Titel | Centrale Raad van Beroep 24-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/1 |
Samenvatting | Vrijwillige ZW-verzekering, DGA, Loondoorbetalingsverplichting BV, Informatie inwinnen bij UWV, Onjuiste voorlichting door accountant. |
Samenvatting (Bron) | Intrekking en terugvordering ZW-uitkering. Er is sprake van een uitzonderingsgeval. Van appellant had mogen worden verwacht dat hij bij een ingrijpende wijziging als de overgang in rechtsvorm van een eenmanszaak naar een B.V. bij het Uwv informatie had ingewonnen over de eventuele gevolgen voor zijn rechtspositie. De gevolgen van het achterwege laten hiervan liggen binnen zijn risicosfeer. Onjuiste voorlichting door een accountant over de consequenties van de gewijzigde rechtsvorm ligt ook binnen zijn risicosfeer. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2915 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 08-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/2 |
Samenvatting | Maximering maatman op 50 uur per week. |
Samenvatting (Bron) | Beëindiging ZW-uitkering per 10 mei 2018. Het Uwv heeft de restverdiencapaciteit van appellante terecht berekend op 65,55%, en terecht bepaald dat appellante de voorgeschreven wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt, zodat zij ook niet voor een WIA-uitkering in aanmerking komt. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3070 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 23-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/3 |
Samenvatting | Voorlopige voorziening, Voorschot, WIA-uitkering. |
Samenvatting (Bron) | Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening. Spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft als voorlopig oordeel dat de door de rechtbank geraadpleegde psychiater, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, wel degelijk (aanzienlijk) meer beperkingen van toepassing geacht dan de verzekeringsartsen van het Uwv. Gelet op het besprokene ter zitting zal de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, inhoudende dat het Uwv aan verzoeker eenmalig een voorschot op de WIA-uitkering van € 8.000,- netto betaalt. Ter voorlichting aan verzoeker merkt de voorzieningenrechter hierbij op dat het Uwv dit bedrag zal kunnen terugvorderen als verzoeker geen recht blijkt te hebben op een WIA-uitkering, bijvoorbeeld ingeval in hoger beroep de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2919 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 24-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/4 |
Samenvatting | Beoordeling duurzaamheid, Orgaantransplantatie, Wachttijd. |
Samenvatting (Bron) | Geconcludeerd wordt dat de rechtbank met juistheid het resultaat van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderschreven en heeft geoordeeld dat de situatie van volledige arbeidsongeschiktheid van betrokkene op 28 juni 2016 niet als duurzaam in de zin van artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet WIA kan worden aangemerkt. Betrokkene is op juiste gronden niet per 28 juni 2016 in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2913 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 02-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/5 |
Samenvatting | Gebrekkige impulsbeheersing, Een uur aaneengesloten werken, Basale werknemersvaardigheden, Compendium Participtiewet. |
Samenvatting (Bron) | Terecht bij nieuw besluit Wajong-uitkering geweigerd omdat het verlies van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Het gegeven dat volgens [instantie 3] bij appellant geen sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis maar van een gedragsstoornis, is gunstig, omdat die laatste stoornis beter te behandelen is. Met de door [instantie 3] ingezette behandelingen en trainingen, waar appellant goed aan blijkt mee te werken, is niet uitgesloten dat een verbetering in de agressieregulatieproblematiek zou kunnen worden bereikt. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3032 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 12-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/6 |
Samenvatting | Verwijtbare werkloosheid, Oneigenlijk gebruik Suwinetl. |
Samenvatting (Bron) | Terecht WW-uitkering blijvend geheel geweigerd. Oneigenlijk gebruik van Suwinet doordat appellante in een periode van ongeveer anderhalf jaar 350 keer vertrouwelijke gegevens, waaronder inkomensgegevens, heeft opgevraagd van zeven adressen in de straat waar zij zelf woont. Aan de werkloosheid van appellante een dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het BW ten grondslag ligt. Het Uwv heeft daarbij voldoende gemotiveerd waarom aldus bij het bestreden besluit tot een andere weging van de relevante feiten en omstandigheden is gekomen dan het gerechtshof met zijn arrest. Nu er geen aanwijzingen zijn dat de werkloosheid appellante niet in overwegende mate kan worden verweten, volgt uit het voorgaande dat het Uwv op grond van artikel 27, eerste lid, van de WW gehouden was de WW-uitkering van appellante blijvend geheel te weigeren. |
