Uitspraken Sociale Zekerheid

Uitgever Sdu
Tijdschrift Uitspraken Sociale Zekerheid
Datum 05-10-2019
Aflevering 12
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 08-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/264
SamenvattingNo-riskpolis, 35-minners.
Samenvatting (Bron)Bij invoering van de no-riskpolis is het de bedoeling van de wetgever geweest om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om 35-minners in dienst te nemen, ongeacht het tijdsverloop tussen einde wachttijd en indiensttreding, zolang dat binnen vijf jaar valt.
AnnotatorA. Wit
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2682
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 12-06-2019
CiteertitelUSZ 2019/265
SamenvattingArbeidsvermogen, Wajong 2015, Kenmerken.
Samenvatting (Bron)Geen aanleiding in wat door appellant is aangevoerd om, anders dan de rechtbank, te oordelen dat het Uwv niet afdoende heeft gemotiveerd dat appellant over arbeidsvermogen beschikt. Voor het betoog van appellant dat zijn mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zijn overschat is geen medische onderbouwing gegeven. Zo bieden de gegevens van de behandelend sector geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de voor appellant benodigde begeleiding door het Uwv onjuist is ingeschat. Geen ruimte voor de door appellant voorgestane belangenafweging.
AnnotatorE. van den Bogaard
LinkVolledige tekst annotatie (westhoff.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2050
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 15-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/266
SamenvattingAnticumulatie, Te weinig inkomsten te laat gemeld, Terugwerkende kracht van een jaar.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum verhoging uitkering juist vastgesteld. Anticumulatie. Wijziging inkomsten niet gemeld, waardoor meer inkomsten op appellants uitkering in mindering zijn gebracht dan hij feitelijk heeft genoten. Het Uwv heeft zijn beleid consistent toegepast door de betaling van de WAO-uitkering te hervatten met een terugwerkende kracht van één jaar vanaf de datum waarop het Uwv door eigen onderzoek op de hoogte is geraakt van de wijziging van de inkomsten van appellant.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2722
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 21-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/267
SamenvattingHeroverweging in bezwaar, Grondslag van het bezwaar, WIA-besluiten.
Samenvatting (Bron)Uitgaande van opleidingsniveau 1 zoals dat was vastgesteld door de primaire arbeidsdeskundige, zijn de in bezwaar alsnog geselecteerde functies niet geschikt voor appellant. Vernietiging uitspraak. Vernietiging besluit. Uit het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gegeven medisch oordeel vloeit voort dat de FML, behorend bij het besluit van 11 januari 2016, in stand blijft en dat de verwachting van verbetering van de belastbaarheid niet redelijk tot goed is. Die uitkomst leidt, gelet op het door het Uwv gehanteerde beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen, tot de conclusie dat met ingang van 4 maart 2016 aanspraak bestaat op een IVA-uitkering. De Raad zal zelf in de zaak te voorzien door vast te stellen dat appellant met ingang van 4 maart 2016 recht heeft op een IVA-uitkering.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2783
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWerkloosheid
TitelCentrale Raad van Beroep 21-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/268
SamenvattingGeen zeer bijzondere omstandigheden, Uitsluitingsgrond verblijf in het buitenland.
Samenvatting (Bron)De beroepsgrond dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot het buiten toepassing laten van de uitsluitingsgrond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW slaagt niet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat van bijzondere omstandigheden als bedoeld in de door haar genoemde rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:3679) geen sprake is. Dat de ratio van de uitsluitingsgrond is dat iemand die verblijf houdt in het buitenland in het algemeen niet beschikbaar is voor de Nederlandse arbeidsmarkt en het verrichten van sollicitatieactiviteiten in Nederland en dat appellante tijdens haar verblijf in Gambia wel beschikbaar was voor de Nederlandse arbeidsmarkt en het verrichten van sollicitatieactiviteiten maakt, wat daarvan ook zij, niet dat toepassing van deze dwingendrechtelijke bepaling uit de WW geen rechtsplicht meer kan zijn. Hetzelfde geldt voor het feit dat zij in Gambia nuttig vrijwilligerswerk heeft verricht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2867
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 18-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/269
SamenvattingNiet gemelde op geld waardeerbare activiteiten, Fysieke waarnemingen, Geen stelselmatige observaties, Veronderstelling aanwezigheid op bestaande werkplek, Op geld waardeerbare werkzaamheden, Enkele ontkenning.
