Rechtspraak Sociale Verzekeringen

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Rechtspraak Sociale Verzekeringen
Datum 30-06-2019
Aflevering 6
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 27-03-2019
CiteertitelRSV 2019/106
SamenvattingUwv heeft zich kunnen beperken tot het nemen van beslissingen over de mate van arbeidsongeschiktheid en de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid
Samenvatting (Bron)Het Uwv heeft zich kunnen beperken tot het nemen van beslissingen over de mate van arbeidsongeschiktheid en de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, resulterend in het besluit tot het ongewijzigd voortzetten van de WGA-uitkering van werkneemster per 3 juli 2014. Voor het nemen van een beslissing over het ondergaan van een medische behandeling of het opleggen van een maatregel wegens het niet naleven van een opdracht een medische behandeling te ondergaan, was in het kader van de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen aanleiding.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1096
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 27-03-2019
CiteertitelRSV 2019/107
SamenvattingDagloon loondervingsuitkering
Samenvatting (Bron)Dagloon loondervingsuitkering juist vastgesteld. Appellantes verlies aan verdienvermogen door de urenbeperking wordt gedekt door de eerdere WAO-uitkering. Daarnaast voorziet artikel 40, eerste lid, van de WAO in een verzekering van het loon bij werkhervatting naast een WAO-uitkering, indien dat hoger is dan het loon voor de eerste uitval. Dat bij de vergelijking van deze lonen wordt uitgegaan van een dagloon en niet van een uurloon, sluit aan bij de dagloonberekening van artikel 14 van de WAO. Gelet op de aan de orde zijnde toets, waarbij een ruime beleidsvrijheid toekomt aan de wetgever op het terrein van de sociale zekerheid, kan niet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 26 van het IVBPR.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1027
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 19-03-2019
CiteertitelRSV 2019/108
SamenvattingHerroeping van de intrekking van de gehuwdenbijstand
Samenvatting (Bron)Ten onrechte afgewezen verzoek om terug te komen van intrekkings- en terugvorderingsbesluit van appellant. Herroeping van de intrekking van de gehuwdenbijstand die aan de ene partner bekend is gemaakt, heeft tot gevolg dat deze herroeping ook doorwerkt ten aanzien van de ingetrokken gehuwdenbijstand bekend gemaakt aan de andere partner. Ontvallen grondslag aan de terugvordering van gehuwdenbijstand. Verzoek om terug te komen van de intrekking en terugvordering had inhoudelijk moeten worden beoordeeld.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1069
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 26-03-2019
CiteertitelRSV 2019/109
SamenvattingNiet verschijnen op een als voorziening aan te merken training
Samenvatting (Bron)Niet verschijnen op een als voorziening aan te merken training. Geüniformeerde maatregel. College had in redelijkheid aanleiding moeten vinden om de maatregel nader af te stemmen. De afspraak was telefonisch gemaakt en appellant was al verwezen naar een ander project en vacature.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1122
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 02-04-2019
CiteertitelRSV 2019/110
SamenvattingBijstand ten onrechte afgestemd op lager bedrag
Samenvatting (Bron)Bijstand ten onrechte afgestemd op lager bedrag vanwege ontvangen levensmiddelen, mee-eten en tankgeld. Er is sprake van een gefaseerde wijze van besluitvorming. Bij het eerste besluit op bezwaar is ten aanzien van de terugvordering aangekondigd dat een aanvullend besluit op bezwaar zal worden genomen. Het laatste besluit op bezwaar is bepalend voor de vraag of tijdig op het bezwaar is beslist. College heeft maximale dwangsom verbeurd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1234
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 09-04-2019
CiteertitelRSV 2019/111
SamenvattingAfgewezen aanvraag voor hoger bedrag aan bijzondere bijstand voor kosten bewindvoerder
Samenvatting (Bron)Afgewezen aanvraag voor hoger bedrag aan bijzondere bijstand voor kosten bewindvoerder. Intrekken en terugvorderen bijzondere bijstand kosten bewindvoerder. Beoordelen draagkracht bij minnelijk schuldhulpverleningstraject.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1304
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 29-04-2019
CiteertitelRSV 2019/112
SamenvattingVerzoek om kwijtschelding openstaande vorderingen
Samenvatting (Bron)Verzoek om kwijtschelding. Niet ontvankelijk. Recht om invorderingsbesluit te nemen verjaard. Aanvang verjaringstermijn. Lengte verjaringstermijn. Stuiting van de verjaring.
