Geen procesbelang.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:3232
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 01-09-2016
CiteertitelNJB 2016/1670
SamenvattingPrejudiciële vragen in bodemprocedure. Verzoek om voorlopige voorziening. Belangenafweging.
Samenvatting (Bron)Koppelingswet, verblijfsstatus, geen aanspraak op kinderbijslag. Omdat prejudiciële vragen zijn gesteld in de bodemprocedures kan deze omstandigheid niet worden betrokken in belangenafweging. Geen sprake van onomkeerbare situatie. Belangenafweging. Kinderbijslag is een belangrijke bron van inkomsten bij opvoeding en ontwikkeling van kinderen, maar draagt niet het karakter van een laatste financieel vangnet. Geen financiële spoedeisendheid.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2016:3286
Artikel aanvragenVia Praktizijn