AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 06-09-2022
Aflevering 32
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 03-12-2021
CiteertitelAB 2022/245
SamenvattingGeschil of een overnachtingshaven openbaar vaarwater is en of de eigenaar moet dulden dat als gevolg van door de Staat geplaatste meerpalen in de haven zijn eigendom intensiever wordt gebruikt.
Samenvatting (Bron)Openbaar vaarwater; overnachtingshaven aan de Waal. Erfdienstbaarheid. Kan eigenaar van het heersend erf zich verzetten tegen intensivering van gebruik van het openbaar vaarwater als gevolg van door de Staat geplaatste meerpalen?
AnnotatorP.J. Huisman
UitspraakECLI:NL:HR:2021:1815
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 30-05-2022
CiteertitelAB 2022/246
SamenvattingGrens aan het in stand laten van de rechtsgevolgen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 7 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten.
AnnotatorR. Ortlep
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1513
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 26-04-2022
CiteertitelAB 2022/247
SamenvattingEen belanghebbende die pas na het verstrijken van de bezwaartermijn op de hoogte raakt van een besluit, kan soms meer dan twee weken wachten met het maken van bezwaar.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 13 november 2018 heeft [appellant sub 2] van rechtswege het recht gekregen een uitweg aan te leggen aan de [locatie A] te IJsselstein. Bij besluit van 26 november 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein de tegen het besluit van 13 november 2018 gemaakte bezwaren alsnog ongegrond verklaard en besloten mee te werken aan een alternatief verzoek van [appellant sub 2] tot aanleg van een versmalde uitweg. De aanleg van een uitweg betekent dat openbare parkeerplaatsen zullen verdwijnen, terwijl de parkeerdruk aan de Poortdijk al hoog is. Bovendien wordt met de toestemming om een uitweg aan te leggen een ongewenst precedent geschapen, zodat nog meer openbare parkeerplaatsen verloren zullen gaan, aldus omwonenden. Volgens het college gaat de aanleg van de uitweg zonder noodzaak ten koste van een openbare parkeerplaats en openbaar groen.
AnnotatorT.J. ten Caten , L.M. Koenraad
LinkVolledige tekst annotatie (LinkedIn.com)
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1239
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 26-04-2022
CiteertitelAB 2022/248
SamenvattingBij de beslissing op een verzoek om terug te komen van een onherroepelijk besluit moet het bestuursorgaan ook onderzoeken of dit besluit evenredig is.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 1 april 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellante] om herziening van de definitieve berekening van haar kinderopvangtoeslag over 2016 en 2017 afgewezen en bepaald dat het voorschot kinderopvangtoeslag over 2018 wordt gewijzigd. [appellante] heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om herziening van de definitieve berekening van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2016, 2017 en 2018. In deze zaak gaat het alleen nog om toeslagjaar 2017. [appellante] was in dat jaar als lerares Spaans werkzaam en had een contract voor 9,21 uur (0,25 fte) per week, maar werkte feitelijk veelal twee hele dagen. Haar twee kinderen maakten twee dagen in de week gebruik van kinderopvang. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag voor 2017 bij besluit van 31 december 2018 definitief berekend en vastgesteld op € 5.687,00 en € 3.850,00 van [appellante] teruggevorderd.
AnnotatorL.M. Koenraad
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1225
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 16-03-2022
CiteertitelAB 2022/249
SamenvattingWanneer is een e-mailbericht een besluit?
Samenvatting (Bron)Bij e-mailbericht van 11 december 2020 heeft een medewerkster van het klantencontactcentrum van Avri naar aanleiding van een verzoek van [appellant] bericht dat bij haar geen afvalpas kan worden geleverd. [appellant] is eigenaar van de recreatiewoning [locatie] in [plaats]. Op 20 november 2020 heeft [appellant] via een webformulier een afvalpas aangevraagd. Op het webformulier moeten naam, adres en de reden voor het aanvragen van de afvalpas worden ingevuld. Met een afvalpas kan huishoudelijk afval worden gedeponeerd in daarvoor bestemde containers. Bij het e-mailbericht van 11 december 2020 heeft een medewerkster van het klantencontactcentrum van Avri [appellant] bericht dat geen afvalpas kan worden geleverd, omdat het opgegeven adres geen woonfunctie heeft. Bij besluit van 10 februari 2021 heeft het dagelijks bestuur naar aanleiding van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar de mededeling dat geen afvalpas wordt verstrekt, gehandhaafd.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:754
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 09-06-2022
CiteertitelAB 2022/250
SamenvattingBesluit gericht op zelfstandig rechtsgevolg?