AnnotatorS. Meulendijks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1372
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPremieheffing
TitelHoge Raad 12-04-2019
CiteertitelRSV 2019/113
SamenvattingPartiële toepassing premiedeel algemene heffingskorting bij werknemer die gedurende een deel van het jaar voor de volksverzekeringen is verzekerd op grond van werkzaamheden in Nederland en gedurende het resterende deel van dat jaar in een andere lidstaat woont en daar (nagenoeg) geen inkomen verwerft.
Samenvatting (Bron)Premieheffing. Arrest na prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-272/17, Zyla). Partiële toepassing premiedeel algemene heffingskorting bij werknemer die gedurende een deel van het jaar voor de volksverzekeringen is verzekerd op grond van werkzaamheden in Nederland en gedurende het resterende deel van dat jaar in een andere lidstaat woont en daar (nagenoeg) geen inkomen verwerft.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:588
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPremieheffing
TitelHvJ EU 23-01-2019, C-272/17
CiteertitelRSV 2019/114
SamenvattingWerknemer die zijn arbeidslidstaat tijdens het kalenderjaar heeft verlaten (K.M. Zyla/Staatssecretaris van Financien)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 23 januari 2019.#K.M. Zyla tegen Staatssecretaris van Financien.#Verzoek van Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Vrij verkeer van werknemers - Gelijke behandeling - Inkomstenbelasting - Premie volksverzekeringen - Werknemer die zijn arbeidslidstaat tijdens het kalenderjaar heeft verlaten - Toepassing van de pro rata temporis regel op de vermindering van de heffingskorting voor die premie.#Zaak C-272/17.
UitspraakECLI:EU:C:2019:49
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPremieheffing
TitelHvJ EU 24-01-2019, C-477/17
CiteertitelRSV 2019/115
SamenvattingUitbreiding van het voordeel van de A1-verklaring tot derdelanders die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven (Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank/D. Balandin e.a.)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 24 januari 2019.#Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen D. Balandin e.a.#Verzoek van Centrale Raad van Beroep om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Sociale zekerheid - Verordening (EU) nr. 1231/2010 - Toepasselijke wetgeving - A1-verklaring - Artikel 1 - Uitbreiding van het voordeel van de A1-verklaring tot derdelanders die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven - Legaal verblijf - Begrip.#Zaak C-477/17.
UitspraakECLI:EU:C:2019:60
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 02-04-2019
CiteertitelRSV 2019/116
SamenvattingBeëindigen, intrekken en terugvorderen in verband met niet gemelde gezamenlijke huishouding
Samenvatting (Bron)Beëindigen, intrekken en terugvorderen in verband met niet gemelde gezamenlijke huishouding. Waarnemingen niet onrechtmatig. Afgelegde verklaring betreft geen "verboden vrucht".
