Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 03-12-2019
Aflevering 42
RubriekVooraf
TitelFree riders
CiteertitelNJB 2019/2620
SamenvattingHet (civiele) recht en free riders zijn elkanders permanent onrustige bezit. Dat komt omdat free riders en het recht elkaar continu uitdagen op het raakvlak van mijn en dijn, oftewel op de grens van wat een mens aan eigen belang mag nastreven indien hij daarbij meelift op de prestaties van een ander zonder daarvoor een tegenprestatie te leveren.
Auteur(s)C.E. Drion
LinkVolledige tekst (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelRehabilitatie van de vakpublicatie
CiteertitelNJB 2019/2621
SamenvattingHoewel de Commissie Stolker reeds in 2005 waarschuwde om vakpublicaties niet als minderwaardige publicatie vorm te gaan beschouwen, lijkt dit wat er intussen is gebeurd. Omdat niet de taal, het forum, het type onderzoek of het soort publicatie bepalend is voor de kwaliteit, maar juist zaken als originaliteit, diepgang en grondigheid, verdienen vakpublicaties een herwaardering en een duidelijker plek binnen geldende systemen van onderzoeksbeoordeling in de rechtswetenschap.
Auteur(s)R.A.J. van Gestel , M.V.R. Snel
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelOp weg naar een veilige en circulaire bouwpraktijk
CiteertitelNJB 2019/2622
SamenvattingDe Nederlandse bouwsector staat volop in de belangstelling. Sinds 2016 zet de Nederlandse overheid actief in op een circulaire economie en heeft zij de bouwsector geprioriteerd om haar ambitieuze duurzaamheidsdoelen te behalen. Opvallend is hoe snel de bouwsector de slag naar verduurzaming al heeft weten te maken en hoe geworteld het circulair bouwen reeds is.
Auteur(s)S. van Gulijk
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPraktijk
TitelWilsonbekwaamheid en medisch beroepsgeheim
CiteertitelNJB 2019/2623
SamenvattingIn deze bijdrage wordt ingegaan op het beroep op het beroepsgeheim en het doorbreken ervan in procedures over wils(on)bekwaamheid en op de vraag of er in deze knelpunten zijn.
Auteur(s)W.J.M. van Tongeren
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelAutonomie heeft soms een grens
CiteertitelNJB 2019/2624
SamenvattingWij, ondertekenaars van de actie ‘niet stiekem bij dementie’, wrijven onze ogen uit. Volgens Miriam de Bontridder zijn wij met honderden artsen ‘een heksenjacht’ begonnen. Sterker, wij hebben ‘Catharina A. beschimpt’ omdat wij, schrijft mevrouw de Bontridder, het ‘moreel weerzinwekkend vonden om een weerloos mens te doden.’
Auteur(s)B. E. Chabot , A.A. Keizer , J. Schuurmans
LinkVolledige tekst artikel (deeinder.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekReacties
TitelNaschrift op de reactie van Chabot c.s.
CiteertitelNJB 2019/2625
SamenvattingBehalve ingegeven door de begrijpelijke huiver om een patiënt de mogelijkheid van verzet te ontnemen, was de actie ‘Niet stiekem bij Dementie’ met name gericht tegen de schriftelijke wilsverklaring. Want wat de ondertekenaars van de in de landelijke bladen in het voorjaar 2018 verschenen advertentie niet gaan doen is ‘een dodelijke injectie geven aan een patiënt met vergevorderde dementie op grond van een wilsverklaring’.
Auteur(s)M.J.J. de Bontridder
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2626
SamenvattingDe bank heeft hypothecaire leningen verstrekt met een variabele rente ter hoogte van het Euribortarief plus een opslag. Bedongen is dat de bank de opslag kan wijzigen. Is dit wijzigingsbeding oneerlijk?
