AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 29-08-2022
Aflevering 31
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 10-03-2022, C-177/20
CiteertitelAB 2022/236
SamenvattingRechter moet regeling die in strijd is met EU-recht buiten toepassing laten en het bestuur gelasten het recht van vruchtgebruik opnieuw in te schrijven, ook al is doorhaling ervan niet tijdig in rechte aangevochten en bijgevolg onherroepelijk geworden.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 maart 2022.#,,Grossmania" Mez?gazdas?gi Termel? ?s Szolg?ltat? Kft tegen Vas Megyei Korm?nyhivatal.#Verzoek van de Gy?ri T?rv?nysz?k om een prejudici?le beslissing.#Prejudici?le verwijzing - Beginselen van het Unierecht - Voorrang - Rechtstreekse werking - Loyale samenwerking - Artikel 4, lid 3, VEU - Artikel 63 VWEU - Verplichtingen voor een lidstaat op grond van een prejudicieel arrest - Uitlegging van een Unierechtelijke regel in een prejudicieel arrest van het Hof - Verplichting om volle werking te geven aan het Unierecht - Verplichting voor een nationale rechterlijke instantie om een nationale regeling die in strijd is met het Unierecht, zoals uitgelegd door het Hof, buiten toepassing te laten - Bestuurlijk besluit dat bij gebreke van een beroep in rechte onherroepelijk is geworden - Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel - Aansprakelijkheid van de lidstaat.#Zaak C-177/20.
AnnotatorH.S. Al-Nassar , R.J.G.M. Widdershoven
UitspraakECLI:EU:C:2022:175
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 08-03-2022, C-205/20
CiteertitelAB 2022/237
SamenvattingHet Unierechtelijk beginsel van evenredigheid van sancties heeft rechtstreekse werking
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 maart 2022.#NE tegen Bezirkshauptmannschaft Hartberg-F?rstenfeld.#Verzoek van Landesverwaltungsgericht Steiermark om een prejudici?le beslissing.#Prejudici?le verwijzing - Vrij verrichten van diensten - Terbeschikkingstelling van werknemers - Richtlijn 2014/67/EU - Artikel 20 - Sancties - Evenredigheid - Rechtstreekse werking - Beginsel van voorrang van het Unierecht.#Zaak C-205/20.
AnnotatorH.S. Al-Nassar
UitspraakECLI:EU:C:2022:168
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHof van Justitie van de Europese Unie
TitelHvJ EU 15-07-221, C-911/19
CiteertitelAB 2022/238
SamenvattingEuropese bankentoezichthouder EBA heeft haar bevoegdheden niet overschreden door het uitvaardigen van richtsnoeren, ook al volgt dat niet expliciet uit de wet.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 juli 2021.#Federation bancaire francaise (FBF) tegen Autorite de controle prudentiel et de resolution (ACPR).#Verzoek van de Conseil d'Etat om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Artikelen 263 en 267 VWEU - Juridisch niet-bindende handeling van de Unie - Rechterlijke toetsing - Richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit (EBA) - Producttoezicht- en -governanceregelingen voor retailbanken - Geldigheid - Bevoegdheid van de EBA.#Zaak C-911/19.
AnnotatorM. van der Beek
UitspraakECLI:EU:C:2021:599
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 03-06-2022
CiteertitelAB 2022/239
Samenvatting Procesreglementen mogen de maximale omvang van processtukken in hoger beroep bepalen. Het niet tijdig aanpassen van te lange stukken kan fataal zijn.
Samenvatting (Bron)Art. 392 Rv. Prejudiciële vragen over regels in procesregelementen van de hoven over maximale omvang van processtukken in hoger beroep. Is de rechter bevoegd om deze beperkingen te stellen en mag zo’n beperking in procesreglement worden gesteld? Mag in procesreglement worden bepaald dat bij overschrijding van het maximale aantal bladzijden het processtuk wordt geweigerd? Is die weigering een schending van recht op hoor en wederhoor of recht op toegang tot de rechter? Biedt de regeling voldoende rechtsbescherming?
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:HR:2022:824
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 13-07-2022
CiteertitelAB 2022/240
SamenvattingGeen misbruik van recht; zelfstandig Wob-verzoek.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 22 april 2020 heeft de minister van Justitie en Veiligheid een verzoek van [appellant] om documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur openbaar te maken buiten behandeling gesteld. [appellant] heeft de minister eerder op 11 september 2019 verzocht om openbaarmaking van documenten over de vuurwerkramp in Enschede in 2000, over wetgeving en classificatiesystemen gevaarlijke stoffen en over de vuurwerkramp in Culemborg in 1991. [appellant] heeft de gevraagde informatie daarbij geclusterd in 28 categorieën. Bij uitspraak van 5 februari 2020 heeft de rechtbank Overijssel het door [appellant] ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen zes maanden alsnog op dit verzoek te beslissen.