Annotator | J. Riphagen |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2872 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 11-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/7 |
Samenvatting | Detacheringsovereenkomst, Gedeeltelijke hersteld melding, WW-uitkering. |
Samenvatting (Bron) | WW-uitkering terecht geweigerd. Op grond van artikel 53, zesde lid, van de cao ABU heeft de uitzendkracht met een detacheringsovereenkomst in fase A, zo lang deze detacheringsovereenkomst voortduurt, recht op doorbetaling van loon in de zin van artikel 7:629 van het BW. Het Uwv heeft zich daarom in hoger beroep terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat voor appellant op grond van artikel 16, eerste lid, onder a, van de WW, in samenhang bezien met artikel 1a, eerste lid, onder b, van de WW, per 12 september 2016 geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, omdat appellant op grond van zijn detacheringsovereenkomst recht had op doorbetaling van loon jegens zijn werkgever. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3129 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 16-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/8 |
Samenvatting | Betalingsonmacht, Min-max-contract, Interne werkinstructie UWV. |
Samenvatting (Bron) | Betalingsonmacht. Min-max-contract. Interne werkinstructie Uwv. Vaststelling arbeidsomvang. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3197 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 19-10-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/9 |
Samenvatting | Discriminatoir vermogensonderzoek |
Samenvatting (Bron) | Afgewezen aanvraag om bijstand, na diverse eerdere afwijzingen. Onzorgvuldig onderzoek door college. Opvragen gegevens onrechtmatig. Aansluiting op onrechtmatig vermogensonderzoek. |
Annotator | M.W. Venderbos |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2518 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 20-10-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/10 |
Samenvatting | Toepassen kostendelersnorm. |
Samenvatting (Bron) | Toepassen kostendelersnorm. Medebewoner is zoon van verhuurder van betrokkene. Bloed- en aanverwantschap tussen verhuurder en zoon is niet van betekenis. Geen ruimte voor interpretatie. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2739 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 17-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/11 |
Samenvatting | Geen op geld waardeerbare werkzaamheden. |
Samenvatting (Bron) | Intrekken bijstand. Zonder nadere motivering kan uit de enkele omstandigheid dat de fotografen de foto’s en video’s van appellante op betaalde websites hebben geplaatst niet de conclusie worden getrokken dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Uit de gegeven omstandigheden kan niet wordt afgeleid dat appellante daaruit inkomsten heeft genoten, dan wel redelijkerwijs had kunnen bedingen. Geen schending inlichtingenverplichting. Appellante heeft haar inlichtingenverplichting ten aanzien van meerdere omstandigheden geschonden maar hieruit kan niet worden afgeleid dat het recht op bijstand daardoor niet was vast te stellen. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2954 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 17-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/12 |
Samenvatting | Afgewezen aanvraag bijstand. |
Samenvatting (Bron) | De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college op grond van artikel 43, derde lid, van de PW het recht op bijstand ambtshalve had moeten vaststellen. Dat artikellid is bedoeld om in een situatie dat één van de echtgenoten niet met de aanvraag instemt, de bijstandsverlening alsnog tot stand te kunnen brengen. Als één van de echtgenoten niet aan de aanvraag wil meewerken, kan de aanvraag niet tot stand komen, in welk geval het college zich, indien het recht op bijstand niet ambtshalve wordt vastgesteld, genoodzaakt zou kunnen zien de aanvraag buiten behandeling te stellen. In dit geval heeft het college de aanvraag wel in behandeling genomen en deze vervolgens afgewezen omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Dat is een inhoudelijk oordeel, zodat artikel 43, derde lid, van de PW niet van toepassing is. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2923 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 11-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/13 |
