AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 22-02-2021
Aflevering 8
RubriekEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
TitelEHRM, 25-06-2020, 52273/16
CiteertitelAB 2021/58
SamenvattingInapplicabilité dans le cas d’une mesure de déchéance de la nationalité française en considération d’une condamnation antérieure pour infraction à caractère terroriste.
AnnotatorT. Barkhuysen , M.L. van Emmerik
UitspraakECLI:CE:ECHR:2020:0625JUD005227316
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 13-01-2021
CiteertitelAB 2021/59
SamenvattingWob. Abusievelijk zijn niet-geanonimiseerde rapporten overgelegd.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een verzoek van [appellante] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gedeeltelijk ingewilligd en stukken gedeeltelijk openbaar gemaakt. Het college heeft op 20 oktober 2004 een bouwvergunning verleend aan vennootschap onder firma Humanitascomplex Bergsingel voor het oprichten van het zogenoemde Bergsingelcomplex dat is gelegen tussen de Bergsingel, de Gordelweg, de Voorburgstraat en de Berkelselaan te Rotterdam. [appellante] heeft in haar verzoek van 30 juni 2017 op grond van de Wob verzocht om "alle rapporten, waaronder het rapport luchtkwaliteit, die onderdeel uitmaken van of aan de bouwvergunning […] ten grondslag liggen".
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:32
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 23-12-2020
CiteertitelAB 2021/60
SamenvattingDrank- en Horecawet en een exploitatievergunning. Slecht levensgedrag.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 30 oktober 2018 heeft de burgemeester van 's-Hertogenbosch de aan [appellant] op 17 september 2009 verleende vergunningen ingetrokken en bepaald dat voor de locatie [locatie] vijf jaar geen exploitatievergunning zal worden verleend. [appellant] exploiteert sinds september 2009 het [café] aan de [locatie] te ‘s-Hertogenbosch. Hij beschikte daarvoor over een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en een exploitatievergunning. De burgemeester heeft bij besluit van 30 oktober 2018 de DHw-vergunning en de exploitatievergunning van [appellant] ingetrokken en daarbij bepaald dat gedurende een periode van 5 jaar geen nieuwe exploitatievergunning zal worden verleend voor de desbetreffende locatie. Aan dat besluit ligt ten grondslag dat [appellant] volgens de burgemeester niet voldoet aan de voorwaarde dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn. [appellant] betoogt dat het criterium "niet in enig opzicht van slecht levensgedrag" onverbindend verklaard dient te worden.
AnnotatorR. Ortlep , W.S. Zorg
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:3082
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 04-11-2020
CiteertitelAB 2021/61
SamenvattingMijn(water)schade woning. Aanvraag erven. Verkoop woning.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 31 mei 2017 heeft het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg het verzoek van [wederpartij] om een voorziening uit het Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg voor haar woning te Brunssum afgewezen. [wederpartij] heeft op 4 mei 2017 verzocht om een voorziening uit het Calamiteitenfonds voor haar woning aan de [locatie] te Brunssum. De woning ligt op de breuklijn van de concessie van de voormalige staatsmijn Hendrik en vertoont scheurvorming als gevolg van de mijnbouwactiviteiten. De woning staat sinds het overlijden van [wederpartij] op 18 januari 2018 leeg. De erven wensen de woning te verkopen en stellen aanspraak te maken op een voorziening uit het Calamiteitenfonds om ernstige bouwkundige gebreken aan de woning te laten herstellen.
AnnotatorR. Bronsema
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2606
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 16-09-2020
CiteertitelAB 2021/62
SamenvattingDwangsom Afvalfonds om te bewerkstelligen dat in wordt voldaan aan recyclingnorm. Afhankelijkheid van derden voor bereiken norm.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 juni 2019 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan Afvalfonds vier lasten onder dwangsom opgelegd. Recycling Netwerk heeft bij brief van 20 juli 2017 verzocht om oplegging van een last onder dwangsom aan Afvalfonds om te bewerkstelligen dat in de jaren 2018 en 2019 wordt voldaan aan het Besluit beheer verpakkingen 2014 opgenomen recyclingnorm voor glazen verpakkingen. De staatssecretaris heeft dit verzoek bij besluit van 26 oktober 2017 afgewezen. Op 28 februari 2019 heeft Recycling Netwerk een hernieuwd handhavingsverzoek ingediend. Het verzoek behelst het opleggen van een dwangsom aan Afvalfonds om te bewerkstelligen dat in de periode 2019-2025 wordt voldaan aan de recyclingnorm.
AnnotatorT.N. Sanders
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2234
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 02-09-2020
CiteertitelAB 2021/63
SamenvattingGanzenbeheerplan niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat het bestuur van de Faunabeheereenheid niet aan de wettelijke eisen voldoet?
