Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 18-03-2005
Aflevering 11
RubriekVooraf
TitelLittle big bang
CiteertitelNJB 2005 afl. 11, p. 577
Auteur(s)P.F. van der Heijden
Pagina577-577
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDe kroonjuwelen van VROM. Herijking, omgevingsvergunning en omgevingswetboek
CiteertitelNJB 2005 afl. 11, p. 578
SamenvattingDe herijkingsbrief van de bewindslieden van VROM moet leiden tot het schrappen van honderd van de vierhonderd VROM-regels en het samenvoegen van honderd andere regels. De kroonjuwelen van de herijkingsoperatie zijn de VROM-vergunning en de VROM-wet. Hoe vorm zou moeten worden gegeven aan deze kroonjuwelen wordt hieronder uiteengezet.
Auteur(s)J.H.G. van den Broek
Pagina578-584
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelDe Republikeinse verkiezingsoverwinning en het Amerikaanse Hooggerechtshof
CiteertitelNJB 2005 afl. 11, p. 585
SamenvattingOok al hebben de Republikeinen door hun forse verkiezingsoverwinning in november vorig jaar een goede uitgangspositie om de koers van het Hooggerechtshof te beïnvloeden, de kans dat dit Hof een ruk naar rechts zal maken is niet groot.
Auteur(s)B. Stapert , T. Zwart
Pagina585-590
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 17-12-2004, 33348/96
CiteertitelNJB 2005, 155
SamenvattingArt 10 EVRM. Persvrijheid. Publicatie van cartoon, waarin de suggestie van een intieme relatie tussen een (gehuwde) rechter en een (gehuwde) loco-burgemeester wordt gewekt. Strafrechtelijke veroordeling vanwege het beledigende en beschadigende karakter van de publicatie. EHRM: Grand Chamber vindt net als de Kamer dat relevante en voldoende redenen voor veroordeling bestaan, maar vindt in tegenstelling tot de Kamer de opgelegde straf disproportioneel zwaar. Schending.

(Cumpana en Mazare,
tegen
Roemenië).
Samenvatting (Bron)Violation of Art. 10;Pecuniary damage - claim dismissed;Non-pecuniary damage - finding of violation sufficient;Costs and expenses - claim dismissed
Pagina593-594
UitspraakECLI:CE:ECHR:2004:1217JUD003334896
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 17-12-2004, 49017/99
CiteertitelNJB 2005, 156
SamenvattingArt. 10 EVRM. Persvrijheid. Kritiek op politieonderzoek. Ernstige beschuldiging t.a.v. een met name genoemd persoon. Geen waardeoordeel; feitelijke onderbouwing noodzakelijk. EHRM: Grand Chamber volgt in essentie Kamer. Voldoende en relevante redenen voor veroordeling. Straf niet disproportioneel zwaar. Geen schending.

(Pedersen en Baadsgaard,
tegen
Denemarken).
Samenvatting (Bron)No violation of Art. 6-1;No violation of Art. 10
Pagina594-594
UitspraakECLI:CE:ECHR:2004:1217JUD004901799
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 21-12-2004, 61513/00
CiteertitelNJB 2005, 157
SamenvattingArt. 10 EVRM. Persvrijheid. Kritisch artikel over misstanden op vliegveld. Aantal kaderleden beschuldigd van o.a. nepotisme, corruptie, illegale transacties, incompetentie en seksuele intimidatie. Veroordeling journalist wegens laster. Onderscheid tussen feitelijk en waardenoordeel. M.b.t. uitlatingen over drie werknemers: schending. M.b.t. uitlatingen over twee andere werknemers: geen schending.

(Busuioc,
tegen
Moldavië).
Samenvatting (Bron)Violation of Art. 10 with regard to certain statements;No violation of Art. 10 with regard to other statements;Pecuniary damage - financial award;Non-pecuniary damage - financial award;Costs and expenses partial award - Convention proceedings
Pagina594-595
UitspraakECLI:CE:ECHR:2004:1221JUD006151300
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHof van Justitie EG, 01-02-2005, C-203/03
CiteertitelNJB 2005, 158
SamenvattingGelijke behandeling man-vrouw. Toegang tot lichamelijk zwaar belastende beroepen.

(Commissie van de Europese Gemeenschappen,
tegen
Republiek Oostenrijk).