Samenvatting | Pgb, Recht op maatwerkvoorziening, Te laat beslissen, Tussentijdse oplossing. |
Samenvatting (Bron) | In het medisch advies van SCIOPENG is de problematiek van appellante voldoende inzichtelijk gemaakt en zijn haar beperkingen goed in beeld gebracht. Appellante heeft niet onderbouwd waarom zij meer of andere hulp nodig heeft. Van medische bezwaren om van de algemene voorzieningen gebruik te maken is niet gebleken en het college heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat voor appellante geen financiële belemmeringen bestaan om daarvan gebruik te maken. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2969 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 18-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/14 |
Samenvatting | Opschorten, Pgb. |
Samenvatting (Bron) | De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het zorgkantoor de verplichting tot betaling van het pgb heeft kunnen opschorten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Het zorgkantoor heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de constructie, waarbij appellant bestuurder is van Azorg B.V. en van waaruit ook zorg aan hemzelf wordt geleverd, ongewenst is. Het betoog van appellant dat [Y] het bestreden besluit niet kon bekrachtigen, omdat zij ten tijde van dat besluit geen bestuurder was van het zorgkantoor is feitelijk onjuist. Anders dan appellant betoogt, heeft de rechtbank het bevoegdheidsgebrek kunnen passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Ten slotte mist het betoog dat de rechtbank een onjuist criterium heeft gehanteerd, feitelijke grondslag. De rechtbank heeft namelijk beoordeeld of een ernstig vermoeden bestond dat het pgb niet is gebruikt waarvoor het is verleend. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2876 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 18-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/15 |
Samenvatting | Belanghebbende, Gewaarborgde hulp, Curator, Pgb. |
Samenvatting (Bron) | De Raad is van oordeel dat [B.V. 2] niet is aan te merken als belanghebbende. De beroepsgrond van appellante dat het zorgkantoor zijn standpunt niet heeft mogen baseren op de stukken over de maanden mei en juni 2018 slaagt niet. Gelet op de geconstateerde gebreken heeft de rechtbank het zorgkantoor terecht gevolgd in zijn standpunt dat een gegronde reden bestond om aan te nemen dat [curator 1] onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de verplichtingen die zijn verbonden aan het pgb. Wat appellante heeft aangevoerd, maakt niet dat moet worden geoordeeld dat het zorgkantoor niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel faalt. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2878 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 02-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/16 |
Samenvatting | Maatwerkvoorziening, Omvang ondersteuning. |
Samenvatting (Bron) | Maatwerkvoorziening terecht herzien. Het college heeft voldoende onderbouwd dat de verstrekte maatwerkvoorziening niet langer toereikend was. De ondersteuning bestaande uit hulp bij het huishouden en kindzorg, verleend door huishoudelijke hulpen, is niet passend wegens het gedrag van appellante. Volgens AZA zou de ondersteuning moeten worden verleend door medewerkers die zijn opgeleid in de omgang met het gedrag van appellante. Brief om mee te werken aan een onderzoek kan niet als besluit worden aangemerkt. Deze brief is niet gericht op rechtsgevolg. |
Annotator | M.F. Vermaat |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3024 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Rechtbank Den Haag 15-09-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/17 |
Samenvatting | Wmo 2015, Maatwerkvoorziening, Buitenland, Stage, Ingezetene. |
Samenvatting (Bron) | Maatwerkvoorziening Wmo 2015 gedurende stage buitenland |
Annotator | I.M. Lunenburg |
Link | Volledige tekst annotatie (uitvoeringwmo2015.nl) |
Uitspraak | ECLI:NL:RBDHA:2020:10229 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 09-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/18 |
Samenvatting | Boete, Schending inlichtingenverplichting, Inwonende dochter afgestudeerd. |
Samenvatting (Bron) | Bij de vaststelling van de hoogte van de boete, die is opgelegd op grond van het niet melden dat de inwonende dochter van appellanten haar studie heeft beëindigd, is het college ten onrechte uitgegaan van normale verwijtbaarheid. Partijen zijn het erover eens dat de dochter van appellanten met haar e-mail van 15 december 2016 namens appellanten contact heeft opgenomen met de gemeente. In deze e-mail komt verder ondubbelzinnig naar voren dat de dochter in juni 2016 is afgestudeerd. Hieruit volgt dat appellanten alsnog de juiste informatie hebben verstrekt voordat het college had geconstateerd dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hadden geschonden. Verder staat vast dat appellanten deze alsnog verstrekte informatie niet hebben verstrekt in het kader van toezicht op naleving van de inlichtingenverplichting. Dit betekent dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, aanhef en onder c, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. |
