Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 09-12-2019
Aflevering 43
RubriekVooraf
Titel56 kinderen in IS-kampen
CiteertitelNJB 2019/2693
SamenvattingBinnen een tijdsbestek van elf dagen moet de hoop op terugkeer naar Nederland zijn vervlogen voor 56 kinderen en hun IS-moeders in de opvangkampen in Noord Syrië. Op 11 november 2019 oordeelde de rechtbank Den Haag in kort geding dat de staat zich binnen veertien dagen moet inspannen de kinderen van Syriëgangers, die zich onder erbarmelijke omstandigheden in de opvangkampen bevinden, naar Nederland te halen.
Auteur(s)T. Spronken
LinkVolledige tekst (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelSlaat de Hoge Raad nieuwe bressen in het bastion van de formele rechtskracht?
CiteertitelNJB 2019/2694
SamenvattingHoewel de beantwoording van de prejudiciële vragen over de formele rechtskracht natuurlijk mede is gekleurd door de specifieke aspecten van de slepende winningsproblematiek in Groningen, valt het op dat de Hoge Raad in meer algemene zin zijn denken over de formele rechtskracht lijkt bij te stellen.
Auteur(s)D.G.J. Sanderink , R.J.N. Schlössels
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelStop de Omgevingswet
CiteertitelNJB 2019/2695
SamenvattingOnder het motto ‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’ een krachtig pleidooi om te stoppen met de invoering van de Omgevingswet. Niemand wordt er beter van, behalve de advocatuur.
Auteur(s)J.H.A. van der Grinten , C.N.J. Kortmann
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFocus
TitelVerantwoordelijkheden van Nederland bij het redden van drenkelingen voor de kust van Libië
CiteertitelNJB 2019/2696
SamenvattingIn hoeverre heeft Nederland verantwoordelijkheden bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee voor de kust van Libië? Deze vraag en andere vragen worden in dit artikel onderzocht.
Auteur(s)P.J.J. van der Kruit
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelDraagmoederschap wettelijk regelen?
CiteertitelNJB 2019/2697
SamenvattingMensen hebben geen recht op het krijgen van een kind, het is daarentegen het kind dat recht op eigen ouders heeft. Wensouders zullen met dit uitgangspunt moeite kunnen hebben en het uitgangspunt te rigide vinden, maar in plaats van aan te sturen op het krijgen van een kind via draagmoederschap zouden zij, in het belang van het kind, zich mogelijk meer kunnen verplaatsen in de positie van het kind, om aldus wellicht te gaan accepteren dat een kind nu eenmaal geen belang heeft om op de door hen verlangde wijze in het leven te komen. Het kabinetsvoornemen om te komen tot een regeling van draagmoederschap zou in het licht van het bovenstaande moeten worden heroverwogen.
Auteur(s)C. de Groot , R.A.C. Hoksbergen , H.M. Dupuis
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 29-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2698
SamenvattingOp basis van een eenzijdig wijzigingsbeding wijzigt een werkgever ten nadele van de werknemers de arbeidsvoorwaarden over de pensioenpremie. De wettekst luidt dat de werkgever ‘een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat …’. Moet het bestaan van een zwaarwichtig belang in absolute zin worden beoordeeld of in relatie tot het belang van de werknemer?
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Arbeidsovereenkomst; eenzijdig wijzigingsbeding, art. 7:613 BW. Wijziging verdeling pensioenpremie. Aan te leggen maatstaf; belangenafweging; zwaarwichtig belang; bedrijfseconomische noodzaak. Op dezelfde datum heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de parallelzaken 18/02225, 18/02226 en 18/02236.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1869
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 29-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2699
SamenvattingVoortzetting of hervatting van de exploitatie van de onderneming door de nieuwe ondernemer met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Overgang van onderneming; art. 7:662 BW; art. 7:663 BW; Richtlijn 2001/23/EG. Rechtspositie (oud-)vrachtvliegers Martinair na opzegging Ringvaartakkoord; nawerking CAO; goed werkgeverschap (art. 7:611 BW).
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1858
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2700
SamenvattingVervolgingsverjaring van fietsendiefstal (in 2003) in geval waarin verdachte voor die diefstal door het hof is veroordeeld maar is vrijgesproken van de daarbij tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheden inhoudende dat sprake was van geweld en dat het feit werd gepleegd op openbare weg: nu op diefstal van een fiets ingevolge art. 310 Sr een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren staat, terwijl in casu gedurende twaalf jaren voorafgaand aan de vordering (in 2016) van de officier van justitie tot inbewaringstelling van de verdachte niet enige daad van vervolging is verricht, is de in art. 70 lid 1 aanhef en onder 3º Sr bepaalde termijn van verjaring verstreken.
Samenvatting (Bron)Gekwalificeerde doodslag (art. 287 jo. 288 Sr), diefstal fiets en afpersing op openbare weg, meermalen gepleegd (art. 310 Sr en art. 317.1 jo. 317.3 jo. 312.2.1 Sr), en poging tot gekwalificeerde doodslag (art. 287 jo. 288 Sr) gepleegd op 23-11-2003 in Rotterdam, waarna verdachte zich op 13-4-2016 zelf heeft gemeld bij politie en is veroordeeld tot gevangenisstraf van 20 jaren. Verjaring, art. 70.1.3 Sr. Is diefstal van fiets verjaard, nu verdachte is vrijgesproken van tlgd. strafverzwarende omstandigheden (geweld en gepleegd op openbare weg)? Blijkens aan cassatieakte gehechte schriftelijke bijzondere volmacht van raadsman is cassatieberoep niet gericht tegen voornoemde vrijspraak, zodat dat onderdeel van tll. niet ter toetsing in cassatie staat. Diefstal van fiets is bij art. 310 Sr strafbaar gesteld als misdrijf waarop gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren is gesteld. Bij stukken van geding bevindt zich vordering OvJ tot inbewaringstelling van verdachte van 15-4-2016. Uit stukken van geding blijkt niet dat gedurende 12 jaren daaraan voorafgaand enige daad van vervolging is verricht. In art. 70.1.3 Sr bepaalde termijn van verjaring is dus verstreken, zodat recht tot strafvordering t.a.v. diefstal is vervallen. HR zal, met vernietiging van bestreden uitspraak in zoverre, OvJ alsnog n-o verklaren in vervolging van verdachte t.z.v. tlgd. diefstal van fiets. Dit brengt mee dat HR met vernietiging van bestreden uitspraak kwalificatie van onder 2 bewezenverklaarde zal verbeteren. Onder 2 bewezenverklaarde moet dan i.p.v. diefstal en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd worden gekwalificeerd als afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd. Voor verminderen van duur van opgelegde gevangenisstraf bestaat onvoldoende grond, aangezien aard en ernst van hetgeen overigens t.l.v. verdachte is bewezenverklaard niet worden aangetast door bedoelde partiële niet-ontvankelijkverklaring.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1817
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 26-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2701
SamenvattingOpzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit te verhelen waardoor uit dat gebruik ‘enig nadeel kan ontstaan’, art. 231b Sr: dat nadeel kan vele vormen aannemen, zoals direct financieel nadeel, reputatieschade of schade door het vervuilen van (overheids)databases met valselijk aan een persoon gelinkte informatie.
Samenvatting (Bron)Misbruik van identificerende persoonsgegevens door i.h.k.v. mobiele toezichtcontrole Duitse verblijfsvergunning die op naam van ander is gesteld te overhandigen, art. 231b Sr. Welke uitleg dient te worden gegeven aan bestanddeel enig nadeel a.b.i. art. 231b Sr? Art. 231b Sr bepaalt dat opzettelijk misbruik van identificerende persoonsgegevens van ander strafbaar is indien uit dat misbruik enig nadeel kan ontstaan. Uit wetsgeschiedenis blijkt dat deze bepaling slechts ertoe strekt (potentiële) slachtoffers van misbruik van hun persoonsgegevens te beschermen tegen nadelige gevolgen die dit misbruik voor hen kan hebben. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat art. 231b Sr is bedoeld als aanvulling op de art. 231 en 231a Sr, waarin bestanddeel enig nadeel niet is genoemd, moet worden aangenomen dat vereiste dat enig nadeel van gebruik van identificerende persoonsgegevens ex art. 231b Sr uitsluitend betrekking heeft op mogelijk nadeel voor in art. 231b Sr bedoelde ander wiens persoonsgegevens door verdachte zijn misbruikt. Hof heeft geoordeeld dat uit in bewezenverklaring genoemd gebruik van identificerende persoonsgegevens van A door verdachte, enig nadeel [kon] ontstaan ex art. 231b Sr. Dat oordeel is niet toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat uit bewijsvoering niet z.m. kan worden afgeleid dat voor die A enig nadeel kon ontstaan. Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1698
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 26-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2702
SamenvattingSchending van de redelijke termijn en het om die reden verminderen van de op te leggen straf op een wijze die voor de verdachte negatief uitpakt: in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden legt het hof een gevangenisstraf op voor de duur van 40 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Samenvatting (Bron)Zedenzaak. Middelen verdachte over de wijze waarop het hof de opgelegde gevangenisstraf heeft verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn, namelijk door een gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Betoogd wordt dat verdachte feitelijk zonder aftrek beter af zou zijn geweest, omdat dan het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling had kunnen worden toegepast, art. 15.3.a Sr. Middel b.p. over de n-o verklaring van de b.p. in haar vordering. HR: art. 81.1 RO.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1847
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 26-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2703
SamenvattingBeslissing over de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, art. 592a Sv: deze beslissing dient ingevolge art. 361 lid 6 Sv in de uitspraak te worden opgenomen.
Samenvatting (Bron)Poging tot moord, art. 289 Sr. Vordering b.p. Proceskosten b.p., art. 592a Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793 m.b.t. begroting van proceskosten, taak van strafrechter, ontbreken van motiveringsplicht en te hanteren maatstaf. Hof heeft in overeenstemming met zijn (ambtshalve) taak daartoe, beslist over door b.p. gemaakte proceskosten en deze begroot op 4.000,-. Gelet op de omstandigheid dat Hof een gedeelte van de vordering tot b.p. heeft toegewezen en dat het die vordering voor het overige niet heeft afgewezen maar n-o heeft verklaard, is s Hofs oordeel dat b.p. aanspraak had op vergoeding van zijn proceskosten niet onbegrijpelijk. Evenmin is onbegrijpelijk dat en de wijze waarop Hof bij begroting van die proceskosten liquidatietarief rechtbanken en hoven tot uitgangspunt heeft genomen. Het enkele feit dat b.p. op t.b.v. voeging in e.a. ingediend formulier had opgegeven dat door hem gemaakte en te maken proceskosten 2.500,- zouden bedragen, maakt dat niet anders. Tot een nadere motivering was Hof niet gehouden. Volgt verwerping. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1857
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2704
SamenvattingVergoeding immateriële schade bij overschrijding van de redelijke termijn na terugwijzing door gerechtshof naar Inspecteur: na terugwijzing start niet een nieuwe behandelingsfase.
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Vergoeding immateriële schade bij overschrijding van de redelijke termijn. Redelijk te achten termijn na terugwijzing door gerechtshof naar Inspecteur.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1818
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 22-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2705
SamenvattingErfbelasting. Ik-oma-testament. Legaat of last?
Samenvatting (Bron)Erfbelasting. Artikel 10 lid 1 en lid 9 Successiewet. Legaat of last?
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1838
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 29-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2706
Samenvatting‘Woning’ voor de overdrachtsbelasting (2% tarief). Uitgangspunten voor de bepaling of een onroerende zaak die oorspronkelijk niet als woning is gebouwd maar die op het moment van levering tot woning wordt verbouwd, is aan te merken als woning voor de toepassing van de overdrachtsbelasting.
Samenvatting (Bron)Art. 14, lid 2, Wet op belastingen van rechtsverkeer; verkrijging van appartementsrecht in voormalig kantoorgebouw, gesloopt tot casco en door kopers af te bouwen / in te richten. Naar zijn aard voor bewoning bestemd?
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1779
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 29-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2707
SamenvattingVergoeding van rente bij terugbetaling van in strijd met het Unierecht geheven antidumpingrechten. In verband met Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel: in beginsel rentevergoeding op basis van samengesteld berekende wettelijke rente, tenzij de enkelvoudig berekende rente op basis van een rentepercentage van artikel 29 IW op een hogere vergoeding uitkomt.
Samenvatting (Bron)Antidumpingrechten; art. 8:73 Awb; art. 6:119 BW; art. 28c IW; Vo. (EU) nr. 723/2011; uitbreiding van antidumpingrechten op stalen of ijzeren bevestigingsmiddelen van post 7318 van de GN van oorsprong uit China tot invoer van dezelfde producten verzonden uit Maleisië; Vo. (EU) nr. 723/2011 ongeldig verklaard omdat de Commissie bij de totstandkoming ervan procedurevoorschriften niet heeft nageleefd; eindarrest na HvJ 3 juli 2019, Eurobolt, C-644/17; vergoeding van rente bij terugbetaling van in strijd met het Unierecht geheven antidumpingrechten.
UitspraakECLI:NL:HR:2019:1875
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 13-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2708
SamenvattingDublinverordening. Artikel 8 EVRM is niet relevant bij de beantwoording van de vraag of van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan
Samenvatting (Bron)Bij besluiten van 28 november 2018 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:3801
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 13-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2709
SamenvattingHet opleggen van een tweede boete voor het niet halen van het inburgeringsexamen is niet in strijd met het ne bis in idem-beginsel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 januari 2018 heeft het college [appellante] een boete opgelegd van 400,00 wegens het niet naleven van artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering (hierna: de Wi).
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:3846
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2710
SamenvattingDe overdracht van het strafdossier door de politie aan het dagelijks bestuur is niet in strijd met het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Samenvatting (Bron)Het dagelijks bestuur mocht het bestreden besluit baseren op de inhoud van het van de politie gekregen strafdossier. Overdracht strafdossier door politie aan het dagelijkst bestuur is niet in strijd met het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM. Intrekking en terugvordering bijstand in verband met handel in harddrugs. Het recht op bijstand is niet vast te stellen nu omvang verkoop niet is vast te stellen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3707
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2711
SamenvattingAfwijzing verzoek om terug te komen van intrekkings- en terugvorderingsbesluiten. Het oorspronkelijke besluit is niet gericht op leedtoevoeging maar op herstel in de rechtmatige toestand, zoals die zou zijn geweest indien betrokkene de inlichtingenverplichting was nagekomen.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om terug te komen van intrekkings- en terugvorderingsbesluiten. Geen nova in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Het oorspronkelijke besluit is niet gericht op leedtoevoeging maar op herstel in de rechtmatige toestand, zoals die zou zijn geweest indien betrokkene de inlichtingenverplichting was nagekomen. De selectie bij het vermogensonderzoek was ten aanzien van betrokkene onrechtmatig, nl. in strijd met het discriminatieverbod. Bij de besluitvorming zelf zijn geen fundamentele rechtsbeginselen geschonden. De omstandigheid dat achteraf is komen vast te staan dat het college een fundamenteel recht heeft geschonden door te handelen in strijd met het discriminatieverbod is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van het oorspronkelijke intrekkings- en terugvorderingsbesluit evident onredelijk is.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3711
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 21-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2712
SamenvattingDe (opvolgende) wrakingskamer kan zonder zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen nadat op het (eerdere) verzoek om wraking is beslist.
Samenvatting (Bron)Artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter in geval van misbruik kan bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen en het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3698
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 21-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2713
SamenvattingDe Regeling vliegtoelage is met name gebaseerd op de door de korpsleiding ervaren arbeidsmarktproblematiek voor vliegers bij de politie en de Regeling vliegtoelage is dan ook uitsluitend van toepassing voor ambtenaren belast met de functie van (chef)vlieger. Luchtvarenden werkzaam in andere functies, zoals de [functienaam], kunnen aan de Regeling vliegtoelage geen rechten ontlenen.