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1223
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNabestaanden
TitelCentrale Raad van Beroep 04-04-2019
CiteertitelRSV 2019/117
SamenvattingKostendelersnorm ANW
Samenvatting (Bron)Toepassing kostendelersnorm in de ANW. Geen strijd met internationaal recht. Wijziging in de ANW met ingang van 1 juli 2015. Toepassing kostendelersnorm ingeval nabestaande met een of meer van haar meerderjarige kinderen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Bij de bestreden besluiten is terecht uitgegaan van een situatie waarin de nabestaande met een of meer meerderjarige personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Evenals de rechtbank oordeelt de Raad dat het toepassen van de kostendelersnorm in de situaties van appellanten niet te kwalificeren is als een overduidelijke onevenredigheid. Het beroep op artikel 5 NMV slaagt niet. Naar het oordeel van de Raad kan niet worden gezegd dat de wetgever met de hierboven weergegeven keuze om de kostendelersnorm buiten de AOW te houden de hem toekomende beoordelingsvrijheid heeft overschreden dan wel dat deze keuze van redelijke grond is ontbloot. Zowel in beroep als in hoger beroep niet gebleken van omstandigheden die in de individuele gevallen van appellanten zouden moeten leiden tot het oordeel dat sprake is van een onevenredig zware last of die zouden nopen tot een nader onderzoek.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1291
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 05-04-2019
CiteertitelRSV 2019/118
SamenvattingHet Uwv was, gelet op regelgeving, gehouden de Ierse uitkering in mindering te brengen op de WAO-uitkering.
Samenvatting (Bron)Aangevallen uitspraak 1, procesbelang. Het belang bij een beoordeling van het bestreden besluit 1 is gelegen in de vraag of het Uwv op goede gronden tot verrekening is overgegaan. De rechtbank heeft dat miskend en om die reden wordt de aangevallen uitspraak 1 vernietigd. Voor zover appellant zich op het standpunt heeft gesteld dat het Uwv al bij besluit van 7 juni 2001 rekening had moeten houden met zijn arbeidsverleden in Ierland, kan dat niet slagen. De Raad overweegt dat de berekening van deze uitkering zoals uiteengezet in het bestreden besluit 2 heeft plaatsgevonden met volledige inachtneming van de artikelen 52 tot en met 54 van Vo 883/2004. Het Uwv was, gelet op regelgeving, gehouden de Ierse uitkering in mindering te brengen op de WAO-uitkering. De stelling van appellant dat hij door zijn verplaatsing naar Nederland in een nadeliger positie is beland, kan niet leiden tot een ander oordeel. De hoogte van het nabetalingbedrag van het Ierse invaliditeitspensioen is lager dan het bedrag dat appellant aan het Uwv dient terug te betalen. Het Uwv is in een dergelijke situatie bevoegd om het gehele nabetalingsbedrag te verrekenen met het terugvorderingsbedrag. Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond dient te worden verklaard. Uwv veroordeeld in proceskosten.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1306
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep 20-03-2019
CiteertitelRSV 2019/119
SamenvattingNiet woonachtig op brp-adres.
Samenvatting (Bron)Studiefinanciering terecht herzien naar de norm die geldt door een thuiswonende studerende. Terugvordering. Niet woonachtig op brp-adres. Appellante kan niet onomstotelijk bewijzen dat zij in (een deel van) de periode voorafgaand aan het huisbezoek wel op het brp-adres heeft gewoond. Appellante heeft daarmee niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1163
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep 03-04-2019
CiteertitelRSV 2019/120
SamenvattingCohortgarantie
Samenvatting (Bron)Toekenning studiefinanciering met als ingangsdatum 1 september 2015 in de vorm van een lening, omdat appellante niet valt onder de zogeheten cohortgarantie bij de invoering per 1 september 2015 van de Wet studievoorschot hoger onderwijs.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1176
