Uitspraken Sociale Zekerheid

Uitgever Sdu
Tijdschrift Uitspraken Sociale Zekerheid
Datum 27-10-2020
Aflevering 13
RubriekZiekte en re-integratie
TitelCentrale Raad van Beroep 12-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/243
SamenvattingSTECR-richtlijn.
Samenvatting (Bron)Toetsing aan arrest Korošec. Voldoende zorgvuldig onderzoek. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank op dat punt. Er is geen reden om aan te nemen dat appellante belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. De overige aangevoerde gronden over de medische beoordeling vormen een herhaling van de gronden die appellante reeds in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak uitvoerig besproken en geoordeeld dat deze geen aanleiding geven om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Het oordeel van de rechtbank wordt onderschreven. Anders dan appellante heeft betoogd, kan aan het verschil tussen het oordeel van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts niet de waarde worden toegekend die appellante daaraan toegekend wil zien. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat, uitgaande van de juistheid van de FML, de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
AnnotatorE. van den Bogaard
LinkVolledige tekst annotatie (Westhoff.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1833
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsongeschiktheid
TitelCentrale Raad van Beroep 13-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/244
SamenvattingEquality of arms, Deskundige van het UWV.
Samenvatting (Bron)Met de rechtbank wordt geoordeeld dat aan het bestreden besluit een voldoende zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. De overwegingen van de rechtbank die tot dit oordeel hebben geleid worden geheel onderschreven. Ook het oordeel van de rechtbank dat van schending van het beginsel van equality of arms geen sprake is, wordt gevolgd. De rechtbank heeft eveneens met juistheid overwogen dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante op 20 maart 2017 niet ook duurzaam was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 februari 2018, onder verwijzing naar de bevindingen van psychiater Hoen, voldoende onderbouwd dat er voor de paniekstoornis van appellante nog behandelmogelijkheden waren met een meer dan geringe kans op herstel. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geconcludeerd en voldoende gemotiveerd heeft dat verbetering van de belastbaarheid van appellante nog wel mogelijk was door adequate behandeling, waarmee een meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid van appellante bestond in de toekomst. Appellante heeft - ook in hoger beroep - niet te kennen gegeven dat zij voor lichamelijke klachten onder behandeling is en ook geen medische informatie ingebracht waaruit dit blijkt.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1870
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 02-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/245
SamenvattingOpleidingsniveau, Mondelinge beheersing Nederlandse taal.
Samenvatting (Bron)Weigering een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft een zorgvuldig medisch onderzoek verricht en de beperkingen van appellant zijn juist vastgesteld. De conclusie is gerechtvaardigd dat appellant in staat moet worden geacht te voldoen aan de − als zeer beperkt aan te merken − eisen die in die functies worden gesteld aan de schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en deze functies passen bij zijn opleidingsniveau.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2064
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBijstand
TitelCentrale Raad van Beroep 16-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/246
SamenvattingVoortgezet verblijf, Unierecht, Koppelingswet, Belangen van kinderen.
Samenvatting (Bron)De Svb heeft terecht 1) de kinderbijslag met ingang van het tweede kwartaal van 2015 beëindigd en 2) weer toegekend met ingang van het tweede kwartaal van 2017. Verblijfsvergunning met ingang van 23 maart 2017 verleend. Voor een langere terugwerkende kracht wordt geen aanleiding gezien. 1) Door partijen wordt niet betwist dat de kennisgeving/aanvraag van 24 november 2014 om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “familieleven op grond van artikel 8 EVRM” niet dezelfde grond is die de staatssecretaris eerder bewoog tot de instemming met het bestendig verblijf van appellant als kennismigrant. Met de aanvraag van 24 november 2014 is dan ook geen aanvraag gedaan om “voortgezette toelating” als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van KB 746, maar een nieuwe aanvraag op een andere grond. Appellant was daarom in ieder geval vanaf het tweede kwartaal van 2015 geen verzekerde meer bij of krachtens de AKW. Op grond van het nationale recht heeft de Svb het recht op kinderbijslag daarom terecht met ingang van dat kwartaal beëindigd. 2) Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb terecht weer kinderbijslag heeft toegekend met ingang van het tweede kwartaal van 2017. De verblijfsvergunning regulier onder de beperking “arbeid als zelfstandige” is door de staatssecretaris toegekend bij besluit van 18 april 2017 met ingang van 23 maart 2017 en deze ingangsdatum staat in rechte vast. Pas vanaf die datum was appellant niet meer uitgesloten van de verzekering op grond van artikel 6, tweede lid, van de AKW. Als appellant zich niet kon vinden in de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning dan had hij die in de vreemdelingrechtelijke kolom moeten aanvechten. In het geval van appellant, waarbij geen sprake is van een rechtstreeks uit het Unierecht te ontlenen verblijfsrecht, is er geen ruimte voor de Svb de kinderbijslag op grond van de AKW met ingang van een eerdere datum toe te kennen dan uit de vreemdelingrechtelijke besluitvorming volgt. 3) Beroep op verdragsbepalingen slaagt niet. Uit het internationale recht kan niet worden afgeleid dat hij niet mag worden uitgesloten van de verzekering voor de AKW.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2191
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInternationaal
TitelCentrale Raad van Beroep 28-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/247
SamenvattingOpvang, Voorlopige voorziening, In staat tot handhaving in de samenleving?
