Jurisprudentie Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht
Datum 24-01-2021
Aflevering 1
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 23-10-2020
CiteertitelJB 2021/1
SamenvattingVerplichting op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen. Taak bestuursrechter.
Samenvatting (Bron)Procesrecht; art. 8:42 Awb; op de zaak betrekking hebbende stukken; over de schending van art. 8:42 Awb kan in cassatie worden geklaagd, ook als dat niet bij het hof is gebeurd.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1670
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 23-10-2020
CiteertitelJB 2021/2
SamenvattingVerplichting op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen.
Samenvatting (Bron)Procesrecht; art. 8:42 Awb; het pas voor het eerst in de fase na cassatie en verwijzing opeisen van de nakoming van de in art. 8:42 Awb op de inspecteur rustende verplichting de op zaak betrekking stukken over te leggen.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1668
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 04-11-2020
CiteertitelJB 2021/3
SamenvattingUAD-verkooppunten, Uitleg Geneesmiddelenwet, Wetsgeschiedenis, Digitale ontwikkeling.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 30 maart 2018 heeft de minister van VWS het verzoek van het CBD om handhavend op te treden tegen UAD-verkooppunten in supermarkten toegewezen voor het filiaal van Albert Heijn aan de Rondgang in Assen en afgewezen voor het Helperplein in Groningen en dat aan de Scharmbarg in Assen. Het CBD is de koepelorganisatie van de Nederlandse drogisterijen. Het CBD behartigt de belangen van de Nederlandse drogisterijen. Bij brief van 1 september 2017 heeft het CBD bij de minister een handhavingsverzoek ingediend met betrekking tot de verkooppunten van zogeheten UAD-geneesmiddelen in supermarkten, in het bijzonder in filialen van Albert Heijn vanwege overtreding van van de Geneesmiddelenwet. Het concept "Drogist op afstand" van Albert Heijn bestaat hieruit dat in de winkel bij het schap met UAD-geneesmiddelen een informatiebord is geplaatst, waarop staat vermeld dat vragen over de UAD-geneesmiddelen kunnen worden gesteld aan de (assistent-)drogist.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2631
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 11-11-2020
CiteertitelJB 2021/4
SamenvattingBestuursrechtelijk relativiteitsvereiste in het omgevingsrecht, Overzichtsuitspraak.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 juli 2019 heeft de raad van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Twiske Zuid II" vastgesteld. Het Twiske Zuid is een woningbouwlocatie in Kadoelen en Oostzanerwerf, voor in totaal 157 nieuwe woningen. Ten behoeve van de ontwikkeling heeft de toenmalige deelraad van Amsterdam-Noord op 23 april 2008 het bestemmingsplan "Twiske Zuid" vastgesteld. Het bestreden bestemmingsplan is een actualisatie van het bestemmingsplan "Twiske Zuid". Het plan voorziet in de genoemde 157 woningen, waarvan er inmiddels 120 zijn gerealiseerd. Voor de 37 overige woningen is reeds een omgevingsvergunning verleend die inmiddels in rechte onaantastbaar is. Dit betreft de geplande woningen ten westen van de watergang Twiske. Het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de bestaande feitelijke en vergunde situatie. De uitspraak is een overzichtsuitspraak over het relativiteitsvereiste. In het algemeen deel wordt ingegaan op de hoofdlijnen van de rechtspraak over de toepassing van artikel 8:69a van de Awb.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2706
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 17-11-2020
CiteertitelJB 2021/5
SamenvattingLast onder dwangsom, Handhaving bestemmingplan.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam Omry B.V. onder oplegging van een dwangsom gelast om het gebruik van het pand Ferdinand Bolstraat 46 als fastfood restaurant onder de naam Wok to Walk, te staken en gestaakt te houden. Omry B.V. exploiteert het wokrestaurant ‘Wok to Walk’. Het college acht dit gebruik in strijd met het bestemmingsplan en heeft haar daarom een last onder dwangsom opgelegd om het gebruik te staken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen het wokrestaurant en dat het van die bevoegdheid ook gebruik mocht maken. Omry B.V. betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het gebruik als wokrestaurant onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan valt, zodat het is toegestaan. [appellant sub 2] en anderen zijn omwonenden en stellen hinder te ondervinden van het wokrestaurant.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2723
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 18-11-2020
CiteertitelJB 2021/6
