Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 31-12-2017
Aflevering 12
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 13-10-2017
CiteertitelRSV 2017/241
SamenvattingDe attenderingsbrief waarin appellante is gewezen op de mogelijkheid van een WIA-aanvraag is gestuurd naar het adres waarop appellante stond ingeschreven. Hiermee heeft het Uwv voldaan aan het bepaalde in artikel 64, tweede lid, van de Wet WIA.
Samenvatting (Bron)Besluit 1: Het Uwv handhaaft het bestreden besluit 1 niet langer. Beroep gegrond. Vernietiging besluit en uitspraak. Besluit 2: Geen reden voor een eerdere ingangsdatum van de uitkering. De attenderingsbrief waarin appellante is gewezen op de mogelijkheid van een WIA-aanvraag is gestuurd naar het adres waarop appellante stond ingeschreven. Hiermee heeft het Uwv voldaan aan het bepaalde in artikel 64, tweede lid, van de Wet WIA. Dat appellante daar nooit gewoond heeft en het adres enkel als postadres gebruikte, ligt in de risicosfeer van appellante. Het Uwv mocht ervan uitgaan dat de brief appellante zou bereiken. Er is geen sprake van een bijzonder geval.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3623
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 18-10-2017
CiteertitelRSV 2017/242
SamenvattingSchadevergoeding, ontbreken causaal verband.
Samenvatting (Bron)Schadevergoeding, ontbreken causaal verband. Verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen. Aansluiting zoeken bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Geen causaal verband tussen de gestelde schade en het besluit van 31 oktober 2011, in de zin van een conditio sine qua non-verband. Reeds hierom bestond geen grondslag voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3722
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRechtbank Amsterdam 02-08-2017
CiteertitelRSV 2017/243
SamenvattingEU-conforme uitleg van artikel 4:49, eerste lid, van de Awb bij herziening van een definitieve subsidievaststelling
Samenvatting (Bron)EU-conforme uitleg van artikel 4:49, eerste lid, van de Awb bij herziening van een definitieve subsidievaststelling. Artikel 42 van de Beschikking van de Raad van 25 juni 2007 (2007/435/EG) biedt in casu geen grondslag voor herziening ten nadele, nu geen sprake is van onregelmatigheden. Het beroep is gegrond; de definitieve subsidievaststelling van 8 december 2015 is weer van kracht.
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2017:5526
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 12-09-2017
CiteertitelRSV 2017/244
SamenvattingGeüniformeerde maatregel van 100% voor een maand vanwege het niet voldaan aan de verplichting zich in te schrijven bij uitzendbureaus
Samenvatting (Bron)Geüniformeerde maatregel van 100% voor een maand vanwege het niet voldaan aan de verplichting zich in te schrijven bij uitzendbureaus. Bewijs van geen verwijt ligt bij appellant. Geen sprake van geen verwijtbaarheid. Ruime uitleg dringendere redenen artikel 18 lid 10 Participatiewet. Motiveringsgebrek ten aanzien van dringende redenen is te passeren, omdat niet gebleken is van dringende redenen. Inkeerregeling is terecht niet toegepast omdat appellant niet heeft onderbouwd dat hij wel aan de verplichting heeft voldaan na de maatregel.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3672
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 12-09-2017
CiteertitelRSV 2017/245
SamenvattingRecidive na geüniformeerde maatregel. 100% verlaging gedurende 3 maanden
