AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 20-02-2022
Aflevering 8
RubriekEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
TitelEHRM, 11-02-2021, 4893/13
CiteertitelAB 2022/61
SamenvattingInternationaal publiekrecht. Behoorlijk bestuur. Uitkering. Casarin/Italië.
AnnotatorT. Barkhuysen , M.L. van Emmerik
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:CE:ECHR:2021:0211JUD000489313
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 29-12-2021
CiteertitelAB 2022/62
SamenvattingBeleidsvrijheid exploitant. Volkshuisvesting.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 20 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond geweigerd aan Huureenwoonruimte.nl een omgevingsvergunning te verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte op het adres Willem II Singel 37 in Roermond. Huureenwoonruimte.nl heeft op 6 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte naar acht onzelfstandige woonruimten van het pand aan de Willem II Singel 37 in Roermond. Bij het besluit van 20 november 2018 heeft het college de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in verbinding met artikel 5, tweede lid, onder a en b, van de Huisvestingsverordening Roermond 2015-2019. Volgens het college heeft de aanvraag betrekking op een pand dat minder dan acht panden verwijderd is van een kamerverhuurpand dat is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 7 van de Huisvestingsverordening.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:3016
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 13-10-2021
CiteertitelAB 2022/63
SamenvattingBeoordelingsruimte; vertrouwen, gewekt door verbaliserende agent namens de officier van justitie, bindt de korpschef niet.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 augustus 2019 heeft de korpschef van politie de toestemming voor [appellant] om werkzaamheden te mogen verrichten bij [recherchebureau] ingetrokken. De korpschef heeft zijn toestemming voor [appellant] om werkzaamheden te verrichten bij [recherchebureau] ingetrokken omdat de politie tijdens een onderzoek naar een inbraak in een door [appellant] gehuurde kantoorruimte een vuurwapen heeft aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant] daardoor onvoldoende betrouwbaar is om werkzaamheden bij [recherchebureau] te verrichten en dat de korpschef de toestemming daarom mocht intrekken. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef hem onvoldoende betrouwbaar mocht achten. Hij had het vuurwapen gevonden, maar was nog niet in de gelegenheid geweest om het naar de politie te brengen.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2280
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 15-09-2021
CiteertitelAB 2022/64
SamenvattingSubsidieaanvraag. Geen wijziging/aanvulling aanvraag. Tenderprocedure. Samenstelling maatschap.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 4 juni 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant een aanvraag van de maatschap om subsidie in het kader van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 afgewezen. De Subsidieregeling is onder andere bedoeld om jonge landbouwers te ondersteunen bij fysieke investeringen in de verduurzaming van hun landbouwbedrijf. De maatschap heeft op 4 februari 2019 een aanvraag om subsidie in het kader van de Subsidieregeling gedaan voor het aanleggen van een emissiearme roostervloer in een ligboxenstal en voor de aanschaf van een mestrobot. Bij de aanvraag heeft de maatschap vermeld dat de samenstelling van de maatschap zoals die op de bij de aanvraag overgelegde maatschapsakte van september 2014 staat, met terugwerkende kracht per 1 januari 2019 wordt aangepast. Die aanpassing houdt in dat de maatschap niet langer uit drie maten, te weten [maat 1] (1952), [maat 2] (1982) en [maat 3] (1981), bestaat, maar alleen nog uit deze laatste twee.
AnnotatorD.K. Jongkind
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2081
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 28-07-2021
CiteertitelAB 2022/65
SamenvattingToepassing toetsingskader bij heroverweging van besluiten met herstelsancties. Tijdelijke intrekking exploitatievergunning.
Samenvatting (Bron)Bij onderscheiden besluiten van 6 december 2016 heeft de burgemeester van Den Helder de aan [appellante sub 2] verleende vergunningen voor exploitatie van de horecabedrijven [bedrijf A] te Den Helder en [bedrijf B] te Julianadorp ingetrokken voor de duur van een maand. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft deze besluiten bij uitspraak van 12 december 2016 met onmiddellijke ingang geschorst tot zes weken na de beslissing op het tegen deze besluiten ingediende bezwaar. [appellante sub 2] heeft in totaal drie horecabedrijven, waaronder [bedrijf A] te Den Helder en [bedrijf B] te Julianadorp. Op 13 mei 2016 hebben arbeidsinspecteurs van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid inspecties uitgevoerd in de horecabedrijven van [appellante sub 2]. Uit de daarvan op 11 oktober 2016 opgemaakte boeterapporten blijkt dat zij in [bedrijf A] een persoon hebben aangetroffen met de Syrische nationaliteit die etenswaren aan het inpakken was.
