Verkeersrecht

Uitgever ANWB
Tijdschrift Verkeersrecht
Datum 15-12-2020
Aflevering 12
RubriekArtikel
TitelLichtpuntje in de donkere kerstboom
CiteertitelVR 2020/191
SamenvattingZelfs geboren pessimisten zullen niet hebben kunnen bedenken wat een voor de mens nieuw virus in korte tijd aan maatschappelijke ellende en schade kan aanrichten. Slechts drie kwartalen waren nodig om uiteenlopende sectoren van de Nederlandse economie te ruïneren, veel mensen financiële problemen te bezorgen en de staatsschuld te laten exploderen. Het zorgstelsel kan het aantal covid-19-patiënten niet aan en van mensen werkzaam in de zorg wordt het uiterste gevraagd. Het niveau van onderwijs van laag tot hoog staat onder druk. De mens als sociaal wezen komt veel te kort. De 1,5-meternorm, de afstandelijkheid door het gebruik van gezichtsmaskers in de publieke ruimte, de inperking van zakelijke en privécontacten, het thuiswerken, de communicatie over online-kanalen, de vergaande beperkingen op kunst, cultuur en recreatie leiden bij velen tot vervreemding en vereenzaming. Het geeft allemaal geen aanleiding tot vrolijkheid bij de kerstboom.
Auteur(s) Fijnslijper
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelBis of Idem? Over dubbele vervolging van (verkeers)delicten
CiteertitelVR 2020/192
SamenvattingHet leerstuk van het ‘ne bis in idem’ in het strafrecht is weerbarstig. Herhaalde vervolging voor hetzelfde feit is ingevolge art. 68 Sr verboden, maar dan doemt de vraag op wat onder ‘hetzelfde feit’ moet worden verstaan. Is dat het zelfde feitelijke gebeuren, dan valt de bescherming van het ne bis in idem ruim uit. Klassiek voorbeeld: NJ 1932, 908, De brug te Nederhemert. De verdachte reed met een vrachtwagen met rundvee over de genoemde brug in op een tweetal politieagenten. De (eerste) veroordeling wegens overtreding van de Veewet (het was aldaar vanwege mond- en klauwzeer verboden vee te vervoeren) stond volgens het gerechtshof in de weg aan de latere vervolging wegens bedreiging met doodslag van de agenten. Het ‘materiële’ feit was immers hetzelfde: het op de genoemde tijd rijden over de brug. Vertaalt men het begrip ‘feit’ met strafbaar feit, dan wordt de beschermende werking van art. 68 Sr danig uitgekleed: als een bepaalde handeling onder meerdere delictsomschrijvingen valt, dan kan er steeds opnieuw, maar dan voor een iets anders geformuleerd delict worden vervolgd. De Hoge Raad kiest daarbij een lijn die – naar men vermoeden kan – ongeveer in het midden ligt van de beide geschetste benaderingen, dus enerzijds een feitelijke kant en anderzijds een juridische kant, dus met aandacht voor de overeenkomst – of het verschil – in de bij de vervolgingen betrokken delicten. Tot 2011 wilde de Hoge Raad dat graag in één zin samenvatten, en dat leverde onnavolgbaar proza op, zoals in het arrest van de Emmense bromfietser. In 2011 kwam de Hoge Raad met een overzichtsarrest, waarin geprobeerd is de bestaande lijn nog wat duidelijker uiteen te zetten en waarin ook aan de internationale context van het ne bis in idem aandacht wordt besteed. Meest prominent daarbij is art. 4 van het Zevende Protocol bij het EVRM: “No one shall be liable to be tried or punished again in criminal proceedings under the jurisdiction of the same State for an offence for which he has already been finally acquitted or convicted in accordance with the law and penal procedure of that State.” Weliswaar is dat Zevende Protocol door Nederland nimmer geratificeerd, maar een zekere reflexwering wordt daaraan door de Hoge Raad wel toegekend – niet het minst omdat een vergelijkbare bepaling wel als geldend recht in art. 50 van het Handvest van de grondrechten van de EU is opgenomen.
