Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 03-04-2019
Aflevering 13
RubriekVooraf
TitelRecht en de papieren werkelijkheid
CiteertitelNJB 2019/685
SamenvattingHet laten normeren door het recht van de werkelijkheid staat of valt bij de acceptatie en dus de overtuigingskracht van die normering. En als die in essentie berust op enkel ficties, schiet een rechterlijke beslissing tekort, met het gevaar dat de spreuk op het gebouw van de Hoge Raad tot uitdrukking brengt (Ubi iudicia deficiunt incipit bellum). Of anders (en positiever) gezegd: uiteindelijk hoort het bij het recht nooit om enkel papier te gaan, maar om de kunst van het doen van het goede en het billijke. Ius est ars boni et aequi.
Auteur(s)C.E. Drion
LinkVolledige tekst artikel (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelStelplicht, bewijslastverdeling en de civiele vordering van de benadeelde partij in het strafproces
CiteertitelNJB 2019/686
SamenvattingOm de vraag te beoordelen of een verdachte schadeplichtig is naar burgerlijk recht, moet de strafrechter in het strafproces zijn ‘civiele bril’ opzetten. De Hoge Raad heeft overwogen dat in de voegingsprocedure de regels van stelplicht en bewijslastverdeling in civiele zaken gelden, en niet de bewijs(minimum)regels van het Wetboek van Strafvordering. De voegingsprocedure functioneert echter in hoge mate als een schadebegrotingsprocedure. Het past bij de aard van deze procedure te aanvaarden dat de benadeelde partij een onderbouwingsplicht heeft. Het vasthouden aan de civiele regels voor stelplicht en bewijslastverdeling lijkt daarnaast niet zinvol.
Auteur(s)I.M.L. Felix , A.J.P. Schild
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekEssay
TitelDe civiele rechter in Nederland op de schopstoel
CiteertitelNJB 2019/687
SamenvattingDe inktzwarte kritiek in het HiiL-rapport ‘Menselijk en rechtvaardig. Is de rechtspraak er voor de burger?’ op de civiele rechtspraak in Nederland is tendentieus, eenzijdig en gemakzuchtig. De oplossing, een civiele rechter als problem solver, klinkt woest aantrekkelijk, maar getuigt bij nadere analyse van wensdromen of, erger, van gevaarlijke arrogantie waar Jan Leijten 50 jaar geleden al voor waarschuwde. De Raad voor de rechtspraak en minister Dekker spiegelen, net als HiiL, ‘de burger’ verwachtingen over een probleemoplossende rechter voor waarvan op voorhand vast staat dat die niet waargemaakt kunnen worden. Het zou ook in de professionele standaarden tot uitdrukking moeten komen. Iedere suggestie, laat staan eis, dat een civiele overheidsrechter het onderliggende probleem oplost, is verkeerd.
Auteur(s)J.B.M. Vranken , M.V.R. Snel
LinkVolledige tekst rapport (hiil.org)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelDe opgedrongen bestuursrechter
CiteertitelNJB 2019/688
SamenvattingEr komt een Instituut Mijnbouwschade Groningen, dat door middel van het nemen van besluiten in de zin van de Awb aardbevingsclaims zal afhandelen. Daartegen bestaat weerstand en wantrouwen. Dit wantrouwen en het feit dat Groningers de NAM niet meer kunnen aanspreken, moeten bij het behandelen van het wetsvoorstel serieus genomen worden. De wetgever, en uiteindelijk de praktijk, zullen de gedupeerde Groningers moeten overtuigen dat de bestuursrechtelijke rechtsgang daadwerkelijk de beste oplossing is.
Auteur(s)M.C.A. Hermans
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelGeef de bestuursrechter het voordeel van de twijfel
CiteertitelNJB 2019/689
SamenvattingReactie op Ruth de Bock, ‘Mijnbouwschade in Groningen, Waar is de civiele rechter?’, NJB 2019/3, afl . 1, p. 19-26.