Samenvatting (Bron)Het college heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat appellant tijdens reguliere arbeidsuren aanwezig was op een bestaande werkplek. Daarvoor is van betekenis dat uit zes van de negen fysieke waarnemingen blijkt dat appellant s ochtends vroeg vanaf het andere adres met een koelbox in de hand, bij een bestelauto, waarop de naam van het bedrijf stond vermeld, instapte dan wel dat appellant met diezelfde bestelauto aan het einde van de middag werd teruggebracht op dat andere adres. Daarbij is vijfmaal waargenomen dat appellant werkkleding droeg. Uit deze feiten en de omstandigheid dat appellant tot en met 25 mei 2016 een werkervaringsplaats had bij het bedrijf volgt dat moet worden aangenomen dat appellant op het moment dat hij in de bestelauto stapte, op een bestaande werkplek aanwezig was. De enkele stelling van appellant dat hij na beëindiging van de werkervaringsplaats nog slechts eenmaal naar de werkplek is gegaan, en wel om bedrijfseigendommen af te geven, is onvoldoende om wat door het college is waargenomen voor onjuist te houden. Die stelling vindt geen steun in de waarnemingen. Hieruit volgt dat de veronderstelling gerechtvaardigd is dat appellant vanaf 28 juni 2016 op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. Het is dan aan appellant om het tegendeel aannemelijk te maken. De enkele ontkenning van appellant dat hij toen geen werkzaamheden heeft verricht, is daartoe niet toereikend.
AnnotatorH.W.M. Nacinovic
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 06-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/270
SamenvattingBeschikkingsmacht bij beslag op woning.
Samenvatting (Bron)Intrekken en terugvorderen bijstand. Vermogensonderzoek. Themacontrole. Selectie bijstandsgerechtigden. Niet discriminatoir. Beschikkingsmacht bij beslag op woning.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2611
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 06-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/271
SamenvattingGeen onrechtmatig verkregen bewijs, Relativiteitsvereiste, Aanbestedingsregels, Geen ongeoorloofde uitbesteding van kerntaken, Geen volmacht nodig voor onderzoek Kadaster.
Samenvatting (Bron)Intrekken na opschorten. Intrekken en terugvorderen bijstand. Vermogensonderzoek. Themacontrole. Selectie bijstandsgerechtigden. Aanbesteding. Bevoegdheid bureau Buitenland. Geen ongeoorloofde uitbesteding. Juist taxatieverslag.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2615
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 13-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/272
SamenvattingAanspraak op ondersteuning, Maatwerk, Beleid, Maximumbedrag voor scholing, Afwijzen verzoek kosten voor opleiding tot rijinstructeur.
Samenvatting (Bron)Afgewezen verzoek tot vergoeding van de kosten van de opleiding tot rijinstructeur in kader van arbeidsinschakeling.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2778
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 27-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/273
SamenvattingVerhouding tussen besluitvorming op grond van de Wet BRP en op grond van de Pw, Besluitvorming onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd, Intrekkingen en terugvordering, Boete, Wonen op uitkeringsadres, Opschorting BRP , Nader onderzoek, Herroeping boete.
Samenvatting (Bron)College heeft niet op grond van het opschortingsbesluit basisregistratie personen (BRP) en de daaraan ten grondslag liggende feiten kunnen concluderen dat appellante onjuiste informatie heeft verstrekt over haar woonadres. Geen grondslag voor intrekken, terugvorderen en opleggen boete.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2818
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekVolksverzekeringen
TitelCentrale Raad van Beroep 16-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/274
SamenvattingMinder dan een jaar verzekerd, Geen recht op AOW-pensioen.
Samenvatting (Bron)Kruimelpensioen. Aanvragen van appellanten om AOW-pensioen terecht afgewezen, omdat zij minder dan één jaar verzekerd zijn geweest voor de AOW. Geen strijd met strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol. De weigering om een AOW-pensioen aan appellanten toe te kennen heeft een voldoende wettelijke basis in het per 1 april 2015 gewijzigde artikel 7 van de AOW. Aan de afschaffing van het kruimelpensioen ligt een legitieme doelstelling in het algemeen belang ten grondslag. Niet kan worden gezegd dat het door de wetgever geformuleerde doel van elke redelijke grond is ontbloot of een kennelijk onredelijk doel dient. Uit wat appellanten hebben aangevoerd, kan niet worden afgeleid dat de wetswijziging waarmee het kruimelpensioen is afgeschaft, in hun specifieke omstandigheden heeft geleid tot een individuele, buitensporige last. Geen strijd met artikel 20 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2812
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten en voorzieningen
TitelCentrale Raad van Beroep 17-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/275
SamenvattingAanvraag om jeugdhulp, Eigen mogelijkheden, Onderzoeksplicht college.