Annotator | C.W.C.A. Bruggeman |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2874 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 24-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/19 |
Samenvatting | Maatregel. Participatiewet. Agressie. |
Samenvatting (Bron) | Het college heeft met het opgemaakte rapport niet aannemelijk gemaakt dat appellant zich agressief en intimiderend heeft gedragen tijdens het gesprek met de handhavingsmedewerkers. Ook anderszins heeft het college dat niet aannemelijk gemaakt. Niet in geschil is dat de enkele in de telefoonnotitie bedoelde gedraging van appellant, waaruit is op te maken dat hij heeft gezegd ‘Ach rot toch op, rotwijf’, geen toereikende grondslag is voor het standpunt van het college dat appellant zich zeer ernstig heeft misdragen. Dit betekent dat het college de bijstand van appellant ten onrechte voor de duur van één maand met 100% heeft verlaagd. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2965 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 08-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/20 |
Samenvatting | Boete, Inlichtingenverplichting niet voor hele periode aangetoond, Verhuizing naar België. |
Samenvatting (Bron) | Het college heeft niet aangetoond dat appellant in de periode van 27 april 2017 tot en met 27 juni 2017 zijn woonplaats niet in Rotterdam had en dus ook niet dat de inlichtingenverplichting is geschonden. De gegevens bieden daarvoor geen toereikende feitelijke grondslag. Vanaf 27 juni 2017 is wel sprake van schending inlichtingenverplichting. Op grond van het beleid van het college en het benadelingsbedrag, dat lager is dan € 150,- , moet volstaan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3232 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Rechtbank Midden-Nederland 14-10-2019 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/21 |
Samenvatting | Terugvordering, Schending inlichtingenverplichting, Wekelijkse ontvangst van boodschappen. |
Samenvatting (Bron) | Bijstand, terugvordering, ontvangen boodschappen van moeder middelen, nibud norm, beroep ongegrond. Deze uitspraak is gepubliceerd in verband met een onderzoek van de Universiteit Utrecht. |
Annotator | L.M. Koenraad |
Uitspraak | ECLI:NL:RBMNE:2019:4746 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 12-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/22 |
Samenvatting | Korting op het AOW-pensioen, Doorwerking discriminatie naar nationaliteit, Niet-Nederlandse zeelieden. |
Samenvatting (Bron) | Korting op het ouderdomspensioen. Discriminatie naar nationaliteit. Niet-Nederlandse zeelieden die woonden aan boord van een zeeschip. De Svb kan zich niet verenigen met de lijn van de rechtspraak van de Raad in geval van discriminatie naar nationaliteit bij korting op het ouderdomspensioen van niet-Nederlandse zeelieden die voorheen woonden aan boord van een zeeschip met thuishaven in Nederland. De Svb bestrijdt dat deze mede dient te worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de doorwerking van het destijds geoorloofde onderscheid in de specifieke situatie van betrokkene nog voldoende rechtvaardiging vindt. De Raad ziet geen aanleiding om tot een andere toetsingsmaatstaf te komen in deze zaken. Voor elk van de betrokken voormalige zeelieden moet dan ook de vraag worden beantwoord of de doorwerking van het destijds geoorloofde onderscheid naar nationaliteit ook nu nog voldoende rechtvaardiging vindt. Toepassing van deze lijn betekent niet meer dan dat de korting op het ouderdomspensioen van deze zeelieden, voor de betreffende tijdvakken niet mag worden toegepast. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2961 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 19-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/23 |
Samenvatting | VN-Gehandicaptenverdrag, Belemmering toegang onderwijs, Rechtstreekse werking, Discriminatie. |
Samenvatting (Bron) | Wajong-uitkering terecht verlaagd naar 25% van het minimumloon en terecht teveel betaalde uitkering teruggevorderd omdat appellant weer is gaan studeren en vanaf dat moment aanspraak kan maken op studiefinanciering. Het bestreden besluit is niet in strijd is met artikel 5, eerste tot en met het derde lid, van het VN-Gehandicaptenverdrag dan wel artikel 26 van het IVBPR. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2906 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 25-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/24 |