Samenvatting (Bron)Recidive na geüniformeerde maatregel. 100% verlaging gedurende 3 maanden. Niet verschijnen op werkervaringsplaats. Niet gebonden tot verrekenen verspreid over meerdere maanden. Dat de eerdere maatregel nog niet in rechte is vastgesteld betekent niet dat niet van recidive kan worden uitgegaan. Het college heeft dringendere redenen in artikel 18 lid 10 Participatiewet te beperkt uitgelegd. Gelet op de gevolgen voor appellant van het opleggen van twee maatregelen in korte tijd met een gezamenlijke duur van vier maanden, heeft het college daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de standaardmaatregel van drie maanden verlaging met 100% ook in dit individuele geval moet worden toegepast.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3676
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 03-10-2017
CiteertitelRSV 2017/246
SamenvattingIntrekking bijstand
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. Gesteld rechtmatig verblijf op basis van Richtlijn (PB 2004 L 261) t.b.v. slachtoffers van mensenhandel. Geen zelfstandig recht aan Richtlijn te ontlenen. Verzoekster heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat haar in Spanje (het land van onderzoek naar mensenhandel) een verblijfstitel en een voorziening in het bestaan toekomt, terwijl een en ander naar voorlopig oordeel wel op haar weg ligt.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3673
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 10-10-2017
CiteertitelRSV 2017/247
SamenvattingToepassen kostendelersnorm
Samenvatting (Bron)Toepassen kostendelersnorm. Commerciële huurovereenkomst niet aangetoond met verifieerbare gegevens. Niet relevant of medebewoners de kosten feitelijk delen of elk van hen bijdraagt in de kosten. Gegeven uit Brp in dit geval niet doorslaggevend. Ten onrechte niet onderzocht of medebewoner het adres slechts als postadres gebruikte en er niet feitelijk woonde.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3451
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 24-10-2017
CiteertitelRSV 2017/248
SamenvattingIntrekking en terugvordering bijstand.
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering bijstand. Niet melden van bijschrijvingen en stortingen op bankrekening. Inkomsten leidt tot herziening, terugvordering en boete. Boete ten onrechte niet gebaseerd op benadelingsbedrag.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3643
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 04-08-2017
CiteertitelRSV 2017/249
SamenvattingDe redelijke termijn is zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase geschonden en komt ten laste van de Staat en de Svb.
Samenvatting (Bron)Betrokkene was op grond van artikel 2 van KB 230 en KB 24 uitgesloten van de verzekering ingevolge de AOW. Prejudiciële beslissing. De door het Hof in zijn antwoorden genoemde bepalingen van het Unierecht verzetten zich niet tegen de uitsluiting van betrokkene van de verzekering voor de AOW in de periode in geding en de weigering van de Svb om aan betrokkene een pensioen ingevolge de AOW toe te kennen. Bij het besluit van 14 oktober 2008 is terecht de weigering van het pensioen gehandhaafd. De redelijke termijn is zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase geschonden en komt ten laste van de Staat en de Svb.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:2933
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekKinderen en jongeren
TitelRechtbank Overijssel 29-09-2017
CiteertitelRSV 2017/250
SamenvattingWeigering PGB
Samenvatting (Bron)Weigering PGB omdat eiseres zich onvoldoende heeft georiënteerd op de zorg in natura en onvoldoende gemotiveerd waarom dit aanbod niet passend is; eiseres heeft meer dan voldoende motivering gegeven voor standpunt dat individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder niet passend is; bewijslast dat het aan eiseres is te onderbouwen waarom het aanbod niet passend is, kan niet worden afgeleid uit bepaalde in artikel 8.1.1, tweede lid, onder b, Jeugdwet; beroep gegrond; rechtbank voorziet zelf in de zaak.