Samenvatting (Bron)Consumentenrecht. Financieel recht. Algemene voorwaarden; beding dat de bank het recht geeft de opslag op de rente bij een hypothecaire Euribor-geldlening te wijzigen. Oneerlijk beding? Art. 3 Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten; onredelijk bezwarend beding; art 6:233, onder a, BW; aan te leggen maatstaf. Betekenis transparantievereiste; art. 5 Richtlijn 93/13 en art. 6:238 lid 2 BW; verhouding tot informatieplichten financiële toezichtswetgeving. Betekenis vermelding beding op de Bijlage bij de Richtlijn. Relevantie van mogelijkheid toepassing van het beding te toetsen aan art. 6:248 BW; betekenis HR 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:769 (SEBA/Amsterdam I). Relevantie van bedingen (mogelijkheid boetevrije aflossing, verandering rentevorm) die gevolgen van wijzigingsbeding kunnen compenseren. Art. 6:236, onder i, BW; toepassing op wijzigingsbeding renteopslag.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1830
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2627
SamenvattingAlcoholcontrole door de werkgever. Een casinodealer wordt op staande voet ontslagen, omdat hij heeft geweigerd mee te werken aan een alcoholcontrole.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Directe werking en doorwerking grondrechten in horizontale verhouding. Alcohol- en drugstest werknemer in kader van arbeidsovereenkomst in Aruba. Is contractuele verplichting daartoe verenigbaar met bepaling in Staatsregeling Aruba dat beperkingen van desbetreffende grondrechten bij of krachtens landsverordening worden gesteld?
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1834
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2628
SamenvattingC heeft zich jegens P verplicht om al haar vorderingen op derden te verpanden aan P. In een ter uitvoering van die verplichting geregistreerde pandakte wordt verwezen naar een lijst waarop de te verpanden vorderingen zijn gespecificeerd. Een vordering van C op D staat niet op die lijst. Heeft P niettemin een rechtsgeldig pandrecht op die vordering verkregen, als dat de bedoeling van C en P was?
Samenvatting (Bron)Goederenrecht. Pandrecht. Is vordering stil verpand, zonder dat deze was vermeld in pandakte? Uitleg pandakte. Bepaaldheidsvereiste; art. 3:84 lid 2 jo. art. 3:98 BW.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1841
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2629
SamenvattingVoorwaardelijk opzet op poging tot zware mishandeling: voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Samenvatting (Bron)Eendaadse samenloop van poging zware mishandeling en mishandeling in 2013 te Amsterdam door een ander met vuist in gezicht te slaan, art. 300 en 302 Sr. 1. Voorwaardelijk opzet op zware mishandeling? en 2. Noodweer, voldaan aan proportionaliteitseis? Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AE9049 m.b.t. voorwaardelijk opzet. s Hofs oordeel dat het opzet van verdachte in voorwaardelijke vorm was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is niet z.m. begrijpelijk. Weliswaar heeft Hof vastgesteld dat verdachte aangever twee keer met (aanzienlijke) kracht met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen, waarover verdachte heeft gezegd dat hij aangever twee maal boven de borst tegen het lichaam [heeft] gestompt, maar uit vaststellingen van Hof blijkt niet dat het door verdachte uitgeoefende geweld zodanig was dat daaruit kan volgen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn gedragingen zwaar lichamelijk letsel bij aangever tot gevolg zouden hebben. HR neemt daarbij mede in aanmerking dat bewijsvoering niets inhoudt waaruit kan volgen dat verdachte - die blijkens b.m. 1 handelde als reactie op de klap die hij kreeg en waarvan hij schrok - gericht in het gezicht van aangever heeft geslagen. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:456 m.b.t. proportionaliteitseis. Hof heeft geoordeeld dat sprake was van een ogenblikkelijke aanranding van eigen en andermans lijf, waartegen enige verdediging door verdachte geboden was, maar heeft beroep op noodweer verworpen omdat - kort gezegd - het geven van twee vuistslagen door verdachte niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van die aanrandingen. Dat oordeel is, mede gelet op hetgeen is vooropgesteld, niet z.m. begrijpelijk. Daarbij neemt HR in aanmerking dat Hof heeft vastgesteld dat aangever eerst A bij zijn haren heeft gepakt en met zijn hoofd naar beneden heeft getrokken, en vervolgens verdachte in het gezicht heeft geslagen en hem zo een snee in zijn lip heeft toegebracht. Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1804
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2630
SamenvattingOpzettelijk gelegenheid verschaffen door echtgenote aan echtgenoot tot het telen van hennep in hun woning: ’s hofs bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd, onder meer erop gelet dat het hof geen omstandigheden heeft vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van de verdachte gelegenheid verschaften tot de hennepteelt door medeverdachte in de woning.