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster moet in staat worden geacht zelf in onderdak voor haar en haar gezin te kunnen voorzien. Zij heeft immers de Nederlandse nationaliteit en beschikt over een uitkering op grond van de Participatiewet, waarmee zij geacht wordt te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2087
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDagloon
TitelCentrale Raad van Beroep 16-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/248
SamenvattingWIA-dagloon, Ouderschapsverlof, Overwerk.
Samenvatting (Bron)Hoogte WIA-dagloon juist vastgesteld. In hoger beroep is niet langer in geschil dat de referteperiode loopt van 1 februari 2013 tot en met 31 januari 2014. Omdat appellant gedurende de gehele referteperiode ouderschapsverlof heeft genoten, is artikel 17, derde lid, van het Dagloonbesluit van toepassing en dient bij de berekening van het dagloon het per aangiftetijdvak geldende overeengekomen loon in aanmerking te worden genomen. Het Uwv is voor het overeengekomen loon in de zin van artikel 17, derde lid, van het Dagloonbesluit uitgegaan van het door appellant in het refertejaar genoten loon, gecorrigeerd met de factor 100/80 in verband met het in het refertejaar genoten ouderschapsverlof. Appellant heeft in de referteperiode zijn reguliere loon, aangevuld met bedragen aan verrichte overuren dan wel ziekengeld, dat werd aangevuld tot 100% en over welk bedrag op grond van de CAO overuren zijn uitbetaald, ontvangen. Dit loon, genoten in het refertejaar, dient dan ook te worden aangemerkt als het overeengekomen loon, als hier bedoeld. Zoals de Raad vaker heeft overwogen biedt het Dagloonbesluit, geen mogelijkheid in de vorm van een hardheidsclausule of een uitzonderingsbepaling om van de gestelde regels af te wijken, daargelaten of in dit geval zich een situatie voordoet van een onevenredige uitwerking van de regels.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2183
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 28-07-2020
CiteertitelUSZ 2020/249
SamenvattingVerlaging van 30% gedurende een maand, Niet verschijnen op voortgangsgesprek met werkcoach, Toetsingskader dringende redenen, Herroepen maatregel, Ingrijpende gevolgen, Ontbinden huurovereenkomst en ontruiming.
Samenvatting (Bron)Maatregel. Verlaging met 30% op de grond dat appellant niet is verschenen op gesprek met werkcoach. Toetsingskader bij beoordeling aangevoerde dringende redenen. Door meerdere maatregelen kon appellant de huur niet meer betalen, is huurovereenkomst ontbonden en woning appellant ontruimd. Motiveringsgebrek niet meer te herstellen. Maatregel wordt herroepen waardoor college 30% bijstand met nabetalen.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman , M.W. Venderbos
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1687
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoeten, maatregelen, terug- en invordering
TitelCentrale Raad van Beroep 08-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/250
SamenvattingBoete, Grove schuld, Herhaling inlichtingenverplichting, Boetebesluit.
Samenvatting (Bron)Terugvordering en boete. Er is geen melding gemaakt van Franse pensioenen en Franse bankrekening.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2115
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStudiefinanciering
TitelCentrale Raad van Beroep 09-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/251
SamenvattingStudiefinanciering, Boete, Niet wonen op brp-adres, Verminderde verwijtbaarheid, Zeer geringe mate van verwijtbaarheid.
Samenvatting (Bron)Boete in verband met niet wonen op het brp-adres te hoog vastgesteld. Geen sprake van het moedwillig overtreden van de regels voor de uitwonendenbeurs om zo’n beurs te verkrijgen. Er is sprake van een zeer schrijnende privé-situatie. Een boete van € 100,- is passend en geboden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2153
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 17-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/252
SamenvattingTerugkomen van boetebesluit, Evident onredelijk, Vuistregels.
Samenvatting (Bron)Vuistregels Uwv. Herzien boetebesluit. Met het Uwv wordt geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval de schending van de inlichtingenverplichting verminderd verwijtbaar is. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het niet verder verlagen van de boete dan bij het nader besluit is gedaan niet evident onredelijk is. Dit betekent dat het beroep tegen het nader besluit ongegrond dient te worden verklaard. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2203
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 07-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/253
SamenvattingMoment terpostbezorging, Termijnoverschrijding, Verschoonbaarheid.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv het bezwaarschrift terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard. Nu appellant het bezwaarschrift ter post heeft bezorgd op de één na laatste dag van de bezwaartermijn, heeft hij het risico genomen dat het bezwaarschrift niet tijdig door het Uwv zou worden ontvangen. Het is immers niet ongebruikelijk dat een brief uit Marokko langer dan een week onderweg is. Appellant had bij de verzending van het bezwaarschrift hiermee rekening dienen te houden. Nu niet gebleken is dat appellant het bezwaarschrift niet (veel) eerder ter post had kunnen bezorgen, kan niet worden gezegd dat appellant datgene heeft gedaan wat van hem redelijkerwijs verwacht mocht worden. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1944
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 19-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/254
SamenvattingProcesbelang, Erfgenamen.