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep 03-04-2019
CiteertitelRSV 2019/121
SamenvattingAppellant als thuiswonende studerende aangemerkt
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering toegekende studiefinanciering, in die zin dat appellant als thuiswonende studerende is aangemerkt. Waar appellant stelt dat hij ten tijde van de controle reeds twee en een half jaar op het brp-adres woont, valt redelijkerwijs te verwachten dat zich daar meer specifiek tot hem te herleiden persoonlijke zaken bevinden waaruit kan worden afgeleid dat hij daar woont. Voorts zaait de analyse van de reisgegevens, en de in dat verband gegeven verklaringen, gerede twijfel aan de geloofwaardigheid van de door appellant tegenover de controleurs afgelegde verklaring over de aan hem toebehorende zaken op het brp-adres.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1451
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelRechtbank Den Haag 21-03-2019
CiteertitelRSV 2019/122
SamenvattingWegens het niet tijdig stopzetten van het reisrecht een ov-schuld opgelegd
Samenvatting (Bron)In de onderhavige zaak is wegens het niet tijdig stopzetten van het reisrecht een ov-schuld opgelegd. De rechtbank stelt vast dat een nieuw systeem is ingevoerd waarbij technische mogelijkheden bestaan om op individueel niveau per studerende het reisgedrag te monitoren. Ook is sprake van een nieuwe overeenkomst tussen de openbaar vervoersbedrijven en de Minister. Naar verweerder heeft toegelicht in zijn brief van 11 september 2018 ontvangt het vervoersbedrijf op basis van deze nieuwe overeenkomst alleen een vergoeding van de Staat voor studentenreisproducten waar op grond van de Wsf 2000 recht op bestaat. Als er geen recht bestaat op het reisproduct en het product is niet tijdig stopgezet wordt een ov-schuld opgelegd. Tussen de Staat en de vervoersbedrijven is overeengekomen dat de geïncasseerde ov-schulden, minus een bedrag voor de inning voor DUO, worden afgedragen aan de vervoersbedrijven. De ov-schuld is bedoeld als compensatie voor de vervoersbedrijven voor gederfde inkomsten. Doordat studenten ten onrechte hun studentenreisproduct in bezit houden kunnen zij ermee blijven reizen en zullen de vervoerders geen of minder inkomsten ontvangen uit bijv. saldo-reizen of kaartjes die anders gekocht zouden zijn. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres in de van belang zijnde maand(en) haar reisrecht niet heeft gebruikt. Voor zover eiseres al heeft gereisd met het openbaar vervoer is dat gedaan op eigen kosten met haar nieuwe ov-chipkaart. In het geval van eiseres is dus geen sprake van gederfde inkomsten voor het vervoersbedrijf. De oplegging en inning van de ov-schuld, gevolgd door afdracht aan de vervoersbedrijven, dient dan ook niet ter compensatie voor gederfde inkomsten van de vervoersbedrijven en kan daarom niet worden aangemerkt als maatregel gericht op herstel. Dat verweerder c.q. de Staat op grond van een met de vervoersbedrijven gesloten overeenkomst de verplichting op zich heeft genomen om desondanks een deel van de geïnde ov-schuld af te dragen maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank krijgt de opgelegde ov-schuld op grond van het bovenstaande in het onderhavige geval het karakter van een punitieve maatregel. Aan eiseres wordt immers de verplichting opgelegd tot het betalen van XX op grond van de omstandigheid dat zij heeft gehandeld in strijd met artikel 3.27, lid 1, van de Wsf 2000. De opgelegde ov-schuld dient voorts onmiddellijk te worden betaald en vormt daarmee een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom gericht op bestraffing van de overtreder. Dit maakt dat de opgelegde ov-schuld in wezen als een bestuurlijke boete moet worden gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eiseres slechts sprake van geringe verwijtbaarheid ter zake van het niet tijdig beëindigen van haar reisrecht. De rechtbank zal daarom de ov-schuld verminderen tot een bedrag van 50.