AnnotatorC.M.M. van Mil
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1684
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 21-07-2021
CiteertitelAB 2022/66
SamenvattingOmgevingsvergunning horecabedrijf. Geen afgeleid belang huurder die onderverhuurt aan exploitant wegens zelfstandig belang.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 23 mei 2018 herroepen en, voor zover hier van belang, omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van de begane grond van het pand op het perceel voor horeca in de categorie "zwaar" en geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van de eerste verdieping van dat pand voor horeca in de categorie "zwaar". Het pand op het perceel is in eigendom van Nostra Beheer B.V. Zij verhuurt het pand sinds juni 2017 aan Lemon Zest Holding. Lemon Zest Holding verhuurde het pand aan Bar Broker, die ten tijde van het indienen van de in deze procedure aan de orde zijnde aanvraag om omgevingsvergunning het pand exploiteerde. Club Gewoon B.V. huurt het pand sinds 28 juni 2019.
AnnotatorT. Groot
LinkVolledige tekst annotatie (Stijladvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1589
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 19-07-2021
CiteertitelAB 2022/67
SamenvattingVoormalig migrerende EU-werknemer die reële en daadwerkelijk arbeid heeft verricht, behoudt verblijfsrecht als verzorgende ouder van schoolgaande kinderen in gaststaat, onafhankelijk van de duur van haar werkzaamheden.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 16 oktober 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft.
AnnotatorG.G. Lodder
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:1568
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 21-07-2021
CiteertitelAB 2022/68
SamenvattingLoslaten ambtshalve toetsing tijdig bezwaar.
Samenvatting (Bron)Met zijn uitspraak van 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500, is de Raad teruggekomen van zijn vaste rechtspraak tot dan toe, waaruit volgde dat de bestuursrechter gehouden is te beoordelen of een bezwaarschrift tijdig (of verschoonbaar te laat) is ingediend en in verband daarmee terecht door het bestuursorgaan ontvankelijk is geacht. Gelet op de genoemde uitspraak moet inmiddels tot het oordeel worden gekomen dat de rechtbank daarmee, bij de huidige stand van het recht, buiten de omvang van het geding is getreden en dat zij het bezwaar niet alsnog niet-ontvankelijk had mogen verklaren. Het subisidaire betoog van appellant behoeft daarom geen bespreking. De Raad stelt voorop dat, anders dan appellant heeft betoogd, met de op Mijn DUO geplaatste berichten waarbij de studiefinanciering van appellant is herzien, onmiskenbaar rechtsgevolg is beoogd. Niet alleen bevatten de berichten de mededeling dat het recht op studiefinanciering is gewijzigd, maar ook de verlaging van de toegekende bedragen ten opzichte van de aanvankelijke toekenning is daarin opgenomen. Dat betekent dat deze berichten moeten worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Awb. Dat het bedrag dat als gevolg van de herziening wordt teruggevorderd in een ander besluit is neergelegd, doet hieraan niets af. Omdat een herziening als hier aan de orde een belastend besluit is, moet de minister aannemelijk maken dat appellant niet heeft voldaan aan de voorwaarden die in artikel 1.5 van de Wsf 2000 voor toekenning van een uitwonendenbeurs zijn opgenomen. Met de onderzoeksbevindingen heeft de minister aan die bewijslast voldaan. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de controleurs op de kamer die als de kamer van appellant is getoond in het geheel geen tot hem te herleiden spullen hebben aangetroffen. De door appellant gegeven verklaring is niet geloofwaardig.1 De minister behoefde, anders dan door appellant is gesteld, geen aanleiding te zien om nader onderzoek te doen (in de buurt en/of op het ouderlijk adres). Het huisbezoek had immers voldoende informatie opgeleverd en de resultaten waren ook voldoende als grondslag voor de herziening.2 Dit betekent dat het beroep, voor zover dat betrekking heeft op de herziening, ongegrond moet worden verklaard.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:1846
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Gelderland 09-11-2021
CiteertitelAB 2022/69
SamenvattingEvenredigheidsbeginsel. Buiten toepassing laten voorschrift in schrijnende situatie. Exceptieve toetsing of contra legem-toepassing.