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (grote kamer) van 1 februari 2005. # Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk. # Niet-nakoming - Artikelen 249 EG en 307 EG - Artikelen 2 en 3 van richtlijn 76/207/EEG - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Verbod om vrouwen te werk te stellen in de onderaardse mijnbouw en bij werkzaamheden met perslucht en bij duikwerkzaamheden. # Zaak C-203/03.
Pagina595-595
UitspraakECLI:EU:C:2005:76
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 09-02-2005, 200405517/1
CiteertitelNJB 2005, 159
SamenvattingDe Afdeling heeft eerder overwogen dat de aard van de bevoegdheid om te beslissen over de goedkeuring van een wijzigingsplan, anders dan de aard van de bevoegdheid om te beslissen over de goedkeuring van een bestemmingsplan waartegen bedenkingen zijn ingediend, zich niet verzet tegen mandaatverlening. Tegen het verlenen van ondermandaat inzake de bevoegdheid om te beslissen over de goedkeuring van een wijzigingsplan bestaat geen bezwaar nu noch de Awb, noch enige andere wettelijke bepaling zich daartegen verzet.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 20 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân het wijzigingsplan "Wijziging Streek 182 te Rotsterhaule" vastgesteld.
Annotator van Buuren , Lauwaars , Voorhoeve
Pagina596-596
UitspraakECLI:NL:RVS:2005:AS5517
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State, 22-02-2005, 200410155/1
CiteertitelNJB 2005, 160
SamenvattingVoor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene in die gemeente is, d.w.z. daar zijn werkelijke woonplaats heeft. Tekst en strekking van de art. 2, 3 en 10 van de Gemeentewet, in hun onderlinge verband gelezen, verzetten zich er tegen dat iemand gelijktijdig ingezetene van meer dan één gemeente is.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 december 2004 heeft verweerder (hierna: het college) appellant gewaarschuwd dat hij met ingang van die datum ophoudt lid te zijn van de gemeenteraad van Zaanstand en het hem niet langer is toegestaan deel te nemen aan vergaderingen van de raad en de raadscommissies.
Annotator Loeb , van der Meer , Vlasblom
Pagina596-597
UitspraakECLI:NL:RVS:2005:AS8391
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 08-02-2005, 02804/03
CiteertitelNJB 2005, 161
SamenvattingDe ontkennende verdachte werd in hoger beroep wegens diefstal met braak en inklimming veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf. De bewijsvoering berustte op het resultaat van een dactyloscopisch onderzoek. Het door de verdediging gedane verzoek tot het houden van een tegenonderzoek werd door het hof afgewezen met het terecht toegepaste noodzaak-criterium. Maar de daarbij gebezigde motivering daarvan is niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting (Bron)Verzoek tot dactyloscopisch tegenonderzoek. De eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, aan zon verzoek gevolg behoort te worden gegeven. Daarbij kan worden gedacht aan o.m. a) de gronden waarop het verzoek steunt, b) het belang van het gevraagde tegenonderzoek in het licht van bijv. de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat, c) de omstandigheid dat het verzoek is gedaan op een zodanig tijdstip dat zon onderzoek nog mogelijk is, en d) de omstandigheid dat het verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan. I.c. is de afwijzing door het hof van het verzoek niet zonder meer begrijpelijk.
Annotator Corstens , van Dorst , de Hullu , Ilsink , Koster
Pagina597-597
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AR7228
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 08-02-2005, 00226/04
CiteertitelNJB 2005, 162
SamenvattingZogenaamde inhaaldagvaarding, die niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM leidt, omdat de verdachte door de gang van zaken niet is geschaad in het belang dat de regel, die formeel door het OM geschonden werd, beoogt te waarborgen.