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 maart 2018 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland op grond van de Wet natuurbescherming ontheffing verleend voor het vangen en doden met gebruik van CO2 van de grauwe gans en de verwilderde, gedomesticeerde en/of hybride gans in al zijn verschijningsvormen in de 0 - 20 kilometer zone rondom Schiphol. Bij datzelfde besluit heeft het college aan de Faunabeheereenheid op grond van de Wnb ontheffing verleend voor het vangen en doden met gebruik van CO2 van de brandgans, de Canadese gans, de kolgans, de Indische gans en de nijlgans in de 0 - 10 kilometer zone rondom Schiphol.
AnnotatorS.D.P. Kole
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2114
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 24-08-2020
CiteertitelAB 2021/64
SamenvattingOuderdomspensioen. Het enkele feit dat niet aannemelijk is te achten dat appellant en ontvanger pensioen niet dezelfde persoon zijn kan niet zondermeer tot de conclusie leiden dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW.
Samenvatting (Bron)Aan het toekenningsbesluit van 11 oktober 2016 heeft ten grondslag gelegen de brief van 29 juli 2014 van PME, waarbij aan [naam X] met ingang van 1 juli 2008 een ouderdomspensioen is toegekend. De Svb heeft voorafgaand aan het toekenningsbesluit onderzoek gedaan naar de periode van pensioenopbouw van [naam X] bij PME. De Svb heeft het daarom niet aannemelijk geacht dat de persoon die bij PME bekend is als [naam X] , dezelfde persoon is als appellant. De Raad volgt de Svb in deze conclusie. Doorslaggevend daarvoor is dat meerdere gegevens van [naam X] en appellant niet overeenkomen. Het enkele feit dat niet aannemelijk is te achten dat appellant en [naam X] niet dezelfde persoon zijn kan echter niet zondermeer tot de conclusie leiden dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. Belastend besluit. Ter zitting is door de Svb deze bewijslast erkend en is aangegeven dat het standpunt dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW steun moet kunnen vinden in meerdere bewijsstukken. Nu het aan de Svb is aannemelijk te maken dat het oorspronkelijke toekenningsbesluit onjuist was, moet ook aannemelijk worden gemaakt dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb is hierin niet geslaagd. Dat betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en dat de rechtbank ten onrechte het beroep ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het bezwaar tegen het oorspronkelijke toekenningsbesluit van 11 oktober 2016 wordt ongegrond verklaard, nu op grond van de thans bekende gegevens niet aannemelijk is gemaakt dat appellant meer dan één jaar verzekerd is geweest voor de AOW en de Svb bij de vaststelling van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen mocht uitgaan van het herzieningsverzoek van appellant met enige bewijsstukken van december 2012. 4.7. Nu het aan de Svb is aannemelijk te maken dat het oorspronkelijke toekenningsbesluit onjuist was, moet ook aannemelijk worden gemaakt dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb is hierin niet geslaagd. Uit de onder 4.6 genoemde bewijsstukken, in samenhang bezien, is aannemelijk te achten dat appellant in ieder geval gedurende één of meer dagen verzekerd is geweest voor de AOW. Dat betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en dat de rechtbank ten onrechte het beroep ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het bezwaar tegen het oorspronkelijke toekenningsbesluit van 11 oktober 2016 wordt ongegrond verklaard, nu op grond van de thans bekende gegevens niet aannemelijk is gemaakt dat appellant meer dan één jaar verzekerd is geweest voor de AOW en de Svb bij de vaststelling van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen mocht uitgaan van het herzieningsverzoek van appellant met enige bewijsstukken van december 2012.
AnnotatorM. Wever
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:1975
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekTuchtrecht Gezondheidszorg
TitelCentraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 04-12-2020, c2020.180
CiteertitelAB 2021/65
SamenvattingKlacht tegen internist, werkzaam als directeur van het Centrum voor Infectieziektenbestrijding (CIb) van het RIVM. De klacht gaat over het handelen van de internist in zijn functie van directeur van het CIb en in zijn rol van voorzitter van het Outbreak Management Team (OMT). Klager is het niet eens met de adviezen die het OMT heeft gegeven in verband met de bestrijding van het nieuwe coronavirus. Hij vindt dat ten onrechte niet is geadviseerd om de lockdown op te heffen, toen volgens hem duidelijk werd dat door de lockdown meer levensjaren verloren gaan dan er gewonnen worden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geconcludeerd dat de klacht niet‑ontvankelijk is. Dit betekent dat de klacht niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. Het Centraal Tuchtcollege komt in beroep tot hetzelfde oordeel. De reden daarvoor is dat het handelen van de internist waarover wordt geklaagd niet valt onder de reikwijdte van het medisch tuchtrecht. Het medisch tuchtrecht gaat over de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg. De door het OMT uitgebrachte adviezen hebben echter betrekking op de publieke gezondheidszorg. Dat wil zeggen dat zij gaan over gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit. Het handelen van de internist als directeur van het CIb en als voorzitter van het OMT heeft onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg om hierover bij een medisch tuchtcollege te kunnen klagen.
UitspraakECLI:NL:TGZCTG:2020:216
Artikel aanvragenVia Praktizijn