SamenvattingAfwijzing aanvraag om nadeelcompensatie, Kustversterking Katwijk.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Katwijk de aanvraag van [appellante] om nadeelcompensatie afgewezen. Katwijk was de laatste zwakke schakel van de Zuid-Hollandse kust. Tussen oktober 2013 en februari 2015 is het project Kustwerk Katwijk uitgevoerd. De kust bij Katwijk is versterkt met een dijk-in-duin. Tussen de dijk en de Boulevard is een ondergrondse parkeergarage gebouwd. Tegelijkertijd is het duingebied verbreed en opnieuw ingericht. [appellante] exploiteert sinds 1999 een mobiele viskiosk op de Boulevard in Katwijk ter hoogte van het Vuurbaakplein. De gemeente is eigenaar van de Boulevard. Voor deze kiosk moet jaarlijks een standplaatsvergunning worden aangevraagd. Daarnaast dient [appellante] over een terrasvergunning en ontheffing van het verbod op het gebruik van verwarmingstoestellen en/of kook- en baktoestellen te beschikken. Voor het gebruik van de gemeentegrond betaalt [appellante] precariobelasting.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2717
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 18-11-2020
CiteertitelJB 2021/7
SamenvattingHandhaving, Last onder dwangsom, Gelijkheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 april 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen [appellante] en wijlen haar echtgenoot gelast diverse overtredingen op het perceel aan de [locatie A] in Rijen te staken en gestaakt te houden. Aan de last is een dwangsom verbonden van € 2.500,00 per geconstateerde overtreding. [appellante] woont aan de [locatie A] in Rijen. [belanghebbende] woont aan de [locatie B]. Bij brief van 13 juli 2017 heeft [belanghebbende] het college verzocht om handhavend op te treden tegen een aantal overtredingen op het perceel van [appellante]. Het verzoek is onder andere gericht tegen een inpandige paardenstalling, paardenbakken, een longeercirkel en een paardenpaddock. Bij een controle op 28 september 2017 zijn door een toezichthouder van de gemeente meerdere overtredingen geconstateerd.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2750
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 22-10-2020
CiteertitelJB 2021/8
SamenvattingToetsing van wet in formele zin aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen.
Samenvatting (Bron)De Raad stelt voorop dat noch uit de parlementaire geschiedenis van de Wet hervorming kindregelingen, noch uit het debat over het in 4.6 genoemde subamendement, kan worden afgeleid dat de gevolgen van handhaving van (oorspronkelijk) artikel 7a van de AKW per 1 januari 2015 en per 1 september 2015 in alle opzichten volledig zijn overzien. Dit maakt echter nog niet dat sprake is van niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden als bedoeld in het Harmonisatiewetarrest. Niet is gebleken van niet verdisconteerde omstandigheden die zo bijzonder en uitzonderlijk zijn dat strikte toepassing zozeer in strijd zou zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Beroep op artikelen 3 en 27 IVRK slaagt niet. Niet kan worden gezegd dat de Svb zich bij de besluitvorming onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van haar zoon. Beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM slaagt evenmin. Appellante heeft onvoldoende onderbouwd dat zij door de besluitvorming daadwerkelijk een onevenredig zware last heeft moeten dragen.
AnnotatorJ.J.J. Sillen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2607
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 05-11-2020
CiteertitelJB 2021/9
SamenvattingReformatio in peius.
Samenvatting (Bron)WIA-uitkering terecht beëindigd. Voldoende medische grondslag. Voldoende gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. Geen sprake van strijd met het verbod van reformatio in peius.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2742
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 10-11-2020
CiteertitelJB 2021/10
SamenvattingOnredelijk laat in gebreke gesteld.
Samenvatting (Bron)Appellante heeft het college onredelijk laat in gebreke gesteld, zodat het college geen dwangsom is verschuldigd voor het niet tijdig beslissen op de aanvragen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2768
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 13-10-2020
CiteertitelJB 2021/11
SamenvattingBelanghebbende, Zelf voorzien.
Samenvatting (Bron)Beroep tegen weigering tot verstrekken van subsidie in de vorm van een garantstelling (voor 80%) voor een door de bank aan appellante te verstrekken lening. Het beroep is versneld behandeld vanwege de nijpende financiële positie van appellante. Het College oordeelt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat appellante geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Het College vernietigt het bestreden besluit en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het College herroept het primaire besluit en verstrekt de subsidie in de vorm van een garantstelling aan de bank tot een bedrag van (80% van) € 15 miljoen.