Auteur(s)J. van de Bunt
LinkVolledige tekst artikel (janetvandebunt.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelMijnbouwschadegeschillen
CiteertitelNJB 2019/690
SamenvattingBeter af bij de bestuursrechter dan bij de civiele rechter
Auteur(s)A.T. Marseille , H.E. Bröring , K.J. de Graaf
LinkVolledige tekst artikel (rug.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelAardbevingsschade hoort thuis bij de civiele rechter
CiteertitelNJB 2019/691
SamenvattingDe kern van mijn pleidooi om de beoordeling van aardbevingsschade niet weg te halen bij de civiele rechter, is dat schadevergoedingsrecht bij uitstek een onderwerp is waarin de civiele rechter het meeste thuis is. Aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht is immers burgerlijk recht. De civiele rechter oordeelt dagelijks over een breed palet aan vorderingen tot schadevergoeding. Daarom moet zowel vanuit een oogpunt van specialisatie als vanwege het belang van rechtseenheid en rechtsontwikkeling, aardbevingsschade bij de civiele rechter blijven.
Auteur(s)R. de Bock
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM, 24-01-2019, 54414/13
CiteertitelNJB 2019/692
SamenvattingPartiellement irrecevable (Art. 35) Conditions de recevabilité (Art. 35-3-a) Manifestement mal fondé Violation de l'article 8 - Droit au respect de la vie privée et familiale (Article 8-1 - Respect de la vie privée) Violation de l'article 13+8-1 - Droit à un recours effectif (Article 13 - Recours effectif) (Article 8 - Droit au respect de la vie privée et familiale Article 8-1 - Respect de la vie privée) Préjudice moral - constat de violation suffisant (Article 41 - Préjudice moral Satisfaction équitable)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2019:0124JUD005441413
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM 15-01-2019, 37115/11
CiteertitelNJB 2019/693
SamenvattingArt. 8) Right to respect for private and family life (Art. 14) Prohibition of discrimination (Art. 35) Admissibility criteria (YESHTLA v. THE NETHERLANDS)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2019:0115DEC003711511
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/694
SamenvattingDevolutieve werking hoger beroep
Samenvatting (Bron)Verbintenissenrecht. Procesrecht. Devolutieve werking hoger beroep. Uitleg van de vordering: alternatief of cumulatief?
UitspraakECLI:NL:HR:2019:398
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/695
SamenvattingKan de ondernemer op de voet van art. 32 WOR het advies- en het beroepsrecht van de OR uitbreiden tot politieke besluiten?
Samenvatting (Bron)Medezeggenschapsrecht. Ondernemingsraad bij de overheid; primaat van de politiek (art. 46d WOR). Verhouding tussen art. 46d WOR en art. 32 WOR. Kan de ondernemer op de voet van art. 32 WOR het advies- en het beroepsrecht van de OR uitbreiden tot politieke besluiten? Informeel adviesrecht.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:397
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/696
SamenvattingIs fiscaal adviseur tekortgeschoten in de nakoming door niet erop te wijzen dat aan vennootschap ter beschikking gesteld bedrijfspand, eigendom van de DGA, hierdoor in box 1 van de inkomstenbelasting bleef vallen?
Samenvatting (Bron)Contractenrecht. Overeenkomst van opdracht. Zorg van een goed opdrachtnemer; art. 7:401 BW. Fiscaal advies over schenking aandelen aan kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik. Is fiscaal adviseur tekortgeschoten in de nakoming door niet erop te wijzen dat aan vennootschap ter beschikking gesteld bedrijfspand, eigendom van de DGA, hierdoor in box 1 van de inkomstenbelasting bleef vallen? Spontane adviesplicht? Passeren bewijsaanbod; specificatie; juridische gevolgtrekking uit feiten en omstandigheden.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:418
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/697
SamenvattingAanvangsmoment van de twintigjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW.
Samenvatting (Bron)Aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal (art. 6:174 BW). Verjaring vordering benadeelde. Aanvangsmoment van de twintigjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW. Gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt. Voortdurend karakter van die gebeurtenis. Nuancering van HR 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2934.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:412
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/698
SamenvattingOntvankelijkheid van verzoeken tot toewijzing transitievergoeding en billijke vergoeding. Zijn de verzoeken tijdig gedaan?