UitspraakECLI:NL:RBOVE:2017:3709
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 04-10-2017
CiteertitelRSV 2017/251
SamenvattingLangdurige zorg
Samenvatting (Bron)Pgb (op grond van de WMO) voor huishoudelijke hulp door college terecht ingetrokken. Het Zorgkantoor heeft op grond van de Regeling langdurige zorg voor het jaar 2015 een pgb heeft verleend met een ophoging op grond van artikel 5.13, derde lid, van de Rlz, bestemd voor het laten verrichten van hulp bij het huishouden. Gelet hierop was appellante niet op een pgb voor hulp bij het huishouden op grond van de Wmo 2015 aangewezen.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3443
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 25-10-2017
CiteertitelRSV 2017/252
SamenvattingEigen bijdrage
Samenvatting (Bron)Eigen bijdrage op grond van de Wmo 2015, overgangsrecht. Met ingang van 1 januari 2015 is de WMO ingetrokken en is de Wmo 2015 in zijn geheel in werking getreden. Het tweede lid van artikel 8.9 van de Wmo 2015 bepaalt dat het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van enig artikel van de Wmo 2015, van toepassing blijft ten aanzien van besluiten genomen op grond van de Wmo.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3759
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 25-10-2017
CiteertitelRSV 2017/253
SamenvattingMaatwerkvoorziening
Samenvatting (Bron)Het opleggen van een bijdrage op grond van de Wmo 2015 is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3358
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 26-10-2017
CiteertitelRSV 2017/254
SamenvattingSamenloop AOR en Wubo
Samenvatting (Bron)Teveel betaalde AOR-vergoeding voor huishoudelijke hulp terecht teruggevorderd, omdat is gebleken dat de echtgenote van appellant over die periode een vergoeding voor één dagdeel huishoudelijke hulp krachtens de Wubo heeft ontvangen. Volgens het beleid in het kader van de AOR prevaleert een vergoeding voor huishoudelijke hulp krachtens de Wubo of de Wuv boven een vergoeding voor huishoudelijke hulp krachtens de AOR. Aan appellant en zijn echtgenote is op grond van de AOR en de Wubo voor de huishoudelijke hulp over die periode in totaal tien uur en derhalve vier uur te veel uitbetaald. Dit had appellant, gelet op de inhoud van de brief van 14 september 2014, redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3770
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRechtbank Amsterdam 16-10-2017
CiteertitelRSV 2017/255
SamenvattingStudiefinanciering
Samenvatting (Bron)Het enkel verstrekken van studiefinanciering aan personen jonger dan 30 jaar is geen leeftijdsdiscriminatie. Een 40-jarige Nederlander had de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gevraagd om hem studiefinanciering toe te kennen, maar de minister had dit vanwege de leeftijd van de man geweigerd (zie nieuwsbrief 35). Terecht dus, volgens de rechtbank. Er bestaat namelijk een objectieve rechtvaardiging voor de gehanteerde leeftijdsgrens.
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2017:7691
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 25-10-2017
CiteertitelRSV 2017/256
SamenvattingStudiefinanciering
Samenvatting (Bron)Ten onrechte weigering (prestatie)beurs voor het tweede jaar van de opleiding in Zweden. Nader advies: De inhoudelijke vergelijking die EP-Nuffic heeft verricht is adequaat en voldoende inzichtelijk om tot het oordeel te komen dat de Zweedse opleiding onvoldoende vergelijkbaar is met een Nederlandse onderzoeksmaster.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3704
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekKinderen en jongeren
TitelCentrale Raad van Beroep 01-11-2017
CiteertitelRSV 2017/257
SamenvattingHuisbezoek
Samenvatting (Bron)Toegekende studiefinanciering terecht herzien naar norm voor thuiswonende studerende. Terugvordering. Niet woonachtig op brp adres.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3848
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekKinderen en jongeren
TitelCentrale Raad van Beroep 01-11-2017
CiteertitelRSV 2017/258
SamenvattingStudiefinanciering
Samenvatting (Bron)Vordering wegens meerinkomen over het studiefinancieringstijdvak 2013 terecht opgelegd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3750
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 15-11-2017