Samenvatting | VN-Gehandicaptenverdrag, Bezwaar- of beroepsgrond, Rechtstreekse toepassing. |
Samenvatting (Bron) | Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek om aanpassing van de maximale periodebijdrage over 2017 terecht is afgewezen. Appellant heeft de door het CAK aan de besluitvorming ten grondslag gelegde berekening als zodanig niet bestreden. Artikel 28 van het VN-Gehandicaptenverdrag bevat geen norm die door de rechter rechtstreeks als toetsingsmaatstaf voor besluiten toepasbaar is aangezien deze bepaling niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig een te bereiken resultaat voorschrijft, en daarom in de nationale rechtsorde niet zonder meer als objectief recht kan worden toegepast. De stelling dat het VN-Gehandicaptenverdrag een intentieverdrag is en dat getoetst moet worden aan het hele verdrag, blijft buiten bespreking nu appellant deze stelling onvoldoende heeft geconcretiseerd. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3146 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 10-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/25 |
Samenvatting | Ingebrekestelling, Onredelijk laat. |
Samenvatting (Bron) | Appellante heeft het college onredelijk laat in gebreke gesteld, zodat het college geen dwangsom is verschuldigd voor het niet tijdig beslissen op de aanvragen. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2768 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 11-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/26 |
Samenvatting | Onzorgvuldig onderzoek door UWV, Gevolgen tijdsverloop. |
Samenvatting (Bron) | Uit de gegevens komt naar voren dat het Uwv serieus heeft getracht het door de Raad vastgestelde zorgvuldigheidsgebrek te herstellen. Wat daaruit ook naar voren komt, is dat – gezien het tijdsverloop en de aanzienlijke wijziging in de medische situatie van appellant, opgetreden naar aanleiding van een hem overkomen tweede ongeval in 2018 – een zuivere en volledige heroverweging in bezwaar van het besluit van 5 april 2016 niet meer mogelijk is. Gelet op de eerder als onzorgvuldig beoordeelde gang van zaken bij het Uwv, kan dat echter niet voor rekening en risico van appellant komen. Dit maakt dat geen andere uitkomst mogelijk is dan de vaststelling dat het recht op ziekengeld van appellant ten onrechte is beëindigd per 22 mei 2016. Hieruit volgt dat het beroep van appellant slaagt. Het bestreden besluit zal wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel worden vernietigd. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72 van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 5 april 2016 te herroepen. Gevolg hiervan is dat het recht op ziekengeld na 22 mei 2016 is doorgelopen tot het einde van de wachttijd van 104 weken. Proceskostenveroordeling. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2994 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 12-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/27 |
Samenvatting | Toegevoegde stukken in dossier, Zitting. |
Samenvatting (Bron) | Beëindiging WIA-uitkering. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, waarbij hij overzichtelijk de medische informatie, waaronder de informatie van de behandelend neurologen, de behandelend revalidatiearts en de verzekeringsartsen, heeft vermeld en de psychische en lichamelijke klachten van appellant en het verloop daarvan met de aanwezige medische informatie heeft besproken. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke arbeidskundige grondslag. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2857 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 16-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/28 |
Samenvatting | Wrakingsverzoek afgewezen. |
Samenvatting (Bron) | Afwijzing verzoek om wraking. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2817 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 19-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/29 |
Samenvatting | CAK, Overschrijding redelijke termijn, Matging boete. |