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Ontslag op staande voet vernietigd, arbeidsovereenkomst ontbonden. Ontvankelijkheid van verzoeken tot toewijzing transitievergoeding en billijke vergoeding. Zijn de verzoeken tijdig gedaan? Vervaltermijn van art. 7:686a lid 4, onder a en b, BW. Grondslag van deze verzoeken. Voorwaardelijk verzoek; gevolg van niet in vervulling gaan van de voorwaarde.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:404
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/699
SamenvattingHad rechtbank de behandeling van de zaak moeten aanhouden in afwachting van de uitslag van de second opinion?
Samenvatting (Bron)Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging. Vermelding in behandelingsplan welk psychiatrisch ziekenhuis bereid is de betrokkene op te nemen indien dit noodzakelijk blijkt; art. 14a lid 5 Wet Bopz. Had rechtbank de behandeling van de zaak moeten aanhouden in afwachting van de uitslag van de second opinion?
UitspraakECLI:NL:HR:2019:395
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-03-2019
CiteertitelNJB 2019/700
SamenvattingNa ontvangst en reactie op gegevens voldoende spoedig beslist?
Samenvatting (Bron)Wet Bopz. Verzoek schadevergoeding i.v.m. overschrijding beslistermijn voor machtiging voortgezet verblijf (art. 35 Wet Bopz). Toerekening overschrijding beslistermijn aan betrokkene vanwege ongeoorloofd vertrek uit de instelling t.t.v. geplande mondelinge behandeling en aanhouding nadere mondelinge behandeling op verzoek betrokkene i.v.m. volgens deze ontbrekende gegevens. Na ontvangst en reactie op gegevens voldoende spoedig beslist? Niet-tijdige afgifte proces-verbaal mondelinge behandeling hoger beroep (HR 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3336).
UitspraakECLI:NL:HR:2019:413
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 05-03-2019
CiteertitelNJB 2019/701
SamenvattingWederrechtelijkheid aanranding bij “burgeraanhouding”?
Samenvatting (Bron)Poging tot diefstal met geweld in woning, art. 312.1 Sr. Beroep op noodweer door verdachte nadat bewoners bij aanhouding verdachte jegens hem geweld hebben gebruikt, art. 41 Sr. Wederrechtelijkheid aanranding bij burgeraanhouding? O.g.v. art. 53 Sv is het een burger toegestaan om tot aanhouding over te gaan, mits sprake is van een geval van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. In het geval van een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen die handelingen worden verricht die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk zijn om verdachte onder controle te krijgen, waar nodig met gepaste dwang of geweld, teneinde hem (onverwijld) te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar. De vraag welke handelingen in het geval van een dergelijke burgeraanhouding mogen worden verricht teneinde verdachte onder controle te krijgen en hem te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van de ene persoon mag in dit verband op grond van zijn hoedanigheid of bijzondere vaardigheden meer worden gevergd op het vlak van de proportionaliteit dan van een ander, waarbij de proportionaliteitseis ertoe strekt te beoordelen of het optreden niet in onredelijke verhouding staat tot het te bereiken doel. Hof heeft vastgesteld dat verdachte op heterdaad is betrapt op een poging tot diefstal toen hij was binnengedrongen in de slaapkamer van de woning van aangevers en dat hij tot tweemaal toe op zijn vlucht gericht geweld heeft gepleegd, eerst tegen aangeefster en vervolgens tegen aangever. Hof heeft voorts vastgesteld dat de handelingen van aangevers jegens verdachte hebben bestaan uit het dicht duwen van een deur, waarbij de voet van verdachte klem kwam te zitten, het tegengehouden en stevig vastpakken, het tegen een auto aanduwen en het - toen het vermoeden bestond dat verdachte beschikking had over een mes - stevig bij de nek of keel en shirt pakken van verdachte. Ten slotte heeft Hof vastgesteld dat verdachte zich los heeft kunnen maken, naar zijn auto is gerend en is weggereden. s Hofs op die vaststellingen gebaseerde oordeel dat het i.h.k.v. de burgeraanhouding door aangevers tegen verdachte toegepaste geweld niet disproportioneel was en dat geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangevers van verdachte, zodat aan verdachte geen beroep op noodweer toekomt, getuigt, gelet op het vooropgestelde, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:304