CiteertitelRSV 2017/259
SamenvattingStudiefinanciering
Samenvatting (Bron)De Raad is van oordeel dat de minister op de adviezen van zijn medisch adviseur Knol mocht afgaan. De adviezen zijn op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en zijn inzichtelijk gemotiveerd. Met het rapport van de neuroloog in opleiding Fakiri heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de medisch adviseur de medische situatie van appellant onjuist heeft ingeschat of dat aan de juistheid van zijn conclusies moet worden getwijfeld. Niet is voldaan aan de ingevolge artikel 5.16, vijfde lid, van de Wsf 2000 gestelde eis.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:4015
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 22-11-2017
CiteertitelRSV 2017/260
SamenvattingStudiefinanciering
Samenvatting (Bron)Betrokkene komt niet meer in aanmerking voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs na het verstrijken van een periode van drie jaar na de eerste toekenning op 1 februari 2013 en eindigt zijn aanspraak op een prestatiebeurs op 1 februari 2016. De Raad wijst met name op de aangehaalde tekst op bladzijde 71 van Kamerstukken I, 2014/15, 34 035, D, waarin een situatie die vergelijkbaar is met de situatie hier aan de orde is beschreven.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:4044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 27-09-2017
CiteertitelRSV 2017/261
SamenvattingWW-aanvraag
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft ten onrechte beslist dat de WW-uitkering van appellante van 1 juli 2013 tot en met 17 maart 2014 niet tot uitbetaling komt. Het Uwv heeft appellante ten onrechte een maatregel opgelegd. Aanvraag te laat ingediend. Bijzonder geval. Geenszins is uit te sluiten dat de onttakelde toestand van het Uwv-kantoor de reden is geweest dat van appellantes bezoek geen aantekening is gemaakt. Mede doordat het Uwv geen nader onderzoek heeft gedaan naar de situatie op het kantoor in de bewuste periode wordt appellante gevolgd in haar standpunt dat zij ten gevolge van onjuiste informatie van het Uwv haar WW-aanvraag te laat heeft ingediend.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3480
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 11-10-2017
CiteertitelRSV 2017/262
SamenvattingWW-uitkering
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft ten onrechte de maatregel van blijvende gehele weigering van de WW-uitkering opgelegd. Aan het ontslag van appellant heeft geen dringende reden ten grondslag gelegen, zodat diens werkloosheid niet verwijtbaar is in de zin van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder a, van de WW. De feiten het heimelijk maken van filmopnames van zijn kamergenoot waren in de kern reeds op 5 december 2012 bekend. Niet valt in te zien waarom het nog tot 13 september 2013 heeft geduurd voor het ontslagbesluit is genomen. Geen rechtvaardiging voor de lange duur van de besluitvorming.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3579
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 11-10-2017
CiteertitelRSV 2017/263
SamenvattingGeen benadelingshandeling
Samenvatting (Bron)Het vrijwillig gebruik maken van een vertrekregeling in het kader van een sociaal plan wordt door het Uwv terecht niet beschouwd als een beëindiging op initiatief van de werknemer. WW-uitkering toegekend na fictieve opzegtermijn. Beroep ingesteld door werkgever. Werknemer heeft geen benadelingshandeling gepleegd als bedoeld in artikel 24, vijfde en zesde lid, van de WW door akkoord te gaan met optie (b) uit het verlengde Sociaal Plan. Appellante (werkgever) heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat werknemer, door in het kader van het verlengd Sociaal Plan niet te kiezen voor een langer dienstverband conform optie (a), een benadelingshandeling heeft gepleegd omdat de werkloosheid te vroeg is ingetreden. Het Uwv heeft met de gehanteerde beleidsregel niet een te beperkte uitleg gegeven van de bedoeling van de wetgever bij artikel 24, vijfde en zesde lid, van de WW. Het Uwv heeft in overeenstemming met zijn beleidsregel de WW-uitkering pas uitbetaald na de toepasselijke (fictieve) opzegtermijn. Van bijzondere omstandigheden die maken dat dit handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen is niet gebleken. Het Uwv was niet bevoegd werknemer op die grond een maatregel op te leggen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3477