Samenvatting (Bron)Medeplichtigheid aan hennepteelt (art. 3.B Opiumwet). Opzettelijk gelegenheid verschaffen door de gezamenlijke woning ter beschikking te stellen? s Hofs oordeel dat verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft is niet toereikend gemotiveerd aangezien het Hof geen omstandigheden heeft vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot hennepteelt door medeverdachte (haar man) in de woning. De enkele, niet nader geconcretiseerde overweging van het Hof dat verdachte de ruimtes aan haar man ter beschikking heeft gesteld, maakt dat niet anders, in aanmerking genomen dat zij met haar man hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning was zodat haar man kennelijk die ruimtes reeds ter beschikking had. Daarbij komt dat ook bekendheid met het telen van hennep door haar man, anders dan het Hof met de verwijzing naar het in stand laten van de situatie kennelijk voor ogen stond, niet z.m. voldoende is voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen daarvan. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1812
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2631
SamenvattingAfwijzing door het hof van het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU: in cassatie kan niet met succes worden opgekomen tegen (het achterwege blijven van) een beslissing van het hof op een verzoek om gebruik te maken van zijn op art. 267 VWEU berustende bevoegdheid tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het HvJ EU.
Samenvatting (Bron)Verkrachting (art.242 Sr) en (poging tot) een ander door bedreiging met smaadschrift dwingen iets te doen/dulden (art. 284 Sr). Afwijzing verzoek tot stellen van prejudiciële vragen aan HvJEU over betekenis van daadwerkelijke deelname aan politieverhoor a.b.i. art. 3.3.b Richtlijn 2013/48/EU. In cassatie kan worden opgekomen tegen beslissingen in de bestreden uitspraak van het Hof die blijk geven van het niet of onjuist toepassen van rechtstreeks werkende bepalingen van Unierecht, bijvoorbeeld waar het gaat om een beslissing op een door de verdediging (mede) o.b.v. het Unierecht gevoerd verweer dat verband houdt met de beantwoording van een van de vragen van art. 348 en 350 Sv. In verbinding daarmee kan aan HR tevens het verzoek worden gedaan tot stellen van prejudiciële vraag aan HvJEU m.b.t. uitleg van de betreffende bepaling of bepalingen van Unierecht. In cassatie kan echter niet met succes worden opgekomen tegen (het achterwege blijven van) een beslissing van het Hof op een verzoek om gebruik te maken van zijn op art. 267 VWEU berustende bevoegdheid tot stellen van prejudiciële vraag aan HvJEU. Zon beslissing is ook geen beslissing a.b.i. art. 328 Sv, nu dat artikel is toegesneden op rechterlijke beslissingen die moeten worden genomen o.g.v. bepalingen van Titel VI van boek II Sv. Dit brengt met zich dat het middel, dat zich uitsluitend richt op de beslissing die het Hof heeft genomen op verzoek tot stellen van prejudiciële vragen omtrent Richtlijn 2013/48/EU, tevergeefs is voorgesteld. Het aan HR gedane verzoek tot stellen van prejudiciële vragen aan HvJEU wijst HR om dezelfde reden af. Ten overvloede merkt HR op dat i.c. geen grond voor twijfel bestaat over uitleg van daadwerkelijk deelnemen aan het verhoor door de advocaat a.b.i. art. 3.3.b. Richtlijn 2013/48/EU. Daaronder dient in elk geval te worden verstaan het hebben van de gelegenheid tot het stellen van vragen, het vragen van verduidelijking en het afleggen van verklaringen, overeenkomstig de procedures in het nationale recht. Mede gelet op art. 7 Richtlijn 2012/13/EU kan de advocaat aan art. 3.3.b. Richtlijn 2013/48/EU niet het recht ontlenen om voorafgaand en/of tijdens politieverhoor zonder enige beperking kennis te nemen van alle (proces) stukken of toegang verkrijgen tot inbeslaggenomen voorwerpen. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1795
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2632
SamenvattingUitspraak niet later dan veertien dagen na de sluiting van het onderzoek: in casu heeft het hof in strijd met art. 345 lid 3 Sv niet uiterlijk op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek uitspraak gedaan, terwijl het vervolgens in strijd met het bepaalde in art. 345 lid 4 Sv heeft verzuimd de zaak op de bestaande tenlastelegging opnieuw te onderzoeken.