Samenvatting (Bron)Opstellen Werkplan voor appellant. Het standpunt van appellant dat dit Werkplan geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht omdat het niet is gericht op een zelfstandig rechtsgevolg, wordt niet gevolgd. In het Werkplan zijn concrete verplichtingen aan appellant opgelegd om voor een totale belasting van 38 uur verspreid over 18 maanden aan het beschreven Werkfit-traject deel te nemen en daarbij is vermeld wat de consequenties zijn als hij niet aan het traject zal deelnemen. Daar komt bij dat het Uwv aan appellant een maatregel heeft opgelegd omdat hij niet heeft meegewerkt aan de in het Werkplan opgestelde verplichtingen.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1293
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 23-06-2022
CiteertitelAB 2022/251
SamenvattingE-mailbericht behelst op zichzelf geen wijziging of aanvulling van eerder besluit en is dus geen besluit of een met een besluit gelijk te stellen handeling.
Samenvatting (Bron)Het e-mailbericht van 2 februari 2021 is geen voor bezwaar vatbaar besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb of van een daarmee gelijk te stellen handeling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het bezwaar van appellant hiertegen niet-ontvankelijk heeft verklaard.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1390
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 11-01-2022
CiteertitelAB 2022/252
SamenvattingHoewel de bestuursrechter niet belast is met executiegeschillen, wordt met het oog op dreigend woningverlies toch een ordemaatregel getroffen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 oktober 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heumen besloten over te gaan tot invordering van door [verzoeker] verbeurde dwangsommen. Het college heeft [verzoeker] op 6 april 2020 en 9 oktober 2020 een last onder dwangsom onderscheidenlijk een last onder bestuursdwang opgelegd wegens bodemverontreiniging op zijn perceel. Die verontreiniging is ontstaan nadat op het perceel een schuur met daarin een drugslaboratorium was afgebrand. [verzoeker] voert in beroep aan dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die aan invordering van de verbeurde dwangsommen in de weg staan. Naar zijn mening kon hij redelijkerwijs niet (volledig) aan de last onder dwangsom voldoen omdat zijn financiële middelen daartoe niet toereikend waren en zijn bank niet bereid bleek krediet te verstrekken. Voor het uitvoeren van de last onder bestuursdwang geldt volgens [verzoeker] hetzelfde.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:52
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 09-02-2022
CiteertitelAB 2022/253
SamenvattingGedeeltelijke opheffing ordemaatregel
Samenvatting (Bron)Bij uitspraak van 11 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:52, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Heumen van 5 oktober 2020 tot invordering van verbeurde dwangsommen en van 26 februari 2021 tot vaststelling van de kosten van bestuursdwang geschorst en het besluit op bezwaar van het college van 18 mei 2021 gedeeltelijk geschorst. Op 1 augustus 2019 is een schuur op het perceel van [verzoeker] aan de [locatie] te Overasselt, afgebrand. Het voorste gedeelte van de schuur was in gebruik als garage-autoherstelwerkplaats. De brandweer constateerde bij het blussen dat in het achterste gedeelte van de schuur en in twee daarnaast opgestelde koelcontainers een drugslaboratorium gevestigd was. Het college heeft spoedeisende bestuursdwang toegepast om te voorkomen dat verontreinigd bluswater in de bodem en oppervlaktewater terecht zou komen.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:378
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 29-09-2021
CiteertitelAB 2022/254
SamenvattingVertrouwensbeginsel stap 3: geen zwaarder wegende belangen staan in de weg aan honorering van het gerechtvaardigde vertrouwen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 januari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verzoek van [appellant] om haar het Nederlanderschap te verlenen afgewezen. Aan [appellant] is op 15 juni 2007 een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet. De verblijfsvergunning is met ingang van 15 juni 2008 gewijzigd in de beperking 'voortgezet verblijf' en laatstelijk verlengd tot 15 juni 2018. [appellant] is met ingang van 7 mei 2018 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Bij besluit van 1 april 2019 heeft de staatssecretaris op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap de afwijzing van het verzoek om het Nederlanderschap gehandhaafd, omdat [appellant] niet sinds ten minste vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek toelating en hoofdverblijf in Nederland heeft gehad op grond van de juiste persoonsgegevens.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2180
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 14-07-2022
CiteertitelAB 2022/255
SamenvattingAfwijzing ZW-uitkering gebaseerd op gebrekkig besluit.
