Gemeentestem

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Gemeentestem
Datum 18-03-2022
Aflevering 7537
RubriekArtikelen
TitelDe Omgevingswet: een verdienmodel voor adviesbureaus
CiteertitelGst. 2022/26
SamenvattingOnlangs is de voor 1 juli 2022 voorziene inwerkingtreding van de Omgevingswet – die bij de indiening van het wetsvoorstel in 2014 nog werd aangekondigd als ‘grootste wetgevingsoperatie sinds de vernieuwing van de Grondwet in 1848’ – voor de vijfde keer uitgesteld. Uitgesteld is ook invoering – als onderdeel van de Omgevingswet – van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), die voorziet in privatisering van het bouwtoezicht. ‘Uit verschillende overleggen met medeoverheden en experts over de invoering van de Omgevingswet is naar voren gekomen dat meer tijd nodig is om goed te oefenen met de digitale systemen’, schreef minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge aan de Tweede en de Eerste Kamer. Als het stelsel van die Omgevingswet niet goed kan werken zonder ingewikkelde digitale systemen – reden waarom de inwerkingtreding almaar wordt uitgesteld – is het dan überhaupt verstandig zo’n wet in te voeren?
Auteur(s)J.M.H.F. Teunissen
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDamocles en de herijking van het evenredigheidsbeginsel
CiteertitelGst. 2022/28
SamenvattingEen artikelnoot bij de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk) en ECLI:NL:RVS:2022:335 (Waadhoeke)
Auteur(s)R. Stijnen
LinkVolledige tekst artikel (linkedin.com)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 02-02-2022
CiteertitelGst. 2022/28
SamenvattingHerijking evenredigheidstoets
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 september 2019 heeft de burgemeester van Harderwijk [appellant sub 2] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie A] te Harderwijk met ingang van 18 september 2019 voor de duur van zes maanden te sluiten. [appellant sub 2] is huurder van de eengezinswoning aan de [locatie A] te Harderwijk en woont daar samen met zes van zijn zeven kinderen, geboren in de periode 1993-2005. Over één van hen, de oudste zoon, heeft de politie via Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA) meldingen ontvangen dat hij vanuit de woning in drugs zou dealen en in de woning, en mogelijk ook in de schuur achter de woning, drugs zou hebben opgeslagen. De politie heeft een onderzoek ingesteld. Daaruit is volgens de politie gebleken dat de oudste zoon in drugs handelde, zowel vanuit de woning als elders in de gemeente Harderwijk. De politie heeft de bestuurlijke rapportage van 23 augustus 2020 opgesteld en de burgemeester verzocht handhavend op te treden.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:285
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 02-02-2022
CiteertitelGst. 2022/29
SamenvattingHerijking evenredigheidstoets
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 juni 2020 heeft de burgemeester van Waadhoeke[persoon A] en [persoon C] onder aanzegging van bestuursdwang gelast het pand aan de [locatie A] te Ried voor de duur van twaalf maanden te sluiten. In deze zaak gaat het om de sluiting van een oude melkfabriek in het midden van het dorp Ried door de burgemeester vanwege een drugsvondst. [persoon A] en [persoon C] zijn daarvan de eigenaars en zij bewonen de benedenverdieping. Beneden aan de voorzijde van het pand oefent [persoon C] haar praktijk in klassieke homeopathie uit. Aan de andere kant van het pand heeft [persoon A] een werkplaats voor zijn bedrijf. Dat geldt ook voor één van de meerderjarige zoons van [persoon A] en [persoon C], [persoon B]. Een andere zoon, [zoon 1], woonde tijdelijk op de eerste verdieping. Het pand beschikt verder over een ruimte waar activiteiten kunnen worden georganiseerd. Een derde zoon, [zoon 2], woont elders.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:335
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 09-02-2022
CiteertitelGst. 2022/30
SamenvattingTe huur aanbieden bedrijfspand met vermelding milieucategorie is voldoende benuttingspoging tegen passieve risicoaanvaarding bij planschade
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 6 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer het verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in door hem geleden planschade afgewezen. [appellant] was ten tijde van belang eigenaar van een bedrijfsgebouw aan de [locatie 1] te Boxmeer en van een bedrijfsgebouw en bedrijfswoning aan de [locatie 2] te Boxmeer. Op 2 november 2017 heeft het college een verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade ontvangen. [appellant] stelt, voor zover thans nog van belang, schade te hebben geleden als gevolg van het bestemmingsplan "Boxmeer Zuidwest" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan), dat op 13 maart 2015 onherroepelijk is geworden. Het college heeft over het op het verzoek te nemen besluit advies gevraagd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken. De SAOZ heeft in een advies van 12 oktober 2018 een vergelijking gemaakt tussen het nieuwe bestemmingsplan en het daarvoor geldende bestemmingsplan "Onderwijsplein".