Auteur(s)A.E. Harteveld
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelPersonenschade en zaakwaarneming
CiteertitelVR 2020/193
SamenvattingIeder draagt in beginsel zijn eigen schade en afwenteling op een ander is pas aan de orde in geval van ‘een goede reden’. Het aansprakelijkheidsrecht biedt dergelijke redenen. De gedachten gaan dan veelal uit naar contract (art. 6:74 BW), onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) of kwalitatieve aansprakelijkheid (art. 6:169 e.v. BW) als welbekende grondslagen. In deze bijdrage sta ik in relatie tot de personenschadepraktijk stil bij een andere, wat minder bekende ‘goede reden’ voor schadeverplaatsing die in die praktijk niettemin een nuttige rol kan vervullen. Ter illustratie wijs ik op Hof Den Bosch 3 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4434, waarin een bewoonster van een seniorenflat op de begane grond in de lift stapte. Toen de liftdeuren zich sloten om naar boven te vertrekken, glipte haar hondje, dat ze bij zich had aan een uitrollijn, de lift uit. Niettemin vertrok de lift met de bewoonster naar boven, en het hondje kwam buiten de lift vast te zitten in de rechter bovenhoek van de liftopening. Een toevallige passant vernam de daardoor ontstane commotie en rende het appartementencomplex binnen. Bij de poging het hondje uit zijn benarde positie te bevrijden, viel deze persoon echter in de liftschacht met zeer ernstig letsel tot gevolg.3) Hierop sprak het slachtoffer de eigenaar/beheerder van het complex aan tot schadevergoeding op grond van art. 6:162 en 174 BW. Rechtbank en hof oordeelden evenwel dat laatstgenoemde met betrekking tot de veiligheid van de lift geen nalatigheid viel te verwijten en dat de liftinstallatie ook aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Gesproken werd van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dat het slachtoffer in deze constellatie, waarin hij een ander in een noodsituatie (belangeloos) hulp wilde bieden en die behulpzaamheid met blijvend letsel heeft moeten bekopen, volledig ‘in de kou’ blijft staan wringt mijns inziens. Een wat minder ‘alledaags’ leerstuk dan de onrechtmatige daad of kwalitatieve aansprakelijkheid, te weten die van de zaakwaarneming (art. 6:198 e.v. BW), zou in dit geval mogelijk tot een billijke(r) uitkomst hebben kunnen leiden. Hierna schets ik allereerst een aantal algemene aspecten van dit leerstuk (par. 2). Aansluitend wordt ingegaan op de relevantie daarvan voor de personenschadepraktijk (par. 3). Ik sluit af met een aantal afrondende opmerkingen en een conclusie (par. 4).
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige daad. Gebrekkige opstal. Is de woningstichting aansprakelijk voor een val in een liftschacht van een persoon die een bekneld hondje wilde redden, dat aangelijnd aan een rollijn uit de vertrekkende lift was geglipt.
AnnotatorA. Kolder
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2015:4434
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelDe aansprakelijkheid voor ongevallen met gehackte deelscooters
CiteertitelVR 2020/194
SamenvattingIn grote steden zijn ze inmiddels een bekend verschijnsel: elektrische deelscooters. Onder meer de groene deelscooters van het bedrijf Felyx zijn populair. Voor gebruik van zo’n scooter maak je eerst een account aan in de Felyx-app.1) Je voert daarbij je betaalgegevens in en je (auto- of scooter)rijbewijs wordt gevalideerd.2) Met een goedgekeurd account kun je een scooter reserveren bij jou in de buurt. Daarvoor klik je op een van de scooters die is weergegeven op de kaart in de app. Vervolgens loop je naar de scooter en ontgrendel je deze door in de app op “start” te klikken. Je kunt dan door de stad rijden voor € 0,30 per minuut. Ben je op je bestemming aangekomen, dan parkeer je de scooter en beëindig je de huur met de app.
Auteur(s)C.F. Manders
LinkAbonneren op dit tijdschrift (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelWennen aan artikel 5a WVW1994
CiteertitelVR 2020/195
SamenvattingSinds 1 januari van dit jaar is de Wegenverkeerswet een nieuw misdrijf rijker: artikel 5a WVW 1994. Dit artikel geeft invulling aan het zogenaamde ‘strafgat’. Dat gat zorgde er tot 1 januari voor dat zeer gevaarlijk rijgedrag dat wonderwel zonder gevolgen bleef, slechts kon leiden tot een overtreding (artikel 5 WVW), terwijl iemand die een verkeersongeval veroorzaakte met minder strafwaardig gedrag vervolgd en veroordeeld kon worden terzake van een misdrijf (artikel 6 WVW). Door artikel 5a valt het opzettelijk in ernstige mate schenden van bepaalde verkeersregels zonder dat dit leidt tot een ongeval met gevolgen, als misdrijf te bestraffen.