Samenvatting (Bron)Tussenuitspraak. Het medisch onderzoek in de bezwaarfase is niet met de vereiste zorgvuldigheid geschied. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Awb het Uwv opdracht te geven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Gelet op de voorgeschiedenis heeft het de voorkeur een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten plaatsvinden.
AnnotatorA.C. Hendricks
LinkVolledige tekst annotatie (Universiteitleiden.nl)
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1653
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 21-04-2022
CiteertitelAB 2022/256
SamenvattingDe toekenning van een vergoeding van immateriële schade door de bestuursrechter en de vraag of de kosten van een aansprakelijkstelling voor vergoeding in aanmerking komen.
Samenvatting (Bron)Immateriële schadevergoeding. Gelet op wat is overwogen in 5.3 is het aannemelijk dat appellant als gevolg van het onrechtmatige besluit van 25 juni 2015 geestelijk letsel heeft ondervonden dat gezien de omstandigheden van dit geval als een aantasting van de persoon moet worden aangemerkt. Gelet op de omschreven feiten en omstandigheden acht de Raad de door het Uwv geboden vergoeding van € 2.500,- echter billijk. Dit psychisch leed is dus niet alleen toe te schrijven aan de onrechtmatige besluitvorming van het Uwv en kan daarom niet geheel aan het Uwv worden toegerekend. Gelet ook op de bedragen die door Nederlandse rechters in meer of meer vergelijkbare gevallen zijn en plegen te worden toegekend, waarvan door de rechtbank in de aangevallen uitspraak enkele voorbeelden zijn genoemd, ziet de Raad met de rechtbank geen aanleiding voor een hoger bedrag. Buitengerechtelijke kosten. Niet kan worden gezegd dat het Uwv het onrechtmatige besluit tegen beter weten in heeft genomen. Er doet zich dus niet voor de genoemde uitzondering waarbij gemaakte kosten voor het doen van een aanvraag als bedoeld in artikel 8:90, tweede lid, van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen. Het Uwv is bereid een bedrag van € 1.275,- aan buitengerechtelijke kosten te voldoen. Appellant is hiermee niet tekortgedaan. De door appellant aangevoerde grond dat de rechtbank ten onrechte het door het Uwv aangeboden bedrag van € 1.275,- aan buitengerechtelijke kosten heeft toegekend als proceskostenveroordeling slaagt. Slotsom. Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen en het Uwv wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan appellant tot een netto bedrag van € 2.500,- voor immateriële schade en een bedrag van € 1.275,- voor buitengerechtelijke kosten. Het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de schadevergoeding wordt toegewezen. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
AnnotatorS.A.L. van de Sande
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1006
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 11-11-2021
CiteertitelAB 2022/257
SamenvattingWaarschuwingsbrieven bevatten geen uitdrukkelijke vaststelling van plichtsverzuim.
Samenvatting (Bron)Onvoldoende feitelijke grondslag om de bezoldiging van appellante stop te zetten. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft tijdens de zitting gezegd dat zij het voorstelbaar acht dat in bepaalde situaties een mediator van buiten de pool van de [Dienst] wordt ingeschakeld. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat appellante onvoldoende heeft meegewerkt aan het tot stand komen van een mediationtraject. Daarbij komt dat het recht van bezoldiging van appellante is herleefd, nadat er op 21 mei 2019 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen appellante, haar moeder, de leidinggevende, de loopbaanadviseur en de HR juridisch adviseur. De staatssecretaris achtte mediation uiteindelijk dus niet noodzakelijk. Hieruit volgt dat de directe aanleiding voor het stopzetten van de bezoldiging is komen te ontvallen.
AnnotatorA.M.L. Jansen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2021:2848
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Den Haag 26-05-2021
CiteertitelAB 2022/258
SamenvattingKlimaatzaak
Samenvatting (Bron)zie ECLI nummer: ECLI:NL:RBDHA:2021:5339 (Engelse versie): Klimaatzaak tegen Royal Dutch Shell Ontvankelijkheid vorderingen. Toepasselijk recht. RDS is verplicht om via het concernbeleid van de Shell-groep te zorgen voor CO2-reductie van de Shell-groep, haar toeleveranciers en afnemers. Dat volgt uit de voor RDS geldende ongeschreven zorgvuldigheidsnorm, die de rechtbank heeft ingevuld aan de hand van de feiten, breed gedragen inzichten en internationaal aanvaarde standaarden. Geen schending van deze verplichting, wel een dreigende schending. Bevel.
AnnotatorG.A. van der Veen
UitspraakECLI:NL:RBDHA:2021:5337
Artikel aanvragenVia Praktizijn