Samenvatting (Bron)Afwijzing aanvraag om jeugdhulp. Het college heeft voldoende zorgvuldig onderzoek gedaan en deugdelijk gemotiveerd dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders van appellant toereikend zijn om zelf de aangevraagde hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Geen aanleiding tot nader onderzoek. Niet is gebleken dat de door de moeder geboden hulp redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht. Afwijzing verzoek om schadevergoeding.
AnnotatorI.M. Lunenburg , M.F. Vermaat
LinkVolledige tekst annotatie (uitvoeringwmo2015.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2362
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekZiektekosten en voorzieningen
TitelCentrale Raad van Beroep 14-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/276
SamenvattingWeigering pgb, Belangenafweging, Onvoldoende voortvarend afhandelen van aanvraag.
Samenvatting (Bron)De Raad is van oordeel dat het zorgkantoor niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot een volledige weigering van de verlening van een pgb. Vernietiging uitspraak. De Raad zal het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaren, dat besluit vernietigen en het besluit van 26 februari 2016 herroepen. De Raad zal zelf in de zaak voorzien. De Raad stelt het aandeel van partijen in de ontstane situatie het talmen op 50%. Gelet hierop en nu andere van belang zijnde gezichtspunten voor de door artikel 3:4 van de Awb voorgeschreven belangenafweging ontbreken, wordt in dit geval slechts het verlenen van een pgb van 50% van het in de zorgovereenkomsten genoemde tarief van 3.920,- per maand in overeenstemming met een evenredige belangenafweging geacht. Dit komt neer op 5.374,- over de periode van 9 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 en op 23.520 in het jaar 2015, in totaal 28.894,-.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2711
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 21-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/277
SamenvattingBeëindiging en intrekking hulp bij het huishouden, Overgangsrecht, Geen onderzoek naar gebruikelijke zorg en hulp.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Beëindiging voor de toekomst (1), intrekking met terugwerkende kracht (2) van hulp bij het huishouden. Terugvordering. Gezamenlijke huishouding. Gebruikelijke hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoot. 1) De Wmo 2015 biedt geen grondslag voor het beëindigen van de onder de Wmo verleende voorziening, op de grond dat appellante geen mededeling heeft gedaan van de samenwoning met [X.]. Het college heeft echter ten onrechte nagelaten om te onderzoeken of [X.] ook daadwerkelijk de door het college veronderstelde gebruikelijke hulp kan verlenen bij het huishouden. 2) Dat appellante met [X.] een gezamenlijke huishouding voerde, betekent dat [X.] een huisgenoot was en deel uitmaakte van de leefeenheid van appellante. Om van gebruikelijke zorg te spreken moet de huisgenoot echter ook in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten. Ook hier geldt dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of [X.] de huishoudelijke taken op zich kon nemen. De Raad draagt het college op om het gebrek in de besluiten te herstellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2810
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 22-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/278
SamenvattingWeigering verlening pgb, Verantwoorde uitvoering van aan pgb verbonden taken?
Samenvatting (Bron)Pgb terecht geweigerd. Appellant heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat betrokkene met hulp van [Z.] niet voldoende in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde manier uit te voeren. Appellant heeft mogen meewegen dat de zakelijke relatie die [Z.] heeft met de zorgaanbieder van betrokkene het met voldoende afstand en kritisch vervullen van de beheerstaken zodanig kan beïnvloeden, dat geen sprake meer is van een verantwoorde uitvoering van die taken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2803
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 22-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/279
SamenvattingEigen bijdrage voor verblijf in instelling, Vrijstelling, Zak- en kleedgeld.
Samenvatting (Bron)Hoogte eigen bijdrage Wlz. Het verzoek van appellante is gericht op kwijtschelding van dat deel van de eigen bijdrage dat maakt dat haar besteedbaar inkomen onder het zak- en kleedgeldniveau komt. Een redelijke uitleg van wet- en regelgeving naar doel en strekking brengt naar het oordeel van de Raad mee dat daarmee niet in overeenstemming is om appellante kwijtschelding van dit deel van de eigen bijdrage te onthouden. CAK moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij het een zodanig deel van de opgelegde eigen bijdrage kwijtscheldt dat appellante een besteedbaar maandinkomen overhoudt ter hoogte van het zak- en kleedgeld.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2799
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 30-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/280
SamenvattingNiet meewerken aan voorziening gericht op arbeidsinschakeling, Geharmoniseerde verplichting en geüniformeerde maatregel, Kwalificatie bij met verordening overlappende gedraging, Uitleg tekst van de wet, Toetsing dringende reden wegens bijzondere omstandigheden.