Auteur(s)R. Robroek
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelOp weg naar de Omgevingswet
CiteertitelVR 2020/196
SamenvattingDe grootste wetgevingsoperatie sinds 1848 is bijna volbracht. Als de planning wordt gehaald, treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. Daarin wordt de wetgeving over de fysieke leefomgeving bijeengebracht. Het wordt één wet met vier daarop gebaseerde amvb’s en een aantal ministeriële regelingen. Voor het verkeersrecht is vooral interessant dat besluiten over de aanleg van infrastructuur en gemeentelijke regels over wegen in de toekomst op de Omgevingswet gebaseerd zullen zijn. Wat nu nog is geregeld in onder meer de Tracéwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder verhuist naar de Omgevingswet en de daarop gebaseerde amvb’s en regelingen.
Auteur(s)B.J. Schueler
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelOp de autopiloot de toekomst tegemoet?
CiteertitelVR 2020/197
SamenvattingDe steeds verder toenemende automatisering van auto’s wordt langzaamaan ook voelbaar in de rechtszaal. In 2019 vocht trendwatcher Vincent Everts twee boetes aan die hij had gekregen voor het vasthouden van zijn telefoon tijdens het rijden met zijn Tesla met ingeschakelde Autopilot-functie (art. 61a RVV 1990). Deze functie neemt een deel van de bestuurderstaak over door onder meer de auto op de goede rijstrook te houden en afstand tot de voorganger te bewaren. Het hof oordeelde dat Everts feitelijk bestuurder was van de auto en hij dus geen telefoon had mogen vasthouden.
Auteur(s)N.E. Vellinga
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelProceskosten als verdienmodel
CiteertitelVR 2020/198
SamenvattingSinds 1 juli 1992 kunnen eenvoudige verkeersovertredingen worden afgedaan bij administratieve beschikking (art. 2 WAHV). Is een burger het niet eens met een aan hem bij beschikking opgelegde administratieve sanctie, dan kan hij daartegen in administratief beroep gaan bij de officier van justitie (art. 6 WAHV). Tegen diens beslissing kan hij beroep aantekenen bij de kantonrechter (art. 9 WAHV), tegen de beslissing van de kantonrechter bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (art. 14 WAHV). Albert Mulder, de inspirator van de invoering van afdoen van eenvoudige verkeersovertredingen bij administratieve beschikking, verwachtte van deze wijze van afdoen belangrijke voordelen. Hij noemt vereenvoudiging van het werk van de politie, sneller afdoen van het gros van de eenvoudige verkeersovertredingen, grotere mondigheid van de burger als partij in het administratieve proces en enige verlichting van het werk van de rechter. Voorts zou zowel voor degenen die lichtvaardig beroep instellen als voor de bestuursorganen die onjuiste besluiten nemen een regeling van ’kosten van ongelijk’ kunnen worden ingevoerd.
Auteur(s)W.H. Vellinga
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikel
TitelBescherming van zwakke partijen door beperkte uitleg van het finaal kwijtingsbeding?
CiteertitelVR 2020/199
SamenvattingDe NAM heeft regelmatig ter afhandeling van aardbevingsschade in Groningen vaststellingsovereenkomsten gesloten met juridisch ongeschoolde particulieren die niet werden bijgestaan door een juridisch adviseur. In hoeverre dient de rechter bij de uitleg van het in de vaststellingsovereenkomst standaard opgenomen finale kwijtingsbeding gewicht toe te kennen aan het feit dat een der partijen ‘zwak’ is? Dat is de vraag die hierna centraal staat.
Auteur(s)A.J. Verheij
LinkVolledige tekst artikel (Verkeersrecht.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelGerechtshof Den Haag 21-04-2020
CiteertitelVR 2020/200
SamenvattingLetselschade; gebrekkige beschoeiing op eiland; opstalaansprakelijkheid.
Samenvatting (Bron)Opstalaansprakelijkheid artikel 6:174 BW. Gebrekkige beschoeiing van een eiland. Ongeval. Letselschade. Geen eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
UitspraakECLI:NL:GHDHA:2020:843
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRechtbank Amsterdam 01-04-2020
CiteertitelVR 2020/201
SamenvattingVal van balkon; huurder en verhuurder aansprakelijk; geen eigen schuld.
Samenvatting (Bron)Een huurder en een verhuurder zijn beide aansprakelijk voor de val van een vrouw van een balkon op de 1ste verdieping.
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2020:2116
Artikel aanvragenVia Praktizijn