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 05-03-2019
CiteertitelNJB 2019/702
SamenvattingWitwassen auto’s
Samenvatting (Bron)Witwassen autos, art. 420bis.1.b Sr. Gebruik van ttz. door raadsman afgelegde verklaring voor bewijs, art. 339 Sv. In zijn bewijsoverwegingen heeft Hof geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte auto heeft gekocht met geld dat hij heeft verdiend uit inkomsten die niet aan fiscus zijn opgegeven en derhalve uit eigen misdrijf afkomstig is, waarbij het heeft betrokken dat raadsman van verdachte ttz. naar voren heeft gebracht van de verdachte te hebben begrepen dat hij altijd heeft gewerkt. Daarin ligt als s Hofs rechtsopvatting besloten dat door raadsman ttz. gedane mededeling kan worden aangemerkt als wettig b.m. a.b.i. art. 339.1 Sv en derhalve voor het bewijs kan worden gebezigd. Die opvatting is onjuist (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2649). Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:295
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 05-03-2019
CiteertitelNJB 2019/703
SamenvattingHoger beroep ex art. 408.1.b Sv tijdig ingesteld?
Samenvatting (Bron)Mishandeling hoofdconducteur NS tijdens kaartcontrole in trein, art. 300.1 jo. 304.2 Sr. Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b. omdat het te laat is ingesteld. Op laatste dag beroepstermijn (2-12-2016) heeft in Maastricht woonachtige verdachte (volgens eigen verklaring ttz. in h.b.) tevergeefs geprobeerd bij Rb Maastricht h.b. in te stellen tegen vonnis PR Rb Midden-Nederland d.d. 18-11-2016, vervolgens heeft hij om 19:46 uur e-mail verzonden naar Rb Midden-Nederland en heeft hij nadien ondertekende schriftelijke verklaring verzonden (op 4-1-2017 bij griffier Rb Midden-Nederland ingekomen), waarna appelakte op 4-1-2017 is opgemaakt. H.b. ex art. 408.1.b Sv tijdig ingesteld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:231 inhoudende dat per e-mailbericht verzonden schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450 Sv aan griffiemedewerker tot aanwenden rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is binnengekomen vóór sluiting griffie op laatste dag van deze termijn. HR ziet geen aanleiding op deze rechtspraak terug te komen. Hof heeft vastgesteld dat verdachte h.b. pas na sluitingstijd van griffie op laatste dag van beroepstermijn en derhalve na verstrijken van deze termijn heeft ingesteld. O.b.v. deze vaststellingen heeft Hof geoordeeld dat verdachte n-o is in zijn h.b. Dat oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat e-mailbericht van verdachte, inhoudende verklaring h.b. in te stellen, op 2-12-2016 om 19:46 uur is verzonden aan Rb Midden-Nederland, terwijl art. 2 Bestuursreglement Rb Midden-Nederland inhoudt dat griffies van gerecht van maandag t/m vrijdag van 8:30 uur tot 17:00 uur zijn geopend. Daaraan kan niet afdoen enkele omstandigheid dat - naar verdachte op tz. in h.b. heeft verklaard - verdachte op diezelfde dag bij Rb in Maastricht zou zijn geweest en aldaar heeft geprobeerd h.b. in te stellen, terwijl beslissing is gegeven door Pr Rb Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht. Het aanwenden van rechtsmiddel van h.b. dient ex art. 449.1 Sv immers te geschieden door verklaring af te leggen op griffie van gerecht door of bij hetwelk beslissing is gegeven. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:308
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 12-03-2019
CiteertitelNJB 2019/704
SamenvattingLevert verstrekken van ongecontroleerde hoeveelheid GHB onaanvaardbaar gezondheidsrisico op waardoor verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld?