Samenvatting (Bron)Met geweld verzetten tegen aanhouding, waardoor politieambtenaar gebroken vinger heeft opgelopen (wederspannigheid met lichamelijk letsel tot gevolg, art. 180 jo 181.1 Sr). Uitspraak is niet binnen 14 dagen na sluiting onderzoek gedaan, art. 345.3 en 345.4 Sv. Onderzoek ttz. is op 23-7-2014 gesloten, terwijl eerst uitspraak is gedaan op 8-8-2014. Gelet daarop heeft Hof in strijd met art. 345.3 Sv niet uiterlijk op veertiende dag na sluiting van onderzoek uitspraak gedaan, terwijl het vervolgens in strijd met art. 345.4 Sv heeft verzuimd de zaak op bestaande tll. opnieuw te onderzoeken. Dat verzuim heeft nietigheid tot gevolg. Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1801
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2633
SamenvattingUitsluiting hoger beroep in geval van veroordeling voor een overtreding en met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel werd opgelegd, art. 404 lid 2 aanhef en onder a Sv: hiervan is geen sprake indien de verdachte ter zake van een overtreding schuldig is verklaard zonder oplegging van straf maar aan haar wel een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd; in dat geval staat hoger beroep dus wel open.
Samenvatting (Bron)Onvoldoende zorg dragen voor onder zijn hoede staand gevaarlijk dier doordat verdachtes hond (kruising tussen Mastino en Amerikaanse Stafford) andere hond (Jack Russel) heeft aangevallen en gebeten, waardoor andere hond letsel heeft opgelopen, art. 425.2 Sr. Ontvankelijkheid h.b. Kan veroordeling Ktr t.z.v. overtreding, waarbij geen straf maar wel schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, worden aangemerkt als einduitspraak waarbij met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd a.b.i. art. 404.2.a Sv? Gelet op totstandkomingsgeschiedenis van art. 404 Sv getuigt s Hofs oordeel dat vonnis van Ktr, inhoudende dat verdachte t.z.v. overtreding schuldig is verklaard zonder oplegging van straf maar aan haar wel schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, dient te worden aangemerkt als einduitspraak waarbij met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd a.b.i. art. 404.2.a. Sv, van onjuiste rechtsopvatting. Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1809
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2634
SamenvattingAanzegging in de zin van art. 435 lid 1 Sv aan in het buitenland woonachtige verdachte dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen onder mededeling dat de zaak door de Hoge Raad in behandeling zal worden genomen na verloop van de in het tweede onderscheidenlijk eerste lid van artikel 437 bedoelde termijn.