Samenvatting (Bron)1. Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen tussenarrest. 2. Inhaaldagvaarding en ontvankelijkheid OM. Ad 1. Het hof heeft, na het wijzen van een tussenarrest, op een nadere terechtzitting in gewijzigde samenstelling toepassing gegeven aan art. 322.3 Sv en het onderzoek niet opnieuw aangevangen, maar hervat, zodat moet worden aangenomen dat de bestreden uitspraak mede berust op de beslissingen in het tussenarrest. Verdachte is derhalve ontvankelijk in het beroep. Ad 2. Ingevolge het systeem van het WvSv geldt in beginsel de regel dat, vóórdat op de grondslag van de inleidende dagvaarding onherroepelijk is beslist, de OvJ zich behoort te onthouden van het doen uitgaan van een tweede dagvaarding t.z.v. hetzelfde feit. Deze regel lijdt uitzondering indien de dagvaarding nietig is verklaard wegens een betekeningsgebrek (HR NJ 1985, 842). I.c. is a) de zaak op de voor 4-4-02 uitgebrachte (derde) inleidende dagvaarding, na aanhouding op die datum, eerst inhoudelijk behandeld op 14-5-02; b) op 14-5-02 de uitgebrachte (eerste) dagvaarding voor 26-3-02 ingetrokken, en c) het op 14-5-02 n.a.v. de tegen 2-4-02 uitgebrachte (tweede) dagvaarding gegeven (eind)vonnis van de rb houdende niet-ontvankelijkverklaring van de OvJ onherroepelijk geworden. Het hof heeft terecht geoordeeld dat verdachte door het uitbrengen van de dagvaarding tegen de terechtzitting van 4-4-02 niet is geschaad in het belang dat voormelde regel beoogt te waarborgen.
Annotator Ilsink , Koster , Thomassen
Pagina598-598
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AQ8552
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 08-02-2005, 00626/04
CiteertitelNJB 2005, 163
SamenvattingDe verdachte, die in Duitsland gedetineerd was, liet zijn raadsman ter zitting om aanhouding van zijn zaak verzoeken teneinde ook zelf bij de zitting aanwezig te kunnen zijn. Een afweging van het algemeen belang bij afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn tegenover het belang van de verdachte om in persoon aanwezig te zijn bij zijn zaak, bracht het hof ertoe het verzoek tot aanhouding af te wijzen. De Hoge Raad oordeelt echter dat schorsing van de behandeling van de zaak in de regel moet plaatsvinden als op de terechtzitting blijkt dat de verdachte op dat moment uit andere hoofde gedetineerd is en aanwijzingen aanwezig zijn dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht.
Samenvatting (Bron)Aanwezigheidsrecht. Het aanhoudingsverzoek van de raadsman om de in Duitsland gedetineerde verdachte ter terechtzitting aanwezig te laten zijn, levert een duidelijke aanwijzing op dat verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. 's Hofs afwijzing van dat verzoek is, gelet op de omstandigheden van het geval, niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat het hof niets heeft vastgesteld over de eventuele mogelijkheden van internationale rechtshulp en de tijd die daarmee zou zijn gemoeid, terwijl bij de bepaling van de redelijke termijn een verleend uitstel van de behandeling in beginsel voor rekening van verdachte zal komen. Daaraan doet niet af dat de raadsman op de terechtzitting uitdrukkelijk gemachtigd was (HR NJ 2004, 663) en evenmin dat verdachte het tenlastegelegde heeft bekend.
Annotator Koster , de Savornin Lohman , Thomassen
Pagina598-599
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AR8428
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 08-02-2005, 01675/04 B
CiteertitelNJB 2005, 164
SamenvattingDe rechtbank had het beklag van de BV tegen het conservatoir derdenbeslag gegrond verklaard omdat het rechtshulpverzoek (gedaan door Belgische autoriteiten) betrekking had op feiten die fiscaal van aard waren terwijl Nederland bij art. 2 van het Verdrag inzake het witwassen een voorbehoud had gemaakt met betrekking tot 'offences punishable under legislation on taxation or on customs and excise'. De Hoge Raad, die beschikking van de rechtbank vernietigende, stelt voorop, dat het voorbehoud betrekking heeft op naar het recht van de verzoekende en de aangezochte staat als fiscale delicten te kwalificeren feiten en niet op daarmee verband houdende feiten.
Samenvatting (Bron)Het Nederlands voorbehoud bij art. 2 Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (Trb. 1990, 172) t.z.v. fiscale delicten heeft betrekking op naar het recht van de verzoekende en aangezochte staat als fiscale delicten te kwalificeren feiten, die als zodanig strafbaar zijn gesteld, en niet op daarmede verband houdende feiten. Het oordeel van de rb dat de inbeslagneming onrechtmatig is omdat de feiten fiscaal van aard zijn, is niet juist omdat het feiten betreft die naar Belgisch recht als heling-witwas worden beschouwd en die ook naar Nederlands recht als een soortgelijk commuun delict kunnen worden aangemerkt waarvoor ex art. 13a WOTS inbeslagneming kan plaatsvinden.