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 11-10-2017
CiteertitelRSV 2017/264
SamenvattingWW-uitkering geweigerd
Samenvatting (Bron)WW-uitkering terecht geweigerd, omdat appellant geen werknemer is. Geen sprake van een gezagsverhouding tussen hem en de [School]. Appellant is werkzaam geweest als docent. Appellant heeft zijn werkzaamheden voor [School] verricht op basis van twee overeenkomsten van opdracht, die zijn gesloten tussen [School] en de eenmanszaak van appellant. De inhoud van de overeenkomsten laat geen andere conclusie toe dan dat appellant en [School] bij het sluiten van de overeenkomsten hebben beoogd een overeenkomst van opdracht aan te gaan. De overeenkomsten tussen appellant en [School] zijn niet te kwalificeren als een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellant is niet op basis van een privaatrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 3 van de WW en de ZW bij [School] werkzaam geweest.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3487
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 25-10-2017
CiteertitelRSV 2017/265
SamenvattingWoonlastenverzekering bij onvrijwillige werkloosheid
Samenvatting (Bron)Schadevergoeding. Woonlastenverzekering bij onvrijwillige werkloosheid. De Raad voorziet zelf. Proceskostenvergoeding.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3698
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 16-08-2017
CiteertitelRSV 2017/266
SamenvattingBezwaartermijn
Samenvatting (Bron)Het besluit van 23 april 2015 heeft niet alleen betrekking op een geschil van geneeskundige aard als bedoeld in 75j van de ZW. Besluit heeft tevens betrekking op de vraag of appellant al dan niet verzekerd was voor de ZW en deze vraag dient te worden beantwoord voorafgaand aan de vraag of sprake is van ziekte of gebrek. Bezwaartermijn daarvoor is 6 weken. Daarom was het bezwaarschrift tegen het besluit van 23 april 2015 ontvankelijk. De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ten onrechte in stand gelaten.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:2912
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 20-09-2017
CiteertitelRSV 2017/267
SamenvattingMaatstaf arbeid
Samenvatting (Bron)Maatstaf arbeid bij meerdere banen. De werkzaamheden van callcentermedewerkster heeft werkneemster niet in combinatie met het werk van kamermeisje verricht, werkzaamheden hebben elkaar opgevolgd. Laatst verrichte arbeid. Maatstaf arbeid is het werk van een kamermeisje voor 32 uren per week bij een soortgelijke werkgever. Appellant heeft onjuiste maatstaf gebruikt. Gebrek herstellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3349
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 20-09-2017
CiteertitelRSV 2017/268
SamenvattingMaatstaf arbeid
Samenvatting (Bron)ZW-uitkering ten onrechte beëindigd. Onjuiste maatstaf arbeid gehanteerd. Het Uwv heeft met het in aanmerking nemen van de werkzaamheden onder de omstandigheden zoals die zich voordeden in de maand voor beëindiging van het dienstverband waarin die werkzaamheden tot bijna nihil waren teruggelopen, geen juiste toepassing heeft gegeven aan de in artikel 19, vijfde lid, van de ZW neergelegde maatstaf arbeid die vereist, dat wordt getoetst aan werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3237
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekSociale zekerheid
TitelCentrale Raad van Beroep 18-10-2017
CiteertitelRSV 2017/269
SamenvattingTerechte intrekking en terugvordering faillissementsuitkering, WW-uitkering en ZW-uitkering
Samenvatting (Bron)Geen sprake geweest van privaatrechtelijke dienstbetrekkingen. Appellante is geen werknemer geweest in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WW en artikel 3, eerste lid, van de ZW. Appellante was dan ook niet uit dien hoofde verzekerd voor de WW en de ZW. De faillissementsuitkering, de WW-uitkering en de ZW-uitkering zijn daarom terecht ingetrokken en onverschuldigd betaald. Het Uwv was op grond van artikel 36 van de WW en artikel 33 van de ZW, gehouden die uitkeringen terug te vorderen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2017:3740
Artikel aanvragenVia Praktizijn