Samenvatting (Bron)Aanwezig hebben van cocaïne en MDMA door zich als drugsverkoper op te houden in centrum Amsterdam, art. 2.C Opiumwet. Schriftuur tardief, art. 437.2 Sv. Termijnoverschrijding verschoonbaar, nu verdachte aanzegging in cassatie niet heeft ontvangen en als gewone brief verzenden van aanzegging aan adres van verdachte in Spanje zonder de mogelijkheid van verificatie in strijd is met art. 5 EU-Rechtshulpovereenkomst? Aanzegging in cassatie is per gewone brief verzonden naar adres van verdachte in Spanje, zoals vermeld in cassatieakte en arrest Hof. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2002:AD5163 m.b.t. betekening aanzegging in geval van bekendheid van adres van verdachte in het buitenland. Opvatting dat Nederlands recht in een geval als het onderhavige bewijs van uitreiking van het stuk aan de geadresseerde verlangt, faalt omdat Nederlands recht die eis niet kent. Ook opvatting dat gelet op het doel van de betekeningsregeling en hetgeen kennelijk aan art. 5.2 EU-Rechtshulpovereenkomst ten grondslag ligt' voor rechtsgeldigheid van dergelijke betekening altijd bewijs van uitreiking van het stuk aan de geadresseerde is vereist, faalt omdat art. 5 EU-Rechtshulpovereenkomst die eis niet stelt. Hierbij neemt HR in aanmerking dat art. 5.2.b EU-Rechtshulpovereenkomst uitsluitend geldt voor het geval toepasselijk procesrecht van verzoekende lidstaat ander bewijs dan via postdiensten verkrijgbaar bewijs van uitreiking van stuk aan geadresseerde verlangt, welk geval zich hier niet voordoet, en dat uit deze bepaling niet volgt dat in geval van rechtstreekse toezending over post a.b.i. art. 5.1 EU-Rechtshulpovereenkomst van uitreiking van gerechtelijke mededeling aan geadresseerde moet blijken uit van postdiensten afkomstig bewijs daarvan. Gelet op voorgaande bestaat geen aanleiding tot stellen prejudiciële vragen m.b.t. uitleg EU-Rechtshulpovereenkomst. HR verklaart verdachte n-o, nu binnen daarvoor geldende termijn geen schriftuur houdende middelen is ingediend.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1805
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2635
SamenvattingBeklag aangaande beslag in het geval dat (bij onherroepelijke beslissing) door de strafrechter ingevolge art. 353 Sv lid 2 onder c Sv de bewaring van het inbeslaggenomen geldbedrag ten behoeve van de rechthebbende is gelast en waarin een derde een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, art. 552a Sv.
Samenvatting (Bron)Beklag, beslag ex art. 94 Sv in 2005 op 1.024.500,- onder ander dan klaagster (in Suriname gevestigde vishandelaar) t.z.v. verdenking van heling en/of witwassen. Ongegrondverklaring klaagschrift, dat zich keert tegen uitblijven van last tot teruggave aan klaagster van geldbedrag, waarvan strafrechter in strafzaak van beslagene bewaring t.b.v. rechthebbende heeft gelast. Aan het klaagschrift was ten grondslag gelegd dat klaagster contant geldbedrag aan beslagene had gegeven voor de aanschaf van koelinstallaties. Indien (bij onherroepelijke beslissing) door strafrechter o.g.v. art. 353.2.c Sv bewaring van inbeslaggenomen geldbedrag t.b.v. rechthebbende is gelast en derde ex art. 552a Sv klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient beklagrechter te beoordelen of die derde redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechthebbende ten behoeve van wie strafrechter bewaring heeft gelast (vgl. ECLI:NL:HR:2018:2333). Hof heeft deze maatstaf toegepast. Gelet op s Hofs vaststellingen, inhoudende dat (i) beslagene na zijn aanhouding aanvankelijk wisselende verklaringen heeft afgelegd over bij hem aangetroffen geldbedrag, (ii) hij daarbij nimmer klaagster en/of namens haar aangevoerde gang van zaken heeft genoemd ter verklaring van bij hem aantreffen van dat geldbedrag, (iii) beslagene pas anderhalf jaar na zijn aanhouding heeft verklaard dat hij geld zou gebruiken voor aanschaf van koelinstallaties, maar dat die gestelde overdracht van geldbedrag door klaagster aan hem niet door schriftelijke stukken is onderbouwd, (iv) niet is gebleken van enige (pogingen tot) contacten met leveranciers van koelinstallaties in Europa door beslagene, terwijl hij volgens het scenario van klaagster enkele maanden in het bezit is geweest van voornoemd geldbedrag teneinde aanbetalingen voor aankoop van koelinstallaties te doen en (v) ook anderszins - o.m. in resultaten van FIOD-onderzoek, omzetgegevens van klaagster en overgelegde verklaringen - onvoldoende steun voor of bevestiging van stellingen van klaagster kan worden gevonden, is s Hofs oordeel dat klaagster niet redelijkerwijs als rechthebbende van geldbedrag kan worden aangemerkt, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. CAG: anders. Vervolg op ECLI:NL:HR:2017:73.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1814
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2636
SamenvattingAan de maatregel van terbeschikkingstelling verbonden voorwaarden – waaronder: dat de verdachte zich niet begeeft buiten Nederland, dat hij niet verhuist zonder overleg met en toestemming van de reclassering en dat hij zich na zijn klinische behandeling laat opnemen in een begeleid wonen traject indien dit nodig wordt geacht – in strijd is met art. 38a lid 1 Sr, met Europese verdragsregels aangaande het recht van vrij verkeer en verblijf van personen alsmede met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit?