Samenvatting (Bron)OM-cassatie. Vrijspraak verdachte t.z.v. dood door schuld door in haar woning in Nederhorst den Berg op vrijwillige basis voor haar vriendin, in tegenstelling tot verdachte onbekend met (werking van) GHB, in theeglas GHB in te schenken zonder deze nauwkeurig af te meten, ten gevolge waarvan vriendin is overleden, art. 307.1 Sr. Levert verstrekken van ongecontroleerde hoeveelheid GHB onaanvaardbaar gezondheidsrisico op waardoor verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:952 m.b.t. invulling schuld. Hof heeft vastgesteld dat slachtoffer (volwassen vrouw die onbekend was met werking van GHB) wel eens GHB wilde proberen, dat verdachte GHB in theeglas heeft ingeschonken en gemengd met cola aan slachtoffer heeft verstrekt waarna slachtoffer GHB zelf desbewust en vrijwillig heeft ingenomen, dat exacte hoeveelheid van aan slachtoffer verstrekte GHB niet kan worden bepaald en dat verdachte eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden heeft gebruikt en dat dit altijd goed is gegaan. In s Hofs overwegingen ligt als zijn niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat - anders dan is tlgd. - niet is komen vast te staan dat verdachte aan slachtoffer een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid heeft verstrekt. Hof heeft vervolgens geoordeeld dat GHB weliswaar is vermeld op bij Opiumwet behorende lijst I en door wetgever wordt beschouwd als drug waarvan gebruik onaanvaardbaar risico voor (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op hiervoor genoemde omstandigheden verstrekken aan slachtoffer van GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat dood van slachtoffer aan haar schuld in de zin van art. 307 Sr is te wijten. Dat - met waarderingen van feitelijke aard verweven - oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:336
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 12-03-2019
CiteertitelNJB 2019/705
SamenvattingEU kaderbesluit terrorismebestrijding en ruimere reikwijdte Nederlandse implementatie daarvan. Plicht tot kaderbesluitconforme uitleg?
Samenvatting (Bron)Terroristische aanslag moskee Enschede. Medeplegen brandstichting door molotovcocktails naar moskee te gooien waarna grasveld bij moskee vlam heeft gevat, terwijl feit is gepleegd met terroristisch oogmerk (art. 157 jo. 176a Sr). Terroristisch misdrijf a.b.i. art. 83.2 Sr. EU kaderbesluit terrorismebestrijding en ruimere reikwijdte Nederlandse implementatie daarvan. Plicht tot kaderbesluitconforme uitleg? Opvatting dat bepaling die ter implementatie van kaderbesluit in WvSr is opgenomen of is gewijzigd, door Nederlandse rechter volledig conform bepalingen van dat kaderbesluit moet worden uitgelegd ingeval Nederlandse bepaling ruimere reikwijdte heeft dan waartoe kaderbesluit Nederlandse wetgever verplicht, is onjuist. Daarbij neemt HR in aanmerking dat plicht tot kaderbesluitconforme uitleg bestaat indien doel en volle werking van kaderbesluit daarzonder niet worden bereikt (vgl. HvJ EU ECLI:EU:C:2016:835). Art. 83 en 176a Sr bieden geen grond voor oordeel dat met kaderbesluit beoogd resultaat - te waarborgen dat terroristische misdrijven doeltreffend kunnen worden vervolgd binnen EU - door ruimere Nederlandse implementatie van dat kaderbesluit niet wordt bereikt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding tot stellen van prejudiciële vragen aan HvJ EU. Volgt verwerping. Samenhang met 18/01090 en ECLI:NL:HR:2019:262.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:343
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 12-03-2019
CiteertitelNJB 2019/706
SamenvattingWegnemen van elektriciteit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door de teller van de elektriciteitsmeter terug te draaien?