AnnotatorJ.W. van Zundert
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:409
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 12-01-2022
CiteertitelGst. 2022/31
SamenvattingAfwijzing verzoek tegemoetkoming in planschade
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 1 maart 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard een aanvraag van [appellante] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. [appellante] is eigenares van het perceel met opstallen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Rhoon. Zij heeft bij het college een aanvraag ingediend om tegemoetkoming in planschade die zij in de vorm van waardevermindering van het object heeft geleden als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Rhoon Dorp 2009 en een besluit van 8 april 2009, waarbij met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan Plan Dorp Herziening 1958 van 3 februari 1958. Aan de aanvraag is ten grondslag gelegd dat de planologische verandering het mogelijk heeft gemaakt om op ten westen en zuiden van het object gelegen gronden een winkelhaakvorming gebouwencomplex met parkeerdek ten behoeve van appartementen, winkels en een supermarkt te realiseren.
AnnotatorC. Lagerweij
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:75
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 08-12-2021
CiteertitelGst. 2022/32
SamenvattingTijdsverloop sluiting artikel 13b Opiumwet
Samenvatting (Bron)Bij brief van 6 februari 2019 heeft de burgemeester van Roermond Yin Yang medegedeeld dat hij tot sluiting van gebouwen op grond van artikel 13b van de Opiumwet over zal gaan. Yin Yang exploiteert een saunaclub. Bij besluit van 23 februari 2017 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet de gebouwen die onderdeel zijn van de saunaclub voor twaalf maanden gesloten. In het bestuursdwangbesluit staat dat de gebouwen zullen worden gesloten op 6 maart 2017 en dat de sluiting eindigt op 6 maart 2018. Tegen dit besluit is geprocedeerd tot in hoger beroep. De Afdeling heeft in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:113, geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid het bestuursdwangbesluit heeft kunnen handhaven. De burgemeester had op dat moment de sluiting nog niet uitgevoerd. Het bestuursdwangbesluit was geschorst in afwachting van het besluit op het daartegen gemaakte bezwaar.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2756
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State 24-11-2021
CiteertitelGst. 2022/33
SamenvattingStrafbare voorbereidingshandelingen. 13b Opiumwet.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 8 oktober 2019 heeft de burgemeester van Waalre besloten het bijgebouw op het perceel aan de [locatie 1] in Waalre met ingang van 16 oktober 2019 te sluiten voor een duur van 12 maanden. Aan de [locatie 2] ligt een woonwagenkamp met 16 percelen. [appellant sub A] en [appellant sub B] wonen op het perceel aan [locatie 1] en zijn eigenaren van een bijgebouw op dat perceel. Op 3 september 2019 hebben toezichthouders van de gemeente, ondersteund door de politie, in het kamp een bestuurlijke controle verricht naar diverse bouwwerken en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De bevindingen van die controle zijn neergelegd in een bestuurlijke rapportage van de politie Oost-Brabant van 8 september 2019. De bevindingen over de [locatie 1] zijn in een afzonderlijke bestuurlijke rapportage van 20 september 2019 neergelegd.
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2638
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelCentrale Raad van Beroep 23-11-2021
CiteertitelGst. 2022/34
SamenvattingInlichtingenplicht artikel 17 Pw
Samenvatting (Bron)Intrekking en terugvordering van bijstand. Hennepkwekerij. Het nemo tenetur beginsel staat niet in de weg staat aan de verplichting voor een bijstandsgerechtigde om informatie te verschaffen ten behoeve van vaststelling van de rechtmatigheid van de bijstand. De inlichtingenverplichting is voor het college een noodzakelijk instrument om de rechtmatigheid van de uitkering te kunnen vaststellen. Deze verplichting is verbonden aan het recht op bijstand en staat los van het verstrekken van informatie die van belang is voor een strafrechtelijk onderzoek. Voor de intrekking en terugvordering van bijstand geldt dat voor zover de betrokkene verplicht is om inlichtingen te verstrekken ter vaststelling van de rechtmatigheid van de uitkering, hij zich hieraan niet kan onttrekken met een beroep op de door hem ingeroepen waarborgen van het EVRM. Die waarborgen kan hij inroepen in procedures waarin hem bestraffende sancties kunnen worden opgelegd en dan betogen dat het bewijs dat door nakoming van de inlichtingenverplichting is verkregen niet tegen hem mag worden gebruikt. Aan appellant is ook een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. Dit is een bestraffende sanctie. Daarvoor gelden de genoemde waarborgen wel. Als appellant de hennepkwekerij tijdig aan het college zou hebben gemeld, zoals hij op grond van artikel 17, eerste lid, van de PW verplicht was onverwijld en uit eigen beweging te doen, dan zou hij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden. Dan zou hem ook geen boete kunnen worden opgelegd wegens het niet nakomen van die inlichtingenverplichting. Appellant kan dus geen belastende verklaring tegen zichzelf afleggen over de schending van de spontane inlichtingenverplichting indien en doordat hij die tijdig nakomt. In die zin is er dus geen sprake van schending van het nemo teneturbeginsel. Volgens de rechtspraak van het EHRM valt overigens de enkele sanctiedreiging wegens het niet voldoen aan de wettelijke inlichtingenverplichting als zodanig niet binnen de werkingssfeer van artikel 6 van het EVRM.
AnnotatorM.I.T. Albers , J.C. de Wit
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:2939
Artikel aanvragenVia Praktizijn