Samenvatting (Bron)Herhaalde aanvraag om ouderdomspensioen terecht afgewezen. Geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1925
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 26-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/255
SamenvattingWmo, Melding, Bezwaar niet-tijdig beslissen.
Samenvatting (Bron)Zoals eerder overwogen in de uitspraak van de Raad van 25 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:283, is er geen sprake van het op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, indien geen aanvraag is ingediend. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat dit betekent dat, gelet op het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, geen beroep kon worden ingesteld. Appellant heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat de melding van 15 december 2017 wel degelijk als aanvraag moet worden aangemerkt, omdat hij dit zo bedoeld heeft en bovendien hierin bevestiging heeft gevonden in de e-mail van een medewerker van het college van 14 maart 2018 waarin wordt gesproken van een aanvraag en niet van een melding. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat deze grond niet slaagt. De overwegingen van de rechtbank worden volledig onderschreven. Nu ter zitting van de Raad is gebleken dat appellant tegen het besluit van 6 december 2018 inmiddels beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, is reeds daarom uit oogpunt van rechtsbescherming geen reden om dit besluit op grond van artikel 6:20 van de Awb mee te nemen bij de beoordeling van dit hoger beroep. Het hoger beroep slaagt niet.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2007
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 27-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/256
SamenvattingGriffierecht, Meerdere appellanten met één beroepschrift.
Samenvatting (Bron)Appellanten stellen zich evenals in beroep -kortgezegd- op het standpunt dat de korpschef op enig moment een gewijzigde gedragslijn is gaan volgen bij de toepassing van de criteria van het HAP-II loopbaanbeleid en wijzen daartoe op (gewijzigde) besluiten over een vijftal collega’s. De Raad volgt appellanten niet in dit standpunt. Uit de door appellanten overgelegde besluiten, waarbij de korpschef alsnog heeft geconcludeerd dat de betrokken collega’s aan de criteria van het HAP-II loopbaanbeleid voldeden en daarom bevorderd zijn, volgt niet dat de korpschef hier van de vaste gedragslijn is afgeweken. Het hoger beroep slaagt in zoverre niet. Volgens de aangevallen uitspraak wordt dit griffierecht door de rechtbank geheven in de zaak 17/4723. Dit betekent dat ten onrechte griffierecht is betaald in de zaken 18/586 en 18/588. De rechtbank heeft dit niet onderkend en ten onrechte bepaald dat alleen het griffierecht in de zaak 18/588 wordt terugbetaald. Hieruit volgt dat het hoger beroep in zoverre slaagt en de aangevallen uitspraak in zoverre moet worden vernietigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2030
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 27-08-2020
CiteertitelUSZ 2020/257
SamenvattingVerzoek om voorlopige voorziening, Dakloze, Postadres, Poststukken deponeren in hangmap, Rechtspraak deponeren in brievenbus niet van toepassing, Geen verwijtbaarheid aan het niet verschenen op uitnodiging.
Samenvatting (Bron)Opschorting en intrekking van bijstand naar de norm voor dak/thuisloze. Met de afgifte van het opschortingsbesluit en de uitnodigingsbrief aan de postkamer van het postadres van verzoekster, heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat deze daadwerkelijk op het adres van verzoekster is bezorgd.
AnnotatorH.W.M. Nacinovic
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2046
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 07-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/258
SamenvattingVoorlopige voorziening, Herhaald verzoek.
Samenvatting (Bron)Afwijzing herhaald verzoek om voorlopige voorziening. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening kan alleen dan voor toewijzing in aanmerking komen, als de verzoeker een beroep doet op nieuwe feiten of omstandigheden, die toewijzing van een dergelijk verzoek kunnen rechtvaardigen. Dit is het geval als sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter of van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden. Die situatie doet zich hier niet voor.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2141
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekDiversen
TitelCentrale Raad van Beroep 09-09-2020
CiteertitelUSZ 2020/259
SamenvattingVertrouwensbeginsel, Gerechtvaardigde verwachtingen, Toezegging, Schikkingsvoorstel.
Samenvatting (Bron)Proces-verbaal mondelinge uitspraak. Aanvraag om een maatwerkvoorziening, te weten een snellere scootmobiel in de vorm van een persoonsgebonden budget terecht afgewezen. Geen sprake van gerechtvaardigde verwachtingen. Uit wat op 6 april 2016 in het kader van de schikkingspoging is besproken kon en mocht appellant in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet afleiden dat het college na de melding op 21 februari 2018 een pgb van € 2.886,- zou verstrekken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2200
Artikel aanvragenVia Praktizijn