AnnotatorM.R. Kruisselbrink
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:748
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 10-11-2020
CiteertitelJB 2021/12
SamenvattingBoete, Verwijtbaarheid.
Samenvatting (Bron)Boete. Overtreding art. 8, lid 1, Tabaks- en rookwarenwet. Verkoop aan minderjarige zonder identiteitscontrole. Verkoopster heeft bij een eerdere transactie de leeftijd van de koper vastgesteld aan de hand van een geldig legitmitatiebewijs. Achteraf is gebleken dat deze vaststelling onjuist was, omdat de koper valselijk gebruik maakte van het legitimatiebewijs van zijn oudere broer, die erg op hem lijkt. Het standpunt van de staatssecretaris komt erop neer dat als achteraf komt vast te staan dat de identiteit en de leeftijd van de koper niet juist is vastgesteld, de verkoper daarvan in alle gevallen een verwijt valt te maken. De wet en de door de staatssecretaris gevolgde werkwijze, zoals die voorheen op de website gepubliceerd was, bieden echter geen aanknopingspunten voor dit standpunt. In dit geval valt de verkoopster niet achteraf te verwijten de leeftijd van de klant niet goed vastgesteld te hebben. Daarmee valt, gelet op de destijds op de website van de NVWA verstrekte informatie dat na eerdere vaststelling van de leeftijd bij een volgende transactie niet nogmaals de leeftijd aan de hand van een identiteitsbewijs gecontroleerd hoeft te worden, de verkoopster ook niet te verwijten dat zij heeft nagelaten opnieuw om een legitimatiebewijs te vragen. Art. 8, lid 1, Tabaks- en rookwarenwet
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:817
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 17-11-2020
CiteertitelJB 2021/13
SamenvattingVertrouwensbeginsel, Zorgvuldigheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Winkeltijdenwet, artikel 2 Winkeltijdenverordening Hilversum 2018 (Winkeltijdenverordening 2018), artikel 7 en 10 Appellant exploiteert een avondwinkel. In geschil is of verweerder bij het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank na 22:00 uur had moeten toestaan. Verweerder had de aanvraag van appellant om verlenging van zijn ontheffing moeten opvatten als een verzoek om continuering van het aan de ontheffing verbonden voorschrift op grond waarvan de verkoop van zwak-alcoholhoudende drank is toegestaan (hierna: de toestemming). Deze toestemming was beperkt tot een periode van één jaar, waarna zou worden geëvalueerd en beslist over continuering. Op grond van het overgangsrecht was verweerder bij zijn besluitvorming niet gebonden aan inhoudelijke criteria of randvoorwaarden uit de Winkeltijdenverordening 2018. Dat betekent dat voor verweerder ruimte bestond met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden en na afweging van alle betrokken belangen te besluiten. Beroep op het vertrouwensbeginsel. Beoordeling vindt plaats aan de hand van drie stappen. Appellant mocht er gezien de gedane uitlatingen op vertrouwen dat de toestemming met een periode zou worden verlengd, nu er geen klachten waren binnengekomen. De toezegging strekte – mede gezien de latere uitlatingen van de ambtenaar en de onzekerheid waarmee de toestemming van het begin af aan was omgeven – evenwel niet zover dat hij erop mocht vertrouwen dat de toestemming tot in lengte van jaren zou worden gecontinueerd. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Concreet betekent dit dat verweerder in het kader van de door hem te maken belangenafweging dient te bezien of en in hoeverre aanleiding bestaat alsnog toestemming te verlenen gedurende een bepaalde (overgangs-)termijn, dan wel te voorzien in enigerlei compensatie in verband met het niet nakomen van de toezegging dat bij een positieve evaluatie zou worden verlengd.
AnnotatorC.L.G.F.H. Albers
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:852
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 24-11-2020
CiteertitelJB 2021/14
SamenvattingOnschuldpresumptie.
Samenvatting (Bron)GLB; herberekening uitbetaling 2015 vanwege gewijzigde gegevens; percelen niet in gebruik op peildatum noch geldige gebruikstitel; onschuldpresumptie.
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:858
Artikel aanvragenVia Praktizijn