Samenvatting (Bron)De vrouw (eiseres) vroeg bij het UWV (verweerder) een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Zij rondde recent haar studie af en vond ook een baan. Na ongeveer 2 maanden raakte de vrouw arbeidsongeschikt door de gevolgen van een hersentumor. Daarna is ook een tumor in haar borst geconstateerd. De verwachting is dat ze uiteindelijk aan haar ziekte zal overlijden. Het UWV stelde de hoogte van de WIA-uitkering vast op 182,42 euro per maand. Deze uitkering wordt berekend op basis van het gemiddelde dagloon dat je in het jaar voorafgaand aan de aanvraag hebt verdiend (het refertejaar). De uitkering valt in dit geval zo laag uit, omdat eiseres alleen aan het eind van dat jaar werkte en de rest van het jaar nog niet. Eiseres en haar man worden door dit besluit geconfronteerd met financiële problemen. Het UWV geeft toe dat de lage uitkering onredelijk en onwenselijk is, maar zegt dat het probleem is dat hij deze regelgeving moet uitvoeren en hij geen uitzonderingen mag maken. Normaal gesproken zou iemand als eiseres in aanmerking komen voor de startersregeling, waarmee het dagloon hoger zou worden vastgesteld. Om starters op de arbeidsmarkt tegemoet te komen, heeft de wetgever namelijk een uitzondering gemaakt. In dit geval zou het gemiddelde dagloon van eiseres worden berekend over de periode waarin zij daadwerkelijk geld heeft verdiend en niet het hele jaar voorafgaand aan de aanvraag. Voor de WIA geldt dat deze periode begint in de eerste maand dat je loon hebt ontvangen in het refertejaar. Eiseres werkte tijdens het refertejaar een dag bij haar oude bijbaantje en verdiende daar 42,50 euro mee. Omdat deze dag ligt in de eerste maand van het refertejaar, betekent dat de periode waarover het gemiddelde dagloon wordt berekend alsnog het hele refertejaar wordt. Eiseres komt door die ene dag werk tijdens haar studie niet in aanmerking voor de startersregeling en daardoor valt haar uitkering aanzienlijk lager uit dan wanneer zij wel onder deze regeling zou vallen. Dit kan lang negatieve financiële gevolgen hebben voor eiseres, omdat ook toekomstige uitkeringen op het laag vastgestelde dagloon zullen worden gebaseerd. Eiseres werkte op het moment van de zitting weer 20 uur per week, maar dit leidt voor haar niet tot een hoger dagloon. Het werken heeft pas effect op het dagloon als het haar is gelukt om een jaar lang onafgebroken te werken. De kans is groot dat dit haar niet lukt vanwege haar medische situatie. De rechtbank erkent in de eerste plaats dat het UWV de betrokken wetgeving juist heeft toegepast. Het is bovendien een bewuste keuze van de wetgever geweest om geen uitzonderingen op het bovenstaande systeem toe te staan. Dat ook de rechtspraak deze keuze van de wetgever moet respecteren, is al meerdere keren geoordeeld door de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in sociale zekerheidszaken. Desondanks bestaat voor de bestuursrechter altijd de mogelijkheid om te toetsen of de (toepassing van) de regeling onevenredig is. Eiseres vindt dat de wetgeving voor haar een onrechtvaardige en onmenselijke uitkomst heeft. Ze vroeg de rechtbank of het mogelijk is om voor haar een uitzondering te maken op de berekeningswijze van haar uitkering. De rechtbank oordeelt dat het UWV in dit geval niet had mogen vasthouden aan strikte toepassing van de betrokken wetgeving, omdat die toepassing voor eiseres onevenredig nadelige gevolgen heeft. Deze wetgeving had het UWV in dit bijzondere geval daarom buiten toepassing moeten laten. Eiseres en haar man leven met de gevolgen van haar ziekte en alle angsten en onzekerheden die dit met zich meebrengt. Zij staan onder grote druk. Het is te veel gevraagd dat eiseres vanwege wetgeving die niet voorziet in een passende berekeningswijze voor dit geval, daarbovenop steeds moet vechten om rond te komen. De rechtbank komt tot dit oordeel vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak, de bijzondere omstandigheden van eiseres en ontwikkelingen bij het UWV. Met dit laatste wordt de brief van het UWV van juni van dit jaar aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bedoeld, waarin het UWV de berekeningswijze van het dagloon voor de WIA een knelpunt noemt. Van de bevoegdheid om wetgeving buiten toepassing te verklaren wordt niet vaak gebruik gemaakt, omdat de rechter expliciete keuzes van de wetgever moet respecteren. In dit specifieke geval bestaat daar dus toch aanleiding voor. Het besluit van het UWV is vernietigd en er moet opnieuw een beslissing worden genomen waarin rekening wordt gehouden met dit oordeel van de rechtbank. Voor eiseres zou dat een hogere uitkering betekenen met terugwerkende kracht, zodat zij ook recht krijgt op een nabetaling. Het UWV kan er echter ook voor kiezen om deze uitspraak aan te vechten in hoger beroep.
AnnotatorJ.E. Esser , R.G. Becker
UitspraakECLI:NL:RBGEL:2021:5972
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRegionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 03-12-2021, Z2021/3124
CiteertitelAB 2022/70
SamenvattingAanvullend onderzoek van psychiater is zorgvuldig indien de betrokkene onjuiste informatie heeft verstrekt.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:TGZRZWO:2021:107
Artikel aanvragenVia Praktizijn