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2019:3200
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelRechtbank Den Haag 21-03-2019
CiteertitelRSV 2019/123
SamenvattingWegens het niet tijdig stopzetten van het reisrecht een ov-schuld opgelegd
Samenvatting (Bron)In de onderhavige zaak is wegens het niet tijdig stopzetten van het reisrecht een ov-schuld opgelegd. De rechtbank stelt vast dat een nieuw systeem is ingevoerd waarbij technische mogelijkheden bestaan om op individueel niveau per studerende het reisgedrag te monitoren. Ook is sprake van een nieuwe overeenkomst tussen de openbaar vervoersbedrijven en de Minister. Naar verweerder heeft toegelicht in zijn brief van 11 september 2018 ontvangt het vervoersbedrijf op basis van deze nieuwe overeenkomst alleen een vergoeding van de Staat voor studentenreisproducten waar op grond van de Wsf 2000 recht op bestaat. Als er geen recht bestaat op het reisproduct en het product is niet tijdig stopgezet wordt een ov-schuld opgelegd. Tussen de Staat en de vervoersbedrijven is overeengekomen dat de geïncasseerde ov-schulden, minus een bedrag voor de inning voor DUO, worden afgedragen aan de vervoersbedrijven. De ov-schuld is bedoeld als compensatie voor de vervoersbedrijven voor gederfde inkomsten. Doordat studenten ten onrechte hun studentenreisproduct in bezit houden kunnen zij ermee blijven reizen en zullen de vervoerders geen of minder inkomsten ontvangen uit bijv. saldo-reizen of kaartjes die anders gekocht zouden zijn. Niet in geschil is dat eiser in de van belang zijnde maanden zijn reisrecht heeft gebruikt terwijl hij daar op dat moment geen recht op had. Op grond van de huidige overeenkomst tussen de openbaar vervoersbedrijven en de Minister ontvangt het vervoersbedrijf alleen een vergoeding van de Staat voor studentenreisproducten waar op grond van de Wsf 2000 recht op bestaat. Als er, zoals in het geval van eiser, geen recht bestaat op het reisproduct en het product is niet tijdig stopgezet ontvangt het vervoersbedrijf geen vergoeding van de Staat. In plaats daarvan wordt door DUO een ov-schuld opgelegd. Tussen de Staat en de vervoersbedrijven is overeengekomen dat de geïncasseerde ov-schulden, minus een bedrag voor de inning voor DUO, worden afgedragen aan de vervoersbedrijven. De ov-schuld is bedoeld als compensatie voor de vervoersbedrijven voor gederfde inkomsten. Doordat studenten ten onrechte hun studentenreisproduct in bezit houden kunnen zij ermee blijven reizen en zullen de vervoerders geen of minder inkomsten ontvangen uit bijv. saldo-reizen of kaartjes die anders gekocht zouden zijn. In het geval van eiser staat vast dat hij van zijn reisrecht gebruik heeft gemaakt terwijl er geen recht bestond op het reisproduct. De vastgestelde en geïncasseerde ov-schuld dient in dat geval als compensatie voor de vervoersbedrijven voor gederfde inkomsten. Gelet op het bovenstaande is de aan eiser opgelegde ov-schuld niet aan te merken als een (bestuurlijke) boete of daarmee gelijk te stellen punitieve sanctie, maar heeft deze een reparatoir karakter. Toetsing aan artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient in een dergelijk geval achterwege te blijven.
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2019:3202
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekToeslagen
TitelRaad van State 03-04-2019
CiteertitelRSV 2019/124
SamenvattingVoorschot kindgebonden budget herzien
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 september 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kindgebonden budget van [wederpartij] voor 2017 herzien en vastgesteld op 2.109,00.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:1046
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekToeslagen
TitelRaad van State 17-04-2019
CiteertitelRSV 2019/125
SamenvattingVoorschot kinderopvangtoeslag gewijzigd vastgesteld
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 juni 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2016 gewijzigd vastgesteld op een bedrag van 8.055,00.
AnnotatorE.J.E. Groothuis
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:1204
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekToeslagen
TitelRaad van State 24-04-2019
CiteertitelRSV 2019/126
SamenvattingVoorschot kinderopvangtoeslag herzien
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 30 december 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] over de periode van 1 augustus tot 31 augustus 2014 herzien en vastgesteld op nihil.
