AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 25-06-2021
Aflevering 26
RubriekEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
TitelEHRM, 10-09-2020, 59751/15
CiteertitelAB 2021/189
SamenvattingPassend onderwijs. G.L./Italie.
AnnotatorA.M.L. Jansen
UitspraakECLI:CE:ECHR:2020:0910JUD005975115
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 17-03-2021, C-900/19
CiteertitelAB 2021/190
SamenvattingVangen met lijmstokken. One Voice en Ligue pour la protection des oiseaux.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 17 maart 2021.#One Voice en Ligue pour la protection des oiseaux tegen Ministre de la Transition ?cologique et solidaire.#Verzoek van de Conseil d'?tat om een prejudici?le beslissing.#Prejudici?le verwijzing - Milieu - Richtlijn 2009/147/EG - Behoud van de vogelstand - Artikelen 5 en 8 - Verbod op het gebruik van om het even welke methode voor het vangen van vogels - Artikel 9, lid 1 - Toelating om in afwijking daarvan gebruik te maken van een traditionele methode voor het vangen van vogels - Voorwaarden - Geen andere bevredigende oplossing - Motivering van het ontbreken van een ,andere bevredigende oplossing' louter op grond van het behoud van deze traditionele methode - Selectiviteit van de vangsten - Nationale regeling die de vangst van vogels met behulp van lijm toestaat.#Zaak C-900/19.
AnnotatorS.D.P. Kole
UitspraakECLI:EU:C:2021:211
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 15-12-2020
CiteertitelAB 2021/191
SamenvattingArtikel gemeentewet Amsterdam niet vervallen door inwerkingtreding wet.
Samenvatting (Bron)Op openbare weg in tas bij zich hebben van aardappelschilmes met rubber om lemmet als schede, art. 2.5.2 APV Amsterdam 2008. 1. Verbindendheid art. 2.5.2 APV i.v.m. i.w.tr. Wet volledig verbod stiletto’s, valmessen en vlindermessen. Is bewezenverklaard feit strafbaar? 2. Rechtskracht van art. 2.5 APV in het licht van art. 122 Gemeentewet. Ad 1. A.g.v. Wet volledig verbod stiletto’s, valmessen en vlindermessen (i.w.tr. 1-5-2012) is strafbaarstelling in WWM van dragen van betreffende messen verruimd. In art. 2.5.1 APV opgenomen verbod strekt blijkens daarop gegeven toelichting en zijn plaatsing in paragraaf “Openbare orde, overlast en veiligheid” tot voorkomen van aantasting van openbare orde alsook tot bevorderen van veiligheid. Art. 2.5.2 APV bepaalt dat verbod niet geldt voor wapens a.b.i. art. 2 WWM en evenmin voor andere voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet direct als steekwapen gebruikt kunnen worden. Gelet op strekking van deze bepaling, wettelijk systeem en wetsgeschiedenis brengt redelijke uitleg van art. 2.5.2 APV mee dat in art. 2.5.1 APV bedoeld verbod niet geldt voor wapens a.b.i. art. 2 WWM en ook niet voor andere voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet geschikt zijn voor onmiddellijk gebruik. Door anders te oordelen en aan te nemen dat in art. 2.5.2 APV neergelegde uitzonderingsbepaling niet van toepassing is op messen, heeft hof blijk gegeven van te beperkte en dus onjuiste uitleg van art. 2.5.2 APV. Nu bewezenverklaarde niet bij WWM strafbaar gesteld feit betreft, noch onder enige andere strafbepaling valt, heeft hof het ten laste van verdachte bewezenverklaard feit ten onrechte strafbaar geoordeeld. HR zal zaak zelf afdoen en verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging. Ad 2. HR ambtshalve (n.a.v. door CAG opgeworpen vraag): O.g.v. art. 122 Gemeentewet vervallen bepalingen van gemeentelijke verordeningen van rechtswege, als in onderwerp waarop die bepalingen betrekking hebben, wordt voorzien door wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening. Een dergelijke situatie doet zich o.m. voor als nationale wetgever na totstandkoming van bepaling die is opgenomen in gemeentelijke verordening hetzelfde onderwerp aan zich heeft getrokken (vgl. ECLI:NL:HR:1998:ZD1291). Bepaling strekt ertoe rechtsonzekerheid te voorkomen wanneer na totstandkoming van regeling in gemeentelijke verordening wordt voorzien in hogere regeling m.b.t. hetzelfde onderwerp. Hiervoor aangeduide wetswijziging van WWM heeft geleid tot aanvullend algemeen verbod op dragen van bepaalde, kleinere stiletto’s, val- en vlindermessen die voor i.w.tr. van deze wet nog waren toegestaan. Met die wet is beoogd ook dragen van die bepaalde stiletto’s, val- en vlindermessen te verbieden i.v.m. hun specifieke gebruiksgemak voor illegale doeleinden. Nationale wetgever heeft daarmee t.a.v. die specifieke messen in landelijke regeling willen voorzien. Uit wetsgeschiedenis blijkt dat niet is beoogd dat bestaande voorschriften in plaatselijke verordeningen die dragen van alle soorten messen in aangewezen gebieden verbieden, a.g.v. deze wetswijziging komen te vervallen. Hooguit zou, zo brengt die wetsgeschiedenis tot uitdrukking, van zo’n verval sprake kunnen zijn als na deze wetswijziging concreet in zo’n verordening opgenomen voorschrift gelet op Gemeentewet niet verenigbaar is met WWM. Gelet op deze wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat art. 2.5 APV verbod inhoudt dat betrekking heeft op andere messen dan messen die onder bereik van WWM vallen, ziet art. 2.5 APV niet op onderwerp dat nationale wetgever met wetswijziging aan zich heeft getrokken en is art. 2.5 APV niet o.g.v. art. 122 Gemeentewet van rechtswege komen te vervallen.