Samenvatting (Bron)Voorbereiding verkrachting (art. 242 jo. 46 Sr). Verstandelijk beperkt en kwetsbaar 21-jarig meisje is door toentertijd 22-jarige verdachte bedreigd en gechanteerd met openbaarmaking van naaktfotos, die hij tijdens videochatten op heimelijke wijze heeft verkregen, met als doel haar tot seks te dwingen. Veroordeling tot o.m. TBS met voorwaarden. Opgelegde voorwaarden (reisverbod, verhuisverbod en verplicht begeleid wonen traject) in strijd met art. 38a.1 Sr, Europese verdragsregels (VEU, VWEU, Handvest van grondrechten van EU en art. 5 EVRM) en beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit? Voorwaarden houden in dat verdachte zich niet begeeft buiten Europese landsgrenzen van Nederland, hij niet van adres wijzigt c.q. niet verhuist zonder overleg met en toestemming van reclassering en overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfsadres vooraf met reclassering worden besproken en dat hij zich na zijn klinische behandeling laat opnemen in een beschermd en/of begeleid wonen traject en/of ambulant laat begeleiden, indien dit nodig wordt geacht. Voormelde voorwaarden maken deel uit van een reeks van voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte. Een klacht over afzonderlijke voorwaarden dient te worden beoordeeld tegen de achtergrond van het geheel van de gestelde voorwaarden, die onmiskenbaar strekken tot een doeltreffende behandeling van de terbeschikkinggestelde verdachte en dus tevens tot het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Deze voorwaarden zijn, gelet op duur en mate waarin zij terbeschikkinggestelde verdachte in zijn vrijheid beperken en de door Hof vastgestelde ernst van de problematiek van verdachte en het recidiverisico, niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zij zijn ook niet in strijd met art. 38a.1 Sr en evenmin met Europese verdragsbepalingen, in aanmerking genomen dat zij zijn voorzien bij wettelijk voorschrift dat voldoet aan uit recht van EU voortvloeiende eisen. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1797
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2637
SamenvattingOplegging vrijheidsbeperkende maatregel, onder meer bestaande uit een verbod van contact tussen de verdachte en zijn kinderen voor de duur van vijf jaar, ter bescherming van zijn ex-vrouw en de kinderen: in casu kon het hof oordelen dat de maatregel – ook in het licht van het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven – proportioneel en noodzakelijk is, mede erop gelet dat het contact tussen de verdachte en zijn kinderen gedurende deze periode niet onmogelijk is, maar is beperkt tot contact waarbij de gezinsvoogd is betrokken en dat plaatsvindt in het kader van afspraken over de omgang met de kinderen.
Samenvatting (Bron)Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285 Sr) van ex-vrouw, tevens de moeder van zijn kinderen door s nachts haar slaapkamer binnen te gaan en met een mesje in de hand o.m. te zeggen ik steek je dood!. Vrijheidsbeperkende maatregel, art. 38v Sr. Proportioneel en noodzakelijk i.h.l.v. art. 8 EVRM? Hof heeft maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd die o.m. inhoudt dat veroordeelde voor de duur van vijf jaren geen contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn drie kinderen, tenzij een dergelijk contact noodzakelijk is i.h.k.v. afspraken die over hun omgang worden gemaakt en v.zv. de gezinsvoogd daarbij betrokken is. Deze maatregel is opgelegd ter bescherming van zijn ex-vrouw en de kinderen. Bij de oplegging daarvan heeft Hof de omstandigheden betrokken waaronder bewezenverklaarde is begaan, te weten s nachts in het huis van zijn ex-vrouw, waar op dat moment ook twee van de drie kinderen sliepen. Voorts heeft Hof acht geslagen op houding en recidiverisico van verdachte. Op basis daarvan is Hof tot het niet-onbegrijpelijke - oordeel gekomen dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, dan wel zich belastend zal gedragen jegens zijn ex-vrouw en hun kinderen. Het hierop gebaseerde oordeel van Hof dat de aan verdachte opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel - ook i.h.l.v. het door art. 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven - proportioneel en noodzakelijk is, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt HR in aanmerking dat, anders dan het middel kennelijk tot uitgangspunt neemt, het contact tussen verdachte en zijn kinderen gedurende deze periode niet onmogelijk is, maar is beperkt tot contact waarbij de gezinsvoogd is betrokken en dat plaatsvindt i.h.k.v. afspraken over de omgang met de kinderen. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1806
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 30-10-2019
CiteertitelNJB 2019/2638
SamenvattingArtikel 4:51 Awb sluit niet uit dat naast de op het vertrouwensbeginsel gebaseerde beoordeling of bij de beëindiging van een langdurige subsidierelatie een redelijke termijn in acht is genomen, grond bestaat voor toekenning van schadevergoeding op grond van het égalité-beginsel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 mei 2017 heeft het Zorginstituut het verzoek van MEE Plus om nadeelcompensatie afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:3633
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 13-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2639
Samenvatting De Klimaatpartij is geen belanghebbende bij besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor een hotel, appartementen en een ondergrondse parkeergarage in het centrum van Utrecht.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 november 2017 heeft het college aan Amrâth Hotels & Restaurants B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een gebouw met daarin een hotel, 316 appartementen en een ondergrondse parkeergarage aan de Croeselaan en de Jaarbeursboulevard in Utrecht.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:3833
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 20-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2640
SamenvattingVerkeersbesluit voor milieuzone voor brom- en snorfietsen gebouwd vóór 2011 in Amsterdam. Het college van B&W mocht op grond van rapporten van TNO en GGD verwachten dat de invoering van een milieuzone een positief effect op de luchtkwaliteit zal hebben. Eigenaren van oldtimers worden niet onevenredig getroffen. Het ontheffingenbeleid is niet onredelijk of discriminatoir
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 9 juni 2017 heeft het college het verkeersbesluit "Milieuzone Brom- en snorfietsen Amsterdam" (hierna ook: het verkeersbesluit) vastgesteld.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:3865
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 13-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2641
SamenvattingUitleg partnerbegrip
Samenvatting (Bron)Herziening en terugvordering éénoudertoeslag.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3552
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 20-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2642
SamenvattingMet een inkomen op minimumniveau zal een woningaanpassing als de onderhavige, die bestaat uit het vervangen van een ligbad door een douche en onweersproken € 6.500,- kost, niet financieel kunnen worden gedragen.
Samenvatting (Bron)Gemeente moet aanpassing badkamer betalen. De gemeente was van mening dat de betrokken inwoner de aanpassing van de badkamer zelf kon betalen met een hypotheek op haar woning. Daarmee stelt de gemeente een financiële voorwaarde bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening. De Wmo 2015 kent alleen de mogelijkheid om een eigen bijdrage op te leggen. Voor het stellen van een aanvullende financiële voorwaarde biedt de Wmo 2015 dus geen ruimte.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3535
Artikel aanvragenVia Praktizijn