Jurisprudentie Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht
Datum 06-08-2021
Aflevering 10
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 19-05-2021
CiteertitelJB 2021/137
SamenvattingWeigering bijstand of vertegenwoordiging door gemachtigde, Geen strijd met diverse Unierechtelijk gewaarborgde grondrechten.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft de directeur bijstand of vertegenwoordiging door [appellant] met ingang van 6 augustus 2018 voor een duur van 3 maanden geweigerd. Bij besluit van 30 november 2018 heeft de directeur van de Belastingdienst het door [appellant] tegen het besluit van 3 augustus 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] werkt als juridisch adviseur en verleent rechtsbijstand aan cliënten in geschillen met de Belastingdienst over de BPM (belasting personenautos en motorrijwielen). Omdat [appellant] zich volgens de Belastingdienst regelmatig schuldig heeft gemaakt aan onacceptabel gedrag tegenover medewerkers van de Belastingdienst, heeft de directeur [appellant] geweigerd als gemachtigde voor een periode van eerst 3 en daarna nog eens 6 maanden. Volgens [appellant] is deze weigering op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in strijd met de grondrechten vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1061
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 09-06-2021
CiteertitelJB 2021/138
SamenvattingVerzoek om gedoogverklaring, Gelijkstelling met besluit, Uitzonderlijke gevallen, Besluitmoratorium exploitatievergunningen.
Samenvatting (Bron)Bij brief van 8 september 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geweigerd [appellant] een gedoogverklaring te geven. [appellant] is sinds 25 mei 2017 eigenaar van een boot, een zogenaamde "grundel" met een lengte van 9,3 meter. Hij heeft de boot laten verbouwen tot een rondvaartboot om daarmee de Amsterdamse wateren te kunnen bevaren. Bij brief van 20 juli 2017 heeft [appellant] het college daarom verzocht om een "gedoogvergunning". Bij brief van 8 september 2017 heeft het college geweigerd [appellant] een gedoogverklaring te geven, omdat sinds 13 juni 2017 een moratorium, oftewel een vergunningstop, geldt voor het exploiteren van passagiersvaartuigen. Al ingediende en nieuwe vergunningsaanvragen worden niet meer behandeld. Het college voerde een gedoogbeleid om tegemoet te komen aan hen die onevenredig zwaar werden getroffen door het moratorium. [appellant] voldeed volgens het college echter niet aan de voorwaarden voor een gedoogverklaring.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1198
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 09-06-2021
CiteertitelJB 2021/139
SamenvattingBestuurlijke boete, Toezicht, Binnentreden in woning, Machtiging tot binnentreding, Gebruik voor ander doel, Tweede machtiging.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 19 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een bestuurlijke boete van 41.000,00 aan [appellant] opgelegd voor het zonder vergunning verhuren van twee woningen aan toeristen. [appellant] is directeur van [bedrijf]. [appellant] en [bedrijf] zijn beide voor de helft eigenaar van het pand op het adres [locatie 1] en [locatie 2] in Amsterdam. Het pand is gesplitst in de woningen [locatie 1] en [locatie 2]. Woning [locatie 1] bestaat uit het souterrain, de begane grond, de bel-etage en de eerste verdieping. Woning [locatie 2] bestaat uit de tweede, derde en vierde verdieping en de zolder. [appellant] woont in een deel van woning [locatie 2]. Op 28 maart 2018 hebben toezichthouders van de gemeente een huisbezoek gebracht aan het pand. Daarbij hebben zij met toestemming van de aangetroffen toeristen alleen woning [locatie 1] gecontroleerd, omdat zij van [appellant] geen toestemming kregen om woning [locatie 2] te controleren.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1200
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 23-06-2021
CiteertitelJB 2021/140
SamenvattingVergunningplicht woningomzetting, Exceptieve toetsing, Verbindendheid huisvestingsverordening, Motivering woningschaarste achteraf, Gemeenteraad, College van B&W.
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 1 oktober 2018, 12 oktober 2018 en 19 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen geweigerd aan [appellant sub 3], [appellant sub 2] en [appellant sub 4] een vergunning te verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. [appellanten] gebruiken deze woningen voor kamerverhuur en hebben ieder bij het college een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het omgezet houden van deze zelfstandige woningen in onzelfstandige wooneenheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 12, eerste lid, van de Hvv 2019 onverbindend is wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en daarom niet aan de besluiten ten grondslag kon worden gelegd.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1336
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 07-05-2021
CiteertitelJB 2021/141
SamenvattingStichting Pensioenfonds ABP geen openbaar gezag, Geen bestuursorgaan, Betaalspecificatie geen besluit, Bestuursrechter niet bevoegd.
Samenvatting (Bron)De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard om van het beroep van appellant tegen de brief van het ABP, waarin aan appellant is meegedeeld dat zijn bezwaar tegen de betaalspecificatie niet in behandeling wordt genomen, kennis te nemen. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, onder meer in de uitspraken, ECLI:NL:CRVB:2016:257, en ECLI:NL:CRVB:2017:3399, komt aan de Stichting Pensioenfonds ABP in kwesties als deze geen openbaar gezag toe als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Dit betekent dat de betaalspecificatie van januari 2019, noch de reactie van 23 april 2019 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kunnen worden aangemerkt. In procedures tussen appellant en de Stichting Pensioenfonds ABP bij de civiele rechter, is ook gebleken dat die rechter deze kwestie tot zijn bevoegdheid rekent.
AnnotatorJ.A.F. Peters
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1044
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 20-05-2021
CiteertitelJB 2021/142
SamenvattingWraking rechter, Vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd.
Samenvatting (Bron)Toegewezen wrakingsverzoek. Heropenen onderzoek. Oproep voor comparitie. Niet in gelegenheid stellen om buiten het ter comparitie te bespreken punt, feiten en omstandigheden naar voren te brengen die een ander, voorlopig oordeel van de rechter betreffen. Objectief te rechtvaardigen vrees voor vooringenomenheid. Na de zitting op 19 januari 2021 heeft de Raad geoordeeld dat het onderzoek ten aanzien van de terugvordering van bijstand onvolledig is geweest en heeft daarom het onderzoek heropend. Partijen zijn vervolgens opgeroepen te verschijnen op een op 29 maart 2021 te houden comparitie. In de oproep heeft de Raad vermeld dat hij voor de intrekking van bijstand op de grond dat appellant zijn hoofdverblijf niet heeft gehad op het uitkeringsadres, vooralsnog voldoende onderbouwing ziet maar dat de terugvordering mogelijk beperkt zou kunnen worden. Gelet op deze mededelingen mocht verzoeker ervan uitgaan dat de Raad zich over de vraag waar hij in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf had, nog geen definitief oordeel had gevormd en dat hij, opgeroepen om in persoon ter zitting te verschijnen, hierover nog nadere feiten en omstandigheden naar voren zou kunnen brengen. Hierbij ziet de wrakingskamer er niet aan voorbij dat de comparitiezitting met name - was gericht op het verkennen van mogelijkheden om, in het belang van verzoeker, de terugvordering te beperken. Dit neemt in de gegeven omstandigheden echter niet weg dat de behandelend rechter er zorg voor had moeten dragen dat verzoeker zijn zienswijze over dat voorlopig oordeel en de vraag naar zijn hoofdverblijf ook zelf op die nadere zitting naar voren had kunnen brengen. Gelet op de in reactie van de behandelend rechter, waardoor verzoeker geen enkele mogelijkheid is geboden om informatie en zijn zienswijze over het hoofdverblijf nog te kunnen geven, is de bij verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1286
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 25-05-2021
CiteertitelJB 2021/143
SamenvattingVerzoek herziening, Terugkomen van vrijspraak politierechter, Nieuwe feiten of omstandigheden, Aantekening mondeling vonnis inhoudende vrijspraak, Onbekende reden voor vrijspraak, Geen schending onschuldpresumptie, Onduidelijkheid motivering vrijspraak, Risico appellant.
Samenvatting (Bron)Verzoek tot terugkomen van besluiten tot intrekking en terugvordering bijstand. Exploitatie van hennepkwekerij. Vrijspraak politierechter. Aantekening mondeling vonnis. Motiveringsgebrek. Onbekende reden voor vrijspraak. Geen strijd met onschuldpresumptie. Geen motivering gevraagd van mondeling vonnis. Het college heeft ten onrechte niet onderzocht en niet inhoudelijk beoordeeld of de aantekening mondeling vonnis (amv), waarbij de politierechter appellant heeft vrijgesproken van kort gezegd het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van energie, aanleiding is om voor deze periode terug te komen van de oorspronkelijke besluiten. Dit motiveringsgebrek kan moet toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd worden. De uitspraak mondeling vonnis van de politierechter, waarbij appellant is vrijgesproken van delicten die verband houden met overtredingen van de Opiumwet, vermeldt geen reden van de vrijspraak. Appellant had de politierechter om de motivering kunnen verzoeken, maar heeft dat niet gedaan. Het beroep op de onschuldpresumptie slaagt niet. Het college kon besluiten dat het niet terugkomt van de gevraagde besluiten zonder daarmee twijfel op te roepen over de juistheid van in de amv vervatte vrijspraak.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1253
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 25-05-2021
CiteertitelJB 2021/144
SamenvattingHoren, Zitting via videoverbinding, Eigen verantwoordelijk om deelname aan zitting via videoverbinding mogelijk te maken.
Samenvatting (Bron)Verzoek om voorlopige voorziening. Onmiddellijk uitspraak in hoofdzaak. Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand. Medische kosten in Egypte en griffierecht. Territorialiteitsbeginsel. Geen zeer dringende redenen. Niet gehoord in bezwaar. Problemen om via videobellen deel te nemen aan zitting. Eigen verantwoordelijkheid om deelname aan zitting mogelijk te maken. Verzoeker is op 27 september 2017 in Egypte bij een busongeluk betrokken en verblijft sindsdien in Egypte. Gelet op het in artikel 11 lid 1 van de PW neergelegde territorialiteitsbeginsel heeft verzoeker om die reden geen recht op bijstand. Er is geen acute noodsituatie om met toepassing van artikel 16 lid 1 van de PW bijstand te verlenen. Dat het college verzoeker niet heeft gehoord wordt met artikel 6:22 van de Awb gepasseerd. Niet is gebleken dat appellant zich niet deugdelijk heeft kunnen verdedigen. De rechtbank heeft verzoeker uitgenodigd voor het deelnemen aan een zitting via een (video)belverbinding op 12 januari 2021. Nadat was gebleken dat verzoeker technische problemen had, waardoor hij geen videoverbinding kon maken, heeft de rechtbank verzoeker uitgenodigd voor een nieuwe zitting op 4 maart 2021. Verzoeker heeft niet deelgenomen aan de zitting. Hiermee heeft de rechtbank verzoeker voldoende in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de zitting. Dat verzoeker problemen had met het tot stand brengen van de videoverbinding dan wel dat hij geen geld had om de rechtbank te bellen, laat onverlet dat het de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker is om deelname aan de zitting bij de rechtbank mogelijk te maken.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1281
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 27-05-2021
CiteertitelJB 2021/145
SamenvattingSchadevergoeding, Onrechtmatig besluit, Oorzakelijk verband, Kosten juridisch begeleiding als schadepost aan UWV toe te rekenen.
Samenvatting (Bron)Schadevergoeding. Onrechtmatig besluit. Oorzakelijk verband. Appellante heeft zich van juridische begeleiding laten voorzien met het doel de loonsanctie te bekorten. De daaruit voortvloeiende kosten van 2.074,50 staan daarom in zodanig verband met het onrechtmatige besluit dat zij als schadepost aan het Uwv kunnen worden toegerekend.
AnnotatorC.N.J. Kortmann
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1293
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 28-05-2021
CiteertitelJB 2021/146
SamenvattingGeen plicht tot geven cautie, Huisbezoek ter vaststelling uitkering in kader AOW, Geen criminal charge.
Samenvatting (Bron)Ouderdomspensioen voor ongehuwde pensioengerechtigde terecht herzien naar ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde. Het betoog van appellant dat de Svb bij het huisbezoek een cautie had moeten geven, treft geen doel. De verplichting om in bepaalde gevallen de cautie te geven is neergelegd in artikel 5:10a van de Awb. De Raad merkt nog op dat niet in geschil is dat de Svb aan appellant geen boete heeft opgelegd en dat er dus ook geen andere procedure is waarin deze ter beoordeling voor ligt. Er is dus geen sprake geweest van een criminal charge. Uit de feiten en omstandigheden blijkt niet dat appellant in de periode in geding duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote in de zin van artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW, zodat hij voor de toepassing van die wet niet is aan te merken als ongehuwde.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1261
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 01-06-2021
CiteertitelJB 2021/147
SamenvattingUitnodiging per post, Wijziging rechtspraak.
Samenvatting (Bron)College niet bevoegd tot opschorting. Verwijtbaarheid niet verschijnen. Termijn van 72 uur. De Raad ziet aanleiding om het uitgangspunt dat post die in de brievenbus van het woonadres van de betrokkene wordt gedaan met een uitnodiging om de volgende dag te verschijnen de betrokkene tijdig bereikt, te wijzigen. In het geval de betrokkene stelt dat en waarom hij niet tijdig kennis heeft kunnen nemen van de uitnodiging en daarom niet is verschenen, geldt daarom nu het volgende uitgangspunt. Het is in dat geval de betrokkene in beginsel niet te verwijten dat hij niet is verschenen, als tussen het moment waarop die uitnodiging in de brievenbus van het woonadres van de betrokkene is gedaan en het moment waarop hij moest verschijnen minder dan 72 uur zat. Als er wel minimaal een termijn van 72 uur tussen die momenten zit heeft de betrokkene in beginsel voldoende gelegenheid om aan de uitnodiging gevolg te geven of om uitstel te verzoeken. Indien de betrokkene dat toch niet doet, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat die termijn te kort is geweest.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1335
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 01-06-2021
CiteertitelJB 2021/148
SamenvattingOntkenning aangetekende verzending, Onderzoeksplicht, Twijfel of stuk op regelmatige wijze is aangeboden op bezorgadres.
Samenvatting (Bron)Opschorten en intrekken bijstand. Niet aannemelijk gemaakte verzending opschortingsbesluit. Aangetekende verzending. Twijfel aanbieding op adres niet voor risico betrokkene. Het dagelijks bestuur heeft het opschortingsbesluit aangetekend verzonden. Het heeft weliswaar gegevens van de track & trace-code overgelegd, maar daaruit blijkt niet van een mededeling van de postdienst dat er een (poging tot) aanbieding van een stuk op het adres van betrokkene heeft plaatsgevonden waarbij niemand is aangetroffen, waarna het stuk vervolgens niet is afgehaald. Op de overgelegde uitdraai staat weliswaar dat het oorspronkelijke bezorgadres het adres van betrokkene is, maar niet dat het stuk daar daadwerkelijk is aangeboden, waarna het stuk niet is afgehaald. Dat wordt ook niet aannemelijk in combinatie met de tekst boven de statusbalk op de uitdraai, waar staat Zending af te halen bij postbuslocatie. De enige postbuslocatie die op de uitdraai wordt genoemd, is het postbusnummer van het Dagelijks bestuur, met als bezorgmoment Vrijdag 23 februari. Dit geheel biedt onvoldoende garanties om de conclusie te rechtvaardigen dat het opschortingsbesluit op regelmatige wijze is aangeboden op het adres van betrokkene en dat dit stuk na achterlating van een afhaalbericht niet is opgehaald. Twijfel op dit punt dient niet voor rekening en risico van betrokkene te komen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1271
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 15-06-2021
CiteertitelJB 2021/149
SamenvattingProceskostenvergoeding bezwaar, Tegemoetkomen, Geen bijzondere omstandigheid, Redelijke termijn.
Samenvatting (Bron)Het betoog dat uit paragraaf 2.2 van de bijlage bij de Beleidsregels en het Besluit langdurige zorg (Blz) volgt dat in het geval van betrokkene de ingangsdatum van de indicatie moet worden gesteld op de dag waarop de zorgbehoefte is ontstaan, slaagt niet. In deze paragraaf is namelijk niets vermeld over de ingangsdatum van de indicatie. Evenmin kan in het Blz steun worden gevonden voor dit betoog. De beroepsgrond dat CIZ ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 7:15, tweede lid, van de Awb slaagt. Als het bestuursorgaan tegemoetkomt, wordt in beginsel een proceskostenveroordeling uitgesproken. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Anders dan CIZ heeft betoogd, is de omstandigheid dat onverplicht en uit coulance de ingangsdatum op 27 oktober 2016 is gesteld geen bijzondere omstandigheid. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit, voor zover daarbij vergoeding van de kosten van bezwaar is afgewezen, moet worden vernietigd. De redelijke termijn is met afgerond een half jaar overschreden en dit leidt tot een aan appellanten te betalen schadevergoeding van in totaal 500,-. Deze overschrijding moet in dit geval geheel worden toegerekend aan de Staat. Aanleiding bestaat om zowel CIZ als de Staat te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Over het punt dat appellanten in dit verband hebben verzocht om een vergoeding van zogenoemde nakosten, overweegt de Raad dat de Awb hierover geen regeling kent. Mochten deze kosten zich bij appellanten voordoen, dan kunnen zij zoals zij ook ter zitting naar voren hebben gebracht zich zo nodig ingevolge artikel 8:76 van de Awb wenden tot de burgerlijke rechter. De Staat zal een bedrag van 267,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift voor schadevergoeding, met een wegingsfactor van 0,5 en een waarde per punt van 534,-) voor in beroep verleende rechtsbijstand voor het verzoek om schadevergoeding moeten vergoeden.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1423
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 09-07-2021
CiteertitelJB 2021/150
SamenvattingTijdig bezwaar en beroep, Bepaling van openbare orde, Geen ambtshalve toetsing, Omvang van het geding.
Samenvatting (Bron)Bepalingen over tijdigheid van bezwaar- en beroep dwingend van aard maar niet van openbare orde. De bestuursrechter beoordeelt niet langer ambtshalve de tijdigheid van een bezwaar. In hoger beroep wordt niet langer ambtshalve beoordeeld of het beroep bij de rechtbank tijdig was. Rechtbank is door ambtshalve de tijdigheid van het bezwaar te beoordelen buiten de omvang van het geding getreden. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Raad kan daardoor de vraag of appellant aanspraak kan maken op voortzetting van een persoonsgebonden budget inhoudelijk behandelen. Voortzetting pgb op goede gronden geweigerd.
AnnotatorR.J.N. Schlössels , C.L.G.F.H. Albers
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1500
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 06-04-2021
CiteertitelJB 2021/151
SamenvattingRechtsgevolgen in stand laten en zelf in de zaak voorzien, Grenzen finale geschilbeslechting, Omvang van het geding, Evenredigheidsbeginsel, (On)zelfstandig schadebesluit (nadeelcompensatie).
Samenvatting (Bron)Wet Markt en Overheid. Parkeertransferia gemeente s-Hertogenbosch. Algemeen belang besluit. Finale geschilbeslechting. Nadeelcompensatie bij wege van onzuiver/onzelfstandig schadebesluit. Algemeen belang besluit voldoet niet aan het in de rechtspraak van het College (uitspraken van 18 december 2018, ECLI:NL:CBB:2018:660 en 661) ontwikkelde beoordelings- en toetsingskader. Besluit op bezwaar wordt vernietigd. Finale geschilbeslechting, mede op basis van nieuwe onderzoeksrapporten en het debat daarover tussen partijen. Het College laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand en voorziet tegelijkertijd - aanvullend - zelf in de zaak door aan het algemeen belang besluit een termijn te verbinden, de door Q-Park inmiddels geleden schade te compenseren en het tarief voor de parkeertransferia voor de resterende geldigheidsduur van het algemeen belang besluit (jaarlijks) te indexeren.
AnnotatorM.E. Rog
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:373
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 29-04-2021
CiteertitelJB 2021/152
SamenvattingVerzoek om een voorlopige voorziening, Buiten behandeling stelling, Besluitkarakter.
Samenvatting (Bron)Verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft het verzoek om handhavend optreden op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek voldoende concreet is en dat de informatie van Wakker Dier enig aanknopingspunt biedt voor nader onderzoek door verweerder. Wakker Dier heeft duidelijk omschreven dat het gaat om drie pluimveeservicebedrijven die volgens haar de EU-Transportverordening overtreden door kippen aan de poten op te tillen als zij worden gevangen voorafgaand aan het transport. Wakker Dier heeft de informatie overgelegd waarover zij redelijkerwijs kon beschikken. Zij heeft gedaan wat zij kon om informatie te verzamelen over de werkwijzen van de drie bedrijven. Dat Wakker Dier geen tijdstip en specifieke plek heeft benoemd maakt dat niet anders. Bij verweerder is bekend bij welk bedrijf en op welk moment kippen worden gevangen omdat pluimveehouders bij toezichthouder NWVA moeten melden wanneer zij pluimvee gaan vervoeren naar het slachthuis. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verweerder moet gaan onderzoeken of de drie bedrijven bij het vangen van kippen de EU-Transportverordening overtreden.
AnnotatorJ.H. Keinemans
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:454
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 25-05-2021
CiteertitelJB 2021/153
SamenvattingBelanghebbende, Handhaving.
Samenvatting (Bron)Besluit houders van dieren
AnnotatorJ.H. Keinemans
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:514
Artikel aanvragenVia Praktizijn