AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 22-05-2019
Aflevering 21
RubriekGerecht EU
TitelGerecht EU 15-10-2018, T-79/16
CiteertitelAB 2019/230
SamenvattingSteunregeling in verband met de gesubsidieerde verwerving of het gratis ter beschikking stellen van natuurterreinen (Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters/Europese Commissie)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 15 oktober 2018.#Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters e.a. tegen Europese Commissie.#Staatssteun - Steunregeling in verband met de gesubsidieerde verwerving of het gratis ter beschikking stellen van natuurterreinen - Besluit waarbij steun aan het einde van de inleidende onderzoeksfase verenigbaar met de interne markt wordt verklaard - Geen formele onderzoeksprocedure - Procesbevoegdheid - Begrip belanghebbende partij - Ontvankelijkheid - Schending van procedurele rechten - Ernstige moeilijkheden - Aanzienlijke aantasting van de concurrentiepositie van concurrerende ondernemingen.#Zaak T-79/16.
AnnotatorG.J. van Midden
UitspraakECLI:EU:T:2018:680
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGerecht EU
TitelGerecht EU 15-11-2018, T‑207/10
CiteertitelAB 2019/231
SamenvattingBelastingregeling op grond waarvan ondernemingen met fiscale woonplaats in Spanje de goodwill uit de verwerving van deelnemingen in ondernemingen met fiscale woonplaats in het buitenland kunnen afschrijven
Samenvatting (Bron)Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 november 2018.#Deutsche Telekom AG tegen Europese Commissie.#Staatssteun - Belastingregeling op grond waarvan ondernemingen met fiscale woonplaats in Spanje de goodwill uit de verwerving van deelnemingen in ondernemingen met fiscale woonplaats in het buitenland kunnen afschrijven - Beschikking waarbij de steunmaatregel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard en gedeeltelijke terugvordering wordt bevolen - Bepaling die toelaat dat de regeling gedeeltelijk blijft gelden - Verzoek om afdoening zonder beslissing - Voortbestaan van het procesbelang - Gewettigd vertrouwen - Precieze toezeggingen door de Commissie - Gewettigd karakter van het vertrouwen - Werkingssfeer ratione temporis van het gewettigd vertrouwen.#Zaak T-207/10.
AnnotatorG.J. van Midden
UitspraakECLI:EU:T:2018:786
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 13-02-2019
CiteertitelAB 2019/232
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 januari 2017 heeft het college een verzoek van Praxis om openbaarmaking van informatie niet in behandeling genomen.
AnnotatorH.S. ten Cate , C.A. Geleijnse
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:400
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 06-02-2019
CiteertitelAB 2019/233
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 24 januari 2017 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard vanaf 31 januari 2017.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:357
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 28-11-2018
CiteertitelAB 2019/234
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 juli 2015 heeft het college een aanvraag van [wederpartij] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.
AnnotatorR. Ortlep
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:3901
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 05-09-2018
CiteertitelAB 2019/235
Samenvatting (Bron)Bij verkeersbesluit van 17 mei 2016 heeft het college besloten om - onder meer - een erf in te stellen op de Nieuwstraat in Bodegraven, waarbij het bestaande parkeerverbod wordt ingetrokken.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:2925
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-12-2018
CiteertitelAB 2019/236
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft het beroep van appellante ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Pgb terecht lager vastgesteld en teruggevorderd. De verantwoording van de besteding van het pgb is de eigen verantwoordelijkheid is van de verzekerde. De door appellante aangevoerde omstandigheden leiden er niet toe dat geoordeeld moet worden dat het zorgkantoor niet in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen. Appellante is niet in staat gebleken om op een volledige, eenduidige en objectief verifieerbare wijze aan te tonen hoe zij haar pgb heeft besteed.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2018:4162
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 06-02-2019
CiteertitelAB 2019/237
Samenvatting (Bron)Uit het rapport van de deskundige, de informatie van de behandelende psychiater en behandelende psycholoog en uit het rapport van de geconsulteerde verzekeringsarts/medisch adviseur blijkt dat het bij appellant gaat om gekwalificeerde begeleiding, die de door een meewerkend voorman te bieden begeleiding overstijgt. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is onvoldoende gemotiveerd dat in de geselecteerde functies in afdoende mate begeleiding kan worden geboden door de meewerkend voorman, gelet op de beperkingen van appellant en de noodzaak van gekwalificeerde begeleiding. Appellant is dan ook aangewezen op werk onder beschutte omstandigheden. Appellant moet met ingang van de dag waarop hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, volledig arbeidsongeschikt worden geacht in het kader van de Wajong. Nieuwe beslissing op bezwaar.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:404
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 23-01-2019
CiteertitelAB 2019/238
Samenvatting (Bron)1) Verzoek van appellant om een herbeoordeling van de WIA uitkering terecht afgewezen. Geen wettelijke basis voor een arbeidskundige herbeoordeling als de verzekerde al een jaar minder dan 35% arbeidsongeschikt is op basis van de feitelijke verdiencapaciteit bij de eigen werkgever. De tekst van artikel 56, derde lid van de Wet WIA geeft daar geen aanleiding voor. Uit het artikel volgt dat de enige voorwaarde voor het intreden van het rechtsgevolg dat het recht op uitkering eindigt is of de betrokkene met arbeid meer verdient dan 65% van het maatmaninkomen. De toepasselijkheid volgt geheel uit de feitelijke omstandigheden. 2) Verzoek om terug te komen van het intrekkingsbesluit terecht afgewezen. Geen sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:211
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-03-2019, c2018.226
CiteertitelAB 2019/239
SamenvattingKlacht tegen een arts, werkzaam als keuringsarts bij het CBR. Klager is op enig moment strafrechtelijk veroordeeld voor rijden onder invloed. In de jaren daarna heeft klager zich meermalen laten onderzoeken op zijn rijgeschiktheid en een rijbewijs gekregen voor een periode van 1, 3 en 5 jaar. In het kader van de “eigen Verklaring procedure” is klager op verzoek van het CBR onderzocht en gekeurd door de arts en een psychiater (supervisor). Na onderzoek is een rapport opgesteld. Klager is door het CBR aanvankelijk niet rijgeschikt verklaard voor de rijbewijscategoriën in verband met alchoholmisbruik. Hiertegen heeft klager bezwaar aangetekend. Na onderzoek bij de huisarts bleek van een recente Hepatitis E infectie. In de afgelopen negen jaar was nooit eerder sprake geweest van afwijkende leverwaarden. Het CBR heeft naar aanleiding hiervan de eerdere beslissing herroepen. Klager verwijt de arts dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat de conclusie ‘alcoholmisbruik’ onvoldoende wodt ondersteund door bevindingen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de arts de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de arts.
AnnotatorA.C. Hendriks
LinkVolledige tekst uitspraak (tuchtrecht.overheid.nl)
UitspraakECLI:NL:TGZCTG:2019:71
Artikel aanvragenVia Praktizijn