Samenvatting (Bron)Diefstal van elektriciteit t.b.v. hennepkwekerij d.m.v. verbreking, art. 311.1.5 Sr. 1. Wegnemen van elektriciteit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door de teller van de elektriciteitsmeter terug te draaien? 2. Niet beslist op beroep van raadsman op overschrijding redelijke termijn in h.b. Ad 1. s Hofs oordeel dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening kan worden bewezenverklaard, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Uit bewijsvoering kan s Hofs niet onbegrijpelijke oordeel worden afgeleid dat verdachte t.t.v. het afnemen van de elektriciteit het oogmerk had de t.b.v. de hennepplantage afgenomen elektriciteit zich wederrechtelijk toe te eigenen. Bij dit oordeel heeft Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk betrokken dat verdachte door manipulatie van het telwerk de gebruikelijke berekening van de werkelijke hoeveelheid in bewezenverklaarde periode afgenomen elektriciteit aan de hand van meterstanden heeft verstoord, waarmee wordt beoogd dat die werkelijke hoeveelheid niet wordt meegenomen in vaststelling van verschuldigde vergoeding over in die periode verbruikte elektriciteit. Dat afnemen van elektriciteit dat gepaard gaat met manipulatie van de registratie van de hoeveelheid afgenomen stroom, onder omstandigheden (ook) kan worden aangemerkt als een ander delict dan diefstal (bijv. oplichting) maakt dat niet anders. Ad 2. Hetgeen door raadsman ttz. in h.b. naar voren is gebracht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als standpunt m.b.t. overschrijding van redelijke termijn dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van ondubbelzinnige conclusie t.o.v. Hof naar voren is gebracht. Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken, maar heeft, in strijd met art. 359.2 Sv niet i.h.b. redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dat verzuim heeft ingevolge art. 359.8 Sv nietigheid tot gevolg. HR doet zaak zelf af en vermindert opgelegde gevangenisstraf.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:335
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 12-03-2019
CiteertitelNJB 2019/707
SamenvattingIs verdachte voorafgaand aan politieverhoor in gelegenheid gesteld advocaat te raadplegen?
Samenvatting (Bron)Verduistering door wasmachine, koelkast en spiegel mee te nemen uit door verdachte gehuurde, deels gemeubileerde woning, art. 321 Sr. Salduz. Consultatierecht en verhoorbijstand t.a.v. uit anderen hoofde gedetineerde verdachte. 1. Is verdachte voorafgaand aan politieverhoor in gelegenheid gesteld advocaat te raadplegen? 2. Had Hof aan omstandigheid dat verdachte voorafgaand aan politieverhoor niet is gewezen op zijn recht op verhoorbijstand rechtsgevolg van bewijsuitsluiting moeten verbinden? Temporele werking Richtlijn 2013/48/EU. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:2056 m.b.t. recht op consultatiebijstand en gevolgen van schending van dit recht en ECLI:NL:HR:2012:BW9264 m.b.t. uit anderen hoofde gedetineerde verdachte t.a.v. wie verdenking is gerezen van nieuw strafbaar feit. Hof heeft vastgesteld dat aan verdachte - die werd verdacht van verduistering en op dat moment uit anderen hoofde was gedetineerd - alvorens hem vragen zijn gesteld die betrekking hadden op diens betrokkenheid bij dat strafbare feit, is gevraagd of hij advocaat wilde raadplegen en dat verdachte daarop expliciet en ondubbelzinnig heeft geantwoord dat dat niet hoefde. Op grond daarvan heeft Hof geoordeeld dat verdachte gelegenheid heeft gehad advocaat te raadplegen en dat zijn recht op consultatiebijstand niet is geschonden. Dat oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Omstandigheid dat verdachte direct voorafgaand aan stellen van vragen t.z.v. strafbaar feit waarvan hij werd verdacht (mondeling) werd geïnformeerd over zijn recht op consultatiebijstand, maakt dat niet anders. Ad 2. Hof heeft geoordeeld dat o.g.v. rechtspraak HR t.t.v. verhoor geen recht bestond op verhoorbijstand en dat het geen aanleiding ziet van die rechtspraak af te wijken. Aangehouden verdachte heeft sinds 22-12-2015 recht op verhoorbijstand (vgl. ECLI:NL:HR:2015:3608 en ECLI:NL:HR:2016:2018). Verdachte kon t.t.v. politieverhoor op 5-11-2013 noch aan art. 28 Sv, noch aan art. 6 EVRM een