Samenvatting (Bron)Bij wijze van maatregel verlaging van de bijstand met 100% te verrekenen over drie maanden. Het traject is onmiskenbaar bedoeld om appellante te begeleiden bij arbeidsinschakeling. Het betreft hier een voorziening als bedoeld in artikel 9, lid 1 onder b, PW. Appellante is medisch geschikt voor het traject. De verlaging op grond van artikel 18, lid 4 PW gaat vóór verlaging op grond van artikel 18, lid 2 PW.
AnnotatorM.W. Venderbos
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2663
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 13-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/281
SamenvattingTerugvordering, Naderhand verkregen middelen, Peildatum, Schulden op de peildatum betrekken bij de terugvordering, Vermogen onder vermogensgrens, Geen bevoegdheid tot terugvorderen.
Samenvatting (Bron)Terugvordering op grond van naderhand verkregen middelen. Aanspraak op erfenis voor aanvang bijstandsverlening. Peildatum aanvang bijstand. College heeft ten onrechte geen rekening gehouden met schulden op de peildatum. College was niet bevoegd om op grond van artikel 58 lid 2f van de PW terug te vorderen omdat er op de peildatum geen sprake was van overschrijding van de vermogensgrens, gelet op de bestaande schulden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2780
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 28-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/282
SamenvattingVan toepassing zijnde wetgeving, Binnenvaart, Procedurevoorschriften.
Samenvatting (Bron)De Raad heeft beslist dat de Svb nieuwe besluiten moet nemen in de zaken van een groot aantal zogenoemde Rijnvarenden. Kort gezegd is de Raad van oordeel dat de Svb een aantal EU-rechtelijke procedurevoorschriften niet in acht heeft genomen. Per 1 mei 2010 aangescherpte regels hierover verplichten de Svb om samen met buitenlandse socialezekerheidsorganen dubbele premieheffing over het inkomen van deze werknemers vóóraf te voorkomen. Deze regels gelden ook voor de Rijnvaart.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2817
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 22-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/283
SamenvattingToepasselijkheid Patiëntenrichtlijn op Verdragsgerechtigden, Toestemmingsvereiste.
Samenvatting (Bron)De Raad verzoekt het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het VWEU uitspraak te doen over de volgende vragen: 1. Moet Richtlijn 2011/24/EU aldus worden uitgelegd dat personen bedoeld in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 883/2004, die in het woonland voor rekening van Nederland verstrekkingen ontvangen, maar die in Nederland niet verzekerd zijn krachtens de wettelijke ziektekostenverzekeringen, zich rechtstreeks kunnen beroepen op die richtlijn voor het toekennen van vergoeding van kosten van verleende zorg? Zo nee, 2. Volgt uit artikel 56 van het VWEU dat in een geval als het onderhavige het niet toekennen van een vergoeding voor in een andere lidstaat dan het woon- of pensioenland verleende zorg, een ongerechtvaardigde belemmering vormt voor het vrij verkeer van diensten? De verdere behandeling van het geding wordt aangehouden totdat het Hof uitspraak zal hebben gedaan.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2782
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 01-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/284
SamenvattingFinanciering bijstand aan gemeenten, Toepassing nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2015, Bevoegdheid toetsing bestuursrechter, Exceptieve toetsing van algemeen verbindende voorschriften, Tekortkomingen in model, Verdeelmodel blijft buiten toepassing.