AnnotatorJ.G. Brouwer , A.E. Schilder
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1993
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 12-05-2021
CiteertitelAB 2021/192
SamenvattingGeen oordeel mogelijk over de tijdigheid van een besluit op een asielaanvraag.
Samenvatting (Bron)De vreemdeling stelt in zijn beroepschrift dat de staatssecretaris ten onrechte nog niet op zijn asielaanvraag van 5 juli 2018 heeft beslist. Daartoe wijst de vreemdeling op de schriftelijke ingebrekestelling die hij op 10 december 2019 bij de staatssecretaris heeft ingediend. Op 7 januari 2020 heeft de vreemdeling, onder verwijzing naar de ingebrekestelling van 10 december 2019, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft dit beroep gegrond verklaard bij uitspraak van 2 februari 2020 in zaak nr. NL20.453 en bepaald dat de staatssecretaris op straffe van een dwangsom uiterlijk op 27 maart 2020 een besluit moet nemen.
AnnotatorV.M. Bex-Reimert
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1027
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 10-03-2021
CiteertitelAB 2021/193
SamenvattingOmgevingsvergunning antennemast.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 27 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weesp aan T-Mobile Netherlands B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een zendmast op het perceel Leeuwenveldseweg ter hoogte van het tankstation in Weesp, kadastrale sectie B5984, voor een maximale periode van drie jaar. Op 23 augustus 2018 heeft T-Mobile een aanvraag bij het college ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antennemast op het perceel voor een maximale periode van drie jaar. De hoogte van de antennemast bedraagt ongeveer 27 m. Het college heeft de omgevingsvergunning bij besluit van 27 november 2018 verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in verbinding met artikel 35, aanhef en onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Stedelijk Gebied".
AnnotatorR. Plu , H.D. Tolsma
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:504
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 10-03-2021
CiteertitelAB 2021/194
SamenvattingBelanghebbende omgevingsbesluit.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 maart 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde aan [vergunninghoudster] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een tijdelijk zonnepark (25 jaar) met bijbehorende bouwwerken op het perceel [locatie] te Zeewolde. [vergunninghoudster] is eigenaar van het perceel. De omgevingsvergunning heeft betrekking op de realisatie van een zonnepark met een oppervlakte van 45 hectare, waarvan ongeveer 36 hectare aan zonnepanelen, op en rondom de gronden van een bestaande golfbaan ten noordoosten van de provinciale weg N302 en ten zuidwesten van de recreatiewoningen behorende bij het Harderwold Villa Resort. De golfbaan bestaat op dit moment uit een baan met 18 holes en een oefenbaan met 9 holes. De golfbaan met 18 holes zal verdwijnen door de aanleg van het zonnepark. De maximale instandhoudingstermijn van het zonnepark is 25 jaar. De hoogte van de zonnepanelen bedraagt maximaal 2,5 m en rondom het terrein wordt beplanting aangelegd.
AnnotatorH.D. Tolsma
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:499
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 10-02-2021
CiteertitelAB 2021/195
SamenvattingAfdeling toetst op detailniveau of sprake is van een onaantastbare, maar evident onrechtmatige, last. Gekoppeld aan plaatsing van het onderwerp, lijkt het bijna een zelfstandige toetsing. Deze uitspraak is niet heel bijzonder. Toch haalt hij de AB. De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat de Afdeling in deze zaak de onaantastbare last onder dwangsom naar mijn mening opvallend uitvoerig toetst. Ook is de plaatsing van het onderwerp in deze uitspraak interessant. Beide aspecten komen ook naar voren in andere uitspraken, maar in deze uitspraak komen ze mooi samen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 juni 2018 heeft het dagelijks bestuur van het Waterschap de Dommel besloten over te gaan tot invordering van een dwangsom ter grootte van € 3.600,00. Bij besluit van 14 december 2017 heeft het dagelijks bestuur een last onder dwangsom opgelegd wegens het overtreden van artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterwet. Volgens het dagelijks bestuur is deze bepaling overtreden doordat verontreinigd afvalwater vanaf het terrein van de vleesstierenhouderij aan de [locatie] te Vessem via een geul afvloeit in een kavelsloot en vervolgens in de Kleine Beerze. Het dagelijks bestuur is tot invordering overgegaan omdat bij controles naar voren is gekomen dat opnieuw een lozing van verontreinigd afvalwater plaatsvond en volgens het dagelijks bestuur dus niet aan de last is voldaan.
AnnotatorT.N. Sanders
LinkVolledige tekst annotatie (handhavingsrecht.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:271
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-12-2020
CiteertitelAB 2021/196
SamenvattingBelanghebbendheid concurrent, verzorgingsgebied strekt zich niet verder uit dan dichtstbijzijnde supermarkt.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 november 2019 heeft de raad van de gemeente Dronten het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Lidl Dronten West (D3002)" gewijzigd vastgesteld. Het plangebied is gelegen in het noordwesten van de Kern Dronten, ten noorden van wijkwinkelcentrum Dronten West, tussen de Beursstraat, Koopmansbeurs en Gildepenningdreef. Het plan en de omgevingsvergunning voorzien in de nieuwbouw van een Lidl-supermarkt met een bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) van 2.000 m² met op de eerste en tweede verdieping 18 appartementen aan de Hoekliedenstraat 1 t/m 35. Rondom het gebouw wordt een parkeervoorziening voor zowel de supermarkt als de appartementen aangelegd. Aldi en Ahold en anderen kunnen zich niet verenigen met deze besluiten, onder meer omdat volgens hen de vestiging van een Lidl-supermarkt in strijd is met de Retailvisie Dronten 2018.
AnnotatorJ. Wieland
LinkVolledige tekst annotatie (Stijladvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:3141
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 25-02-2021
CiteertitelAB 2021/197
SamenvattingOntslag medewerker Belastingdienst.
Samenvatting (Bron)De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak dat de staatssecretaris bevoegd was appellant te ontslaan op de grond dat hij ongeschikt was voor zijn functie anders dan wegens ziekte of gebrek. De Raad neemt de overwegingen die daaraan ten grondslag zijn gelegd over en maakt die tot de zijne. Naar aanleiding van wat in hoger beroep is aangevoerd voegt de Raad het volgende toe. Appellant betoogt dat veeleer sprake is van miscommunicatie dan van disfunctioneren, waardoor partijen elkaar herhaaldelijk onvoldoende begrijpen en betrokkene zich onbegrepen acht door zijn werkgever. Dit betoog slaagt niet. Uit wat appellant heeft aangevoerd volgt niet dat de psychiatrische expertise niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat de conclusie onjuist is. Appellant heeft de medische expertise van De Klerk onvoldoende medisch onderbouwd weersproken, terwijl hij daarvoor voldoende gelegenheid heeft gehad. Wat betreft de in beroep overgelegde verklaring van de behandelend psychiater van 13 april 2019 verwijst de Raad naar wat de rechtbank daarover heeft overwogen in rechtsoverweging 8 van de aangevallen uitspraak. Daar komt bij dat de behandelend psychiater in deze verklaring niet de bevindingen en conclusies van De Klerk gemotiveerd heeft weerlegd. Er is dus geen aanleiding om te concluderen dat er ten tijde van het ontslag bij appellant sprake was van ongeschiktheid voor zijn functie als gevolg van ziekte of gebrek. Uit de gedingstukken blijkt verder dat aan appellant in voldoende mate verbeterkansen zijn geboden. De staatssecretaris was daarom bevoegd appellant ontslag te verlenen op de hier gebezigde grond en heeft in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik mogen maken. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:437
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 06-10-2020
CiteertitelAB 2021/198
SamenvattingSubsidievaststelling. Staatssteun.
Samenvatting (Bron)Regeling nationale EZ-subsidies, algemene groepsvrijstellingsverordening, joint industry projects, subsidieverlening, industrieel onderzoek of experimenteel ontwikkeling?
AnnotatorA.A. al Khatib , R.D.R. Walon
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:678
Artikel aanvragenVia Praktizijn