aanspraak op verhoorbijstand ontlenen. Ook aan Richtlijn kon verdachte geen aanspraak op verhoorbijstand ontlenen, nu t.t.v. politieverhoor omzettingstermijn van Richtlijn (tot 27 november 2016) nog niet verstreken. Dat die implementatietermijn thans wel is verstreken, brengt niet met zich dat recht op verhoorbijstand met terugwerkende kracht is komen te gelden voor politieverhoren die voordien hebben plaatsgevonden. Voornoemde rechtspraak betreft ook niet uitlegging van nationaal recht die, na verstrijken van omzettingstermijn, verwezenlijking van met Richtlijn nagestreefde doelstelling ernstig in gevaar zou kunnen brengen (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1233). Opvatting dat aan omstandigheid dat politieverhoor heeft plaatsgevonden voorafgaand aan implementatie van Richtlijn of verstrijken van omzettingstermijn, terwijl verdachte daarbij geen aanspraak heeft kunnen maken op verhoorbijstand waarin die Richtlijn voorziet, rechtsgevolg van bewijsuitsluiting dient te worden verbonden, indien moment waarop rechter oordeelt in strafzaak m.b.t. feit waarop dat verhoor betrekking had, is gelegen na moment van implementatie of verstrijken van implementatietermijn, is onjuist. Richtlijn beoogt niet rechtsgevolgen te verbinden aan omstandigheid dat voor moment van implementatie van Richtlijn of verstrijken van omzettingstermijn politieverhoor heeft plaatsgevonden waarbij door verdachte geen aanspraak kon worden gemaakt op verhoorbijstand. Ook rechtspraak HvJ EU biedt geen steun aan deze opvatting. Gelet hierop wordt verzoek tot stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU afgewezen. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:341
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 12-03-2019
CiteertitelNJB 2019/708
SamenvattingContact- en gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde en vrijheidsbeperkende maatregel voor dezelfde feiten toegestaan?
Samenvatting (Bron)Bedreiging (art. 285.1 Sr), belaging (art. 285b.1 Sr) en belediging (art. 266.1 Sr) van ex-vriendin. Hof heeft aan verdachte t.z.v. deze feiten contactverbod t.a.v. ex-vriendin en gebiedsverbod opgelegd als bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijke taakstraf (niet dadelijk uitvoerbaar), terwijl Hof t.z.v. dezelfde feiten hetzelfde contact- en gebiedsverbod heeft opgelegd als vrijheidsbeperkende maatregel (dadelijk uitvoerbaar), art. 14c.2.5, 14c.2.6 en 38v Sr. 1. Contact- en gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde en vrijheidsbeperkende maatregel voor dezelfde feiten toegestaan? 2. Ambtshalve: Duur vervangende hechtenis, art. 38w.3 Sr. Ad 1. Opvatting dat het rechter niet vrijstaat om m.b.t. dezelfde persoon gelijktijdig contactverbod en gebiedsverbod op te leggen zowel ex art. 14c Sr (als bijzondere voorwaarde) als ex art. 38v Sr (als vrijheidsbeperkende maatregel), vindt geen steun in het recht (vgl. ECLI:NL:HR:2019:338). Ad 2. Hof heeft verdachte t.z.v. bewezenverklaarde feiten o.m. veroordeeld tot vrijheidsbeperkende maatregel van 1 jaar. Daarbij heeft Hof bevolen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan maatregel wordt voldaan en bepaald dat duur van deze vervangende hechtenis 3 dagen bedraagt voor iedere keer dat niet aan maatregel wordt voldaan, met maximum van 1 jaar. Art. 38w.3 Sr houdt in dat totale duur van tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bij opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel ten hoogste 6 maanden bedraagt. Door Hof bepaalde maximale duur van vervangende hechtenis is met dit voorschrift in strijd. HR leest bestreden uitspraak met verbetering van die misslag en verstaat dat Hof maximale duur van vervangende hechtenis bij opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel heeft bepaald op 6 maanden.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:340
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 22-02-2019
CiteertitelNJB 2019/709
SamenvattingAanvraag verblijfsvergunning asiel buiten behandeling gesteld
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 augustus 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:579
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 27-02-2019
CiteertitelNJB 2019/710