AnnotatorE.J.E. Groothuis
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:1333
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekToeslagen
TitelRaad van State 24-04-2019
CiteertitelRSV 2019/127
SamenvattingAanvraag kinderopvangtoeslag afgewezen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 april 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag van [appellante] voor kinderopvangtoeslag over 2017 afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:1342
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 28-02-2019
CiteertitelRSV 2019/128
SamenvattingGeen herleving recht op WW-uitkering
Samenvatting (Bron)Hoogte dagloon. Geen herleving recht op WW-uitkering. Geen nieuw recht op WW-uitkering per 1 september 2016.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:802
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 07-03-2019
CiteertitelRSV 2019/129
SamenvattingHet in beginsel afwijzen van verzoeken om herziening van deze boetebesluiten, die zijn gebaseerd op een strafregime waaraan fundamentele gebreken kleven, is evident onredelijk.
Samenvatting (Bron)Het in beginsel afwijzen van verzoeken om herziening van deze boetebesluiten, die zijn gebaseerd op een strafregime waaraan fundamentele gebreken kleven, is evident onredelijk. De Raad heeft vuistregels geformuleerd ingeval om herziening is verzocht. Voor zover de boete op het moment van het herzieningsverzoek al is (af)betaald, is er geen aanleiding om terug te komen van die boete. Hierbij geldt wel een bovengrens. Ingeval een hogere boete is opgelegd dan de strafrechter maximaal had kunnen opleggen dient de boete te worden herzien tot ten hoogste dat geldende maximumbedrag. Voor diegenen die ten tijde van het herzieningsverzoek de boete nog niet volledig hebben afbetaald, is er in beginsel aanleiding om over te gaan tot herziening boetebesluit.
AnnotatorJ.H. Ermers
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:661
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 10-04-2019
CiteertitelRSV 2019/130
SamenvattingArtikel 16 WW met betrekking tot WW-recht geldend maken zonder aanvraag, vaste rechtspraak betreffende bestaande uitkeringsrelatie.
Samenvatting (Bron)Artikel 16 WW met betrekking tot WW-recht geldend maken zonder aanvraag, vaste rechtspraak betreffende bestaande uitkeringsrelatie. Geen sprake van benadeling. Geen sprake van inbreuk op eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het EP bij het EVRM. Geen aanwijsbare schade door toekenning van WWuitkering per 12 oktober 2015. Afwijzing veroordeling schadevergoeding.
AnnotatorA.H. Rebel
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1262
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten
TitelCentrale Raad van Beroep 21-03-2019
CiteertitelRSV 2019/131
SamenvattingPgb ten onrechte ingetrokken en teruggevorderd
Samenvatting (Bron)1) Pgb over 2012 ten onrechte ingetrokken en teruggevorderd. Geen reden om aan te nemen dat de appellante wist of behoorde te weten dat de subsidievaststelling onjuist was. Het ontbreken van een duidelijk beeld van de verleende zorg leidt evenmin tot het oordeel dat appellante wist of behoorde te weten dat het vaststellingsbesluit onjuist was. 2) Pgb over 2013 en 2014 terecht ingetrokken en teruggevorderd. Het zorgkantoor heeft voor de jaren 2013 en 2014 vastgesteld dat tot het moment dat het besluit van 15 augustus 2014 tot intrekking van het pgb is genomen, niet aantoonbaar voor de gefactureerde zorg is betaald. Het zorgkantoor heeft een evenredige afweging van de betrokken belangen gemaakt en het heeft van zijn bevoegdheid tot intrekking van het pgb in redelijkheid gebruik kunnen maken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:1136
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiekte
TitelCentrale Raad van Beroep 07-03-2019
CiteertitelRSV 2019/132
SamenvattingOnvoldoende aanknopingspunten voor oordeel dat het inzichtelijk en begrijpelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist moet worden gehouden.
Samenvatting (Bron)Verzekerde zonder werkgever. Medisch onderzoek voldoende zorgvuldig. Onvoldoende aanknopingspunten voor oordeel dat het inzichtelijk en begrijpelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist moet worden gehouden. FML aangepast. Appellante wordt niet gevolgd in haar stelling dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen. Geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt. Uitlooptermijn.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:946
Artikel aanvragenVia Praktizijn