Samenvatting (Bron)Exceptieve toetsing van regelgeving, budget gemeenten, verdeelmodel 2015. In geschil is de verdeling van het uitkeringsbudget voor 2015 voor gemeenten volgens een nieuw verdeelmodel, neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift. Geoordeeld wordt dat de bestuursrechter een algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing kan laten (en het besluit waar de procedure over gaat vernietigen) als het voorschrift niet zorgvuldig is voorbereid of gebrekkig is gemotiveerd en de rechter om die reden dat voorschrift niet goed kan toetsen aan hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het nieuwe verdeelmodel bevat tekortkomingen die vooral de betrokken gemeente raakt, zodat het verdeelmodel in dit geval buiten toepassing moet worden gelaten. Het bestuursorgaan wordt opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman , L.M. Koenraad
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2016
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 16-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/285
Samenvattingerzoek om dwangsom, Niet tijdig beslissen, Verzoek om schadevergoeding.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum wettelijke rente: eerste dag van verzuim na beslistermijn van acht weken. De Raad is niet bevoegd te oordelen over de aangevallen uitspraak voor zover die ziet om inzageverzoeken Wpb in dossier en bijbehorende dwangsommen. Berekening woonkostentoeslag volgens beleid. Geen aanleiding om van beleid af te wijken voor wat betreft servicekosten. Geen aanspraak op dwangsom in verband met niet tijdig beslissen op verzoek om schadevergoeding.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2422
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 31-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/286
SamenvattingVerzoek om schadevergoeding, Einde redelijke termijn.
Samenvatting (Bron)Hoger beroep niet-ontvankelijk. Appellant heeft geen belang meer bij beoordeling van het besluit, omdat appellant met ingang van de voor bestreden besluit 2 relevante datum in geding zijn IVA-uitkering behoudt en het Uwv ook in zoverre aan het hoger beroep van appellant tegemoet is gekomen. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2601
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 31-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/287
SamenvattingGeen dwangsom, Bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft bij de beoordeling of een dwangsom moet worden opgelegd, onder verwijzing naar artikel 8:5, eerste lid, van de Awb overwogen dat tegen de brief van 3 februari 2017 geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat maar dat niettemin CAK wel uitspraak op bezwaar zal moeten doen. Hoger beroep CAK slaagt niet. De rechtbank heeft expliciet geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het opleggen van een dwangsom wegens niettijdig beslissen op het bezwaar van betrokkene omdat tegen de brief van 3 februari 2017 geen bezwaar openstond. Betrokkene was hiervan op de hoogte. Hoger beroep betrokkene slaagt ook niet. CAK betaalt griffierecht.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2619
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 01-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/288
SamenvattingSchade, Toerekenbaarheid.
Samenvatting (Bron)Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door betrokkene gevorderde schade, voor zover reeds vast te stellen, niet als een gevolg van het onrechtmatige toekenningsbesluit aan de Svb kan worden toegerekend. Uit de berekening kon betrokkene redelijkerwijs afleiden dat de Svb per september 2011 was uitgegaan van een te hoog inkomen, en dat de toegekende toeslag dus te laag was. Betrokkene had de Svb moeten inlichten toen bleek dat de Svb van een onjuist inkomen was uitgegaan. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2597
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 31-07-2019
CiteertitelUSZ 2019/289
SamenvattingVerzoek om schadevergoeding wegens niet verstrekken maatwerkvoorziening opvang, Kosten voor ho(s)telovernachtingen, Schadebeperkend handelen.
Samenvatting (Bron)Het college dient de door appellante geleden schade, bestaande uit de gemaakte kosten van de ho(s)telovernachtingen, aan haar te vergoeden. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat van appellante niet redelijkerwijs kon worden verlangd dat zij haar schade zou beperken door met ingang van 1 april 2016 gebruik te maken van de nachtopvang.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2781
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 15-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/290
SamenvattingAfgeleid belang, Geen toekenningsbesluit aan garantsteller/verzekeraar.
Samenvatting (Bron)1.Belang garantsteller/verzekeraar bij verhaalsbesluit betreft i.c. afgeleid belang. 2. Het Uwv is niet gehouden om toekenningsbeslissingen ongevraagd aan garantsteller/verzekeraar te verstrekken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2776
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 22-08-2019
CiteertitelUSZ 2019/291
SamenvattingGecontracteerde aanbieder, Belanghebbende?
Samenvatting (Bron)Het college heeft het bezwaar van appellante, een door de gemeente gecontracteerde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning, terecht niet-ontvankelijk verklaard. De belangen van appellante worden niet rechtstreeks geraakt door het besluit van 5 juli 2017. Het door appellante aangevoerde financiële belang is geheel gelijk aan het in de overeenkomst tussen appellante en [A.] verdisconteerde financiële belang. Van enig rechtstreeks geraakt daarbuiten gelegen belang is niet gebleken. Dit betekent dat niet gezegd kan worden dat appellante bij dat besluit een eigen, zelfstandig (vermogens)belang heeft, dat los staat van het contractuele belang.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:2802
Artikel aanvragenVia Praktizijn