SamenvattingAanvraag verblijfsvergunning asiel afgewezen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 19 juli 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:648
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 27-02-2019
CiteertitelNJB 2019/711
SamenvattingAanvraag verblijfsvergunning afgewezen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 juni 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:652
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 06-03-2019
CiteertitelNJB 2019/712
SamenvattingPlaatsingsplan ondergrondse restafvalcontainers
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 februari 2018 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORACs) in de wijk Waldeck-Noord (wijk 94) te Den Haag.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:685
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 07-03-2019
CiteertitelNJB 2019/713
SamenvattingVreemdeling moet Europese Unie onmiddellijk verlaten en tegen hem is een inreisverbod uitgevaardigd.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 9 augustus 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:750
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 20-03-2019
CiteertitelNJB 2019/714
SamenvattingOpenbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur over de acties die door of namens minister VWS zijn ondernomen naar aanleiding van bekendheid met de financiële moeilijkheden c.q. het continuïteitsvraagstuk van het thans in surseance verkerende TSN Thuiszorg dan wel daarmee verband houden
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 juli 2016 heeft de minister een besluit genomen op een deel van het verzoek van BTN om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:899
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-02-2019
CiteertitelNJB 2019/715
SamenvattingHarddrugs uitsluitend voor eigen gebruik?
Samenvatting (Bron)Herziening, intrekking en terugvordering. Bezit van harddrugs. Een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram is behoudens tegenbewijs een handelshoeveelheid. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hoeveelheid harddrugs uitsluitend voor eigen gebruik was. Schending inlichtingenverplichting, recht niet vast te stellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:765
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 05-03-2019
CiteertitelNJB 2019/716
SamenvattingBijstand voor reparatiekosten fiets en nieuw matras
Samenvatting (Bron)Afgewezen bijzondere bijstand voor reparatiekosten fiets en nieuw matras. Kosten voorzienbaar en niet voortvloeiend uit bijzondere omstandigheden. Kosten digitaal hulpmiddel zijn noodzakelijk. Geen bijzondere omstandigheden. Kosten 10-badenkaart thermaal bad betreft geen noodzakelijke kosten.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:850
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 05-03-2019
CiteertitelNJB 2019/717
SamenvattingBijstand voor kosten medisch haalbaarheidsonderzoek
Samenvatting (Bron)Afgewezen bijzondere bijstand voor kosten medisch haalbaarheidsonderzoek. Regeling subsidiering medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken betreft voorliggende voorziening, ook voor zover kosten meer zouden zijn dan de subsidie is. Beroep op wapengelijkheid in verband met civiele procedure moet in die civiele procedure aan de orde komen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:837
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - College van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 19-03-2019
CiteertitelNJB 2019/718
SamenvattingOvertreding kartelverbod
Samenvatting (Bron)Mededingingsrecht. Toerekening van de overtreding van artikel 6, eerste lid, van de Mw (kartelverbod) aan een investeringsmaatschappij.
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:120
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - College van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 19-03-2019
CiteertitelNJB 2019/719
SamenvattingOvertreding kartelverbod
Samenvatting (Bron)Mededingingsrecht. Toerekening van de overtreding van artikel 6, eerste lid, van de Mw (kartelverbod) aan de beherend vennoten bij een commanditaire vennootschap naar Duits recht. Hardheidsverzoek onvoldoende onderbouwd.
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:121
Artikel aanvragenVia Praktizijn