Samenvatting (Bron) | Na prejudiciële vraagstelling aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat op 16 juli 2020 arrest heeft gewezen. Tegelijkertijd met deze uitspraak doet de Raad einduitspraak in, onder meer, de zaak 16/2945 AOW. In die einduitspraak stelt de Raad vast dat de Svb ingevolge het Unierecht op appellant terecht de Nederlandse en niet de Cypriotische wetgeving van toepassing heeft verklaard over de periode 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2014. Appellant heeft zijn standpunt dat niet de Nederlandse maar de Cypriotische wetgeving op hem van toepassing was, in dit geding niet anders onderbouwd dan in de procedure onder nummer 16/2945 AOW. De Raad oordeelt daarom ook in dit geding dat op appellant in de eerste helft van 2013 de Nederlandse wetgeving van toepassing was. Gelet hierop heeft CAK het bestreden besluit naar het oordeel van de Raad mede mogen baseren op de beslissing op bezwaar van 9 juli 2014 van de Svb en de daarbij afgegeven A1-verklaring. Voor toepassing van artikel 5:41 van de Awb heeft CAK geen aanleiding hoeven te zien. Wat appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep naar voren heeft gebracht, leidt niet tot de conclusie dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij, nadat hij daartoe was gemaand in de brief van 18 maart 2013, niet tijdig een zorgverzekering in de zin van de Zvw heeft gesloten. CAK heeft appellant nogmaals aangemaand een zorgverzekering in de zin van de Zvw te sluiten nadat de bezwaarprocedure bij de Svb was afgerond. Pas nadat appellant ook in de zes maanden daarna niet aan zijn verplichting had voldaan, heeft CAK het bezwaar ongegrond verklaard. De redelijke termijn in deze procedure is met een kleine negentien maanden overschreden. Hiervan zijn dertien maanden toe te rekenen aan CAK en een kleine zes maanden aan de rechterlijke procedure. De Raad ziet in de overschrijding aanleiding voor een vermindering van de boete met 20%, wat neerkomt op een verlaging met een bedrag van € 73,90. De hoogte van de boete zal worden vastgesteld op € 295,61. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2873 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 19-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/30 |
Samenvatting | Proceskosten, Kosten administratieve ondersteuning, Kosten secretariële ondersteuning. |
Samenvatting (Bron) | Het Uwv is met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 oktober 2019 alsnog aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen wat betreft zijn aanspraken op grond van de ZW. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Dat brengt mee dat, nu appellant het hoger beroep niet heeft ingetrokken, het hoger beroep van appellant door het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het verzoek van appellant het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente wordt toegewezen. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met betrekking tot de vordering van appellant van de gemaakte kosten van € 1.816,18 in verband met de medische adviezen die hij heeft ingebracht, wordt geoordeeld dat deze vordering gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2897 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 20-11-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/31 |
Samenvatting | Proces-verbaal, Strafrechtelijke procedure, Bestuursrechtelijke procedure, Bewijskracht voor besluit UWV. |
Samenvatting (Bron) | Wajong-uitkering terecht ingetrokken en teruggevorderd. Niet voldaan aan inlichtingenplicht. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat uit het politieonderzoek en het eigen onderzoek van het Uwv voldoende blijkt dat appellant in de periode van maart 2008 tot en met september 2010 actief is geweest in de escortbranche en daaruit inkomsten heeft genoten die hij niet aan het Uwv heeft opgegeven. Geen dringende reden om geheel of gedeeltelijk van intrekking of terugvordering af te zien. Het Uwv heeft ter zitting medegedeeld het bestreden besluit niet langer te handhaven voor zover dat ziet op de intrekking van de toeslag per 1 januari 2014 en op de terugvordering daarvan ter hoogte van een bedrag van € 9.842,46. |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:2885 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 08-12-2020 |
---|---|
Citeertitel | USZ 2021/32 |
Samenvatting | Terugvordering, Schending inlichtingenverplichting, Evenredige boete. |
Samenvatting (Bron) | De formele rechtskracht van het intrekkingsbesluit ziet uitsluitend op de rechtsgevolgen van het intrekkingsbesluit, namelijk dat appellant vanaf 5 augustus 2013 jegens het college geen recht heeft op bijstand. Appellant kan dan ook in deze procedure, die het besluit tot terugvordering over de periode van 5 augustus 2013 tot en met 30 april 2014 betreft, in volle omvang de daaraan ten grondslag liggende schending van de inlichtingenverplichting bestrijden. Omdat appellant heeft berust in het intrekkingsbesluit, zullen de tegen de terugvordering aangevoerde gronden op de feitelijke en juridische grondslag worden beoordeeld. Appellant heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Heerlen was. |
Annotator | M.W. Venderbos |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:3229 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |