Jurisprudentie Omgevingsrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Omgevingsrecht
Datum 06-12-2021
Aflevering 36
RubriekHof van Justitie EU
TitelHvJ EU 20-05-2021, C-120/19
CiteertitelJOM 2021/521
SamenvattingFormele rechtskracht van te handhaven besluit, Evidentiecriterium, Rechtszekerheid, Doeltreffendheidsbeginsel vereist dat beroep op evidentiecriterium niet louter fictief is. X tegen College van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, in tegenwoordigheid van Tamoil Nederland BV,
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Derde kamer) van 20 mei 2021.#X tegen College van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend en Tamoil Nederland BV.#Prejudici?le verwijzing - Vervoer van gevaarlijke goederen over land - Richtlijn 2008/68/EG - Artikel 5, lid 1 - Begrip ,constructievoorschrift' - Verbod om strengere constructievoorschriften vast te stellen - Autoriteit van een lidstaat die een tankstation verplicht om zich slechts van vloeibaar petroleumgas (lpg) te laten bevoorraden door tankwagens die zijn voorzien van een bijzondere, hittewerende bekleding die niet is voorgeschreven door de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) - Onrechtmatigheid - Besluit waartegen een categorie rechtzoekenden niet in rechte kan opkomen - Strikt afgebakende mogelijkheid om te verkrijgen dat een dergelijk besluit nietig wordt verklaard in geval van kennelijke strijdigheid met het Unierecht - Rechtzekerheidsbeginsel - Doeltreffendheidsbeginsel.#Zaak C-120/19.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:EU:C:2021:398
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 04-06-2021
CiteertitelJOM 2021/522
SamenvattingPrejudiciële beslissing, Formele rechtskracht handhavingsbesluiten opgelegd aan curator, Reikwijdte formele rechtskracht beperkt tot geldigheid besluit, Boedelschuld.
Samenvatting (Bron)Prejudiciële procedure (art. 392 Rv). Faillissementsrecht. Zijn schulden die voortvloeien uit bestuursrechtelijke lasten die aan de curator zijn opgelegd wegens de niet-naleving van milieuwetgeving, aan te merken als boedelschulden, verifieerbare concurrente faillissementsschulden of niet-verifieerbare faillissementsschulden? Rechtspraak ABRvS; curator aangewezen als ‘overtreder’ in bestuursrechtelijke zin; formele rechtskracht?
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:HR:2021:833
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 09-06-2021
CiteertitelJOM 2021/523
SamenvattingLast onder dwangsom, Invordering verbeurde dwangsommen, Vertrouwensbeginsel, Honorering beroep op gerechtvaardigd vertrouwen, Beginselplicht tot handhaving, Bijzondere omstandigheid.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland aan de maatschap een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat zij de baggerwerkzaamheden aan de Oostbroekwetering ter hoogte van haar perceel dient te gedogen. De maatschap exploiteert een melkveehouderij op het perceel aan de [locatie] te Zoeterwoude. Het perceel van de maatschap grenst aan de Oostbroekwetering, een hoofdwatergang in de Oostbroekpolder. Het college heeft toegelicht dat eens in de zoveel tijd de primaire watergangen worden gebaggerd. Baggeren verbetert de doorstroming en beperkt daarmee de kans op wateroverlast. In 2017 heeft het college aan de maatschap medegedeeld dat het voornemens is te baggeren in de Oostbroekwetering en in verband met de baggerwerkzaamheden gebruik moet worden gemaakt van het perceel. Het college heeft de maatschap meermalen verzocht hieraan medewerking te verlenen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1223
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-06-2021
CiteertitelJOM 2021/524
SamenvattingLast onder dwangsom, Invordering, Bijzondere omstandigheid, Evident onmogelijke uitvoering.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 maart 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkelland een dwangsom van € 10.000,00 bij [appellant] ingevorderd. [appellant] heeft op 11 februari 2015 op zijn perceel nabij [locatie] te Beltrum, een esrand, bestaande uit 15 bomen en een struikrand gekapt. Omdat [appellant] dit zonder vergunning heeft gedaan, heeft het college hem bij besluit van 22 april 2015 onder oplegging van een dwangsom gelast een herplant uit te voeren. Bij besluit van 19 mei 2017 heeft het college [appellant] opnieuw een herplantplicht opgelegd. Daarbij is bepaald dat een dwangsom van € 10.000,00 wordt verbeurd indien de herplant na 1 december 2017 niet is uitgevoerd. Nadien is deze termijn verlengd tot 1 december 2018. De herplantplicht omvat 14 zomereiken met een diameter van ongeveer 30 cm (omtrek ongeveer 1m) en een es met een omtrek van 60 tot 70 cm op de oorspronkelijke locatie.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1405
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 30-06-2021, 202003458/1/A3
CiteertitelJOM 2021/525
SamenvattingInbeslagname hond, Last onder bestuursdwang, Uitvoering last, Feitelijk handelen, Besluitonderdeel, Bevoegde rechter.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 augustus 2019 heeft de burgemeester van Emmen besloten tot inbeslagname van Cyra, de hond van [appellant sub 1]. Na een aantal (bijt)incidenten heeft de burgemeester hond Cyra, waarvan [appellant sub 1] eigenaar is, bij besluit van 9 april 2019 gevaarlijk verklaard en een aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond opgelegd. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt. In dit besluit is opgenomen dat de burgemeester zal overgaan tot het treffen van nadere maatregelen als zich opnieuw bijtincidenten voordoen, zoals het uitvaardigen van een last onder dwangsom of het in beslag nemen van de hond, gecombineerd met het opleggen van een gedragstest. Op 6 augustus 2019 heeft een incident plaatsgevonden, waarbij Cyra betrokken was. Cyra bevond zich niet aangelijnd en zonder muilkorf op straat en is op een andere hond afgerend, waarop deze andere hond Cyra heeft gebeten. Op 13 augustus 2019 heeft de burgemeester Cyra in beslag genomen op grond van de artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1389
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 07-07-2021
CiteertitelJOM 2021/526
SamenvattingSluiting bedrijfspandpand, Verwijt van heling, Onschuldpresumptie.
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 9 mei 2018 heeft de burgemeester van Rotterdam de sluiting van het bedrijfspand op het adres Breevaartstraat 29 te Rotterdam bevolen voor een periode van zes maanden en dat pand aangewezen als vergunningsplichtig in de zin van artikel 2:36, tweede en derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012. Riksha drijft een onderneming die zich bezighoudt met de reparatie van en handel in auto's en auto-onderdelen. De onderneming is gevestigd in een pand op het adres Breevaartstraat 29 in Rotterdam. [persoon] was ten tijde van de besluiten van de burgemeester middellijk bestuurder van Riksha. Op 15 december 2017 heeft een integrale controle plaatsgevonden in het pand. Op 29 januari 2018 heeft de politie hierover een rapportage uitgebracht aan de burgemeester. Volgens de rapportage zijn bij de controle vier autoportieren aangetroffen die afkomstig zijn van een gestolen auto.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1465
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 14-07-2021
CiteertitelJOM 2021/527
SamenvattingNatuurvergunningsbesluit, Ter inzage leggen ontwerpbesluit, Implementatie Habitatrichtlijn, Inspraakverplichting, Verdrag van Aarhus, Rechtstreekse werking, Unietrouw.
Samenvatting (Bron)In het besluit van 22 december 2015, kenmerk 2015/0400038, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend aan [vergunninghouder] in [plaats]. [vergunninghouder] exploiteert een varkenshouderij aan de [locatie] in [plaats]. Het is voornemens om de vleesvarkenshouderij te wijzigen in een zeugenhouderij. Daarvoor worden de bestaande stallen gesloopt en nieuwe stallen gebouwd. Het college heeft op 22 december 2015 een natuurvergunning verleend voor het inwerking hebben van de zeugenhouderij. De vergunning is verleend voor het houden van 640 kraamzeugen, 2363 guste en dragende zeugen, 4 dekberen en 432 opfokzeugen, met een totale emissie van 2518,41 kg NH3/jr. Het college heeft de vergunning verleend, omdat de depositie van de aangevraagde bedrijfssituatie niet toeneemt ten opzichte van de depositie in de referentiesituatie.
AnnotatorH.C.F.J.A. de Waele
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1507
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 28-07-2021
CiteertitelJOM 2021/528
SamenvattingAanvraag, Bevoegdheid, Bezwaar, Herziening, Prorogatie.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 11 november 2019 heeft de raad van de gemeente Opsterland de aanvraag van [appellanten] om een bestemmingsplan vast te stellen voor de wijziging van de bestemming van een deel van het perceel [locatie A] te Nij Beets afgewezen. Op 4 december 2017 heeft [appellant B] bij het college van burgemeester en wethouders van Opsterland een verzoek ingediend tot, onder meer, de wijziging van de bestemming van een deel van het perceel. Dit perceel is in eigendom bij [eigenaars]. Het college heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 30 januari 2018. In de uitspraak van 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2740, heeft de Afdeling geoordeeld dat het college niet bevoegd is dit besluit te nemen. Op 21 augustus 2019 hebben [appellanten] de raad verzocht de bestemming "Recreatie - Recreatiewoning" op het perceel te wijzigen in de bestemming "Natuur". Bij besluit van 11 november 2019 heeft de raad dit verzoek afgewezen.
AnnotatorG.J. Stoepker , L.M. Koenraad
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1697
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 28-07-2021
CiteertitelJOM 2021/529
SamenvattingArtikel 2:4 Awb, Verbod van vooringenomenheid, Zorgplicht van het bestuursorgaan, Persoonlijk belang, Beïnvloeding, Zeeman Vastgoed-formule, Verhouding met art. 28 jo. 58 Gemeentewet, Zakelijke relatie, Integriteit.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 22 februari 2018, gewijzigd bij besluit van 28 maart 2018, heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere aan de rechtsvoorganger van [vergunninghouder] een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor het realiseren van een vitaliteitshotel op de locatie Schelpweg 8, aangevuld met percelen aan de Beatrixstraat en Weverijstraat 9-13, in Domburg. [vergunninghouder] wenst een vitaliteitshotel te realiseren op de locatie Schelpweg 8 in Domburg. Het betreft het perceel van een voormalige KPN-telefooncentrale, aangevuld met percelen aan de Beatrixstraat en Weverijstraat 9-13. De locatie van het bouwplan grenst aan de noordzijde aan de Beatrixstraat, de oostzijde aan de Weverijstraat, de zuidzijde aan de Schelpweg en de westzijde aan een park. Het hotel omvat 33 hotelsuites van ongeveer 100 m2 en 6 minisuites van ongeveer 35-65 m2. De hotelsuites zijn voorzien op de begane grond aan de zijde van de Beatrixstraat en de Weverijstraat.
AnnotatorM.H.W.C.M. Theunisse
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1682
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het Bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 06-07-2021
CiteertitelJOM 2021/530
SamenvattingVerzoek om herziening, Wijziging van het recht, Finale geschilbeslechting, Evenredigheidsbeginsel.
Samenvatting (Bron)Appellante heeft een verzoek gedaan aan verweerder om terug te komen op onder meer het verlagen van haar fosfaatrecht. Dit verzoek heeft zij niet onredelijk laat ingediend. Verweerder heeft het verzoek afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb. Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van een nieuw feit of veranderde omstandigheid. Wel in geschil is of zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan. Het College benadrukt in deze zaak dat, nu het College in eerdere uitspraken artikel 3 van de Beleidsregel fosfaatrechten jongvee buiten toepassing heeft verklaard, dit artikel vanwege strijdigheid met de wet geen rechtsgeldigheid toekomt. Als gevolg hiervan doet zich een (relevante) wijziging van het recht voor en kan de motivering in het bestreden besluit geen stand houden. Wat betreft de finale geschilbeslechting stelt het College vast dat de weigering van verweerder om op terug te komen, in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De door verweerder ingeroepen belangen om (toch) niet terug te komen, namelijk die van rechtszekerheid en doelmatig bestuur, wegen onvoldoende op tegen de belangen van appellante. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarbij het verzoek om terug te komen niet is ingewilligd.
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:707
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 27-07-2021
CiteertitelJOM 2021/531
SamenvattingBoetes, Verdedigingsbeginsel, Willekeurverbod.
Samenvatting (Bron)De boete wegens overtreding van artikel 7 Meststoffenwet over het kalenderjaar 2013 wordt vernietigd gelet op de uitspraken van het College van 18 december 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:652, 653 en 654). De boete wegens overtreding van artikel 7 Meststoffenwet over het kalenderjaar 2014 wordt vernietigd wegens strijd met het willekeurverbod. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:780
Artikel aanvragenVia Praktizijn