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1984
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 02-06-2022
CiteertitelAB 2022/241
SamenvattingTijdelijk intrekken revisievergunning op grond van de Wet Bibob niet evenredig nu de strafrechter de varkensbedrijven al voorwaardelijk heeft stilgelegd.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 28 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek de revisievergunningen voor de [locatie 1] in Lieshout en voor de [locatie 2] in Mariahout met onmiddellijke ingang ingetrokken voor de duur van een jaar. [verzoeker] exploiteert twee varkensbedrijven aan de [locatie 1] in Lieshout en aan de [locatie 2] in Mariahout. Voor beide bedrijven is een revisievergunning verleend. Het college heeft op 11 december 2019 een bericht ontvangen van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Daarom wil het college een onderzoek ingevolge de Wet Bibob naar [verzoeker] instellen. Het college heeft [verzoeker] in 2020 meerdere malen verzocht een vragenformulier in te vullen. [verzoeker] heeft nagelaten dat volledig te doen, waardoor volgens het college geen Bibob-onderzoek uitgevoerd kon worden.
AnnotatorA. Tollenaar
LinkVolledige tekst annotatie (RuG.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1533
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 01-06-2022
CiteertitelAB 2022/242
SamenvattingLachgas is geen drug maar wel een psychoactief middel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 december 2020 heeft het CBR het rijbewijs van [appellante] ongeldig verklaard vanaf 30 december 2020. Op 4 juli 2020 trof de politie [appellante] aan in haar stilstaande auto op een afrit naar een industrieterrein. In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2020 staat vermeld dat zij moeite had met antwoord geven op verschillende vragen en dat zij verwilderd of verdwaasd uit haar ogen keek. In de auto troffen verbalisanten twee lachgascilinders en ballonnen aan. In het proces-verbaal staat dat [appellante] heeft verklaard een half uur daarvoor lachgas te hebben gebruikt. Ook staat hierin vermeld dat [appellante] in een registratie van 3 februari 2017 wordt genoemd als verslaafd aan lachgas. Op 8 juli 2020 veroorzaakte [appellante] een aanrijding op de A73 door met haar auto achterop een andere auto te rijden.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1559
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 19-01-2022
CiteertitelAB 2022/243
SamenvattingOpenbaarmaking van een op openbare bronnen gebaseerde dreigingsanalyse tast niet de informatiepositie van de NCTV aan en vormt geen onevenredige benadeling van de NCTV.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft de minister van Justitie en Veiligheid een verzoek van [appellant sub 1] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. [appellant sub 1] heeft in zijn hoedanigheid van journalist van de KRO-NCRV documenten bij de minister opgevraagd die betrekking hebben op de antivirussoftware van [appellante sub 2]. Zijn verzoek gaat over: - documenten betreffende implementatie van de producten van [appellante sub 2], waaronder het antivirussoftwarepakket; - documenten betreffende samenwerking tussen [appellante sub 2] en andere diensten die onder het ministerie van Justitie en Veiligheid vallen; - risico inschatting betreffende de producenten van [appellante sub 2] voor de verschillende Rijksdiensten; - de inventarisaties en analyses die tot het uitfaseren van de antivirussoftware [appellante sub 2] hebben geleid.
AnnotatorM.L.M. van der Loop
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:147
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 12-05-2022
CiteertitelAB 2022/244
SamenvattingAppellante is door buitensporige arbeidsomstandigheden psychisch arbeidsongeschikt geraakt.
Samenvatting (Bron)Ter beoordeling ligt voor of sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst als bedoeld in artikel 7:1 van de CAR/UWO. Anders dan de rechtbank, is de Raad van oordeel dat de feiten en omstandigheden die door appellante naar voren zijn gebracht aanleiding geven om te oordelen dat in dit geval sprake was van werkomstandigheden die, objectief bezien, een buitensporig karakter hadden. Uit het voorgaande is op te maken dat er een veelheid aan taken bestond zonder duidelijke kaders en benodigde gegevens en zonder de nodige begeleiding. Dat daarnaast sprake was van een disfunctionerende leidinggevende, wordt ondersteund door verklaringen in het dossier. In deze feitelijke gang van zaken ziet de Raad voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de werkomstandigheden een buitensporig karakter hadden. Op grond van de onder 4.5 vermelde rechtspraak moet in dit geval worden uitgegaan van de vooronderstelling dat de psychische arbeidsongeschiktheid van appellante zijn oorzaak vindt in de buitensporige werkomstandigheden, tenzij daarvoor op grond van medische gegevens een evident andere oorzaak is aan te wijzen. Het dagelijks bestuur is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er een evident andere oorzaak voor de psychische arbeidsongeschiktheid van appellante is aan te wijzen. Nu moet worden aangenomen dat tussen de buitensporige werkomstandigheden van appellante en de psychische arbeidsongeschiktheid een causaal verband bestaat, is bij appellante sprake van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst als bedoeld in artikel 7:1 van de CAR/UWO. Hieruit volgt dat appellante recht heeft op een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 7:5, eerste lid, van de CAR/UWO. Besluitvorming over de aanvullende uitkering door het dagelijks bestuur moet nog plaatsvinden. Uit 4.1 tot en met 4.13 volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 28 september 2018 te herroepen en te bepalen dat bij appellante sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. Aanleiding bestaat het dagelijks bestuur te veroordelen in de kosten van appellante.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1098
Artikel aanvragenVia Praktizijn