Samenvatting (Bron)De Raad komt tot het oordeel dat de Regeling vliegtoelage met name is gebaseerd op de door de korpsleiding ervaren arbeidsmarktproblematiek voor vliegers bij de politie en dat de Regeling vliegtoelage dan ook uitsluitend van toepassing is voor ambtenaren belast met de functie van (chef)vlieger. Luchtvarenden werkzaam in andere functies, zoals de [functienaam], kunnen aan de Regeling vliegtoelage geen rechten ontlenen. Dat taakaspecten van de [functienaam] kunnen worden aangemerkt als operationeel vliegen maakt dit niet anders. De Raad is niet gebleken van een regeling op grond waarvan door een politieambtenaar aan operationeel vliegen als zodanig aanspraak op een toelage kan worden ontleend.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:3702
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - College van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 19-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2714
SamenvattingBeschikbaarheidbijdragen SEH. De vraag of aan de 45-minutennorm wordt voldaan, dient te worden beantwoord aan de hand van de meest recente RIVM-analyse die ten tijde van de aanvraag beschikbaar en gepubliceerd en daarmee kenbaar voor (potentiële) aanvragers was.
Samenvatting (Bron)Wmg. Afwijzing beschikbaarheidbijdragen voor spoedeisende hulp en acute verloskunde voor het jaar 2018. Partijen verschillen over de vraag of het ziekenhuis voldeed aan het criterium (hierna: het derde criterium) dat de spoedeisende hulp / afdeling voor acute verloskunde gevoelig moet zijn voor de zogenoemde 45-minutennorm volgens de meest relevante analyse van het RIVM. Volgens het ziekenhuis is dat de meest recente versie van die analyse waarover kon worden beschikt ten tijde van de aanvraag (september 2017), dat was de RIVM-analyse van 12-2-2016. Volgens die analyse voldoet zij aan het derde criterium. Volgens NZa is de meest relevante analyse in dit geval de RIVM-analyse van 9-11-2017, omdat die het dichtst bij het jaar 2018 ligt, het jaar waarop de aanvraag ziet. Volgens die analyse voldoet het ziekenhuis niet aan het derde criterium. Het College is van oordeel dat de vraag of aan het derde criterium wordt voldoen dient te worden beantwoord aan de hand van de meest recente RIVM-analyse die ten tijde van de aanvraag beschikbaar (gepubliceerd) was. Het College verklaart het beroep gegrond.
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:585
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - College van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 26-11-2019
CiteertitelNJB 2019/2715
SamenvattingHet College is van oordeel dat artikel 14 Zvw zich er niet tegen verzet dat ziektekostenverzekeraars in de polisvoorwaarden van door hen aangeboden zorgverzekeringen een machtigingsvereiste opnemen.
Samenvatting (Bron)Wmg. Verzoek om handhaving t.a.v. door zorgverzekeraars gehanteerde polisvoorwaarden. Verzoek om handhaving is geweigerd door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). In beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of zorgverzekeraars van een verzekerde kunnen eisen dat deze, voordat een behandeling bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder wordt gestart, daarvoor toestemming aanvraagt bij de zorgverzekeraar, zonder in strijd te komen met artikel 14, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (waarin is neergelegd dat de vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg slechts op basis van zorginhoudelijke criteria wordt beantwoord). Het College is van oordeel dat artikel 14 Zvw zich er niet tegen verzet dat ziektekostenverzekeraars in de polisvoorwaarden van door hen aangeboden zorgverzekeringen een machtigingsvereiste opnemen. De vrijheid van zorgverzekeraars op dit punt is niet onbegrensd. Appellante heeft in haar handhavingsverzoek onvoldoende feiten gesteld op basis waarvan verweerster tot een onderzoek had dienen over te gaan naar de vraag of oneigenlijk gebruik van het machtigingsvereiste is gemaakt door de betrokken zorgverzekeraars. Het College verklaart het beroep ongegrond.
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:602
Artikel aanvragenVia Praktizijn