Annotator Davids , de Savornin Lohman , van Schendel
Pagina599-599
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AR7621
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 15-02-2005, 02156/04 B
CiteertitelNJB 2005, 165
SamenvattingBij een derde belanghebbende met betrekking tot beslag op $ 59 000 en € 10 000 (waarvan de beslagene afstand heeft gedaan) die afgifte aan hem vordert van die bedragen, dient de rechter na te gaan of deze redelijkerwijze als rechthebbende op de geldbedragen moet worden beschouwd. De rechtbank die in de kern slechts overwoog dat het OM onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de onder de beslagene aangetroffen gelden van misdrijf afkomstig waren en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de geldbedragen verbeurd zal verklaren, heeft daardoor bovenomschreven maatstaf miskend.
Samenvatting (Bron)Indien het belang van de strafvordering het voortduren van het ex art. 94 Sv gelegde beslag niet meer vordert en een derde-belanghebbende een klaagschrift heeft ingediend ex art. 552a Sv strekkende tot teruggave aan hem van de inbeslaggenomen geldbedragen, dient de rb bij de beoordeling daarvan na te gaan of de klager redelijkerwijze als rechthebbende ten aanzien van die geldbedragen moet worden beschouwd.
Annotator Davids , Ilsink , de Savornin Lohman
Pagina599-599
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AS1803
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 15-02-2004, 00872/04
CiteertitelNJB 2005, 166
SamenvattingDe door de raadsman overgelegde pleitnotitie ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Dit verzuim, dat meebrengt dat niet valt na te gaan door de Hoge Raad welke verweren zijn gevoerd, is blijkens ingewonnen informatie niet meer te herstellen. Dit levert strijd op met een behoorlijke procesorde die tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak moet leiden.
Samenvatting (Bron)Het ontbreken bij de stukken van de volgens het pv van de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotitie is een verzuim dat i.c. zozeer strijdt met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Annotator Balkema , Ilsink , Koster , de Savornin Lohman , van Schendel
Pagina599-599
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AR5742
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 04-02-2005, 37552
CiteertitelNJB 2005, 167
SamenvattingBuiten toepassing laten Nedeco-regeling niet discriminatoir, nu reeds vermindering zeevaart heeft plaatsgevonden.
Samenvatting (Bron)Inkomstenbelasting. Gelijkheidsbeginsel. Samenloop vermindering zeevaart op voet van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen en aftrek Nedeco-regeling?
Annotator van Amersfoort , Leemreis , van Maanen , Monné , Pos
Pagina599-600
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AS4897
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 04-02-2005, 38860
CiteertitelNJB 2005, 168
SamenvattingVoorschrift dat geraamde baten niet uitgaan boven geraamde lasten geldt voor legesverordening als geheel.
Samenvatting (Bron)Leges. Toets van art. 229b, lid 1, Gemeentewet geldt voor totaal van in een verordening opgenomen diensten.
Annotator van Amersfoort , Leemreis , Monné , Pos , Streefkerk
Pagina600-600
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AP1951
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 11-02-2005, 38805
CiteertitelNJB 2005, 169
SamenvattingDe Hoge Raad oordeelt dat een verzuimboete hoger mag zijn dan de te betalen belasting.
Samenvatting (Bron)Verzuimboete, matiging door hof onvoldoende gemotiveerd.
Annotator van Amersfoort , van Maanen , Monné
Pagina600-600
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AS5791
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad, 11-02-2005, 40390
CiteertitelNJB 2005, 170
SamenvattingWerknemer die een half jaar in Brazilië werkte, blijft in casu toch premieplichtig voor de volksvezekeringen.
Samenvatting (Bron)Art. 12, lid 1, Besluit uitsluiting en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999. Uitleg van het begrip uitsluitend.
Annotator van den Berge , van Brunschot , Lourens , van der Putt-Lauwers , van Vliet
Pagina600-600
UitspraakECLI:NL:HR:2005:AS5797
Artikel aanvragenVia Praktizijn